Motoren TT-Assen onder groot zonnepanelendak

De motoren op de TT van Assen stonden onder een dak met 21000 zonnepanelen erop. Het online-magazine Solar maakte er op 29 juni 2016 dit verhaaltje van:

(foto: GroenLeven)                     

Zonnepark XXL met 21.000 zonnepanelen schittert tijdens TT Assen

Het moet ongetwijfeld menig Nederlands zonnepanelenbezitter trots hebben gemaakt. De prominente aandacht voor de 21.000 zonnepanelen op de nationale televisie afgelopen weekend tijdens de TT Assen.

De 21.000 zonnepanelen van Axitec die een immens carport voor motoren vormen, worden weliswaar pas deze week op het elektriciteitsnet aangesloten, maar afgelopen weekend werd de carportfunctie al volop benut tijdens de TT Assen. Vorig jaar ging de kogel definitief door de kerk voor de 21.000 zonnepanelen en afgelopen maart gingen de eerste palen de grond in. Daags voor de start van de TT Assen werden de laatste werkzaamheden dpor leverancier GroenLeven afgerond.

ABN Amro maakte er nog een commercial van voor zijn eigen rol.

Klimaateffecten in Brabant 6 – het KNMI over recent extreem weer in 2016. Daarnaast verzekerbaarheid.

Het KNMI heeft een beschrijving annex klimaatanalyse uitgebracht over de extreme buien van eind mei en begin juni 2016, en een beschrijving van het noodweer van 22 en 23 juni.

Het KNMI over 31 mei en 1 juni 2016
De eind mei-studie is te vinden op www.knmi.nl/kennis-en-datacentrum/achtergrond/klimaatanalyse-van-extreme-buien-eind-mei-begin-juni-2016 .
Eind mei lagen Limburg en Zuidoost Brabant aan de rand van een groot neerslaggebied. Die neerslag hoorde bij een depressie boven Frankrijk en Duitsland, die ruim een week bleef hangen.
Belgie en Zuid-Nederland kregen hevige onweersbuien van mee, leidend tot lokale wateroverlast.
boxmeer
In Zuid-Duitsland leidden relatief kleinschalige, maar zeer hevige buien tot flash floods en aardverschuivingen.
In Frankrijk viel de regen aanhoudend over een groot gebied, waardoor in het stroomgebied van de Seine en de Loire de rivieren recordhoogtes bereikten en buiten hun oevers traden. Het Louvre werd voor de zekerheid gesloten.

Gemiddelde neerslag in mm/dag in Frankrijk op 29-30-31 mei - bron NOAA/CPC

De klimaatwetenschap wordt gestaag beter, maar zeer lokale gevolgen als het buiten de oevers treden van een rivier kunnen nog niet berekend worden. De regen, die er de oorzaak van was, kan al wel in lokale modellen gevangen worden.

Het KNMI stelt dat de buien in Duitsland niet met een veranderend klimaat in verband kunnen worden gebracht. De kans dat ergens in Zuid-Duitsland in april, mei of juni een dergelijke buiencomplex optreedt eens in de 20 jaar. Dat is niet heel zeldzaam en de tijdreeksen van 250 weerstations vanaf 1951 laten een afname in de extreme neerslag zien.

Gemiddelde neerslag in mm/dag in Frankrijk op 29-30-31 mei - bron NOAA/CPC
Gemiddelde neerslag in mm/dag in Frankrijk op 29-30-31 mei – bron NOAA/CPC

Voor Frankrijk komt het KNMI tot een ander oordeel.. De kans op dit type neerslag is sinds 1960 voor de Seine 1.8* zo hoog geworden is, en voor de Loire 1.9* zo groot. Dat kan gelezen worden als dat de kans op zoveel regen in het stroomgebied van de Seine gestegen is van 1 op 900 naar 1 op 500 per jaar. Bij de Loire is dat van 1 op 180 naar 1 op 100 per jaar.

De onderliggende natuurkunde is simpel, stelt het KNMI. De Clausius-Clapeyronvergelijking zegt dat +1°C (de temperatuurstijging sinds 1960) maakt dat de lucht 7% meer waterdamp kan bevatten (wat inderdaad ook gebeurt).

Overigens heeft het KNMI ook voor de zware regenval in juli 2014 (waardoor onder andere delen van Tilburg onderliepen, zie Klimaateffecten in Brabant – 2: Tilburg en het noodweer van 28 juli 2014) een klimaatanalyse gemaakt. Daaruit kwam ruwweg dezelfde verdubbeling van de kans op een dergelijke hoeveelheid neerslag.

