Enqueteresultaten
NUON heeft Maurice de Hond in juli onderzoek laten doen onder sporters, bestuurders en vrijwilligers van sportverenigingen. Dat was in het kader van de derde editie van de Nuon Club competitie.
Infraroodopname van een sportkantine
Bijna een kwart van de sporters (23%) zegt dat hun vereniging meer energie verbruikt dan nodig is. 10% zegt dat de club zelfs veel te veel energie verbruikt.
De top 5:
– Onnodig het licht aan laten
– Slecht geïsoleerde kantine
– slecht geïsoleerde kleedkamers
– Verouderde verwarmingsinstallaties
– verouderde koelkasten en vriezers
Overigens blijkt dat 45% van de ondervraagden en zelfs 67% van de bestuurders “geen idee heeft” of er energie wordt verspild. Het is meestal niet de eerste prioriteit binnen verenigingen.
De NUON-competitie is erop gericht het energieverbruik van verenigingen te verminderen. Dat levert in directe zin geld op en dat is welkom, want sportclubs hebben veel financiele zorgen, met name in het zuiden van Nederland. Daar heeft 55% zorgen en 39% moet bezuinigen om het hoofd boven water te houden.
NUON maakt er een competitie van. Vanaf 8 september tot 24 oktober 2016 kunnen leden van sportclubs besparingsideeën indienen. Er staan negen prijzen open van €10.000 .
Naast drie mensen van NUON zelf zitten ook Toine van Peperstraten en Naomi van As in de jury.
———-
De NUON-competitie benadrukt vooral het aspect van het menselijk gedrag als oorzaak. Dat is zeker niet zonder reden.
Echter, sportaccommodaties vaak eigendom van de gemeente. Verspilling ontstaat ook door de staat van het vastgoed: bijvoorbeeld slechte isolatie, verouderde keuken- en verwarmingsapparatuur en inefficiente lichtmasten. Bij besparingsideeën wordt zodoende al snel naar de gemeente gekeken. Het verschilt van gemeente tot gemeente hoe die terugkijkt.
De provincie Noord-Brabant heeft kort voor de vakantie een quick scan uitgevoerd naar wat de provincie zou kunnen betekenen bij het verzuurzamen van sportcomplexen. Het resultaat is te vinden onder Provincie Brabant en verduurzaming sportcomplexen .
Het Waterschap Aa en Maas heeft een subsidiepotje, waaruit het meebetaalt aan projecten die de gevolgen van heftige regenval in woongebieden helpen verzachten. Te denken valt aan groene daken, (buurt)-
moestuinen, geveltuintjes, regentonnen en dergelijke.
Geveltuintje in Den Bosch
De regeling geldt in elk geval tot 31 december 2016, en wordt mogelijk (afhankelijk van de ervaringen) verlengd.
De subsidie is gebonden aan voorwaarden:
– Het Waterschap betaalt per project 30% met een maximum van €5000
– De subsidie is bedoeld voor particuliere huishoudens, mits deze in groter verband samenwerken. Eén enkel individu krijgt dus geen subsidie, een blok of straat die samen een rij geveltuintjes aanlegt of die samen regentonnen plaatst in principe wel.
– De regeling geldt alleen in bebouwd gebied, dus in een dorpskern of stad
– Het aanbod geldt alleen het gebied van het Waterschap Aa en Maas
– De maatregel moet een blijvende verbetering zijn voor de water- en groenstructuur
– Er moet een vorm van controle mogelijk zijn
Commissaris van de Koning Van der Donk overhandigt Van Gijzel het lintje Officier van Oranje Nassau
Op 6 september 2016 nam Rob van Gijzel (PvdA) in een extra raadsvergadering ceremonieel afscheid als burgemeester van Eindhoven, een betrekking die hij vanaf 7 april 2008 vervuld heeft.
Het ceremoniele afscheid van een burgemeester in Eindhoven heeft vaste ingredienten. De functionaris wordt bewierookt door andere hoogwaardigheidsbekleders, hij (nog niet zij) krijgt een lintje, hij geeft zijn politiek testament in een forse redevoering, de functionaris is inmiddels vastgelegd in olieverf en dat product wordt onthuld. Tenslotte na afloop een goede receptie.
Men had mij, als ex-hoogwaardigheidsbekleder, niet uitgenodigd om mede te bewieroken. Vandaar dat ik langs deze route mijn terugblik geef op het burgemeesterschap van Van Gijzel.
Van Gijzel en de standaard-taken van een burgemeester Alle burgemeesters hebben een riedeltje aan standaardtaken. Ze leiden de raadsvergadering en het College van B&W, ze behandelen rampen, ongeregeldheden en voetbalwedstrijden, worstelen met de regionale samenwerking, bezoeken 100-jarigen en reiken gemeentelijke onderscheidingen uit, ze moeten iets met het hennep-beleid, en doen de Dodenherdenking. Verder komen er altijd onverwachte dingen af, waardoor de telefoon naast het bed op de raarste momenten af kan gaan. Burgemeester ben je samen, zoiets zei hij over de rol van zijn vrouw. Klopt.
Ik vond dat Van Gijzel zijn standaardtaken goed afwerkte.
Als gemeenteraadslid (voor de SP) heb ik twee jaar met hem te maken gehad. Dat liep allemaal wel. Ik had regelmatig genoeglijk gesteggel over de spreektijd tijdens de raadsvergadering, vooral op het laatst van de agenda, en de eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat Van Gijzel vaak wel gelijk had. Verder werd hij wel eens ongeduldig als er teveel gezeverd werd en de spelletjes al te flauw werden. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat hij ook hier regelmatig gelijk had.
