De zonneladder: constructief of destructief? De natuur- en milieuorganisaties zitten in een spagaat tussen enerzijds de eisen die de energietransitie aan het landgebruik stelt (turbines en PV-opstellingen) en anderzijds hun traditionele kernwaarden natuur en landschap. Dat is niet verrassend en ze zijn niet de enige die met dat probleem kampen.
De organisaties hebben op 10 jan 2019 hun “Constructieve Zonneladder” gepresenteerd. Zie www.nmu.nl/nieuws/wij-presenteren-de-constructieve-zonneladder/ . Het was hun eigen werkstuk en er stonden geen handtekeningen onder van organisaties buiten de natuur- en milieuhoek.
Inmiddels is de zonneladder in het nationale beleid opgenomen.
De centrale kwestie is dat men met enig cijferwerk al gauw tot de conclusie komt dat er zonneparken in het vrije veld nodig zijn. De ‘pijnloze’ oplossingen als daken en restterreinen hebben simpelweg veel te weinig oppervlak om aan de vraag te kunnen voldoen. In de ‘constructieve zonneladder’ wordt een procedure beschreven van pijnloos naar pijnlijk, maar in dergelijke termen dat de aanleg van flinke zonneparken, die er qua opbrengst toe doen, door de toonzetting van het verhaal ontmoedigd wordt. Men wil eerst de daken vol en dan de restterreinen en dan eens gaan nadenken over weilanden. Het staat er niet met zoveel woorden, maar een soort volgtijdelijkheid is wel de teneur. Vooral Natuurmonumenten blijkt met grote regelmaat een tegenstander van duurzame energie.
De Constructieve Zonneladder heeft destructieve elementen, vooral als hij stringent wordt uitgelegd – wat vele tegenstanders van zonneparken graag doen. In stringente vorm is de zonneladder een sabotage-instrument.
De druk om snel
zonneparken in het open veld te bouwen is sterk toegenomen.
Vandaar dat de natuur- en milieuorganisaties het uiteindelijk meegegaan in een uitnodiging van de branchevereniging Holland Solar ( https://hollandsolar.nl/home ). Dat is de ‘Gedragscode zon op land’ geworden, te vinden op https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2020/03/04/gedragscode-zon-op-land . De denkomslag is van ‘hoe het niet hoort’ naar ‘hoe het wel kan’. Dat is aangenaam. Ik heb op deze site al vaker gezegd dat je niet alleen de vraag moet stellen of je zonneparken moet willen (het antwoord is JA), maar ook hoe je ze moet willen . Zie Zonneparken, natuur en landbouw .
De code
heeft betrekking op zonneparken op de grond (niet drijvend en op gebouwen).
Er zijn drie
leidende principes:
Bij
elk project komt een op het project afgestemde vorm van participatie
Het
zonneveld moet, per saldo, een verbetering voor de landschappelijke en
natuurwaarde van het gebied betekenen
Als
de grondeigenaar en het bevoegd gezag dat willen, wordt het zonnepark
omkeerbaar aangelegd, zowel beleidsmatig als fysiek
Deze
principes worden vertaald in concrete toezeggingen:
De
gemeente maakt beleid, kijkt eerst naar daken en restgronden, stelt daarna
zoekgebieden voor parken vast, en betrekt de inwoners daarbij
Nationale
parken en Natura2000-gebieden blijven buiten beschouwing
In
Natuurnetwerk-gebieden (de vroegere Ecologische Hoofd Structuur), beschermde
landschappen en weidevogelgebieden mogen enkel zonnevelden komen als het
initiatief goed uitpakt voor relevante lokale natuurwaarden en de
landschappelijke beleving
Tussen
de intentieovereenkomst en de definitieve overeenkomst neemt het bevoegd gezag
een besluit en worden de omgeving geconsulteerd
Er
komt procesparticipatie voor omwonenden, commerciële ontwikkelaars,
energiecoöperaties en andere belanghebbenden
Er
komt financiële participatie, waartoe de overeenkomst twee passages uit het Klimaatakkoord
citeert. Gestreefd wordt naar 50% eigendom op ondernemersbasis (dus mee
investeren en risico lopen). Dit krijgt per project vorm.
Er kan een gebiedsgebonden bijdrage verstrekt worden.
Een
combinatie met agrarisch gebruik (bijvoorbeeld vrije uitloop-schapen of -kippen)
is denkbaar
Projectontwikkelaars
gaan niet met een hagel aan aanbiedingen schieten in de hop dat er één
grondeigenaar meedoet. Dat geeft onrust.
Bij
de aanleg zorgt de ontwikkelaar voor ruimte voor natuurelementen, klein wild en
inheemse kruidenrijke vegetatie die niet vaak
gemaaid wordt. Die kunnen eventueel na beëindiging van het park blijven
bestaan.
Waar schade onvermijdelijk is, moet gecompenseerd worden.
Voor
de inpassing wordt o.a. een landschapsarchitect of een historisch geograaf betrokken
Een
park krijgt in principe minstens 25% onbedekt oppervlak, tenzij er redenen zijn
voor meer of minder. Dat staat toetreding van voldoende licht en water tot de
bodem toe. De grondwaterstand wordt in overleg met het Waterschap vastgesteld
Als
regel worden er geen bestrijdingsmiddelen gebruikt
Indien
een park tijdelijk bedoeld is, wordt de bodem in de oude toestand terug
opgeleverd
Bij
de aanleg en het beheer krijgen (indien mogelijk) bedrijven uit de omgeving
voorrang
Er
is ruimte voor monitoring een bijsturing
Naleving
van de code wordt met diverse juridische technieken afgedwongen. Uitzonderingen
kunnen in overleg worden toegestaan. Niet-naleving kan gemeld worden.
Milieudefensie Eindhoven heeft ingespeeld op een recent voorstel van Groen Links en de SP in de Tweede Kamer. In hun Nationale Bomenplan (goed werkstuk) stellen ze o.a. voor om in Nederland één boom per inwoner te planten. Milieudefensie Eindhoven heeft dit idee opgepikt voor het MRE-gebied (Metropool Regio Eindhoven), een samenwerkingsverband van 21 gemeenten. Hieronder is de tekst van de brief afgedrukt.
Aan de MetropoolRegio Eindhoven Aan de gemeenteraden en Colleges van B&W binnen het MRE-gebied
bomen, al dan niet verenigd in een bos, hebben belangrijke functies in onze samenleving. Ze leveren verblijfswaarde, waardevolle producten en (uit de resten) energie, zuiveren de lucht en zorgen biodiversiteit, klimaatopslag en klimaatmitigatie.
Dat zijn er
dus 17 miljoen. In het plan wordt dit vertaald in 100.000 hectare nieuw bos en
20.000 hectare nieuwe landschapselementen.
