Schiphol geen doel, maar middel – brief aan Den Haag over Duurzaam Openbaar Vervoer

Ook mijn naam staat onder een aanbiedingsbrief van de Werkgroep Toekomst Luchtvaart (WTL) aan staatssecretaris Dijksma en aan de leden van de vaste Kamercommissie I&M.

De brief gaat op de eerste plaats over de toekomst van Schiphol, maar de wijdere strekking gaat over de toekomst van het vliegen in Europa. Of, nauwkeuriger gezegd, de toekomst van de internationale bereikbaarheid van Europa. En daarmee indirect ook over Eindhoven Airport.

Istanbul heeft al twee vliegvelden. Het noordelijkste van de drie wordt het nieuwe mega-vliegveld.
Istanbul heeft al twee vliegvelden. Het noordelijkste van de drie wordt het nieuwe mega-vliegveld.

De overstapfunctie van Schiphol, nu de belangrijkste pijler onder het bedrijfsmodel, staat onder druk. De internationale concurrentie is groot (Istanboel, Emiraten). Bovendien liggen er vijf grote internationale luchthavens binnen een paar uur reizen. Schiphol voelt nattigheid.
Niet voor niets buldert directeur Nijhuis van Schiphol in het rond dat “het afgelopen moet zijn met polderen” (Eindh. Dagbl 7 jan 2016). Deze brief kan het beste gelezen worden als een oorlogsverklaring aan de omgeving (zie –> directeur schiphol top met polderen_ED_07jan2016.
Ook het interview met Temel Kotil, de baas van Turkish Airlines, “Wij groeien, met dank aan God en de regering” draagt bij aan de feestvreugde (NRC 23 jan 2016). (als u op de NRC-website kunt, NRC-artikel 23 jan 2016 )
vliegtuigen turkish airlines

In feite eisen beide onbelemmerde handelingsvrijheid voor de luchtvaart, die zich van herrie noch klimaat iets hoeft aan te trekken. Wij moeten groeien en de rest van de wereld kan kapot vallen, is de onparlementaire vertaling.

Een recent Decisiorapport (2015) relativeert de ‘brede economische rol van de bereikbaarheid via de luchthaven. Veel economisch gepoch van Schiphol is onbewijsbaar. Anders dan vroeger is de luchtvaart eerder volgend dan leidend in de economische ontwikkeling. Nijhuis ziet zijn vliegveld als een doel in zich, maar het is niet meer dan een middel tussen andere vervoersmodaliteiten.

Rekenvoorbeeld passagiersaantallen vliegen en HSL op Schiphol
Rekenvoorbeeld passagiersaantallen vliegen en HSL op Schiphol (brief WTL)

Waaronder vooral de trein, de Hoge Snelheids Lijn (HSL) internationaal en een goed netwerk van intercity’s nationaal. Treinen zijn zeer veel zuiniger en schoner dan vliegtuigen en tot 850 km is de bruto reistijd per trein van voordeur naar voordeur minder dan die per vliegtuig.
Enerzijds kan het alternatief-trein nog verder geperfectioneerd worden (zie http://www.train2eu.org/ ).
Anderzijds weet de luchtvaartlobby al jaren een eerlijke fiscale behandeling af te houden. Omdat vliegmaatschappijen geen BTW en accijns hoeven te betalen, is bijvoorbeeld de luchtvaart binnen Nederland veruit de grootste begunstigde van fossiele brandstof-subsidies. De
accijns-vrijdom van de luchtvaart kost de Nederlandse staat €1,7 miljard per jaar (zie Subsidie aan fossiele en hernieuwbare energie in Nederland op deze site).

De WTL wil, in een notedop, de plafonds op het aantal vliegtuigen op Schiphol handhaven, Schiphol selectiever inzetten voor de langere afstanden en de kortere afstanden per trein afwikkelen. De passagierscapaciteit is het doel, de wijze van transport een middel.

Voor de volledige tekst van de aanbiedingsbrief en de bijbehorende analyse zie –> Voorstel_duurzaam_internationaal_vervoer_4 feb_16

Rekenvoorbeeld bij 3% groei. OD betekent Origin-Destination.
Rekenvoorbeeld bij 3% groei. OD betekent Origin-Destination, transfers overstappen.

Ook het vliegen moet aan klimaateisen gaan voldoen! (bijgewerkt)

De vliegwereld kent twee officiële mammoeten die bepalen hoe snel (liever gezegd, hoe traag) de vooruitgang is op milieugebied (geluid, toxische stoffen en klimaat). Dat zijn de IATA (die is van de maatschappijen zelf) en de ICAO (die is van de United Nations).
De IATA heeft zijn logische belangen (de luchtvaart moet alles mogen), de ICAO staat in principe los van de sector, maar in praktijk niet. De vooruitgang, die de ICAO toestaat, is traag traag traag.


De ICAO heeft een commissie die zich met de milieuaspecten van het vliegen bezighoudt, de CAEP (Committee on Aviation Environmental Protection). Mocht u zelf willen kijken, kijk dan op http://www.icao.int/environmental-protection/pages/CAEP.aspx . IN die CAEP zitten 23 landen, waaronder Nederland.

Die CAEP heeft binnenkort, dus kort na de Klimaatconferentie in Parijs, zijn 10de vergadering. Daar moeten standaarden worden vastgesteld voor de komende paar jaar.

De luchtvaart is nu goed voor 3,5% van de mondiale broeikasgasemissies en zelfs 5%, als men ook het effect op wolkvorming meetelt. De verwachting is dat de broeikasgasemissies (in absolute zin) in 2050 enkele malen groter geworden zijn, terwijl (als het goed is) de rest van de economie vele malen minder loost. De relatieve verhouding gaat dus sky high.
De luchtvaart belooft van alles, maar de feiten zijn dat de efficiency van vliegtuigen de laatste jaren nauwelijks meer stijgt, maar dat het aantal vliegbewegingen exponentieel groeit.
Of historical trends in fuel burn for new jet aircraft 1960-2008
Of deze:

De ontwikkeling van de brandstofefficiency van vliegtuigen, uitgedrukt per type
De ontwikkeling van de brandstofefficiency van vliegtuigen, uitgedrukt per type

Ook de mogelijkheden van biomassa en andere vormen van synthetische kerosine worden veel te optimistisch weergegeven. Ze zijn niet nul, maar lang zo groot als de sector rondtoetert. Zie bijvoorbeeld mijn eerdere artikel Kun je zwavelvrije kerosine kopen?  en vooral het vervolg daarop Kun je zwavelvrije kerosine kopen ? (vervolg)

Op de Parijse Klimaatconferentie wist de luchtvaart (net als de scheepvaart) geheel buiten schot te blijven. Het is een sterke lobby!
Als men er een expert over aan het woord wil zien, kijk op http://www.transportenvironment.org/newsroom/blog/paris-engine-aviation-innovation

Daarom is van belang wat de sector nu zelf gaat besluiten. Met andere woorden, hoe de CAEP de nieuwe standaarden gaat vaststellen. En dat kan nog alle kanten op.
Het gaat om drie cruciale besluitvormingsgebieden:
a) of de standaard alleen voor nieuwe types (NT) ingaat of ook gaat gelden voor types die al in productie zijn (InP)
b) op welke datum de standaarden ingaan
c) hoe streng ze zijn. Dat wordt aangeduid met een code die in officiële kringen van SO6 t/m SO9 loopt, en die volgens de ICSA (een NGO, dus geen regeringsinstelling) ook wel tot SO10 zou kunnen lopen (hoger getal = strenger). Zie http://www.icsa-aviation.org/home .
De EU-inzet voor nieuwe types start met SO7, de VS (en mogelijk Canada) wil SO9. Aan de andere kant willen landen als Brazilië en Rusland veel lagere SO’s.
De EU-inzet voor types die in productie zijn (dus InP) start met SO6, de VS (en mogelijk Canada) wil SO8 of SO9 . Omdat vliegtuigen decennia lang meegaan, is met name de InP – keuze bepalend voor de klimaatuitkomst.
De slechtste keuzecombinatie komt in praktijk neer op niets doen. De bulk van wat nu vliegt is technologie uit 1980.
De EU-delegatie in de CAEP heeft dus een slappe inzet.