Hij trad redelijk stevig op in openbare orde en veiligheidskwesties en verdedigde zijn apparaat naar beste vermogen, wat hem de bijnaam “De Sheriff” opleverde – een soort spot met een ondertoon van respect. Hij was (terecht) geen fan van de landelijke reorganisatie van de politie.
Hij was zelfs in praktijk een gekozen sheriff, want hij won in een burgemeestersreferendum van Leen Verbeek (ook PvdA). Van Gijzel startte met voorsprong, omdat hij uit Eindhoven komt, en wel uit een bekende PvdA-familie, en enige naam gemaakt had in de Tweede Kamer.
Van Gijzel vond het landelijke hennepbeleid terecht geschift en deed pogingen om dat op te rekken.
De regionale samenwerking en de gemeentelijke herindeling rond Eindhoven is een gebed zonder einde, maar de kikkers in de kruiwagen bleven redelijk gedresseerd.
Rampen werden geen nieuwe rampen en zelfs de feestelijkheden na het volkomen onverwachte kampioenschap van PSV liepen niet uit de hand.
En tenslotte, niet te vergeten, Eindhoven is een stad met relatief weinig ethnische wrijvingen. Ook dat komt niet helemaal vanzelf.
Van Gijzel en bescheidenheid Men kan veel van Van Gijzel zeggen, maar niet dat hij aan valse bescheidenheid doet. Niet ten aanzien van zichzelf, en niet ten aanzien van de plaats van de regio Eindhoven in de kosmos, op zijn minst ten opzichte van Amsterdam, Rotterdam en Silicon Valley. Eindhoven was eerst de sociaalste stad en daarna de slimste. Alleen overdrijft hij zijn gelijk soms een beetje. De cultuurrelativistische gedachte dat op een boloppervlak elk punt principieel gelijkwaardig is, is aan hem niet besteed. Het schilderij, met Van Gijzel op de voorgrond en, nog net zichtbaar, Philips op de achtergrond, is exemplarisch. Het hoofd van de burgemeester steekt boven de dakrand van de Lichttoren uit en zijn haren (waarvan er volgens de functionaris meer geschilderd zijn dan werkelijk op het hoofd aanwezig) blokkeren nog net niet de letters op het dak. Het perspectivisch punt van de schilder moet ongeveer ter hoogte van des burgemeesters knieën gelegen hebben.
Ik vind dit alles meer amusant dan ergerlijk. Ik hou wel van personen met een beetje schwung en bovendien had hij behoorlijk succes. De energieke lobby, samen met de top van Brainport, bracht Den Haag ertoe de bijdrage per inwoner uit het Gemeentefonds aan Eindhoven fors te verhogen.
Zijn afscheidsredevoering, die de behaalde prestaties ruimhartig beschreef en die gloedvol iedereen bedankte die daaraan meegeholpen had, duurde een uur en dat was beduidend langer dan gepland. Over deze spreektijdoverschrijding heb ik hem niet horen mopperen.
Van Gijzel en het economisch beleid De meeste moeite heb ik met delen van Van Gijzels economisch beleid.
(Cortés, ED, 7 sept 2016)
In de regio Eindhoven liggen de crises bij Philips en DAF bij ouderen nog vers in het geheugen. Door Van Gijzels voorganger Rein Welschen (PvdA) is een soort corporatistische industriepolitiek opgebouwd, de ‘triple helix’. Overheid, bedrijfsleven en onderwijs werken met veel geduld, verlicht inzicht, subsidie en veel politieke massage samen. Het heeft zichtbare voordelen en minder zichtbare nadelen. Eindhoven is er een belangrijk centrum van technologische ontwikkeling en maak-industrie door geworden, later Brainport genoemd. Van Gijzel vindt Eindhoven minstens zo’n belangrijke motor voor de landelijke economie als bijvoorbeeld de Rotterdamse Haven. Ik denk dat dat klopt.
Een nadeel is dat Brainport vooral geleid wordt door het belang van het bedrijfsleven op de korte en middellange termijn, en dat bijvoorbeeld ecologische en klimaatproblemen er moeilijk doordringen.
Typerend is dat Helmond binnen Brabant de stad is met de kleinste oppervlakte aan zonnepanelen van Brabant, en Eindhoven de een na slechtste. Alle grote niet-Brainportsteden doen het een stuk beter. Dit terwijl notabene in veel zonnepanelen Eindhovense uitvindingen verwerkt zitten. (zie Ranking list zonnepanelen )
Typerend is dat er voortdurend studenten afstuderen op nieuwe energetische gimmicks en studeertafelmodellen, maar dat geen daarvan tot brede ontplooiing leidt. De TUE heeft bijvoorbeeld een leidende positie bij smart grids en vraagbeïnvloeding, maar gaat naar Groningen of Amsterdam als men proeven wil doen op een schaal van tienduizenden huishoudens. Brainport maakt geen meters. (zie Brainport gekieteld door de eigen grootsheid )
De enige uitzondering is als de producten in het belang van de Automotive zijn (de sterke regionale auto- en busindustrie met toebehoren), zoals laadpalen en navigatiesystemen. Het tekent de regio dat er een geslaagde buitenparlementaire actie voor nodig was (tegen de Ruit om Eindhoven), voordat de mindsetting naar een modern verkeersbeleid op gang begon te komen.