Dit idee past in een trend. Al in 2016 is het Actieplan Bos en Hout bestuurlijk goedgekeurd. Daarin wordt voorgesteld om het Nederlandse bosareaal met een kwart uit te breiden. Dat komt neer op ca 90.000 hectare. Van Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer is bekend, dat ze hun bosareaal willen uitbreiden. In het Bestuursakkoord van de provincie Noord-Brabant wordt de intentie uitgesproken om tot 2030 13.000 hectare bos aan Brabant toe te voegen, waarvan 2500 hectare in deze bestuursperiode.
De Metropool Regio Eindhoven telt 750.000 inwoners, verspreid over 145.800 hectare. Als men de lijn volgt van het Nationaal Bomenplan, zouden er in het MRE-gebied dus 750.000 bomen bijgeplant moeten worden. Bij de bomendichtheid uit het Nationaal Bomenplan (te weten 140 bomen/hectare , de landschapselementen meegeteld) zou dit neerkomen op ruim 5300 hectare nieuw aan te leggen bos en landschapselementen. Uiteraard komen andere boomdichtheden op een ander aantal hectare uit. De gemiddelde boomdichtheid in Nederland is groter dan de 140 uit het Nationaal Bomenplan.
Milieudefensie
vraagt de gemeenteraden en de bestuurders binnen het MRE-gebied om zich sterk
te maken voor een vergroting van het bosareaal in het MRE-gebied, en daartoe in
onderling overleg beleid en uitvoeringsprogramma ’s te ontwerpen.
Al eerder is
in de provincie besloten om de Ecologische Hoofdstructuur (tegenwoordig Natuur
Netwerk Brabant, NNB) af te maken. Hiervoor is in het Groenontwikkelfonds geld
gereserveerd, zie www.groenontwikkelfondsbrabant.nl .
Die NNB omvat meer natuur dan alleen maar bos. Milieudefensie ziet dit voorstel
om nieuw bos aan te planten als aanvullend op het afmaken van de NNB waar dit
niet over bos gaat, en als implementatie van de NNB waar dit wel over bos gaat.
Ook
gemeenten hebben bestaande ecologische ambities. Hier hanteert Milieudefensie
dezelfde denklijn.
Omdat de ene gemeente zich beter leent voor nieuwe bomen dan de andere gemeente, vraagt Milieudefensie de gemeenten in overleg te gaan en de gevraagde uitbreiding van het bosareaal als een gezamenlijke taak te zien.
Milieudefensie
gaat hierover graag in gesprek met politieke instanties en milieuorganisaties.
Met
vriendelijke groeten,
namens Milieudefensie
Bernard Gerard (secretaris)
Hulstbosakker 21
5625VR Eindhoven
bjmgerard@gmail.com
De provincie Noord-Brabant had met Brabant Living Landscape flink uitgepakt tijdens de 2019 – versie van de Dutch Design Week (DDW). Zie www.brabantlivinglab.nl . Op het Eindhovense Ketelhuisplein op Strijp-S stond een joekel van een paviljoen. Of je het mooi vindt is iets anders, maar interessant was het wel. Het heet Biobased Camp en is ontworpen door Marco Vermeulen (zie www.architectuur.nl/nieuws/ddw-2019-hout-is-het-beton-van-de-toekomst/ ). Hij was ook in VPRO Tegenlicht over de houtbouw. Eventueel doorlinken naar www.marcovermeulen.eu/nl .
De ‘palen’ zijn populieren, die bij Boxtel langs de A2 stonden en die weg moesten vanwege hun (voor populieren die niet oud worden) gevorderde leeftijd. Ze waren voor geïnteresseerden in de aanbieding en de provincie heeft ze dus ingepikt. Een rationeel ontwerper zou het anders doen, maar het geheel is wel spectaculair. Het dak is helemaal van CLT-hout (Cross Laminated Timber). Het wordt na de DDW geordend afgebroken en elders gebruikt – een van de voordelen van houtbouw.
Het hout is
geleverd door de Duitse onderneming Derix met een Nederlandse vestiging in
Lierderholthuis. Zie www.derix.de/nl/ .
Derix heeft
een interessante site. Loont om er even rond te gaan zwerven.
Derix gebruikt vooral vurenhout, dat tot CLT gemaakt wordt (en waar het dak van
het paviljoen dus van gemaakt is).
Gesteld wordt dat CLT aan alle brandveiligheidseisen voldoet. Het brandt wel,
maar een voorspelbaar aantal mm/uur en de koollaag beschermt het onderliggende
hout. De eis is dat je er levend uit komt en dat de constructie een uur blijft
staan. Dat lukt prima.
Grootste probleem dat Derix noemt is de bescherming van hout tegen schimmels en
insecten. Zolang je het hout onder de 25% vochtigheid houdt, krijgen schimmels
geen kans.
Voor binnenwanden is het hout in elk geval geschikt (alleen oppassen bij natte
ruimtes). Het is heel mooi (vind ik).
Ter inleiding Een wijdverbreid gevoelen is dat het klimaatakkoord van Parijs harde beperkingen oplegt aan de luchtvaart. Die is nu direct goed voor 2 a 3% van de opwarming van de aarde, en indirect (via effecten op grote hoogte) nog eens voor een bedrag in dezelfde orde van grootte. Om de temperatuurstijging onder de 2°C te houden, de CO2 – emissies moeten worden beperkt tot 90 a 100% van die in 1990 . De IATA (organisatie van luchtvaartmaatschappijen) doet het voor veel minder: een CO2 -neutrale groei na 2020 en 50% minder in 2050. Zie hierboven.
In 2017 stootte Nederland als geheel 163Mton CO2
uit (193 als je ook de andere broeikasgassen meetelt). De grafiek van Nederland
als geheel zou dus van ergens ver boven de rand van het beeldscherm in 2017
naar bijna 0 in 2050 lopen, en daarbij de dalende lijn van de luchtvaart ergens
in 2040 snijden. Vanaf dat moment bestaat alle emissie in Nederland uit
luchtvaartemissies.
Het trof me dan ook als merkwaardig dat het Plan Bureau voor
de Leefomgeving (PBL) in mei 2019 met een notitie kwam dat de Nederlandse
luchtvaart best nog wel zou kunnen groeien en toch binnen Parijs blijven. De
notitie “Parijsakkoord en Luchtvaart” is te vinden op www.pbl.nl/publicaties/parijsakkoord-en-luchtvaart
.
Ik ben de notitie maar eens gaan lezen.
In de notitie wordt verwezen naar de op te stellen Luchtvaartnota 2020-2050 van de regering. De notitie vermeldt niet of er aan de notitie een regeringsopdracht ten grondslag ligt, of dat het een eigen, ‘vrij’ werkstuk is. In elk geval is de ingebouwde reflectie op de eigen modeluitkomsten zo ruim, dat men dit bijna als het in twijfel trekken van de eigen uitkomsten kan lezen.