Daarom hebben een aantal internationale milieuorganisaties (waaronder Transport & Environment) een brief aan de Europese Commissie gestuurd met de eis dat de EU in de CAEP-vergadering voor SO9 moet gaan, zowel NT als InP.

In Nederland is de actie opgepakt door Natuur&Milieu, (mijn) Milieudefensie, Greenpeace en (mijn) Werkgroep Toekomst Luchtvaart. Die hebben de internationale brief aan staatssecretaris Dijksma gestuurd, met een Nederlandse aanbiedingsbrief erbij.
Uiteraard ben ik het hier geheel mee eens.

Wie de brief lezen wil (maar voor de internationale brief moet je wel een diehard zijn), zie –> brief aan Dijksma plus brief aan Europese Commissie

Het gaat dus uiteindelijk om deze prognose:

De data, die de ICAO gebruikt voor "technological and operational inprovements" zijn op het optimistische scenario gebaseerd
De data, die de ICAO gebruikt voor “technological and operational inprovements” zijn op het optimistische scenario gebaseerd

Voor de rest van de wereld zou de CO2 – productie t.o.v. 1990 moeten dalen….

Gevolgen van de sluiting van de Amer-centrales voor het warmtenetwerk

De provinciale SP (waarvan ik fractiemedewerker ben) loopt er tegen aan dat per 1 januari 2016 de Amer 8 dicht is, en dat mogelijk ook de Amer 9 dichtgaat. Beide zijn kolencentrales met biomassabijstook.
Aan die centrales hangt een warmtenetwerk, waarmee de afvalwarmte (overigens na oppimpen onderweg en bijstook) bij ongeveer 41000 huishoudens, zo’n 300 bedrijven, de kastuinbouw in de Madese polder, de Tilburgse Universiteit en het Tweestedenziekenhuis aankomt. Er ligt een leveringsverplichting tot 2024, maar onduidelijk is hoe die ingevuld gaat worden na de sluiting en vóór 2024 (gas? afval verbranden? duur-
zaam?), en ook wat er gaat gebeuren na 2024.

Het gaat, hoe dan ook, om hoeveelheden duurzame energie die andere hoeveelheden in de schaduw stellen (bijvoorbeeld een stuk meer dan de totale Brabantse opbrengst van windenergie in de toekomst).

Warmtenetten op de Amercentrales
Warmtenetten op de Amercentrales

De exploitant van het netwerk, de firma Ennatuurlijk, leeft in permanente staat van onmin met vele bewoners die zich verenigd hebben (zoals in de Tilburgse Reeshof), en die dat zelfs Brabantbreed aan het doen zijn. Het komt mij voor dat de boze bewoners ergens wel een punt hebben, maar ik weet van de financiële kant van de zaak (nu nog?) te weinig af voor een eindoordeel.

De provincie staat buiten de beheer-perikelen. Zij kan gaan vinden dat zij met het probleem te maken heeft, maar dan alleen vanuit haar duur-
zame energie-taakstelling. Maar met onwillige honden is het kwaad
duurzame kersen eten.

Ik voer op dit moment gesprekken over het onderwerp. Wie mij hier-
over wil spreken, hij of zij nodige mij uit met een mailtje.
amercentrale_4

De SP in Provinciale Straten heeft vragen gesteld. Zie onder.

———————————

SP_logo_nieuw_cmyk                              Vragen ex art. 43 van de SP-fractie

                                                                                                       10 jan 2016

Gevolgen van de toekomstige sluiting van de Amer-centrales

In het Energie-akkoord is opgenomen, dat de Amer-8 centrale gesloten gaat worden. Later uitgesproken politieke wensen kunnen er toe leiden dat ook de Amer-9 centrale gesloten wordt. Beide zijn kolencentrales die ook een flinke hoeveelheid biomassa verwerken. De twee centrales
leveren samen 1245MW elektrisch en 600MW warmte.

Met die warmte worden stadsverwarmingsnetten gevoed die enige tienduizenden huishoudens in Tilburg, Breda en Geertruidenberg van warmte voorzien, alsmede het Twee Steden-ziekenhuis, de Universiteit Tilburg en enkele bedrijfscomplexen. Als de Amer-8 en eventueel ook de Amer-9 sluiten, moet er een alternatief komen. Over dit alternatief wordt druk gediscussieerd, waarbij zowel individuele oplossingen (maar in het stadsverwarmingsgebied ligt geen aardgasnet) als voortgezette collectieve oplossingen in beeld zijn.

De provincie is in deze geen bevoegd gezag en is juridisch tot niets gehouden.

Er zijn echter wel goede redenen te noemen waarom de provincie
beleidsmatig interesse zou kunnen hebben in de gevolgen van de sluiting van de Amercentrale(s).

– De provincie heeft op zich genomen om aan het Brabants equivalent van het Energieakkoord te voldoen, hetgeen betekent (t.o.v. 2013) 9% te besparen en van wat overblijft 14% duurzaam op te wekken. Dat komt neer op ongeveer 29PJ resp. 41PJ.
Als beide centrales volledig zouden sluiten, wordt de hoeveelheid nu in Brabant opgewekte duurzame energie met (naar schatting) 12 a 13PJ teruggebracht (**zie voetnoot).
Het bereiken van de zelfopgelegde taakstelling wordt dus veel moei-
lijker.

– In de lopende discussies wordt vaak gepreludeerd op de provinciale Nul op de Meter – beloftes.
– Mocht men kiezen voor een voortgezette collectieve oplossing, dan rijst de vraag met welke warmte dit net dan gevoed moet worden. Aardgas zou kunnen, maar gegeven de provinciale ambities zou het een goede gedachte zijn het net, minstens voor een deel, met duurzame warmte te voeden.
Geothermie zou een rol kunnen gaan spelen. De provincie heeft hierin een natuurlijke positie.
Afvalwarmte van andere bedrijven zou mogelijk kunnen. De provincie heeft goede contacten met het bedrijfsleven en is vertrouwd met industriepolitiek.
– De provincie heeft een Energiefonds

Dit alles brengt ons als SP tot de volgende vragen:
1) Is het College van GS bekend met de sluiting van de Amercentrale(s) en de gevolgen daarvan?
2) Beschouwt het College van GS deze sluiting, de gevolgen ervan en de toekomstige warmtevoorziening van de regio als een issue die beleidsmatig provinciale aandacht verdient?
3) Heeft het College van GS wellicht al gedachten gewijd aan deze materie en er zich een oordeel over gevormd, al dan niet neergelegd in documenten?
4) Is het College bereid om het Nul op de Meter-project te koppelen aan de problematiek van de stadsverwarming na sluiting van de Amercentrale(s)? Zo ja, bestaan daaromtrent binnen het College al gedachten?
5) Is het College bereid te laten onderzoeken in hoeverre geothermie een bijdrage zou kunnen leveren? Er ligt al een Green Deal Geothermie met o.a. Tilburg en Breda.
6) Is het College bereid een rol te spelen om bedrijven, die in aanmerking komen als potentiele warmteleverancier, in contact te brengen met een door te ontwikkelen warmtenet?