All-in is Eindhoven op dit moment, volgens de Klimaatmonitor van het CBS, alle energiesoorten opgeteld, voor ongeveer 3% duurzaam en Helmond (voor zover überhaupt achterhaalbaar) voor nog geen 2%. Dat is zelfs nog fors onder het landelijk gemiddelde (zie Klimaatmonitor )
Van Gijzel was de man bij uitstek geweest die de grote landelijke en internationale thema’s vanuit het democratisch proces in Brainport had kunnen brengen. Daarin heeft hij gefaald. Men zal in zijn afscheidstoespraak vergeefs op zoek gaan naar woorden als klimaat, eindigheid van de planeet, circulair, en milieu. Ik heb hem er bij de receptie op aangesproken, en ook daar zijn antwoord “Groei, groei, groei”. Die nadruk op economische groei in kwantiteit en kwaliteit was en is in de regio noodzakelijk, maar al lang niet meer voldoende.
Het is te hopen dat zijn opvolger John Jorritsma, een VVD-er met een economische achtergrond, erin slaagt een Brainport-industriepolitiek te ontwerpen die, behalve winst en werkgelegenheid, ook ecologie en klimaat dient. Dat is bittere noodzaak en hier starten Eindhoven en Helmond vanuit een grote achterstand.
Er wordt breeduit geklaagd over het Braziliaanse oppervlaktewater, waarin Olympisch gezeild of zelfs gezwommen moet worden. Dat is geheel terecht.
Maar Reuters kwam met een verheffende verhaal over gevaarlijke concentraties luchtvervuiling in Rio. (hier het Reuters-artikel )
De lucht zou ‘binnen de limieten van de World Health Organization WHO zijn’, aldus Brazilie in zijn officiele bidbook. Dat blijkt niet waar en is ook nooit waar geweest.
Reuters heeft op verschillende plaatsen gedurende 22 aparte periodes van een uur atmosferische PM2.5 – concentraties bepaald. Dit in samenwerking met Paulo Saldiva van de Universiteit van Sao Paulo. (PM2.5 is Particulate Matter (fijn stof) met een diameter onder de 2,5μm).
De hoogste uurwaarde bedroeg 65μgr/m³, gemeten bij het Olympisch Stadion op dinsdag 30 juni, midden op de ochtend – een tijdstip waarop nu veel wedstrijden plaatsvinden. Het Copacabanastrand scoorde 57μgr/m³ en het Olympisch Dorp 32μgr/m³.
Er bestaat geen WHO-advies voor uurwaarden. Voor jaargeniddelde waardes is het WHO-advies 10μgr/m³ en voor etmaalgemiddeldes 25μgr/m³. Het is, hoe dan ook, zeer hoog.
‘Het is niet eerlijk’ zei Tania Braga, die voor het Olympisch Comité duur-
zaamheid en juridische zaken doet ‘je mag bij luchtvervuiling niet alleen naar de PM-data kijken. Stikstof- en zwaveloxide zitten wel binnen het WHO-advies”. Kan kloppen, maar fijn stof doet veruit het meeste schade.
Reuter vroeg het Braziliaanse milieubureau van de deelstaat INEA om uitgebreidere gegevens. Nu wordt PM2.5 nog niet heel lang routinematig gemeten. Reuters haalt uit INEA-cijfers dat Rio vanaf 2011 83% van de tijd boven het WHO-advies van 10μgr/m³ zit.
PM10 wordt al langer gemeten, en is ook elders bepaald. Rio zat van 2010 t/m 2014 voor PM10 op 52μgr/m³ (WHO-advies is 20μgr/m³). INEA wou de gegevens over 2015 en 2016 niet geven.
In Bejing (2008) kwam de PM10 tot 82μgr/m³, in Londen (2012) tot 23μgr/m³, in Athene (2004) tot 44μgr/m³ (wat me eigenlijk nog meevalt), in sydney (2000) tot 24μgr/m³ en in Atlanta (1996) tot 28μgr/m³, aldus (voor de cijfers t/m 2008) professor Staci Simonich van Oregon State University.
Athene wordt grotendeels door heuvels omgeven en ligt dus in een soort kom. Ook daar sterft het van het autoverkeer en de tweetakt-brommers. Je ruikt het als je buiten komt.
Nu verblijven de athleten maar kort in Rio. Hoe korter, hoe beter voor hun gezondheid en anders moeten ze maar hopen dat het lang en hard gaat regenen.
Voor de inwoners van Rio ligt het wat moeilijker. Die kunnen er voor kiezen om geen slok water uit de Guanabarabaai te drinken, maar niet om geen rio-se lucht in te ademen. Universiteitsman Saldiva kwam, de systematiek van de WHO gebruikend, op ongeveer 5400 inwoners van Rio die per jaar aanluchtvervuiling overlijden. Ter vergelijking, vorig jaar werden er in Rio 3117 mensen vermoord, en dat aantal is ook al berucht.
Behalve dat je er dood aan gaat, ga je van luchtverontreiniging ook langzamer lopen. Elke 10μgr/m³ boven het 20μgr/m³-advies van de WHO maakt sporters 0,2% slechter, aldus Jamie Mullins, University of Massachusetts – Amherst op basis van grootschalig onderzoek.
Massoud Hassani is in 1983 in Kabul geboren. In 1998 verliet hij Afghanistan en kwam in Nederland terecht. Daar is hij afgestudeerd aan de Design Academy.
Landmijnen
Op de Graduation Show van 2011 maakte hij de blits met zijn rollende landmijnenopruimer.
Het ding weegt 70 kg, maar kan door de wind worden voortgeblazen door de grote woestijnachtige zandvlakten van Afghanistan. Als het ding op een landmijn ‘stapt’, gaat die af en gaat de constructie eraan. Maar die bestaat vooral uit bamboe en plastic (met wel een GPS-ontvanger, zodat te reconstrueren valt waar de explosie plaatsvond).
Bij een proef lukte het.
Hassani heeft een onderneming opgericht Mine Kafon (“Let the mines explode”). De onderneming heeft duidelijke Brainport-roots.