Aannames Dit soort bespiegelingen kunnen niet anders zijn dan gebaseerd op rekenmodellen, die zich voeden met aannames, heel veel aannames. Zo ook deze notitie.
Eerst zijn er aannames van het PBL zelf. Soms geef ik daar in Italic commentaar bij.
De ambitie is om de temperatuurstijging onder de 2°C te houden (niet 1,5°C) Zwak.
Alleen CO2 wordt meegenomen, geen niet CO2 -effecten op grote hoogte Ik beschouw dit als een ernstige nalatigheid. Er is genoeg van bekend om op zijn minst het voorzorgsbeginsel van toepassing te verklaren met als insteek dat het een effect is in dezelfde orde van grootte. Bovendien zitten er fouten in de bijlage, die over dit onderwerp gaat.
Er komt een mondiale versie van een emissiehandelssysteem (zoiets als het huidige ETS)
De luchtvaart is onderdeel van een wereldwijd economisch systeem dat in zijn geheel ‘Parijs’ moet halen. Beide samen betekent, dat CO2– verplichtingen verschoven kunnen worden naar buiten de luchtvaart. De luchtvaart dekt zich dan met CO2– rechten die elders goedkoper zijn
Landen gaan samenwerken om aan het Parijsakkoord te voldoen, en doen dat op korte termijn. Moet blijken.
Het basisjaar van het PBL is 2017, en de horizon is 2050. Over de tussentijd wordt weinig gezegd.
Het PBL kijkt alleen naar passagiers, niet naar vracht. Vracht is goed voor ca 1/3de van de getankte brandstof (zie www.pbl.nl/publicaties/ontwikkeling-luchtvaart-en-co2-emissies-in-nederland ). Ik vind dit een ernstige nalatigheid die onvoldoende onderbouwd wordt met het argument van de onzekere economische toekomst.
Synthetische kerosine wordt impliciet in de berekeningen verwerkt
Om een beeld te krijgen van de toekomst, wordt het WLO-scenario Hoog of Laag gebruikt
Voor de modelberekeningen wordt het model Aeolus van het Ministerie van I&W gebruikt. Ik vind het ongelukkig dat het model van een direct belanghebbende instelling gebruikt wordt.
Er worden twee basisscenario’s doorgerekend (met WLO Hoog en Laag). Daarin wordt als het ware gedaan of ‘Parijs’ niet bestaat. Ook dan zou er klimaatbeleid plaatsgevonden hebben, maar minder intensief. WHO Hoog zou tot een mondiale temperatuurstijging in 2050 van 1,5 a 3°C geleid hebben, WHO Laag tot 3,5 a 4°C .
Er worden vijf scenario’s doorgerekend met ‘Parijs’, met als variabelen WLO Laag en Hoog, de CO2-prijs in 2050, en de gemiddelde jaarlijkse efficiency verbetering. Zie tabel verderop. Een efficiencyverbetering van 1% (voor alle factoren samen) per jaar is optimistisch.
Volgen de aannames die in het kader van de WLO gemaakt
worden. Dat pakket is op zijn eentje al bijna een kantje A4.
Tenslotte nog de aannames die het Aeolusmodel voeden.
Het model kan gestuurd worden met het Bruto Binnenlands Product per hoofd van bevolking en met de wereldhandel
De attitude van de bevolking verandert niet
De luchtvaartsector bepaalt zelf zijn strategische beslissingen. Er is geen politieke sturing. Die politieke sturing moet er wel zijn.
De CO2-prijs en de brandstofprijs worden verwerkt in de ticketprijs
Modernisering van nieuwe vliegtuigen en het tempo, waarin deze in de vlootmix doordringen
Er bestaat een reeks met name genoemde limiterende factoren. Zie hieronder. Waar hieronder ‘vluchten’ staat, moet overigens ‘vliegbewegingen’ gelezen worden. Eén vlucht = één start + één landing = twee vliegbewegingen.
Bij de drukste scenario’s gaan deze limiterende factoren een rol spelen. Vluchten worden dan via een ander vliegveld of via een ander vervoersmiddel geleid. In onderstaande tabel heet dat ‘na restrictie’. Als de restrictie van toepassing is geweest, is voor restrictie > na restrictie, anders voor = na.
Resultaten voor Nederland als geheel Dit alles aangenomen zijnde, spuugt het model er de volgende resultaten uit:
(Het percentage vrachtvliegbewegingen (ruim 3% van het totale aantal vliegbewegingen) is kleiner dan het aandeel in de getankte brandstof (33%) , omdat een groot deel van de vracht niet met aparte vluchten gaat, maar met reguliere passagierstoestellen mee. Het PBL heeft dat voor de ORS berekend op basis van evenredige gewichtsverhoudingen).
Regionale luchthavens Het PBL heeft alleen in de twee basisscenario’s uitgerekend hoe het totale aantal vliegbewegingen en passagiers verdeeld wordt over Schiphol en de rest. Dit is hieronder in tabel gezet. (ook hier weer ‘vliegbewegingen’ ipv ‘vluchten’). De indexgetallen bij de onderste twee regels van de tabel zijn dus dezelfde als die bij de basisscenario’s staan in bovenstaande tabel. Als voorbeeld: het aantal vliegbewegingen van passagiersvluchten vanaf alle NL-vliegvelden samen in 2017 is 556.000 – 19.000 = 537.000. Dit * de index 1,71 geeft 916.000 .
In het basisscenario
WLO Hoog wordt het aantal passagiersvluchten (193.000) als volgt ingeschat:
Lelystad 45000
Eindhoven 98000
Rotterdam 37000
De rest 13000
De moraal Men kan het PBL-werkstuk
langs twee routes aanvliegen.
De ene is de aanvliegroute ‘Zie je wel, als je maar genoeg je best doet, staat het klimaat een groei van het vliegen toe’. De andere is de aanvliegroute ‘Moet je eens kijken wat voor onwaarschijnlijke set aannames je moet doen om een stukje groei van het vliegen misschien binnen ‘Parijs’ te praten.’
Welke
aanvliegroute het PBL in zijn achterhoofd heeft, blijkt eigenlijk niet uit de
notitie. Dat brengt droog de conclusies van de studie en zegt dat je er heel
voorzichtig mee moet zijn.
Mijn aanvliegroute
is de tweede. Ik vind de set aannames onwaarschijnlijk en bijna partijdig. Alle
aannames vallen in het voordeel van de luchtvaart uit (< 2 en niet <1.5°C; geen vracht; geen niet CO2– effecten; een
onwaarschijnlijke internationale samenwerking met een mondiaal ETS); verruiming
van de operationele limieten.)