Joep van Meel
Nico Heijmans

 

** Voetnoot:
elektrisch: 1245MW bij 8000 vollasturen bij 20% biomassabijstook is 7,2PJ
thermisch: 600MW bij 2500 vollasturen is 5,4PJ
Deze berekening moet gezien worden als een orde van grootte – schatting.

 

Helpt een warmtepomp het klimaat? Dat hangt ervan af.

Inleiding
Er zijn in de milieuwereld veel goedbedoelde, maar onjuiste meningen. Ik probeer als sympathiserend, maar ook kritisch lid van die beweging te analyseren wat wel en niet waar is.

Een standaardbeweringen wil dat warmtepompen goed zijn voor het klimaat. Ik beperk mij nu tot atmosferische pompen. Die onttrekken in de winter warmte aan de atmosfeer en stoppen die rechtstreeks in de lucht van een woning (lucht/lucht), of in het water van de CV (lucht/water).

Ik heb eerder over warmtepompen geschreven (zie Wat je wel en niet kunt met warmtepompen in woningen ). Ik herhaal de daar uitgebrachte waarschuwing: wil je iets met een warmtepomp, zorg dan eerst voor een goed geïsoleerde woning en daarna voor een uitgebalanceerd systeem. Een warmtepomp kost veel geld en vraagt nogal wat gedoe in huis, dus laat u voorlichten door een vakman. Zie de links in het andere artikel.

De berekening
Het is een relatieve vraag. Produceert een warmtepomp meer of minder CO2 dan een alternatief?
Eerst een plaatje.
CO2-balans warmtepomp
Ik ga uit van een atmosferische warmtepomp met een COP van 4,0.
Deze voert 4,0GJ aan een woning toe (een gemiddelde woning verbruikt jaarlijks 49GJ aan aardgas). Overigens eindigt die 4,0GJ uiteindelijk allemaal in de buitenlucht.
Die 4,0GJ komt voor 3,0GJ uit bodem of buitenlucht en 1,0GJ uit het elektriciteitsnet.

Het elektriciteitsnet wordt met iets gevoed. Ik neem daarvoor a) een kolencentrale, b) een standaard gascentrale en c) zonne-energie. Het verschil is dan wat er bij de letters D en E komt te staan.
a) Een typische kolencentrale heeft een rendement van 40%. Om er 1,0GJ elektrisch uit te krijgen, moet je er dus 2,5GJ chemische energie instoppen. Kolen zijn goed voor 100 kg CO2 per GJ, dus is D = 2,5GJ chemisch en E = 250kg CO2 en 1,5GJ afvalwarmte.
b) Een moderne gascentrale heeft een rendement van 60%. Om er 1,0GJ elektrisch uit te krijgen, moet je er dus 1,7GJ chemische energie instoppen. Gas is goed voor 56 kg CO2 per GJ, dus is D = 1,7GJ chemisch en E = 95 kg CO2 en 0,7GJ afvalwarmte.
c) De zon vraagt geen chemische energie en produceert een beetje afvalwarmte (nl wat het paneel meer absorbeert dan de dakpannen gedaan zouden hebben). Dit is niet zonder meer te becijferen. Ik schat dat het verschil ergens rond de 1 a 2GJ zit.
Dus D = 0,0GJ chemisch en E = 0,0kg CO2 en 1 a 2 GJ afvalwarmte.

Dit is de ene kant van de vergelijking.

De andere kant van de vergelijking wat de bijeffecten zouden zijn als je geen warmtepomp gebruikt had. Je hebt dan de keuze uit d) een gewone gasgestookte HR-ketel en e) de stadsverwarming.
d) In een gewone HR-ketel komt bij de verbranding van aardgas ter waarde van 4,0GJ vrij 4*56 = 224kg CO2 .
Dus B = 224 kg CO2.
e) Bij de stadsverwarming komt idealiter geen extra CO2 vrij, maar de facto wel omdat er verliezen zijn en pompen en er soms bijgestookt moet worden. Het netto-effect is afhankelijk van de specificaties van de stadsverwarming en zolang die onbekend zijn, is het antwoord op de gok dat B = enkele tientallen kg CO2 .

De conclusie
Als de elektriciteitsmix geheel uit kolen zou bestaan, zou een warmtepomp het voor het klimaat slechter doen dan een gewone HR-ketel (250kg CO2 > 224).
Als de warmtepomp geheel met aardgas gevoed zou worden, doet een warmtepomp het beter dan een HR-ketel (95kg CO2 < 224).
Zo uiteraard ook de groene stroom ( 0 kg CO2 <224).

Als de warmtepomp geheel groen gevoed zou worden,zou hij beter werken dan de stadsverwarming (0 kg CO2 < enkele tientallen).
Als de warmtepomp slechts beperkt groen gevoed zou worden (in 2012 was macro ruim 12% van de elektriciteitsmix duurzaam), wint de stadsverwarming afgetekend van de atmosferische warmtepomp. Micro (per milieubewust individu) kan dat anders liggen.

Dan is er ook nog de situatie denkbaar, dat lage temperatuur-afvalwarmte (bijv. van bedrijven) gecombineerd wordt met warmtepompen. Dat zou wel eens een aantrekkelijk idee kunnen zijn, maar ik kan er op dit moment geen verstandig woord van zeggen. Ik weet in Brabant dat bijvoorbeeld de gemeente Boxtel daaraan denkt.

Overigens zal de elektriciteitsmix in de loop der jaren verschuiven richting duurzaam. In een min of meer verre toekomst

Elektriciteitsmix 2012
Elektriciteitsmix 2012

Airco’s
Sommige atmosferische warmtepompen kunnen andersom draaien en werken dan als airco. De logische vergelijking is dan ‘geen airco’. De CO2-balans van een warmtepomp die ook als airco kan werken is dus slechter als wanneer die warmtepomp alleen voor verwarming gebruikt wordt.

Wat zegt het CBS?
In ‘Hernieuwbare Energie in Nederland 2014’ (blz 63) staat de volgende tabel:
buitenluchtwarmte_CBS_hern-en-NL-2014
De CO2 – balans van atmosferische warmtepompen is dus al tien jaar nul of negatief. Blijkbaar zitten er te veel kolen in de elektriciteitsmix en
stijgt dat aandeel zelfs (wat klopt met andere berichten).
Overigens maakt het CBS de kanttekening dat er maar weinig bekend is van het feitelijk functioneren van buitenluchtwarmtepompen.