Of de gedachte in praktijk zoden aan de dijk zet moet nog blijken. De omstandigheden in Afghanistan laten het nog niet toe. Behoefte aan iets dat snel, gevaarloos en goedkoop landmijnen opruimt is er wel. Volgens de officiele cijfers liggen er ca 10 miljoen landmijnen, maar volgens Hassani zijn het er veel meer.
Hoewel de constructie zichzelf nog niet heeft kunnen bewijzen, was het wel een prachtig PR-succes. Het ding heeft veel gedaan voor de bewustwording van het probleem.
Bij gebrek aan mogelijkheden in Afghanistan en landmijnen in Nederland is Hassani in de drones gegaan. Zijn eerste ontwerp is ook weer tegen landmijnen gericht. Een drone om ultrafijn stof te meten
Vandaag (28 juli 2016) en gisteren haalde het nieuwste idee van Hassani de pers, de inzet van een drone bij de Karpendonkse plas om ultrafijn stof te meten.
Die wens ligt bij de onderneming Oxility uit Best en Hassani leverde de drone-expertise. Oxility is (sinds 2014) een groothandel in meet- en regelapparaten. Zie http://oxility.com/ . Het bedrijf gebruikt de Aerasense NanoTracer op basis van een Philipslicentie om ultrafijn stof te meten.
Onder “Applications” staat een interessant rijtje toepassingen (van de aerasense, niet van de drone), ook binnenshuis. Mogelijk is het ding ook geschikt voor ARBO-diensten.
Onder /downloads staat ergens Leaflet Nanotracer XP. Die leaflet is te groot voor deze website. De datasheet is hier te vinden.
De drone is een nieuwe toevoeging. AiREAS gebruikte hem om te kijken of het mogelijk was ultrafijn stof in de lucht te meten.
AiREAS heeft een dikke 30 vaste luchtmeetopstellingen in Eindhoven staan, waarvan er vijf ook ultrafijn stof meten. ‘Met de drone’ zegt Jean-Paul Close van AiREAS ‘kun je ook meten als er bijvoorbeeld brand is, niet in de buurt van onze vaste stations, of als het te gevaarlijk is om er een mens op af te sturen.”
Het gebeuren bij de Karpendonkse plas is een test-sessie. Naast Oxility kwam ook de Helmondse onderneming Intemo “INnovate Technology in Motion” opdraven (http://www.intemo.com/nl/home/ ). De onderneming heeft een ruim pakket aan producten, waaronder “innovatieve buitensensoren”.
Gebeurt er nou ook iets met al die metingen? Het is logisch dat die vraag gesteld wordt.
Je ziet hoe bedrijven proberen hun business op te bouwen. Op zich prima.
Je ziet hoe wetenschappelijke carrières bevorderd worden. Er komen academische publicaties uit. Ook niks mis mee.
Het zou trouwens leuk zijn als AiREAS zijn metingen in een archief zette, waar iedereen bij kan, net zoals dat kan bij het Landelijk Meetnet van het RIVM. AiREAS heeft uiteraard metingen uit het verleden (je ziet af en toe wat bij presentaties), maar buitenstaanders als ikzelf kunnen er niet aan.
Maar wordt de lucht nou schoner en komt dat door die metingen? Die vraag is makkelijker gesteld dan beantwoord.
Vast staat dat de lucht in het kader van het Nederlands Samenwerkingsprogram Luchtkwaliteit (NSL) langzaam maar zeker schoner wordt, op zijn minst in die categorieën waar het NSL over gaat (NO2 , PM10 en PM2.5).
Vast staat dat zeer onlangs (juli 2016) de Brabantse Health Deal aangenomen is, waarin met weidse blik zeer veel goede bedoelingen opgenomen zijn. In de uitwerking echter kom je opnieuw projecten tegen, waar het academisch-industriele complex blij mee is.
Het is een soort nederlandse ziekte (en nog meer zelfs een Brainportziekte) dat het sterft van de projecten die interessant zijn, resultaat opleveren, en ophouden als de subsidie op is, waarna als regel geen vervolg. Je zou willen dat af en toe zo’n project in een grootschalig, stevig gefinancierd beleid werd omgezet tot nut van het grote publiek.
Het beste voorbeeld van dat laatste is dat de regio Eindhoven – Helmond bezig is een verkeersplan aan te nemen met heel wat progressieve kenmerken (het Bereikbaarheidsprogramma ZO Brabant).
Misschien is daar het baanbrekende verschil geweest dat er een buitenparlementaire actie bij betrokken geweest is, namelijk die welke leidde tot het afblazen van de Ruit om Eindhoven. Welk besluit prima bleek te passen bij de belangen van het mechatronika-wereldje in de regio.
Ik denk dat ook de AiREAS-campagne hier een nuttige rol gespeeld heeft door de geesten rijp te helpen maken.
De politiek volgt nu vooral ademloos al die leuke projectjes en betaalt er op incidentele basis aan mee. Misschien zouden die partijen af en toe eens een geschikte uitkomst bij de kop moeten pakken en actie voor gaan voeren dat die grootschalig geïmplementeerd wordt.
Er staat in Nature van 21 juli 2016 een amusant artikel over het nieuwste wetenschappelijke project, namelijk om de talloze Pokémon Go – spelers in te zetten om nieuwe diersoorten te ontdekken. Immers, dat volk kijkt in allerlei duistere hoeken en gaten en wie weet wat daar allemaal rondkruipt? Bovendien hebben ze per definitie een hele goede camera bij zich.
Civil Science – projecten zijn niet nieuw. Er jagen al heel lang amateurs op kometen, ze meten dubbelsterren, of luisteren (in het SETI-project) naar veronderstelde radiosignalen van aliens. Er komt soms zinvol resultaat uit (alleen nog geen aliens).