Dat is ‘Serious mismatches continue between science and policy in forest Bioenergy ‘ , geplaatst in BIOENERGY van Wiley, augustus 2019. Men kan het vinden op https://onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.1111/gcbb.12643 . Het is Open Source. Eerste auteur is Michael Norton van het secretariaat van de EASAC, veertiende auteur en enige uit Nederland is Louise Vet van het Nederlands Ecologisch Instituut in Wageningen.
Louise Vet heeft op dit onderwerp al jaren een activistische insteek, hoewel de bosbouw en de energieproductie niet haar eigenlijke kennisterrein zijn. Dat is soms te zien. Nu heb ik niets tegen een combinatie van activisme en wetenschap (ik probeer het zelf ook), maar dan moet je het wel goed doen. Dit artikel is wetenschappelijk niet goed. Mijns inziens kloppen de redeneringen niet en zijn de conclusies op zijn minst niet bewezen en, minstens voor een deel, onwaar. Ik begrijp niet dat het artikel door de peer review gekomen is.
Het belang Je praat niet over zomaar niks. Je praat bijvoorbeeld over de toekomst van de Amercentrale, en over de stadsverwarming die daar aan hangt, en over stadsverwarmingen van Meerhoven en Helmond. De Amercentrale (momenteel 50% kolen en 50% biomassa) staat voor de keus tussen òf sluiten òf voor 100% op biomassa overgaan. De planning van de onderneming is dat de centrale in 2020 op 80% biomassa gaat draaien, en in 2025 voor 100% (dat eist de regering). Als de Amercentrale binnenkort voor 80% op biomassa draait, is hij goed voor een derde van de duurzame energie in Brabant. Elke planning van duurzame energie in Brabant is zinloos als niet eerst de toekomst van de Amercentrale vast staat. Het ding is dan goed voor 13,6PJ/y en dat is (bijvoorbeeld) ruim het drievoudige van het totale Brabantse windprogramma. Gaat de centrale dicht, dan gaat de stadsverwarming in Tilburg en Breda (goed voor grofweg 2,5PJ) voor onbepaalde tijd op gas over.
Op zijn minst een zaak, die belangrijk genoeg is om niet af te wikkelen op basis van een flutartikel.
Waar we het over eens zijn Het is het eenvoudigste om te beginnen met waar we het over eens zijn. Norton en Vet en anderen hebben het in hun artikel bewust niet over Tweede Generatie Short Rotation Crops (bijvoorbeeld wilg en populier), overblijvende grasachtige planten (zoals Olifantsgras) en andere gewassen met een korte cyclus. Ook ik heb daar aandacht aan besteed, bijvoorbeeld in mijn afstudeerscriptie over synthetische kerosine. Je kunt hier prima biokerosine van maken. Verder hebben Norton en Vet en anderen geen bezwaar tegen de traditionele bosbouw en de manier, waarop die met zijn producten omgaat. Ook Norton en Vet en anderen vinden dat een duurzaam beheerd bos koolstofneutraal kan zijn.
Duurzaam en niet duurzaam beheerde bossen; de schaal in de discussie Je zou denken dat iemand die vindt dat een duurzaam beheerd bos goed is, en die ten strijde wil trekken tegen misstanden die het gevolg zijn van niet-duurzaam beheerd bos, moeite doet om aan te tonen dat het reëel bestaande bosbeheer niet deugt. Je moet daarvoor aantonen dat het maximum, dat duurzaam beheerd bos aan bioenergie kan leveren, overschreden wordt en dat dat aan niet-duurzame kap geweten moet worden. Merkwaardig genoeg gebeurt dat, op één uitzondering na, niet (en die uitzondering klopt niet). Daardoor blijft de mogelijkheid open dat de genoemde getallen simpelweg met gangbaar bosbeheer op te brengen zijn. Nog sterker, ik denk dat dat in de EU zo is.
Hier is een nuancering op zijn plaats. Zoals ook uit het recente IPCC-rapport over land use blijkt, loopt het bosbeheer op de verschillende continenten sterk uiteen. Het is in Zuid-Amerika en Zuidoost Azie droevig, maar in Europa neemt de oppervlakte en het volume van het bos al decennia toe.
Als dus Greenpeace actie voert tegen de kap van het tropisch regenwoud met een orang oetan op de achtergrond, hebben ze gelijk. Overigens wordt vooral gekapt voor andere producten dan bio-energie (voedsel voor mens en dier en andere niet-energieproducten). Als Greenpeace dezelfde actie zou voeren in Zweden met een eland op de achtergrond, zou dat idioot zijn – maar dat doen ze dan ook niet.
Norton en Vet en anderen springen in hun artikel voortdurend heen en weer tussen verschillende schalen, en dat is een recept voor ellende. Artikelen als deze moeten per continent geschreven worden. En omdat de EU maar weinig biomassa voor energiedoeleinden van buiten de EU importeert, is voor een politiek relevante discussie de schaal van de EU de meest logische. Norton en Vet en anderen zouden dus moeten bewijzen dat de stromen van houtige biomassa binnen de EU niet binnen het traditionele bosbeheermodel verklaard kunnen worden. Daartoe doen ze geen poging. Het verhaal is in feite één grote (als –> dan) constructie. Als er een misstand is, dan volgt er ellende. De misstand is dat er massaal gekapt zou worden voor energiedoeleinden, en de ellende is dat dan tot de 2050 van het Klimaatakkoord van Parijs de CO2 in de atmosfeer omhoog gaat en niet omlaag. Het “–>dan” wordt in het verhaal min of meer aannemelijk gemaakt, maar het “als” blijft geheel buiten beschouwing – althans, in Europa.
RED II Norton en Vet en anderen doen de nieuwe RED II-richtlijn met een achteloos handgebaar af. Die richtlijn betitelt (onder voorwaarden) houtige biomassa als ‘duurzaam’ en daarom deugt het niet. Wat bewezen moet worden, wordt als aanname in het verhaal gestopt. Nu is RED II een politiek compromis en sommigen zouden het scherper willen hebben (ik ook), maar het is helemaal niet zo’n slecht compromis. De voorwaarden voor het bijstoken van houtige biomassa zijn best streng. De drie meest relevante bepalingen (artikel 29):
Waarna in een dik pak bijlagen voor honderden verschillende situaties de bespaarde CO2 gespecificeerd wordt (Bijlage VI: spaanders van populierenhakhout, niet bemest, die van binnen 500km komen, moeten bij gebruik voor warmte 90% broeikasgas besparen. Komen ze idem van binnen de 2500 km (pakweg Riga), dan moeten ze idem 86% besparen. Anders dan gedacht, kost het transport dus relatief niet veel energie, maar dat heb ik hier al vaker gezegd ( Houtsnippers importeren loont energetisch de moeite )
Getallen en percentages Men heeft in het artikel geen gevoel voor getalverhoudingen, of men wil dat niet hebben.