Het KNMI over het noodweer rond 23 juni 2016

De tekst is te vinden op http://www.knmi.nl/kennis-en-datacentrum/achtergrond/zware-onweersbuien-op-22-en-23-juni-vol-extremen .
In de nacht van 22 op 23 juni, op 23 juni en in de nacht van 23 op 24 juni kwam het in Brabant en Limburg tot een extreem noodweer. Op de neerslagradar van het KNMI was boven Brabant een heuse ‘supercel’ te zien met rolwolken, vuistgrote hagel, valwinden en uitzonderlijke neerslag.

Supercel boven Brabant rond 23 juni 2016. weerradar KNMI
Supercel boven Brabant rond 23 juni 2016. weerradar KNMI

Delen van Brabant zagen er uit alsof er een oorlog gewoed had.
dak+glas_juni2016
Het KNMI heeft (nog?) geen klimaatanalyse gemaakt van het noodweer rond 23 juni.

 Schade en verzekering
Alleen al in een agrarische gemeente als Someren kwamen de gemeente en de boerenorganisatie ZLTO tot een half miljard schade. Nu zal daar enig natte vinger-werk inzitten en er liggen nog geen officiele schademeldingen onder, maar ongetwijfeld zal het heel veel zijn. Over het hele rampgebied samen inderdaad misschien wel een miljard.
In de beste traditie eiste de ZLTO geld voor zijn achterban voor deze “nationale ramp”.

Wateroverlast op de aardappelvelden
Wateroverlast op de aardappelvelden

Staatssecretaris Van Dam had er niet meteen zin in. In de NRC (28 juni 2016) liet hij weten dat zijn ministerie er al jaren op aandringt dat boeren een weersverzekering afsluiten en dat, nog sterker, het ministerie daar zelfs een subsidie van 9 miljoen per jaar voor klaar heeft liggen. En, zegt het ministerie, als men via de rampenregeling geld wil vangen, kan dat alleen als het om onverzekerbare schade gaat.
Mensen die er meer van af weten dan ik, moeten maar bepalen wat wijsheid is. Misschien is een deel van de schade onverzekerbaar en misschien kunnen er voorwaarden verbonden worden aan een eventueel hulpbedrag. En omvallende boerenbedrijven kosten de staat, linksom of rechtsom, ook geld.

Ondertussen kan men zich de meer fundamentele vraag stellen in hoeverre het concept “verzekering” als zodanig in dit soort situaties bruikbaar blijft.
Een verzekering gaat fundamenteel van de aanname uit dat het incident uitzondering is en het niet-incident regel. Als de herhaalfrequenties van extreem weer toenemen, moet dat vroeg of laat gevolgen hebben voor de grondslagen van de verzekering. Op zijn gunstigst gaat de premie omhoog en op zijn slechtst houdt de verzekerbaarheid op. Zie op deze site Klimaatverandering en financiele stabiliteit

Waar de verzekerbaarheid ophoudt, moet het overheidsbeleid starten. Na de watersnoodramp van 1916 is de Afsluitdijk gebouwd, en na die van 1953 de Deltawerken. Men heeft toen ook niet voor gekozen voor een benadering “het Rijk betaalt de schade en tot de volgende overstroming”. Die mentaliteit zou ook hier getoond moeten worden.

Misschien zouden de regering en de Tweede Kamer een groter gevoel van urgentie t.a.v. klimaatverandering ten toon moeten spreiden.
In Brabant is onlangs het “Deltaplan Hoge Zandgronden” van kracht geworden waarin het beheer van het zoetwater op de zandgronden onderwerp van beleid is (zie Klimaateffecten in Brabant – 1 Het Deltaplan hoge zandgronden ). En waarin, het is navrant, vooral droge zomers afgedekt zijn – en niet zonder reden, want het weer wordt extremer, zowel in de natte als in de droge richting. Misschien moet de provincie eens haar Deltaplan-beleid ter evaluatie naast de feitelijke ervaringen van mei en juni 2016 leggen.
En misschien moet de bevolking minder bezwaar gaan maken tegen maatregelen die beogen het klimaat binnen aanvaardbare grenzen te houden, zoals windturbines, hoogspanningsleidingen en mestvergisters.