Goed, je wroet in de bosjes en je vindt een nieuw soort vlinder, vogel of nijlpaard – althans, je maakt een foto en een bevriende bioloog kent de soort niet. Wat nu?
De catalogisering van de diersoorten staat tegenwoordig online en jouw eventuele vondst kan ook online gepubliceerd worden.
Maar is een foto genoeg bewijsmateriaal? Dat leidde tot discussie. Eigenlijk vraagt de biologie om een vers lijk, maar laatst vingen twee wetenschappers in Zuid-Afrika een ‘bee fly’ (in het Nederlands een wolzwever) die een nieuwe soort zou zijn, maar na het nemen van de foto vloog het beest weg voordat het een vers lijk werd.
Een bee fly, in het Nederlands wolzwever
Helaas, het wereldje was onverbiddelijk: je kunt het gefotografeerde beest niet op zijn rug leggen en in alle rust de genitalien bestuderen, bijvoorbeeld. Dus wie bij het Pokémonnen een nieuw soort nijlpaard op de foto gezet heeft, moet terug om het beest te vangen. Nijlpaarden lopen niet zo hard, aldus Nature.
Daarna zijn er (anders dan bij radioactieve elementen, ziekten en
planeten) geen regels.
Er bestaan slime-mould beetles die naar Dick Cheney, Donald Rumsfeld en George W. Bush genoemd zijn. Een ‘slime-mould’ is iets ongedefinieerd glibberigs dat ik met mijn lekenverstand tussen algen en schimmels positioneer. De kevers vreten dat spul. Zie http://www.livescience.com/6977-slime-mold-beetles-named-bush-cheney-rumsfeld.html .
Een slime-mould beetle
Het is de vraag of deze naamgeving op prijs gesteld wordt. De Chinese ecoloog Cheng-Bin Wang noemde een nieuw ontdekte kever naar zijn president Xi Jin-Ping vanwege diens ‘leiderschap om ons moederland steeds sterker te maken’. Dat viel blijkbaar niet in goede aarde. De Chinese censuur probeerde daarna om alle verwijzingen naar de nieuw ontdekte kever van het Internet te poetsen.
Het Nature-artikel vermeldde niet wat die kever voor menu had.
Dit is mijn driehonderdste artikel op deze site. Reden om weer eens een persoonlijke noot te schrijven.
Mijn vrouw en ik gaan in het voorjaar altijd naar mijn zoon en zijn vriendin, die samen in Monpazier aan de zuidrand van de Dordogne. Ik heb daar al eerder over geschreven en als je in de buurt bent en voor een redelijke prijs fatsoenlijk wilt eten, zie Terug van een weekje weg . (Overigens zijn mijn zoon en zijn vriendin in november 2017 als beheerder op een camping elders in Frankrijk begonnen. Het Monpazier-verhaal is dus afgelopen).
Daarna zijn we naar Brive-La-Gaillarde gefietst, daar de Intercity gepakt naar Parijs, drie dagen daar, en toen in een aantal dagen naar Maastricht gefietst (unplugged, puur natuur). En dat dwars door de Dordognese heuvels en de Ardennen, met de wind meestal op kop, bij elkaar 664km. We waren trots op onszelf.
Onderweg nog het lunchpakket opgegeten recht onder de aanvliegroute van vliegveld Charles de Gaulle. Elke anderhalve minuut een landend vliegtuig. Zeer apart.
Parijs en Hammourabi.
Ik wilde voor het eerst naar het Louvre. Niet voor het A4-tje waarop een Italiaanse meneer een Italiaanse mevrouw geschilderd heeft, en ook niet voor een marmeren mooie Griekse mevrouw zonder armpjes die ook beroemd is, maar naar de Zuil van Hammoerabi, het oudste overgebleven wetboek ter wereld. Dacht ik, maar er zijn nog oudere, bleek later, maar die zijn niet gebeiteld in donkergrijze dioriet. De zuil dateert uit ongeveer 1780 voor Christus.
De Zuil van Hammoerabi
Het is een echt wetboek. Het stond in de openbare ruimte, was verhoudingsgewijze eenvoudig geschreven (maar de meesten konden überhaupt niet lezen) en beoogde een beschermende, soms harde rechtvaardigheid, alsmede als promo voor de koning zelf als zelfverklaarde favoriet van de zonnegod. De tekst gaat er af en toe ruig op en wekt de indruk dat er ook in die tijd veel zondige sex en geweld, roof en en ander wangedrag bestreden moesten worden.
Flarden van de introtekst echter ogen tijdloos, om niet te zeggen modern.
Ik kan verder niet meer doen dan geïmponeerd zijn. Waarna Wikipedia dieper inzicht geeft onder Hammurabi en Codex_Hammurabi .
Ik jat zomaar een stukje van Wikipedia als voorbeeld. Lezing van het hele artikel aanbevolen, want Wikipedia is meestal erg goed.
Verhuur
Niet alleen velden en tuinen konden verhuurd worden, ook woningen duiken in de gevonden documenten op als verhuurbare objecten. Ook voor deze huurovereenkomsten liet Hammurabi regels opstellen. De overeenkomsten hadden vaak een looptijd van één jaar. De huur werd op twee manieren betaald, ofwel werd aan het begin van het jaar een aanbetaling gedaan met het restant te voldoen aan het einde van het jaar, ofwel men betaalde pas aan het einde van het jaar de volledige huur. De huurders hadden zorg te dragen voor een onberispelijke toestand van het huis; reparaties moesten uitgevoerd worden, bij beschadigingen moest de verhuurder schadeloos worden gesteld.