Zo wordt dramatisch gebracht dat er mondiaal 10 miljoen ton pellets verhandeld worden. Klinkt veel, maar het is goed voor minder dan 200PJ en de mondiale pellethandel is nog niet eens de helft van het Nederlandse elektriciteitsbudget. Of anders: de gemiddelde jaarlijkse boskap in de EU is 281 miljoen ton, waarvan 57 miljoen ton in het bos achterblijft (de jaarlijkse aangroei in de EU bedraagt 444 miljoen ton). Tegen een dergelijke achtergrond hoeft men zich niet meteen onder een wereldwijde 10 miljoen ton bedolven te voelen.
Een
vergelijkbaar verhaal over het mondiaal opgesteld vermogen in 2018 van 95687MW uit pellets (zal wel stroom
en warmte samen zijn, maar dat staat er niet bij). Klinkt ook weer veel, maar
het is 96GW en alleen al het in Nederland opgesteld elektrisch vermogen is 30GW
(warmte niet meegeteld).
Zo ook de subsidies. Nederland wil, opgeteld over acht jaar, €3,6 miljard uittrekken om biomassabijstook in kolencentrales te subsidieren. Inderdaad, er zijn dagen dat ik zo’n bedrag niet heb. Maar is het veel? Het is gemiddeld 0,450 miljard per jaar op een SDE+-budget dat in 2018 12miljard was, waarvan 9,6 miljard uitgegeven. Het is een flink bedrag, maar niet uitzonderlijk.
De
groot lijkende getallen zijn in feite klein.
Verder gaan Norton en Vet en anderen merkwaardig met percentages om – een traditionele valkuil. Dat de traditionele bosbouw niet kan leveren, wordt volgens Norton en Vet en anderen bewezen door een statistiekje van de site van Enviva, een producent van pellets en aanverwant in de VS. (Enviva werkt in het gebied in de VS waar indertijd de uitzending van Zembla over ging).
Ze gaan hier op twee manieren de mist in. Zie http://www.envivabiomass.com/biomass-products/ . Enviva zegt op zijn Track en Trace dat 17% uit residues bestaat, en dus moet de rest wel uit rondhout bestaan, aldus Norton en Vet en anderen. Ga je kijken op de opgegeven site (niet alleen bij track and trace, maar ook bij products), dan zit het iets anders. Enviva gebruikt bomen die niet gezaagd kunnen worden (klein, krom, ziek); tophout en takken; hout dat vrijkomt bij het uitdunnen van bossen); en ‘mill residues’ die van de industrie terugkomen. In gangbaar Nederlands is het hele pakket residu en is de industrieresidu dus 17% van het totale residu. Ten tweede kunnen dit soort residuen niet alleen maar dienen voor brandhoutsnippers, maar ook voor spaanplaat en aanverwant. Die twee bestemmingen concurreren als het ware met elkaar (bij Staatsbosbeheer gaat er bijvoorbeeld meer snipperhout naar spaanplaat enz dan naar brandhout).
Dus een onbekend deel van het hout in het Zembla-gebied komt bij Enviva terecht, en dat onbekende deel is allemaal residu (als Enviva de boel niet bij elkaar liegt, maar daarvoor is geen enkel bewijs). Op basis van de door Norton en Vet en anderen gepretendeerde statistiek kunnen geen conclusies getrokken worden. In een academische publicatie mogen dit soort fouten niet voorkomen.
Conclusies Door de ondeugdelijkheid van de argumentatie kunnen Norton en Vet en anderen op geen enkele wijze waarmaken dat er een andere werkelijkheid is dan de werkelijkheid, waarvan ook zij de waarde erkennen, namelijk de traditionele steady state- of zelfs groeibosbouw, zoals die al decennia of zelfs eeuwen plaatsvindt, op zijn minst in Europa.
Daarmee valt de bodem onder hun verhaal weg. Dat veronderstelt namelijk, dat er een scherpe overgang in de tijd is vóór welke de bosbouw goed was en ná welke er ineens massaal voor energiedoeleinden gekapt werd. Maar die scherpe overgang is er helemaal niet en er wordt helemaal niet voor alleen maar energiedoeleinden gekapt (althans in Europa). Alleen al economisch zou dat onzin zijn, want brandhout brengt het minste op. Daarmee is het besluit om niet met de levenscyclus van een boom te redeneren, maar om alleen naar de opbrengst te kijken op het moment van verbranden , onjuist geworden, en overwegingen dat dan hout per GJ minder opbrengt dan kolen of gas volstrekt irrelevant.
Norton en
Vet en anderen verdedigen een extreem en ongefundeerd standpunt. Ik ga zelf
zeker niet op het andere uiterste zitten. Met biomassa is het als regel zo dat
er wel wat kan, maar zeker niet alles. Ik eindig met twee sheets met aanbevelingen,
die ik op een themadag van Milieudefensie op 09 oktober 2019 over biomassa
gegeven heb .
Het Britse architectenbureau Waugh Thistleton architects is wereldberoemd om zijn nieuwe houten gebouwen en de daarbij toegepaste nieuwe, op hout gebaseerde, materialen. Door een tip liep ik er toevallig tegenaan. Zie http://waughthistleton.com/ .
WT maakt er een kunst van. Ze staan bekend om het gebruik van CLT (Cross Laminated Timber) . Dat bestaat uit onderling haaks gelijmde lagen. Wikipedia wijdt er een artikel aan, zie https://en.wikipedia.org/wiki/Cross-laminated_timber . De foto toont vurenhout.
WT zijn er kunstenaars mee geworden. Wie geïnteresseerd is in duurzaam bouwen en het gebruik van hout, moet beslist eens op deze site gaan kijken. Ik haal er wat plaatjes en teksten vandaan.
De trotse vermelding van erkenning door een researchprogramma van de EU:
How to ‘Build in Wood’ 14 October 2019
We’re excited to have been selected as the only UK partner in an EU funded consortium that will look at how to reduce CO2 emissions through increased use of engineered timber in multi storey buildings.
Build-in-Wood is a €8.6 million project funded by Horizon 2020. The goal of the project is a simple one: to make wood the first choice for construction of multi-storey buildings.
The project is made up of a consortium of 21 partners representing the entire value chain from building materials to the finished structure with input from universities who will test the system and prototypes. In addition to designing building systems, the project also involves manufacturers, end users, politicians, and local European communities to increase an understanding of how wood can and should be accepted as the building material of the 21st century.
The construction sector is one Europe’s largest CO2 contributors. Years of targeted legislation has significantly reduced emissions from operational energy of European buildings, however the significant contribution from the production of building materials and the building process has gone below the radar. By increasing the use of wood in construction we can have a significant impact on the carbon footprint of our buildings, actually removing carbon from the atmosphere and storing it within out buildings and cities.
Build-in-Wood is receiving funding from the European Union’s Horizon 2020 research and innovation programme under grant agreement No 862820 and runs for four years from September 2019 to August 2023.