CO2-uitstoot verminderingsplicht omdat de huidige manier niet werkt – gastbijdrage_4

Jos Klomp heeft mij aangeboden zijn visie weer te geven op enkele aspecten van de politieke regulering van CO2 – emissies en energiesubsidies.
Jos Klomp heeft een HBO-opleiding microbiologie  en houdt zich bezig met gas(mengsels) in cylinders voor analytische doeleinden. Hij heeft tevens te maken met de productie van biomethaan en de inzet daarvan om diesel door vloeibare biomethaan te vervangen.
gasworks bv
Hij is directeur van Gasworks BV ( www.gasworks.nl/ ) en woont in Eindhoven.

Klomp heeft andere dan de nu officieel geldende opvattingen over het tegengaan van CO2-emissies en het subsidieren van energieprojecten. Hij heeft gevraagd om zijn mening in deze kolommen te mogen weergeven. Het gaat om een serieus betoog over onderwerpen die voor deze website relevant zijn, en waarin ik mij een heel eind herken.
Desalniettemin blijft het een gastopinie – de meningen zijn die van Klomp.

Dit artikel is de vierde in een serie van vier.

De Vattenfall-kolencentrale in Hamburg
De Vattenfall-kolencentrale in Hamburg

——————————————

Met enige regelmaat worden er ideeën naar voren gebracht die de afhankelijkheid van fossiele energie moet verminderen. In het beste geval worden ze ingebed in de bestaande structuren en komen ze tot uitvoering. Maar vrijwel nooit komen ze tot echte wasdom. De reden waarom duurzame energie productie niet echt groeit is omdat ze als product (energie) één op éen moet concurreren met niet-duurzame energie. Dat is raar want het zijn twee totaal verschillende producten.
Het verschil tussen de twee producten is als volgt:
Fossiele energie is schadelijk voor het milieu, duurzame energie is dat niet.
Fossiele energie komt uit bronnen waarover gevochten wordt, bij duurzame energie is dat niet.
Fossiele energie raakt ooit op, duurzame energie niet.
Fossiele energie zal alleen maar duurder worden, bij duurzame energie is dat niet.
Fossiele energie is een bedreiging voor het voortbestaan van de mens, duurzame energie is dat niet.

Die directe concurrentie zit de duurzame energie in de weg. De verkoopwaarde van duurzame energie is nagenoeg gelijk aan die van fossiele energie. De meeste duurzame energie wordt op een compleet andere manier opgewekt dan de fossiele energie. Bij de productie van energie is in het verleden uitsluitend gekeken naar de kostprijs van opwekking. Fossiele energie is het goedkoopst om op te wekken waardoor duurzame energie automatisch de duurdere keuze is. Toch worden er voldoende miljarden euro’s  de ondernemers in duurzame energieproductie in het vooruitzicht gesteld. Je zou zeggen dat daarmee het risico is afgedekt en er een voordeel voor duurzaam zal ontstaan en daarmee groei in duurzame energie. Nou, niet dus.
Ondernemers snappen of voelen aan dat dit een gekunstelde situatie is waarbij hun onderneming geheel drijft op subsidie. Dat is voor de meeste ondernemers al geen fijn gevoel en al zeker niet iets waar ze voor kunnen “gaan”.
Er knaagt nog meer aan de ondernemingsdrift. Dat is het gevoel dat ze niet echt in een behoefte voorzien. Men weet eigenlijk niet goed wat ze bieden terwijl het hierboven nogal duidelijk tot uitdrukking is gebracht. Er mist iets, product-onderscheiding. Het is raar om een product maken terwijl je de unieke product eigenschappen niet tot waarde mag/kunt brengen.

De politiek kan dit verhelpen. Er moet een politieke beslissing komen die van duurzame energie een vereiste maakt om fossiele energie productie toe te staan. Met andere woorden,  een eenheid fossiele energie mag alleen dan geproduceerd worden wanneer er een productie van duurzame energie tegenover staat die gezamenlijk hun CO2-uitstoot met een verplicht percentage doet afnemen. Producenten van duurzame energie mogen administratief hun prestatie in CO2-uitstoot vermindering aan producenten van fossiele energie overdragen door middel van verkoop van CO2-reductie certificaten. De stok achter de deur is een boeteclausule die voor elke gemiste ton CO2-uitstoot  vermindering een bedrag van €500,- oplegt.

De negatieve effecten van deze maatregel zijn dat:
–  De prijs voor energie drastisch omhoog gaat.
–  Er geen keuze meer zal zijn in groen of grijs.
–  Dat enkel investeren in fossiel geen perspectief meer heeft.