Huizen bestonden in die tijd voornamelijk uit leem, hout was zeer schaars. Indien het huis houten onderdelen bevatte, dan werden deze uitdrukkelijk in het huurcontract vermeld. Daarvoor moest dan extra betaald worden. Behoorden de houten onderdelen toe aan de huurder, dan kon de huurder deze bij vertrek meenemen. Huurders en verhuurders stonden ook toen vaak op gespannen voet met elkaar, getuige de vele gerechtelijke documenten over huurconflicten.
Babylonie onder Hammoerabi, die voortdurend oorlog aan het voeren was om zijn stadsstaatjes binnen te houden en vijand Elam buiten. Zowel het een als het ander liep nog wel eens mis. De keuze was of dat de staatjes elkaar de hersens insloegen, of dat de koning ze allemaal tegelijk onderdrukte, waar mogelijk mee te leven was zolang je daar geen probleem van maakte. Het probleem lijkt van alle tijden. Het lijkt zelfs wel wat op de EU.
Ik heb mijn tijd in het Louvre grotendeels doorgebracht op de Babyloni-
sche afdeling. Ik vind de periode in dat gebied vanaf de uitvinding van de landbouw, diep in de prehistorie, tot pakweg Alexander de Grote een van de meest fascinerende stukken geschiedenis, ook vanuit mijn eigen fysische achtergrond.
De landbouw zorgde voor grote maatschappelijke overschotten waar de baas over gespeeld moest worden – vandaar de koning en het wetboek.
Het oogsten vroeg om een kalender, dus om een tijdsindeling, dus om astronomie, dus om wiskunde. De indeling van de cirkel in 360⁰ is hiervan een rechtstreeks gevolg: de graad was ongeveer de hoek die de zon in één dag aflegde in de Dierenriem. En het was een lekker getal, op allerlei manieren handig te delen. Zo handig, dat het tot nu toe alle aanslagen van het metriek stelsel overleefd heeft. De aanduiding GRAD (rechte hoek = 100GRAD) op rekenmachines heeft het nooit gemaakt. En ons uur is nog steeds 60 minuten enz. (de 24 uur-indeling van het etmaal schijnt Egyptisch te zijn)
De landverdeling in een gebied met slingerende rivieren vroeg om de berekening van de oppervlakte van ronde akkers, dus om de eerste benadering van het getal pi.
De boekhouding leidde tot de ontwikkeling van het eerste positionele talstelsel (dus waarbij de plaats van een teken de waarde aangaf als in 306 = 3*100 + 0*10 + 6*1), met als belangrijkste manco dat de Babyloniers geen apart teken voor de 0 hadden. De Babyloniers werkten voor kleine getallen met het grondtal 10 en voor grote getallen met het grondtal 60.
De astronomie groeide over de eeuwen uit tot een uitzonderlijk geraffineerd gedachtengoed. Onlangs werd nog achterhaald dat de Babyloniers tot een primitieve integraalrekening op de baan van Jupiter waren gekomen.
Voorbeeld van het Babylonische zestigtallig stelsel
Het gedachtengoed is echter via diverse omwegen tot ons gekomen, en die omwegen hebben het product geen kwaad gedaan.
Op een of andere manier is het positionele talstelsel in India terecht gekomen. Een onbekend hindoe-genie ver voor Christus heeft een apart teken voor de 0 bedacht (‘shunya’, ‘leegte’ in het Sanskriet), en ingezien dat je daarmee kon rekenen alsof het een normaal getal was. De Indiers hebben uitgedacht wat nu onze cijfers zijn. Zie http://www.kennislink.nl/publicaties/het-getal-nul.
De Arabieren hebben dit gedachtegoed naar Europa getransporteerd en er theorie aan toegevoegd, zoals bijvoorbeeld ons woord ‘cijfer’, het Arabische woord sifr. De Indische cijfers heten dus bij ons Arabisch. Ons woord ‘algebra’ komt van het Arabische woord Al-Jabr , wat afkomstig is uit de Arabische vertaling van de titel van een werk uit 830 na Christus van de Pers (nu Iranier) Muhammad_ibn_Musa_al-Khwarizmi over lineaire en kwadratische vergelijkingen. Diezelfde meneer heeft de kennis over de Indische cijfers in de Arabische wereld gebracht. Ons woord ‘Algoritme’ is een verbastering van de naam van meneer al-Khwarizmi. Zie https://en.wikipedia.org/wiki/Muhammad_ibn_Musa_al-Khwarizmi
Een pagina uit het boek van A;Kwarizmi over lineaire en vierkantsvergelijkingen
Een deel van de Babylonische kennis is via de Grieken tot ons gekomen, die daaraan bijv. het concept van het formele bewijs aan hebben toegevoegd. Een recente astronomische Europese satelliet, die met grote nauwkeurigheid posities van sterren meet, heet de Hipparchos.
Er valt ook het nodige te melden over de Egyptische bijdrage aan de wiskunde (bijv. het volume van een afgeknotte pyramide) , maar daarvoor ontbreekt hier de ruimte.
De tiendelige breuk (het kommagetal) is West-Europees: Napier en Simon Stevin.
Ik heb in mijn (door mijn pensionering beeindigde) beroepsleven als natuurkundeleraar het huidige talstelsel, met de daaraan gekoppelde
tijdsindeling, vaak gebracht als HET prototype van een multicultureel gedachtengoed. Er is geen Wilders-aanhangende leerling geweest die mij dat ooit bestreden heeft.
Professor David MacKay is overleden. Hij stierf op 14 april 2016 op 48-jarige leeftijd aan maagkanker. Hij laat een vrouw en twee kleine kinderen na.