Is een houten gebouw, en speciaal een hoog houten gebouw, brandveilig? Daaraan is veel onderzoek gedaan. Voor zover ik dat als bouwkundige leek beoordelen kan, is het antwoord
alle bouwmaterialen hebben een probleem met hoge temperaturen (ook beton en staal)
CLT houdt het lang uit bij brand, als het maar dik genoeg is, minstens zo dik dat de lijm tussen de lagen het houdt. De verkoolde buitenkant kan de binnenkant beschermen.
Milieudefensie heeft als onderdeel van zijn verenigingsleven themadagen. Op 09 oktober 2019 ging het over biomassa – een omstreden onderwerp.
Marja Roos was als eerste spreker uitgenodigd en speelde, als activist tegen houtstook, een thuiswedstrijd in de met veel antibiomassa-activisten gevulde zaal. Ik speelde als wetenschappelijke scepticus een uitwedstrijd. Daniel had het echter in de leeuwenkuil zwaarder – men moet dingen niet overdrijven. Publiek wat prematuur begon te roepen werd het zwijgen opgelegd. Overigens kreeg ik in de wandelgangen ook de nodige prijzende opmerkingen.
Het verhaal van Marja Roos bevatte veel wetenschappelijke onjuistheden. Dat er geen korte koolstofkringloop bestond – wat onzin is, want een veld boerenkool heeft die al. De essentie van dit soort redeneringen (waar onlangs ook Louise Vet zich schuldig aan maakte) is dat men alleen de emissies meeneemt op het moment van verbranding, terwijl elke zichzelf respecterende wetenschapper emissies over de hele levenscyclus meeneemt. En van hout is die nul (zonder bewerking) en iets groter dan nul (met bewerking). Je komt dan op discussies dat een boom individuele CO2-moleculen moet herkennen (namelijk of ze wel of niet eerder in een boom gezeten hebben – dat kan niet en hoeft dus niet) , en dat biobrandstof uit dezelfde elementen bestond als fossiele brandstof (allicht, want anders zou het niet branden).
Mijn verhaal (en dan ook meteen maar de RED II – richtlijn) is te vinden op
Ik sta minder emotioneel en veel zakelijker in deze materie en laat graag de cijfers spreken. Regelmatige lezers van deze rubriek zullen de meeste plaatjes in mijn presentatie al gezien hebben, maar toch nog twee om aan te tonen dat het niet eens vanuit economisch standpunt logisch is om bomen te kappen, alleen voor brandhout – dat brengt minder op. Daarom streven bosexploitanten altijd naar een mix aan doelen.
Ik beveel mijn aanbevelingen gaarne ter lezing aan.
Wat observaties.
Mensen stellen dat houtkachels niet deugen. Minstens in stedelijk gebied ben ik het daarmee eens. Maar het gaat niet aan om vervolgens simpele huishoudelijke inrichtingen te identificeren met professionele inrichtingen met een goede rookgasreiniging en adequaat personeel. Desalniettemin ontwijkt ook uit professionele inrichtingen er altijd enig (ultra)fijn stof. RVO heeft er een publicatie over op https://www.rvo.nl/sites/default/files/2018/09/Kennisdocument%20houtstook%2020180910definitief.pdf . Verder www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/609300027.pdf . Dit is een reëel argument.
Het Activiteitenbesluit (par. 3.2.1) stelt normen (https://wetten.overheid.nl/BWBR0022762/2019-10-01 ). Voor biomassaketels boven de 5MW thermisch is dat een uitstroom van 5mg stof per Nm3, voor kleinere ketels is dat 20 of 40 mg per NM3. RVO noemt een cycloon, een elektrostaatfilter en eventueel een doekfilter om de emissies terug te dringen. Dit desgewenst in combinatie. Het effect van de emissie op de concentratie (RVO, blz 101) is vanaf 25m afstand verhoudingsgewijs gering.
Men zou denken dat in nieuwbouwsituaties (en ook in bestaande inrichtingen) aangescherpte regelgeving mogelijk en nodig is.
Verder: de diverse crises conflicteren soms. Er bestaat geen ideale oplossing met alleen maar voordelen en geen nadelen.
Sommige emotionele reacties worden gevoed door conflicten tussen omwonenden en terreinbeherende instellingen over het kap- en natuurbeleid (bijv. omvorming van bos naar hei). Dit valt alleen op locatie te beoordelen en daarom hou ik me erbuiten, behalve als ik de locaties ken (zoals het Leenderbos). Vervolgens worden er bomen weggesleept en wordt die bomenoogst als bedoeling gezien, terwijl het in feite collateral damage is.
Ik zie weinig verschil tussen de acties die in den lande gevoerd worden om de invoering van windturbines tegen te gaan, om zonneparken tegen te gaan en om biomassacentrales tegen te gaan. Men probeert in alle gevallen om op basis van individueel gevoeld ongemak de invoering van een duurzame energie-vorm tegen te werken. Ik ga daar niet meedoen.
We waren het over een paar dingen eens. – dat houtstook in particuliere woningen in stedelijk gebied niet moet – dat de klimaatcrisis bestreden moet worden – dat er meer bos moet komen, bijv. het Actieplan Bos en Hout – dat het onjuist is om de brede categorie ‘biomassa’ aan te vallen, als je in feite alleen maar bezwaar hebt tegen het onderdeel Hout ervan (er was bijvoorbeeld geen rancune tegen vergisting).
Het LBBL (Landelijk Burgerberaad Luchtvaart) heeft onderstaand persbericht uitgebracht. Het LBBL is de koepel vna organisaties van omwonenden rond vliegvelden – mijn organisatie BVM2 is een van de oprichters). Toevallig stond op de dag dat dit bericht de deur uit ging, dat belangrijke Nederlandse kenniscentra al noodscenario’s opstellen voor het geval de zeespiegel in een niet nader aangeduide toekomst 2 tot 4m stijgt. De samenloop in de tijd was toeval, maar het tekent het probleem.
Ik neem dit persbericht van het LBBL over.
Het LBBL
zegt: a little less conversation, a little more action please
Amsterdam, 1
oktober 2019 – Op woensdag 2 oktober is er in Den Haag, op voorstel van een
aantal leden van de Tweede Kamer, een rondetafelgesprek over de mogelijkheden
voor een luchthaven op zee. “Best interessant”, zegt het LBBL
(Landelijk Burgerberaad Luchtvaart), “maar wat de regering vooral zou
moeten doen is rigoureuze maatregelen nemen tegen de groei van luchtvaart – en
wel ogenblikkelijk.”
Meerdere nieuwe
rapporten geven daar volgens het LBBL alle aanleiding toe. Zo beschrijft “Changing
climate both increases and decreases European river floods” (Nature,
573, pages 108-111) hoe toenemende regenval in de herfst en winter nu al leidt
tot vaker overstromende rivieren in Noordwest-Europa en dat dit goed te
verklaren is met de bestaande klimaatmodellen.