De positieve effecten van de ze maatregel zijn dat:
–  Vrijgevallen miljarden aan subsidies aangewend kunnen worden voor energiekostentoeslagen.
–  Het duurzame deel van de energie altijd een CO2-uitstoot vermindering in zich heeft.
–  Investeren in eigen/coöperatieve/participatieve  duurzame energie productie beter rendeert
–  Met percentage-verhogingen de marktwaarde voor duurzame energie blijvend hoog zal zijn.
–  Op termijn investeren in fossiele energie volledig zinloos is.
–  De innovaties in efficiëntere duurzame energie productie markt gedreven zijn.
–  kwalificaties tot duurzaam verder uitgebouwd kunnen worden.

Dat de prijs voor energie drastisch omhoog zal gaan zal/kan voor de verbruiker gecompenseerd worden door minder belastingheffing omdat miljarden investeringen evenals structurele miljarden exploitatiesubsidies door de overheid achterwege kunnen blijven.
De invloed van de overheid blijft onverminderd hoog daar het CO2-reductie percentage bij wet wordt vastgelegd. De overheid is met de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) nu al toegerust om de controleerde taak uit te voeren. De NEa kan dit samen laten vallen met hun controletaak in het kader van de CO2-emissierechten die gewoon naast dit systeem kan blijven bestaan alhoewel op termijn nog veel minder zal voorstellen dan dat het nu al doet.
Het hele kaartenhuis van groencertificaten waarvan niemand heeft officieel heeft vastgesteld of ze netto een klimaatbijdrage hebben opgeleverd kan geheel geschrapt worden waarmee we verlost zijn van ondoorzichtige certificeringen. De door de NEa te controleren certificeringen zullen zich aan de hand van, door de overheid gestelde, duurzaamheidscriteria kwalificeren waardoor het klimaateffect beter te borgen is.

Nu is duurzame energie productie “gevangen” in hetzelfde denken als dat van de fossiele energie productie, namelijk kostprijs per energie-eenheid. Dat zelfde denken zal grotendeels intact blijven echter aangevuld met een economisch motief om te produceren met de geringste CO2-uitstoot of in een later stadium tegen de hoogste mogelijke duurzaamheidskwalificering. Het wordt daarmee niet alleen maar een kwestie van prijs maar ook van een doelstelling waarmee we het Parijse klimaatakkoord gaan halen.

Daarop aanhakend zullen innovaties een pure markt gedreven activiteit gaan worden. Het is simpelweg in het belang van de bedrijven zelf om een zo laag mogelijke CO2-uitstoot te hebben, ze kunnen er een prijsvoordeel mee bereiken waarmee meer klanten te werven zijn en dus meer winst te maken is.
In de transitie naar dit systeem zullen eerst verliezen genomen moeten worden. In de schatkist treft men de gelden aan die voor de verschillende exploitatiesubsidies bedoeld waren. Men kan iedereen een schadeloosstelling aanbieden waarna de ondernemer met zijn CO2-reductie certificaten vrije toegang heeft tot de markt. Wanneer men toch de exploitatiesubsidie wenst voort te zetten dan zullen die CO2-reductie certificaten aan de staat vallen. Het kan een éenmalige ombuiging betekenen die schatkist weer kan aanwenden voor andere zaken.
Helaas kan zo´n systeem niet volstaan met vriendelijk vragen en is een sanctie noodzakelijk voor het geval men zich aan de plicht wil onttrekken. De hoogte van zo´n sanctie moet het onttrekken aan de verplichting financieel ontmoedigen. Een boetbedrag van € 500,- per gemiste ton CO2-uitstoot vermindering is gebaseerd op 2 maal de opbrengst van één ton CO2-uitstoot vermindering onder normale marktomstandigheden. Voor een normale marktprijs grijpen we terug op de maximale netto-exploitatiesubsidie die nu uitgekeerd wordt, dat is ca. €0,12/kWh voor elektriciteit.
Uitstoot van 1kWh is ca. 0,5kg CO2 voor elektriciteitsproductie. Dus wat we zeggen is dat 1000kg CO2 de uitstoot is van 2.000kWh. Onder normale marktomstandigheden zou dat een opbrengst hebben van 2.000kWh x€0,12/kWh = €240,-. Met € 500,- wordt het onttrekken aan de verminderingsplicht 100% beboet. De hoogte van €500,- dient er ook voor  de markt op die €250,- uit te laten komen zodat ook minder kosteneffectieve productiemethoden perspectief hebben.