MacKay hield zich aanvankelijk bezig met Machine Learning en Informatietheorie, waar hij enkele belangrijke wetenschappelijke resultaten bereikte. Daarnaast was hij geïnteresseerd in onderwijsmethodes en in de ontwikkeling van Afrika. Hij heeft een tijd les gegeven op het African Institute for Mathematical Sciences in Kaapstad.
Bij een kampvuur kwam de discussie, ergens rond 2005, op de mogelijk-
heid om de wereld met duurzame energie te voeden. Daar was zo veel van, vond iedereen op één na, dat moest toch makkelijk kunnen.
Dat wakkerde MacKay’s al lang bestaande milieubewustzijn aan en hij besloot de vraag rigoureus door te rekenen. Het product werd “Sustainable energy without the hot air”, een boek dat op dit gebied al snel de
bijbel werd en dat iedereen zou moeten bestuderen die serieus mee wil doen aan welke discussie over duurzame energie dan ook. Het is gratis downloadbaar op http://www.withouthotair.com/ , maar ook in boekvorm te koop.
Het boek verkocht voor een natuurkundeboek verbazingwekkend goed en in verbazingwekkend brede kring, aldus de uitgeverij “van Shell en EDF tot Friends of the Earth en Greenpeace”. Om de schichtigheid van de uitgever, UIT Cambridge Ltd, te overwinnen, kocht MacKay de eerste 1000 boeken voor de halve prijs. Het bleek ook een commerciële voltreffer: er zijn (dd april 2016) 75000 exemplaren gedrukt, en dat terwijl het werk gratis downloadbaar is, gepirateerd is. Het is inmiddels in een groot aantal talen vertaald.
Bij het boek hoort een website en bij de website goede interactieve mogelijkheden. Er heeft zich inmiddels een grote vraag-en antwoord-rubriek opgebouwd (met ook twee vragen van mij), die in zichzelf al het lezen waard is. MacKay was niets te beroerd om meningen aan te passen als er een verstandig commentaar kwam.
Hij werd wetenschappelijk adviseur van de Britse regering en een veelgevraagd spreker op allerlei congressen. Ik heb hem zelf meegemaakt op de KNAW-bijeenkomst over de mogelijkheden van biomassa. Ook daar sprak hij in zijn karakteristieke stijl: geen grote woorden of verheven bespiegelingen, maar zakelijke voorlichting op basis van getallen.
Het boek is geschreven voor een zo groot mogelijk publiek. Het is in vier delen verdeeld: het eerste is relatief eenvoudig (een VWO-NTer moet het aan kunnen) en gaat over wat dingen energetisch kosten of kunnen opbrengen, zoals bijvoorbeeld auto’s of windenergie. Het eindigt met de vraag of Groot-Britannie zijn bestaande verbruik van 195kWh per persoon per dag zou kunnen dekken, en met het antwoord dat je daar op papier met 176,5kWhpppd dichtbij komt, maar dat de publieke opinie een groot deel van de mogelijke maatregelen zal afschieten.
Energetische kosten en opbrengsten van processen, hun balans en MacKay’s inschatting van de publieke acceptatie
Let wel: dit is uit het boek dd 2010. Op sommige terreinen gaan de ont-
wikkelingen snel. Dat kan bovenstaand plaatje achterhaald maken. De afbeelding geldt voor Groot-Britannie.
Let wel: MacKay schrijft over opwekking, niet over besparing. Dat is een heel andere discipline. Uiteraard zou het helpen als de rode kolom een stukje lager werd. MacKay zegt daar niets over, maar andere bronnen denken dat er in 2050 ongeveer eenderde af kan zijn. Die vinger is echter kletsnat.
Het tweede deel gaat over beleid en verbeter-ideeën (met, voor de liefhebber, bijvoorbeeld (vanaf blz 140) een uitvoerige kwantitatieve analyse van diverse manieren om woningen te verwarmen). Ook een kostenschatting, voor Engeland, Wales en Schotland van 870 miljard pond, vooral veroorzaakt door zonnecellen (die overigens sinds 2010 veel goedkoper geworden zijn). Over 40 jaar en 58 miljoen Engelsen valt dat nog te overzien, mede omdat zonnepanelen sterk in prijs dalen en omdat daarna de exploitatielasten een stuk lager worden.
Het heeft wel consequenties. Hieronder het landgebruik in full deployment. Het landschap blijft dus niet wat het is. Natuur- en milieuorganisaties komen voor fundamentele keuzes te staan en doen er goed aan zich strategisch grondig te bezinnen.
Voorbeeld van een ruimteclaim door een grote mate van zelfvoorzienendheid met duurzame energie (gegevens 2010)
Het derde deel gaat dieper op de techniek in en is een goudmijn aan formules, tabellen en grafieken. Dit is niet iedereen gegeven.
Deel vier bevat een groot aantal tabellen.
Mijn advies zou zijn (dat doe ik zelf ook) om deel 1 en 2 te lezen en de rest als naslagwerk te gebruiken.
Zo maar een tabel, de embedded energy in bouwmaterialen. Kan men uitrekenen hoeveel energie het kost om het materiaal voor het huis te maken (waarna de bouw zelf nog moet plaatsvinden):
Energie die het gekost heeft om bouwmaterialen te maken
MacKay heeft duurzame sympathieën, maar geeft daar in zijn wetenschappelijke werk niet luidruchtig uiting aan, met als uitzondering de
fiets. Hij was een verwoede fietser. De CD van een rechtopzittende fietser is 0,9, de frontoppervlakte moet men zelf schatten (ik kwam op 0,75m2 toen ik met volle fietstassen samen met mijn vrouw vorige week door Frankrijk fietste), de rolweerstandscoefficient is volgens MacKay voor een fiets 0,005 , en het totaalgewicht van de combinatie ongeveer 140kg, zodat mijn vermogen bij een relaxte 18km/uur bij windstil en op het vlakke rond de 90W mechanisch moet zitten. Zou kunnen, want past bij de fitness-resultaten. Dat soort dingen kun je met MacKay-cijfers uitrekenen.