Bodemwarmtepompen doen het overigens (volgens het CBS) beter dan atmosferische. Ze besparen netto wel CO2 .

De moraal
De moraal is dat vooralsnog de stadsverwarming voor het klimaat het beste is.
Of hij ook voor het geld en de rechtspositie van bewoners het beste is, is een ander verhaal.

Klimaateffecten in Brabant-5 vragen over lidmaatschap Klimaatverbond beantwoord (update)

Deze vragen zijn op 24 december 2015 op een beetje afstandelijke toon beantwoord.
GS geven aan dat de provincie (behalve de contributie a €1010 per jaar) niet direct bijdraagt. De provincie heeft geen apart klimaatbeleid, maar is wel actief in regionale en lokale projecten van leden. De provincie faciliteert de samenwerking binnen Brabant en speelt een rol in landelijke netwerken als Kennis voor Klimaat en het Deltaprogramma.

De stap naar klimaatadaptatieprocessen is binnen deze netwerken en activiteiten in praktijk al gezet.

Wat betreft de steeds heftiger overstromingen na extreme regenval, maar ook hittegolven, die de Brabantse dorpen en steden treffen, geven GS aan dat hier een regisserende en stimulerende taak voor de provincie ligt. Het is inderdaad een beetje onzin dat elke stad from scratch zijn eigen klimaatadaptatieplan opzet.

Bij het PMWP (Provinciaal Milieu- en Water Plan) hoort een uitvoeringsagenda, waarin opgenomen staat dat de provincie een klimaatagenda gaat opstellen. Een Brabants Klimaatportaal zal een onderdeel zijn van die agenda.

Voor de volledige tekst zie –> beantwoording statenvragen klimaatadaptatie_24dec2015

—————————–

Ik heb meegewerkt aan schriftelijke vragen aan het College van GS vanuit de SP-fractie. Ze gaan over de relatie van de provincie met het Klimaatverbond. Daar is de provincie lid van, maar over activiteiten is weinig terug te vinden. Toch is het lidmaatschap zeker niet iets, waarvoor men zich zou moeten schamen.

Vragen van de SP-fractie aan GS over de provincie in organisaties op klimaatgebied

04-12-2015De SP-fractie heeft overwegend met waardering kennis genomen van de ambities van de provincie Noord-Brabant op het gebied van energie en klimaat, zoals deze zijn vastgelegd in het PMWP 2016-2021. Wel constateert de SP dat er een belangrijk onderwerp ontbreekt, namelijk de gevolgen van extreme regenbuien in de bebouwde kom van de dorpen en steden. De wateroverlast van opzij (uit rivieren en beken) wordt besproken, maar niet die van boven.

Tegelijk is de SP-fractie verbaasd dat er over de bezigheden van de provincie over de afgelopen jaren zo ontzettend weinig terug te vinden is.

Zo beroept de provincie zich op de “intensieve samenwerking tussen de provincie en de B5 in de Klimaatladder”, maar noch op de website van de B5 noch op die van de provincie roept het trefwoord “Klimaatladder” zinvolle documenten op.

De provincie is lid van het Klimaatverbond, een samenwerkingsverband van lagere overheden. Dat is een achtenswaardig gezelschap dat goede dingen doet en waarvoor de provincie zich niet hoeft te schamen. Ook Waterschap de Dommel is lid (de andere niet), de B5-gemeenten en een aantal andere gemeentes in Brabant.
klimaatverbond en Parijs_1_dec2015

Uit het jaarverslag 2013-2014 van het Klimaatverbond blijkt niet dat er in Brabant (afgezien van in Breda) activiteiten plaatsvinden.
Als men op de eigen website van onze provincie het woord “klimaatverbond” in typt, leidt dat alleen tot treffers uit de jaren 2005 t/m 2007. De provincie is er toen blijkbaar lid van geworden en kort daarna viel een diepe stilte.
Als men op de site van de B5 de zoekterm “klimaatverbond” intypt, vindt het zoekmechanisme geen enkele treffer. Sowieso leidt het trefwoord “klimaat” op de site van de B5  uitsluitend tot treffers met voorvoegsels als “vestigings-“ of “leef-“ klimaat.
Op de sites van de afzonderlijke B5-gemeenten vindt men alleen bij de gemeente Breda een aantal zinvolle verwijzingen naar “Klimaatverbond”. De gemeente Breda heeft de nota “Breda Klimaatsensitief” uitgebracht, naar onze mening een goed werkstuk, waarin op het eind in de colofon verwezen wordt naar de “intensieve samenwerking in de klimaatladder” en “tevens klimaatadaptatiescans in Helmond en Den Bosch” – welke gemeenten op hun eigen website echter het woord “klimaatadaptatie” niet kennen. Wel is er een doorwrochte klimaatadaptatiescan van de gemeente Tilburg uit 2007, maar die staat weer niet in relatie tot het Klimaatverbond of de Klimaatladder en heeft niet weten te verhinderen dat op 28 juli 2014 in delen van Tilburg het water tot over de enkels steeg.

De Tilburgse Kapelstraat op 28 juli 2014
De Tilburgse Kapelstraat op 28 juli 2014

Het komt ons als SP voor dat in deze eerst duidelijkheid nodig is. Daarom heeft Roy de Jonge van de SP Statenfractie Noord-Brabant de volgende vragen aan het college van Gedeputeerde Staten gesteld:

  1. Bestaat er nog steeds een “intensieve samenwerking van de provincie en de B5 in de Klimaatladder”?
  2. Hoe actief geeft de provincie Noord-Brabant haar lidmaatschap van het Klimaatverbond vorm? Aan welke feitelijke activiteiten heeft de provincie in de afgelopen jaren mee gewerkt? Welke financiële verplichtingen horen hierbij?
  3. Gaan de ambities in het PMWP 2016-2021 (waarvan het zich laat aanzien dat deze op brede steun kunnen rekenen) er toe leiden dat de provincie op een meer actieve (om niet te zeggen activistische) manier gaat deelnemen aan het Klimaatverbond?
  4. Sinds begin 2014 heeft het Klimaatverbond de “klimaatadaptatie” aan zijn interesse-pakket toegevoegd. Dat is geen triviale zaak, omdat tot die tijd gedacht werd dat deze adaptatie niet nodig was (nog sterker, politiek incorrect) en dat mitigatiemaatregelen voldoende waren. Deze gedachtenomslag is een politieke stap, temeer daar mitigatie en adaptatie onderling soms kunnen conflicteren (zoals bijvoorbeeld bij het al dan niet stimuleren van airco’s bij 0 op de meter-projecten).
    Heeft de provincie deelgenomen aan deze politieke discussie en zo ja, welke standpunten heeft de provincie daarin ingenomen?
  5. Onlangs heeft de provincie, samen met het Rijk en enkele andere provincies, het Deltaplan Hoge Zandgronden opgesteld. De SP-fractie vindt dit adaptatieplan, dat gericht is op het beheer van het zoete oppervlakte- en grondwater vooral op het platteland, een uitstekend initiatief. In hoeverre echter is dit plan verbonden aan het provinciale lidmaatschap van het Klimaatverbond?
  6. De dorpen en steden in Brabant ondervinden steeds vaker last van enerzijds heftige regenval en daarbij horende (deels onverzekerbare) miljoenenschades, anderzijds van hittegolven met daaraan verbonden extra sterfte. Het KNMI geeft hierover goede cijfers.
    Naast een specifiek lokaal karakter, hebben deze problemen ook gemeenschappelijke kenmerken welke op een bovengemeentelijk niveau aangepakt zouden kunnen worden. Het lijkt bijvoorbeeld overbodig dat elke gemeente from scratch zijn eigen klimaatadaptatieplan opstelt.
    In hoeverre zien GS hier een regisserende en stimulerende taak voor de provincie?