Dan is er ook het recente IPCC-rapport over
de oceanen en de cryosfeer, dat, naast allerlei ander leed, ook de te
verwachten zeespiegelstijging bespreekt. Bij ongewijzigd beleid zal de
zeespiegel waarschijnlijk met 60 tot 110 cm gaan stijgen. Het IPCC schenkt,
meer dan voorheen, ook aandacht aan meer extreme uitkomsten zoals een denkbare
stijging van 200 cm. Ook heftige stormen op zee zullen steeds vaker voorkomen
en onze rivieren zullen aan-merkelijk forsere hoeveelheden neerslag te
verwerken krijgen.
En tot slot het Remkes-rapport. Dit maakt
duidelijk dat drastische maatregelen nodig zijn om de stikstofdepositie op
Natura2000-gebieden terug te dringen tot wettelijk toegestane niveaus. Eén van
die maatregelen is het terug-dringen van de verbranding van fossiele
brandstoffen bij hoge temperatuur.
De drie rapporten
wijzen eenzelfde kant op: de noodzaak om het gebruik van fossiele brandstoffen
sterk te verminderen – zeker in de luchtvaart. Waarom? Omdat een hogere
zeespiegel en almaar toenemende hoeveelheden neerslag die onze rivieren overbelasten
het risico vergroten dat steeds grotere delen van Nederland simpelweg zullen
overstromen.
Schiphol en de andere luchthavens Het moge in eerste instantie ironisch lijken: een onderneming als de Schiphol Group kiest voor verdere groei, waarmee ze in steeds grotere mate bijdraagt aan het risico dat op termijn haar eigen bedrijfscomplexen onder water staan. Wij verwachten van Schiphol dat ze ‘de knop omzet’ en net als andere sectoren een strategie ontwikkelen gericht op maximale vermindering van broeikasgasemissies. Een stuk minder ironisch is dat heel Nederland de dupe wordt als het echt tot extreem weer, flinke zeespiegelstijging en andere klimaatellende komt.
Natuurlijk mogen
burgers en organisaties vragen onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor een
luchthaven in zee. Maar de regering zou nu in de eerste plaats haar
verantwoordelijkheid moeten nemen in het waarborgen van een veilige
leefomgeving.
De signalen zijn
overduidelijk, we ontkomen niet aan een snelle en zeer sterke vermindering van
CO2-emssies. Het Parijse Klimaatakkoord, waar Nederland zich in 2015 bij
aansloot, legt vast dat de CO2-emssies in 2050 nihil moet zijn. Luchtvaart kan
zich daar niet aan onttrekken. Schrap om te beginnen Lelystad Airport.
Context en bronnen De Europese Unie eist van de deelnemende landen dat die een National Energy and Climate Plan maken (NECP). De Nederlandse versie daarvan heet het Integraal Energie- en klimaatplan 2021-2030 (INEK). De EU-landen hebben inmiddels een concept (‘draft’) ingeleverd (meestal rond december 2018) en de Europese Commissie (EC) heeft daar juni 2019 zijn reactie op gegeven. Eind 2019 moet de definitieve versie geleverd worden.
Een onderdeel van zo’n NECP is dat de bestaande
subsidiestromen voor fossiele energie in kaart gebracht worden. Die subsidies
verstoren immers de gelijke kansen van duurzame energie en zijn in strijd met
de intentie van het Klimaatakkoord van Parijs. Bovendien kunnen sommige
subsidies ertoe leiden dat landen zichzelf opgehangen hebben aan het resultaat
van een dure subsidie.
Alle EU-landen moeten daarom van de EU (en dus van ook henzelf) in 2020 die
fossiele subsidies uitgefaseerd hebben.
De organisaties ODI, CAN, ETTG en Milieudefensie (via de Friends
of the Earth-koepel) hebben de concept-versies van deze NECP’s onderzocht. Het
onderzoek is in Nederland gepubliceerd door Milieudefensie. Auteur zijdens
Milieudefensie/Friends of the Earth is Laurie van der Burg.
Het onderzoek is te vinden op www.odi.org/publications/11430-fossil-fuel-subsidies-draft-eu-national-energy-and-climate-plans
.
Bij het Milieudefensie-onderzoek hoort een waslijst aan geraadpleegde literatuur. Ik heb daaruit één publicatie geselecteerd, namelijk Phase-out 2020: Monitoring Europe’s fossil fuel subsidies, ook van ODI en CAN. Zie www.odi.org/sites/odi.org.uk/files/resource-documents/11762.pdf . Dit gaat over 11 EU-landen, waaronder Nederland, en over de EU zelf. Ik heb enkele tabellen uit deze publicatie overgenomen, met name ten behoeve van Nederland.
Ik vind het subsidieren van fossiele energie onwenselijk (en steun daarom de gedachte dat deze subsidies moeten verdwijnen), maar ik vind ze soms niet onbegrijpelijk. En moreel niet altijd zwart of wit. Het gele hesjes-protest in Frankrijk vlamde op omdat Macron autodiesel duurder wilde maken, maar was zo giftig omdat de achterliggende oorzaak was (naar men zegt, ik heb het niet persoonlijk gecontroleerd) omdat wonen in Parijs zo duur was geworden, dat de lage inkomens de stad moesten ontvluchten en per diesel moesten gaan forensen. En nou werd die diesel ook duurder… “Subsidie” is een ruim begrip en heeft vele sociale aspecten waaraan aandacht besteed moet worden.
Cruciaal is wat men bedoelt met “subsidies”. De onderzoekers gebruiken de volgende definitie:
Let wel dat de definitie puur financieel is en bijvoorbeeld geen ziekenhuiskosten door luchtvervuiling of klimaatschade omvat. De maatschappelijke kosten zijn dus groter.
De
definitie is afkomstig van de hierboven genoemde VN-organen en van de OECD en
die komt weer van de Wereld Handels Organisatie (WTO). De EU kijkt wel naar
deze definities, maar heeft ze nog niet formeel overgenomen. Een van de onderzoeksaanbevelingen
is om dat wel te doen.
Resultaten voor Europa als geheel Uit het Milieudefensie-onderzoek blijkt dat geen enkele lidstaat van de EU alles goed doet. De gesignaleerde reacties van de lidstaten worden door de onderzoekers in acht categorieën ondergebracht, die als kopjes boven onderstaande afbeelding staan. Het betreft hier overigens nog een concept. Lidstaten kunnen dit concept nog aanpassen als ze de definitieve versie opstellen.