MacKay komt voor een fietser bij 21km/uur op 2,4kWh per 100km en voor een auto bij 110km/uur op 80kWh. Wil je dus een 30* zo efficiente auto, zegt MacKay, ga dan fietsen.
Uit de geschetste levenslopen kies ik die van Kemal Ali. Dat was een kleine aannemer uit de buurt van Kobane die al 30 jaar putten boorde voor boeren. Gebruikelijk boorde hij tot 60 à 70m diep, maar na de winter van 2006-2007 begon de grondwaterspiegel te dalen. Ali boorde er achteraan, hoewel dat van Assad niet meer mocht, maar de endemische corruptie in Syrie maakte dat probleem niet onoverkomelijk. De diepste put, die Ali geboord heeft, was 700m.
Twee hoofdoorzaken: de agrarische politiek van Assad die winstgevende maar watervragende gewassen wilde zonder te kijken of er water was, en de langdurige droogte.
Uiteindelijk werd de situatie voor het bedrijf onhoudbaar. De klanten konden geen putten meer betalen en vertrokken naar de stad. De bevolking in de Syrische steden steeg van 8,9 miljoen in 2002 naar 13,8 miljoen in 2010, waar de verwaarlozing en probleemonderschatting door Assad van de sloppenwijken een van de lonten in het kruitvat werd.
Ook Ali nam de bus naar Damascus, maar die kreeg onderweg een raketinslag. Ali hield er een dwarslaesie aan over en eindigde uiteindelijk miraculeus en met veel hulp in een rolstoel op Lesbos, waar hij hoopt op een toekomst in Duitsland waar men de scherven uit zijn rug haalt, zodat hij hopelijk nog eens kan lopen.
Richard Seager van Lamont-Doherty Earth Observatory becommentarieert de ontwikkelingen in een artikel in PNAS “Climate change in the Fertile Crescent and Implications of The Recent Syrian Drought” (vol 112, 17 maart 2015, Link naar PNAS-artikel ). Hij zegt dat het Midden-Oosten erg gevoelig is voor de klimaatverandering, mede omdat rivieren als de Eufraat en de Jordaan minder water gaan bevatten, en omdat de atmosferische Hadley cel groter wordt, (waardoordedalendewarmeendrogeluchtverdernaarhetNoordendegrondraaktbg). Als de klimaatverandering doorzet zoals nu, houdt mogelijk de Vruchtbare Halve Maan op te bestaan – het gebied waar de landbouw, 12000 jaar geleden, uitgevonden is.
Enkele klimatologisch relevante trendlijnen voor Syrie, bron het PNAS-artikel
Het bericht ging niet over de windmolens in Kinderdijk, maar over turbines in zee. Zoals gebruikelijk is de middenstand bang voor veranderingen en in badplaatsen als Zandvoort ook. Als de windparken op zee vanaf het land te zien zijn, is de vrees, blijven de toeristen weg.
Nu kun je dat subjectief al onzin vinden, maar het is ook objectief onderzocht. Een representatieve groep van 500 Duitse consumenten is bevraagd en 1 op de 5 geeft aan vaker naar de Nederlandse kust te komen als er windmolens zichtbaar in zee staan. 64% maakt het geen bal uit. Dat heeft Natuur en Milieu op zijn site gepubliceerd (zie http://www.natuurenmilieu.nl/nieuws/duitse-badgasten-enthousiast-over-windmolens-in-zee/ ). Duitsers vormen de grootste toeristische buitenlandse groep in Nederland.
56% van diezelfde groep is geïnteresseerd in toeristische activiteiten rond windmolens, zoals boottochten of duiken – de fundering van windmolens op zee bevat veel zeeleven en is een duikwalhalla.
Niets overigens ten nadele van Kinderdijk. Ik ben een keer van Capelle aan de IJssel langs Kinderdijk tussen de krioelende toeristen door via de Alblasserwaard naar Eindhoven gefietst. Het gebied heeft nu een hoog schattigheidsgehalte, maar toen, rond 1350, was dit het meest ge-
avanceerde technische en organisatorische complex in zijn soort op aarde en van levensbelang voor de leefbaarheid van de polder (zie https://www.kinderdijk.nl/over-Kinderdijk/geschiedenis/kinderdijk-ontstaan ). Fiets maar eens door de dorpen en kijk maar eens naar de merktekens op de gevel hoe hoog het water kwam bij de verschillende overstromingen.
De Alblasserwaard
Ik vraag me af of je bij ons in Brabant ook niet wat zou kunnen met
toerisme en windturbines. Bescheiden, maar toch. Je zou dan de windparken mooi moeten aanleggen (met oog voor landschapsarchitectuur) en bij grote complexen, zoals de 100MW langs de A16 of de Zeeuwse Krammer, een klein museum. En dan op gezette tijden een excursie. Ik denk niet dat de toeristen er speciaal voor naar Brabant komen, maar die toeristen die er toch al zijn hebben meer keus.
Update: Natuur en Milieu heeft opnieuw enquête gepubliceerd, nu onder watersporters op de HISWA over windturbines op zee (maart 2016). Zie www.natuurenmilieu.nl/wp-content/uploads/2016/03/Rapport-HISWA.pdf . Het blijkt 80% van de watersporters niet uit te maken dat er windturbines zijn, bijna 3% komt zelfs vaker. Bijna de helft (47%) van de watersporters zou wel een excursie naar een windturbine willen meemaken. Verder zit er onder de watersporters veel duurzame energie-sympathie.