De tekst grijpt terug op eerdere publicaties op deze site in de ‘Klimaateffecten in Brabant-reeks’. De laatste was –> klimaatadaptatiemaatregelen .

Hoe 14% duurzame energie in Brabant in 2020 haalbaar is

Joep van Meel (SP-woordvoerder energie in Provinciale Staten) en ik hebben op 10 december 2015 een gastopinie aangeboden aan de Brabantse kranten. Ik ben fractiemedewerker.
De gastopinie beschrijft hoe het mogelijk is om in Brabant in 2020 de 14% duurzame opwekking te halen, waartoe de provincie zich verplicht heeft. Lees het maar als een voorstel.
De gastopinie staat hieronder.

Op het eind verwijst de opinie naar een artikel dat al eerder op deze site gestaan heeft.

Kaart opstelling windturbines Kabeljauwbeek
Kaart opstelling windturbines Kabeljauwbeek

Inleiding
In september 2013 hebben instellingen (werkgevers, vakbonden, overheid, milieuorganisaties) het Nederland Energie Akkoord getekend. Ook de provincies. Daarna heeft de provincie Noord-Brabant ook het Brabants Energie Akkoord ondersteund. Dat ligt ten grondslag aan het huidige coalitieakkoord.

De uitvoeringsdiscussie echter verloopt chaotisch. Technische, economi-
sche en politiek-filosofische argumenten raken verward, evenals het verschil tussen besparing en opwekking. Dat schaadt de dringend nodige vooruitgang.

Volgens ondergetekenden komt dat vooral omdat er geen rangorde in de argumenten aangebracht wordt en omdat bruikbare kwantitatieve targets nog ontbreken. Dat leidt tot schimmige betogen waarin percentages op percentages gestapeld worden en ondertussen fouten gemaakt.
Het is beter, en bovendien zeer veel simpeler, om energiebudgetten te noemen met concrete getallen in de gangbare maat PetaJoule (PJ). Eén PetaJoule is de energie in 23 miljoen kg ruwe olie (acht standaard binnenvaarttankers). Onze prioriteit is op de eerste plaats technisch.
De vragen zijn dan simpel: wat verbruikt Brabant nu? Waar moet Brabant in 2020 uitkomen op basis van het Energieakkoord? Wat verbruikt Brabant in 2020 op basis van Business as usual? Conclusie: wat er gebeuren moet om het verschil op te lossen?

Hierbij nemen we aan dat de inverdieneffecten, de SDE+subsidie en het provinciale energiefonds afdoende zijn, en kijken we nu niet naar de maatschappelijke vormgeving van de energieopwekking.

Wat verbruikt Brabant nu?
Het CBS geeft geen energiecijfers per provincie. Die zijn echter in rede-
lijke benadering te schatten op basis van de bevolkingsomvang, zijnde 15% van Nederland. Zodoende werd er in Brabant in 2014 verbruikt 488PJ, grotendeels in de vorm van fossiele energie. Daarvan ging 97PJ in producten zitten (zoals plastic) en 66PJ ongebruikt geloosd. Netto werd er dus in 2014 afgeleverd 325PJ. Die hoeveelheid dient hier verder als berekeningsgrondslag.

Waar moet Brabant zijn in 2020?
Het Energieakkoord eist dat er zes jaar lang jaarlijks 1,5% bespaard wordt, en dat van wat overblijft 14% duurzaam wordt opgewekt. Eenvoudig rekenwerk leert dat de besparingstaak tot 2020 29PJ is, dat 296PJ overblijft en dat daarvan 41,4PJ duurzaam moet zijn.

Wij behandelen hier alleen de opwekking van die 41,4PJ.

Waar komt Brabant in 2020 uit op basis van Business As Usual?
Wij maken de volgende keuzes:

1) Voor zonnestroom op woningdaken zijn de Brabantse cijfers van Sungevity gebruikt. Het daar genoemde maximum van 6,5PJ is in 2020 voor driekwart ingezet.
De totale dakoppervlakte op nutsgebouwen is de helft van die op woningen
2) Windenergie op het land: het bestaande Brabantse 470MW-programma is af
3) Windenergie op zee einde 2019 wordt voor 15% aan Brabant toege-
kend

4) Energiehoeveelheden worden gebaseerd op CBS- en Compendium-
cijfers

5) Meerjarige trends daarin worden doorgetrokken

Het resultaat is dan dat Brabant in 2020 30,9PJ duurzaam opwekt. Dit getal bestaat uit zonnepanelen op woningen en nutsgebouwen, zonneboilers, wind op land en zee, bodem- en buitenluchtwarmte via warmtepompen, geothermie en centrale warmtelevering, en vooral biomassa.

Waarschijnlijk is in Brabant nu ongeveer 22PJ van die 30,9PJ al ingevuld.

Hoe krijgt Brabant het gat van 10,5PJ tussen realiteit en ambitie opgevuld?
Business as usual schiet dus 10,5PJ tekort. Ergo is dat de target van het nieuwe provinciale opwekkingsbeleid.

Wij hanteren nu de volgende overwegingen:
1) de daken liggen al grotendeels vol.
2) voor veel meer windenergie is weinig ruimte en draagvlak
3) bodem- en buitenluchtwarmtepompen stuiten technische bezwaren
4) de meeste biomassa wordt al gebruikt, behalve mestvergisting (die op papier veel energie kan opleveren)
5) geothermie is in Brabant nog onontwikkeld
6) er wordt veel warmte weggegooid
7) er ligt rond de 10 a 20km2 incourante bodem (vuilstorten, ongebruikte molensteen-industrieterreinen, vliegvelden, geluidsschermen) waarvan een flink deel plaats biedt aan zonnepanelen.

Kaart met vuilstorten in Brabant. Die is te vinden op http://kaartbank.brabant.nl/viewer/app/Stortplaatsen
Kaart met vuilstorten in Brabant. Die is te vinden op http://kaartbank.brabant.nl/viewer/app/Stortplaatsen

Voorstel t.b.v. de provinciale politiek:
De provincie zet zich in voor (doeljaar 2020)
a) 5PJ uit zonneparken. Met genoemde incourante terreinen komen we een heel eind.

b) 2PJ extra uit afvalwarmte, met aandacht voor de belangen van afnemers van de stadsverwarming
c) 2PJ extra uit geothermie
d) 2PJ uit mestvergisting. Daarvoor is voldoende covergistingsmateriaal aanwezig en het vraagt ongeveer om de stalmest van 5% van de Brabantse dieren
e) GS gaan niet zitten afwachten tot de initiatieven zich melden, maar werken outreachend

Onze analyse is zeker niet precies, maar we hebben er vertrouwen in dat de cijfers zo robuust zijn dat het voor de uiteindelijke keuzes weinig uitmaakt.