De EC schat in dat de regeringen van de lidstaten samen in 2014, 2015 en 2016 een grofweg constant blijvend bedrag aan fossiele energie-subsidies uitgegeven hebben van ca €55 miljard per jaar. Worden daar de uitgaven bijgeteld van Public Finance Institutions (PFI) en State Owned Enterprises (SOE), dan is dit bedrag ca 112 miljard per jaar. Verwezen wordt hierbij naar het door mij geselecteerde onderzoek uit de literatuurlijst). Wat een PFI of SOE is, zal ik uitleggen aan de hand van Nederland.
Nederland Nederland beweert dat het geen fossiele energiesubsidies verstrekt. Een “subsidie voor de gaswinning op de Noordzee” mag van minister Wiebes niet zo heten, omdat het geld dient om “de economie te stimuleren, niet om de fossiele industrie te sponsoren”. Aldus in het bovengenoemde NRC-artikel. Een dergelijk gesjoemel met definities is exemplarisch. De regering hanteert haar eigen definities. De korting, die grootverbruikers van elektriciteit krijgen op de energiebelasting , telt dus voor de regering niet als een subsidie. Want het is een belastingkorting en geen subsidie. Daar denken de WTO, de VN-organisaties en de OECD dus anders over.
Het
Milieudefensie-onderzoek stelt dat over de jaren 2014, 2015 en 2016 de Nederlandse
regering per jaar gemiddeld €2,47 miljard aan fossiele energiesubsidies verstrekt,
tegenover €1,1 miljard aan hernieuwbare energie.
Als men de PFI’s en SOE’s meetelt, komt Nederland (in plaats van aan €2,47
miljard) aan €7,6 miljard aan subsidie ten behoeve van de productie en consumptie
van fossiele energie. (zegt Phase-out 2020).
De Nederlandse PFI’s en SOE’s zijn
Phase-out
2020 geeft tabellen waar de subsidiegelden aan besteed worden. Men komt
bijvoorbeeld een Nederlandse PFI-investering tegen van €192 miljoen in een
kolenmijn buiten de EU.
Een (niet volledige) greep uit een interessante reeks tabellen:
Eerdere publicaties Ik heb eerder over het onderwerp “energiesubsidies” gepubliceerd. Zie www.bjmgerard.nl/?p=1075 en www.bjmgerard.nl/?p=1083 . Het eerste artikel is op basis van IMF-rapporten, het tweede op basis van een CE Delft-studie. Beide instanties tellen ‘externe kosten’ wel mee (luchtverontreiniging, klimaat en dergelijke). Men moet ze dus met enig onderscheidend vermogen lezen. En, ze zijn al weer wat ouder. Desalniettemin interessant vergelijkingsmateriaal.
De casus-Pottendijk Emmen Energiepark PottendijkBV wil een wind- en zonnepark aanleggen in de gemeente Emmen. Op zich is dat buiten het focusgebied van deze site en daarom ga ik op de details niet nader in, behalve dat het om 50MW wind gaat en 8 en 33 MWpiek zon. Wie interesse heeft, kan bij de gemeente Emmen kijken op https://gemeente.emmen.nl/bouwen-en-wonen/milieu/windenergie . Dat is op zich wel een leerzame pagina hoe je als gemeente met deze problematiek kunt omgaan.
Energiepark
Pottendijk wil door Enexis op het middenspanningsnet worden aangesloten met infrastructuur
(de aansluiting) ter grootte van 60MVA en transportcapaciteit 60MW. De
voorjaarsbeschikking stelt SDE+ – subsidie ter beschikking, maar daar hangt een
termijn aan.
Enexis beheert daar het net en zoals bekend, heeft het net in de noordelijke provincies capaciteitsproblemen. Enexis wou niet. Vanwege het spoedeisende belang (de SDE+ – termijn) kwam er een kort geding voor de Rechtbank in Den Bosch (dit omdat Enexis zijn hoofdkantoor in Brabant heeft – Enexis beheert ook het Brabantse net). Energiepark Pottendijk BV won. Enexis moet het park aansluiten en moet onder voorbehoud de geproduceerde energie transporteren, en draait voor de proceskosten op.
Ik laat nu
alle zaakgebonden details weg en concentreer me op de algemene geldigheid.
In essentie zei de Rechtbank dat Enexis alleen op papier bepaald had dat de grens van de capaciteit bereikt was. Enexis had de bestaande aansluitingen, zoals die op papier staan, opgeteld en niet gekeken of die aansluitingen in praktijk tot hun maximum gebruikt werden. Het was dus denkbaar dat er in praktijk nog wel aansluitcapaciteit was. De Rechtbank volgt de ACM die stelt dat een netbeheerder de in de Elektriciteitswet 1998 en in de Netcode Elektriciteit bepaalde congestieprocedure volledig gevolgd hebben, alvorens transport geweigerd mag worden. Bestaande en nieuwe aangeslotenen moeten gelijkwaardig behandeld worden. Een gespecialiseerde advocaat legt dat in de nieuwsbrief Solar uit ( https://solarmagazine.nl/nieuws-zonne-energie/i19381/advocaat-chatelin-over-veroordeling-rechtszaken-gaan-elkaar-snel-opvolgen-als-enexis-aansluitbeleid-niet-verandert?utm_source=Solar%20Magazine&utm_campaign=95a7dd4480-EMAIL_CAMPAIGN_2018_05_14_COPY_01&utm_medium=email&utm_term=0_54b49bf328-95a7dd4480-8751229 ). Verder bepaalde de Rechtbank dat Enexis wel volledig de gevraagde aansluitcapaciteit moest aanleggen, en niet gerechtigd was om het bijbehorende maximale transportvermogen contractueel te beperken, maar dat Enexis niet verplicht was om onder alle omstandigheden dit volle transportvermogen te leveren. Als het net het niet meer aankan, moet de capaciteit eerlijk onder de aangeslotenen verdeeld worden.
Het
onderliggende probleem Zoals wel vaker, is
er sprake van een volumevraagstuk en een verdelingsvraagstuk.
De
zaak-Pottendijk gaat over een verdelingsvraagstuk. Het nieuwe varken moet van
de rechter op gelijke basis tot de trog worden toegelaten als de oude varkens.
Het onderliggende volumeprobleem is niet opgelost. De trog wordt niet groter en
de boer hoeft er van de rechter niet meer voer in te doen.
In zijn reactie op bovengenoemde site zegt Enexis Netbeheer dat ze door de netwerken aan te passen en te verzwaren de komende twee jaar transportcapaciteit op haar netwerk zal realiseren voor nog eens zo’n 1350 MW zonne-energie. 280 MW in de zuidelijke provincies en 1070 MW in de noordelijke provincies. Enexis beheert het tussen- en middenspanningsnet (50kV en 20 a 25kV), deze versterking is dus een andere dan die van het hoogspanningsnet van Tennet – welke laatste instelling echter wel met hetzelfde probleem zit. Enexis gaat dus meer voer in de trog doen.