Voor de onderbouwing zie https://www.bjmgerard.nl/?p=1934

Joep van Meel             SP-woordvoerder energie in Provinciale Staten
Bernard Gerard          SP-fractiemedewerker

 

 

Petitie over hoge snelheidstreinen in plaats van vliegtuigen binnen West-Europa

Ik vraag de aandacht van de bezoekers van deze website voor een petitie die op de kortere afstanden vliegtuigen wil vervangen door hogesnelheids-treinen (HSL-treinen). Eindhoven ligt niet aan een HSL-lijn, maar heeft een verbinding met HSL-station Breda. De verbetering van de grensoverschrijdende spoortrajecten naar Düsseldorf en Luik zou ons ook daar aansluiting geven op het HSL-netwerk.

Eindhoven tussen andere stedelijke gebieden
Eindhoven tussen andere stedelijke gebieden

Voor Düsseldorf bestaat al lang een regionale lobby (zie bijvoorbeeld http://www.ed.nl/regio/eindhoven/lobby-voor-hogesnelheidslijn-via-eindhoven-naar-duitsland-1.5244368 ). Een goede verbinding Maastricht-Luik  zou onze regio aansluiting geven op het zuidelijke HSL-net via het nieuwe station in Luik.
Op afstanden tot pakweg 500 a 700 km (afhankelijk van de omstandigheden) is de reistijd (all-in) van stadscentrum naar stadscentrum per HSL beter als per vliegtuig.

Het treinstation in Luik
Het treinstation in Luik

Het mes snijdt aan twee kanten.
Treinen in plaats van vliegen betekent minder opwarming van de aarde en minder vlieghinder. In de komende maanden zal de politieke aandacht naar opwarming uitgaan vanwege de klimaatconferentie in Parijs. Deze petitie ondersteunt een beter klimaat.
De andere kant is vooral van belang voor gehinderde omwonenden. Hogesnelheidstreinen voorkomen toename van luchtverkeer, met onwenselijke geluidhinder en uitstoot.

Meer informatie kunt u lezen op Wat wil WTL met die petitie voor hogesnelheidstreinen?
Verder kunt u informatie halen in een eerder artikel op deze site Eindhoven als draaischijf voor internationaal treinverkeer

De petitie wordt georganiseerd door de Werkgroep Toekomst Luchtvaart (WTL). IK ben zelf ook lid van de WTL. Ik vind het dan ook van groot belang dat veel mensen deze petitie tekenen.
Dat kunt u hier doen:

http://petities.nl/petitie/maak-reizen-in-west-europa-klimaatvriendelijk

 

“Klimaatverandering hangt direct samen met de groei van het terrorisme” (Bernie Sanders)

Het zijn, na de aanslagen in Parijs van 13 november en die in Beiroet en in Suruç en elders treurige tijden.

Ik ga over de feitelijke gebeurtenissen niet veel zeggen omdat mijn mening daarover weinig meerwaarde heeft. En emotie is er al genoeg. Ik beperk mij tot drie, in mijn ogen, verstandige citaten:
Hoogleraar Ian Buruma (NRC 21/11/2015) “Wij weten waarom een gevaarlijke minderheid van (Europese) jongeren bereid is te sterven. Wat zij nodig hebben is een betere reden om te leven.
Hoogleraar Beatrice de Graaf (Correspondent 23/11/2015): hoe bedachtzamer de respons op terrorisme – ‘maatregelen die gericht zijn op deradicalisering, preventie van rekrutering en op zo min mogelijk maatschappelijke mobilisering’ – hoe minder aanslagen en doden.”
Tenslotte e(x)SP-voorzitter Jan Marijnissen (NRC 21/11/2015):”Gebrek aan perspectief kan leiden tot een hart van Semtex.

Autobom in Kobani (Koerdisch gebied)
Autobom in Kobani (Koerdisch gebied)

De oorzaken en de oorzaken onder de oorzaken en daarbij het klimaat.
Het titelcitaat komt uit een debat tussen de Democratische presidentskandidaten. Het volledige citaat van Sanders: “Absolutely. In fact, climate change is directly related to the growth of terrorism. And if we do not get our act together and listen to what the scientists say, you’re going to see countries all over the world — this is what the CIA says — they’re going to be struggling over limited amounts of water, limited amounts of land to grow their crops, and you’re going to see all kinds of international conflict.”.

De Republikeinen reageerden als door een wesp gestoken. Die willen er op slaan, alleen weten ze niet zo goed waarop.
De eigen omgeving van Sanders vond zijn soundbite te weinig genuanceerd. “Directly related” was eerder “indirectly related”, nogal loze semantiek.
Nog een citaat, uit het milieu- en energieblad VOX van 15 november 2015 (http://www.vox.com/2015/11/15/9738342/climate-change-conflict-terrorism) . Het is een samengevat eerder interview uit 2013 met Femia en Werrell of the Center for Climate and Security (zie https://www.washingtonpost.com/news/wonk/wp/2013/09/10/drought-helped-caused-syrias-war-will-climate-change-bring-more-like-it/ ):
We looked at the period between 2006 and 2011 that preceded the outbreak of the revolt that started in Daraa. During that time, up to 60 percent of Syria’s land experienced one of the worst long-term droughts in modern history.

This drought — combined with the mismanagement of natural resources by President Assad, who subsidized water-intensive crops like wheat and cotton farming and promoted bad irrigation techniques — led to significant devastation. According to updated numbers, the drought displaced 1.5 million people within Syria.

Around 75 percent of farmers suffered total crop failure, so they moved into the cities. Farmers in the northeast lost 80 percent of their livestock, so they had to leave and find livelihoods elsewhere. They all moved into urban areas — urban areas that were already experiencing economic insecurity due to an influx of Iraqi and Palestinian refugees.”

Syriers bidden om regen
Syriers bidden om regen

De voormalige boeren werden een nieuw (sunnitisch) lompenproletariaat in de steden, waar de heersende macht Alawitisch was (een soort Shia). Het werd een godsdienstconflict, maar begon als een klassenconflict.

Een ramp heeft bijna altijd meer oorzaken. Èn de droogte èn de armoede èn de harde hand van Assad èn de verdrievoudiging van de bevolking in 35 jaar tijd èn de oorlogssituatie in de buurlanden hebben allemaal bijgedragen.
In deze context is ‘direct” of “indirect related” nauwelijks van belang.

Sanders, Obama en het Pentagon zijn het eens
Het Department of Defense (DOD) zegt ongeveer hetzelfde. De DOD-studie dd 23 juli 2015 “NATIONAL SECURITY IMPLICATIONS OF CLIMATE-RELATED RISKS AND A CHANGING CLIMATE” opent zo: ”DoD recognizes the reality of climate change and the significant risk it poses to U.S. interests globally. The National Security Strategy, issued in February 2015, is clear that climate change is an urgent and growing threat to our national security, contributing to increased natural disasters, refugee flows, and conflicts over basic resources such as food and water. These impacts are already occurring, and the scope, scale, and intensity of these impacts are projected to increase over time.” (zie –> DOD-congressional-report-on-national-implications-of-climate-change_150724 )

De Obama-regering: “Many governments will face challenges to meet even the basic needs of their people as they confront demographic change, resource constraints, effects of climate change, and risks of global infectious disease outbreaks. These effects are threat multipliers that will aggravate stressors abroad such as poverty, environmental degradation, political instability, and social tensions — conditions that can enable terrorist activity and other forms of violence. The risk of conflict may increase.”.

“Threat multipliers” is het sleutelwoord.

IS is meer een symptoom dan de ziekte zelf
IS is een eerder kwaadaardig symptoom (dat in eigen recht bestreden moet worden, met kracht, maar ook met verstand) dan de ziekte zelf.

De ziekte is dat grote delen van het Midden-Oosten onbewoonbaar dreigen te worden. Dat schrijft Nature Climate Change van 29 oktober 2015. Het artikel noemt een waarneming dat het op 31 juli 2015 in de Iraanse stad Bandar-e Mahshahr 46⁰C was, maar dat het vanwege de hoge luchtvochtigheid 73⁰C leek. Zonder airco kun je daar niet meer wonen.

Het linkerplaatje geeft de huidige maximale temperatuur in het Midden-Oosten, gemiddeld over 30 jaar. Het middelste plaatje is idem in het RCP4.5 scenario van het IPCC (wat haalbaar is na een krachtig klimaatverdrag). Het rechterplaatje is idem als er geen klimaatbeleid komt.
Het linkerplaatje geeft de huidige maximale temperatuur in het Midden-Oosten, gemiddeld over 30 jaar.
Het middelste plaatje is idem in het RCP4.5 scenario van het IPCC (wat haalbaar is na een krachtig klimaatverdrag).
Het rechterplaatje is idem als er geen klimaatbeleid komt.

En Syrie wordt nog onbewoonbaarder als je er als een bezetene gaat bombarderen. Raqqa is de hoofdstad van IS, maar het is ook een stad van 500.000 burgers.

Wat te doen?
En dus kunnen de regeringsleiders er maar het beste voor zorgen dat de klimaatconferentie in Parijs een groot en snelwerkend succes wordt, zowel wat betreft de preventie, de mitigatie en de adaptatie.
En dat daar veel geld naar toe gaat. Gooi 20% van alle militaire budgetten van de wereld in een klimaatfonds, en je hebt voor minder geld in de toekomst meer veiligheid.

Zie ook mijn eerdere artikel op deze site: Burgeroorlog in Syrie mede veroorzaakt door klimaatverandering

 

Klimaateffecten in Brabant–4: klimaatadaptatiemaatregelen

Eerdere onderzoek over klimaateffecten in steden en denkbare
maatregelen daartegen is samengebracht in het “Eindrapport Climate Proof Cities” (eindredactie TNO, oktober 2014), (https://www.wageningenur.nl/upload_mm/2/5/5/7716e799-561f-43b1-9a90-3d9593bb5965_CPC%20eindrapport_final.pdf )

Ik bespreek hier de maatregelen.

Ten overvloede: adaptatiemaatregelen tegen de gevolgen van de klimaatverandering vervangen geen maatregelen tegen de oorzaak. Veel steden willen op de lange termijn klimaatneutraal worden. Maar daarnaast vinden de inwoners het ook wel fijn als intussen hun kelder niet onderloopt en oma niet uitdroogt.

Indelingen
Er zijn twee klimaatproblemen: wateroverlast en hitte annex droogte.
Op verschillende schalen: gebouw, straat tot wijk, en stad en regio.
Sommige oplossingen passen bij de bestaande stad, andere vragen nieuwbouw of de stad moet op de schop.
Sommige zijn goedkoop en andere duur.

Maatregelen en hun effecten
UHImax als functie van oorzaken in Rotterdam
Je moet deze tabel over de luchttemperatuur op wijkniveau zó lezen:
– UHImax is het maximale temperatuurverschil tussen het platteland en stukken Rotterdam rondom een weerstation.
– het gebied rond een weerstation kan voor 3 tot 38% bebouwd zijn
– een stuk stad dat voor (bijvoorbeeld) 30% bebouwd is, is gemiddeld 0,34⁰C warmer dan een stuk stad dat voor 20% bebouwd is.
– 10%punt meer groen betekent gemiddeld 0,33⁰C koeler
– Het percentage open water heeft geen duidelijk gevolg. Water kan ’s nachts warmer zijn dan de omgeving, en het effect hangt af van de kenmerken van het water en de windrichting
groenafhankelijkheid van UHI

Op gebouwniveau ligt het soms anders. Zie onderstaande tabel met warmte- en neerslageffecten.
klimaatadaptatiemaatregelen gebouw
– ‘Albedo’ is hoeveel licht iets terugkaatst (100% spierwit). Een hoog albedo kan een woning koelen, vooral bij een slecht geïsoleerd dak.
Een wit dak op 9m hoogte scheelt ongeveer een halve tot hele ⁰C op leefhoogte, maar dat effect reikt minder dan 15m ver.
– De orientatie: met ramen op het oosten en westen heb je het sneller (te) warm, omdat de zon dan laag aan de hemel staat en rechtstreeks binnen schijnt.

Nu eerst iets over water, en dan weer terug naar de tabel.
Je kunt veel fijnmazige precisiegegevens in een computermodel stoppen en dan een forse bui doorrekenen. Dat geeft een situatiegebonden antwoord.
De algemene strategie is simpel: wateroverschotten in de bodem laten inzijgen of op een toegankelijke manier opslaan, de riolering verbeteren en gebieden onder laten lopen waar dat niet veel kwaad kan.

Het beste middel tegen warmte- als wateroverlast is de stad groener maken – op de grond. Een boom geeft schaduw en koelt door verdamping. Een boom is normaliter een koelmachine van 1 tot 2KW, maar dat kan oplopen tot 8 a 11kW. Veel bomen in een straat of park kan een paar ⁰C schelen. Die bomen moeten dan wel water hebben om te verdampen, en dat water moet de bodem in kunnen. ‘Ontharden’ is een goede strategie voor beide doelen.
effect_bomenrijen_straat
Groene daken werken matig.
Een ‘extensief’ groeimedium is dunner dan 15cm. De woning eronder merkt er weinig van, vooral als het dak toch al goed geïsoleerd was. Een dergelijk groen dak kan 5 tot 20 mm regenval tijdelijk vasthouden.
‘Intensieve daken’ zijn dikker dan 15 cm en werken beter als waterbuffer, vooral als ze ingericht zijn op een vertraagde afvoer. Maar op een gegeven moment is de laag verzadigd en moet hij eerst weer opdrogen.
Het thermische effect van groene daken op leefhoogte is niet groot en reikt hooguit een paar meter naast het dak.

Op 28 juli 2014 viel er op Deelen 132mm regen in één etmaal, waarvan 67mm in één uur. Daar is ook het beste riool niet tegen opgewassen. Zie ook http://www.riool.net/thema-s/extreme-buien .
Plekken waar tijdelijk water schadevrij kan worden opgeslagen zijn daarom waardevol. Oppervlaktewater is handig, maar als een plein of park van 4 hectare 2 cm onder water staat, is dat ook 800m3 water. Als dat 5* per jaar gebeurt, is dat niet meteen een ramp.
Het is evenzo verstandig om wegbermen lager te leggen, sloten te graven en wegprofielen aan te passen.

Geld, planning en bevoegdheden
Klimaatmaatregelen zijn zo afhankelijk van micro-omstandigheden dat ze een gemeentelijke taak zijn, die alleen samen met maatschappelijke partijen uitvoerbaar is. De gemeente moet wel op ondersteuning kunnen rekenen.

Aan verschillende oplossingen zijn zeer uiteenlopende kosten verbonden. De oplossingen hoeven echter meestal niet op stel en sprong gerealiseerd te worden. Vaak kunnen ze meeliften op reguliere werkzaamheden (stadsvernieuwing, rioolvervanging, herbestrating). Dat scheelt een slok op een borrel.

De gemeenten, provincies en waterschappen hebben zich verenigd in het Klimaatverbond ( http://www.klimaatverbond.nl ) . Dat is een waardevol initiatief.

GroenLinks roept het iets te hard van de daken
Groen Links Eindhoven heeft een initiatiefvoorstel uitgebracht “Schreeuw het van de daken!”. Dat gaat ook over klimaatadaptatie (plus nog zonne-energie en stadslandbouw en luchtkwaliteit) –> Initiatief-
voorstel GroenLinks Eindhoven_Elk dak een duurzaam dak 151008

Ik vind het jammer dat het voorstel teveel blijft steken in de goede bedoelingen. De uitwerking is mager en de literatuurlijst beperkt. Daardoor staat er bijvoorbeeld een juichverhaal over groene daken, terwijl het nog maar de vraag is wat je daaraan hebt. Bovendien hebben de meeste Eindhovense huizen een schuin dak.
En hoe wil Groen Links èn stadslandbouw doen op het platte dak èn daar groene daken aanleggen? Dat gaat niet samen.
Teveel romantiek en te weinig analyse. Groen Links houdt op met denken juist daar waar het interessant wordt.

Ik hoop dat het voorstel aangenomen wordt, en dat B&W er echte deskundigen opzetten.

 

Klimaateffecten in Brabant – 3: de Brabantse steden als hitte-eiland

Het gaat warmer worden in Nederland en dus ook in Brabant. De KNMI’14 – scenario’s geven aan dat het aantal zomerse dagen (dagen waarop het warmer wordt dan 25⁰C) tussen 1951 en 1980 gemiddeld 13 per jaar was; dat het van 1981 t/m 2010 gemiddeld 21 per jaar was; en dat dat er in 2050 ergens rond de 26 a 36 zijn, afhankelijk van het gekozen scenario.
Men stelle zich dit ongeveer als volgt voor (KNMI “Extreem weer en klimaat”):
toename in gemiddelde T en spreiding
Een aantal van dit soort dagen achter elkaar heet een hittegolf. De waarschijnlijkheid daarvan neemt toe, maar daarover durft het KNMI nog niet iets kwantitatiefs te zeggen.

Dit zijn cijfers in De Bildt.
In de steden ligt het aantal zomerse (>25⁰C) en tropische (>30⁰C) hoger dan in De Bildt, omdat steden beduidend warmer zijn dan het platteland erom heen. Het verschil tussen de stad en het omringende platteland heet het ‘stedelijk hitte-eiland’ – effect. Dat kan fors zijn, zelfs groter dan de temperatuurstijging tussen nu en 2050.
extra sterfte per dag per graadC meer
Bij een hittegolf schiet het ziekenhuisbezoek omhoog en neemt de sterfte met 12% toe. Bovenstaande grafiek becijfert de landsbrede extra sterfte op ongeveer 8 personen per dag per extra ⁰C. Over het algemeen gaat het om oude mensen.
Wordt het warmer, dan overlijden er ’s zomers dus meer mensen en ’s winters minder. Het netto effect wordt gunstig. Het zou uiteraard nog gunstiger worden als er ’s zomers minder extra sterfte optrad.

De reëel bestaande stadsbewoner heeft met drie temperatuurbegrippen te maken. Het is goed die uit elkaar te houden.
–           De oppervlaktetemperatuur is wat je voelt als je je hand op het dakleer legt of op het gras. Dat is wat de warmtesatelliet (bijv. de NOAA) ziet. Dat heet het Surface Heat Island (SHI) – effect.
–           De temperatuur die je krijgt als je een thermometer, afgeschermd van neerslag en directe straling, 1,5m boven een grasvlakte houdt. Men spreekt dan van een “Urban Heat Island” UHI. Dat is wat een weerstation doet, vaak onder beheer van amateur-weerkundigen.
–           De befaamde “gevoelstemperatuur” (in de vaktaal meestal aangeduid als PET), die een constructie is die de UHI combineert met wind, luchtvochtigheid en directe straling.

De eerste twee zijn direct meetbaar, de derde een combinatie van
meting en modelberekening.
De SHI en de UHI zijn ’s nachts ongeveer hetzelfde, maar overdag kan de SHI fors hoger zijn. Er is dan wel een zekere correlatie, maar die is niet eenduidig.
Dat komt o.a. omdat de satelliet heel veel locaties meet bijna op één moment (met een pixel van 1*1 km), en het weerstation heel weinig locaties op heel veel momenten. Bovendien speelt het microklimaat een rol.
Het is dus wel van belang te kijken wat er staat. In beide gevallen is het verstandig enige bescheidenheid te tonen tegen al te stellige beweringen.

De natuurkundige mechanismen overdag zijn ten dele anders dan die ’s nachts. Het is dus steeds nodig dit er bij te vermelden.

Onderstaande kaart is van 16 juli 2006, 14.07 uur (links) en 17 juli 04.04 uur (rechts). Dat was tijdens de tweede hittegolfperiode van dat jaar.

TN), 2012, de stedelijke hitte-eilanden in kaart gebracht
TN), 2012, de stedelijke hitte-eilanden in kaart gebracht

Vanuit deze kaart is een top-20 afgeleid (die dus, let wel, alleen voor dat moment bewezen is). Het mechanisme onder deze rangorde kan echter toch wel ten dele een structureel karakter hebben.

Er staan verhoudingsgewijs veel Brabantse steden op de overdag-lijst.

De sHI-top20 van 16 en 17 juli 2006
De sHI-top20 van 16 en 17 juli 2006

Nog een andere kaart, meer in detail, van Eindhoven op 26 juni 2013, om 15.00 uur, tijdens een hittegolf.

Hittekaart Eindhoven 26 juni 2013, rond 15 uur
Hittekaart Eindhoven 26 juni 2013, rond 15 uur

Een gemeentebestuur kan op zichzelf maar een heel klein beetje doen aan de oorzaken van de klimaatverandering. Dat vraagt om een collectieve inspanning van de hele wereld.
Een gemeentebestuur kan wel wat doen aan de gevolgen van de klimaatverandering voor de eigen gemeente. Dat heet klimaatadaptatie. Van Tilburg en Breda heb ik al klimaatnotities gezien.

In oktober 2014 is het “Eindrapport Climate Proof Cities” uitgebracht (https://www.wageningenur.nl/upload_mm/2/5/5/7716e799-561f-43b1-9a90-3d9593bb5965_CPC%20eindrapport_final.pdf ). Dit bevat een systematische aanpak van alle klimaatgevolgen in Nederlandse gemeenten.

Ik kom hierop in een volgend artikel te spreken.