Nu komt het steeds vaker voor dat bestaande (uit de subsidie gelopen) installaties afgebroken worden om op basis van locatie en  vergunningen een soortgelijke maar grotere installatie met een nieuwe subsidie terug te plaatsen. Dit zal dan niet meer voorkomen zodat een soortelijke en of grotere installatie naast de bestaande wordt gerealiseerd  in plaats van ter vervanging. De opbouw van het park duurzame energie installaties zal daardoor sneller toenemen.

SDE subsidie en decarbonisatie opbrengsten – gastbijdrage_3

Jos Klomp heeft mij aangeboden zijn visie weer te geven op enkele aspecten van de politieke regulering van CO2 – emissies en energiesubsidies.
Jos Klomp heeft een HBO-opleiding microbiologie  en houdt zich bezig met gas(mengsels) in cylinders voor analytische doeleinden. Hij heeft tevens te maken met de productie van biomethaan en de inzet daarvan om diesel door vloeibare biomethaan te vervangen.
gasworks bv
Hij is directeur van Gasworks BV ( www.gasworks.nl/ ) en woont in Eindhoven.

Klomp heeft andere dan de nu officieel geldende opvattingen over het tegengaan van CO2-emissies en het subsidieren van energieprojecten. Hij heeft gevraagd om zijn mening in deze kolommen te mogen weergeven. Het gaat om een serieus betoog over onderwerpen die voor deze website relevant zijn, en waarin ik mij een heel eind herken.
Desalniettemin blijft het een gastopinie – de meningen zijn die van Klomp.

Dit artikel is de derde in een serie van drie.

——————————————

SDE subsidie en decarbonisatie opbrengsten

Zo´n 10 jaar geleden is men begonnen met het verstrekken van subsidie op geproduceerde duurzame energie. Nu 10 jaar later doen we dat nog steeds, zij met bedragen die ondertussen een tiental miljard Euro benaderen. Het einde is nog steeds niet in zicht.
De subsidievorm waarvoor destijds gekozen kent een bedrag toe aan een hoeveelheid energie die gemaakt is. Maar dat betekent dat als we steeds meer energie uit duurzame bron willen halen, we daaraan steeds meer geld kwijt zijn. Omdat de subsidie bedoeld is om het gat te dichten tussen wat de markt betaalt voor goedkope fossiele energie en wat het kost om duurzame energie te maken, is er geen mechanisme dat ervoor zorgt dat dit gat steeds kleiner wordt. Immers de overheid betaalt toch. Het hele  erge aan deze situatie is boven alles nog dat wanneer de subsidie stopt, ook de productie van duurzame energie acuut stopt. Dus we hebben veel betaald, maar staan uiteindelijk met lege handen.
De grondslag voor subsidiëring moet anders en decarbonisatie zal daarin een doorslaggevende rol spelen. Voortaan zal alleen het productiemiddel zelf subsidie kunnen ontvangen, het geproduceerde daarentegen niet  meer. De prijs voor energie wordt nu nog volledige bepaald door de fossiele energie markt. Daaraan gaat op korte termijn helemaal niets veranderen. Een verandering  waarbij de prijs van buitenaf wordt bepaald wil overigens niemand. Maar dan zitten wel met het gegeven dat duurzame energie kostbaarder is om te maken dan fossiele energie. Daarvoor komt de decarbonisatie in beeld. Wanneer de overheid aan fossiele energie producenten een verplichting tot decarbonisatie oplegt, zullen ze daaraan voldoen òf door bijmenging (voor zolang dat nog zin heeft), òf  door zelf CO2-arme energie op te wekken naast hun fossiele energie, òf door decarbonisatie-prestaties van andere over te kopen.
Duurzame energie producenten met bewezen decarbonisatie kunnen naast een inkomen aan energieverkoop ook de decarbonisatie-prestatie verkopen.

Wanneer we uitgaan van een markt die zich schikt naar een bedrag van €250,- per ton CO2-uitstootvermindering, dan betekent dat per kWh elektriciteit 12,5€cent aan opbrengsten uit de verkoop van prestaties  aan decarbonisatie. Daarmee komt menige installatie beter uit de kosten dan met de subsidie, die ze nu hebben. Daarmee kan de lasten voor de burger aan miljarden SDE gelden komen te vervallen en zal het netto voor de burger niets uitmaken. Sterker nog, wanneer de installatie nog niet technische afgeschreven zijn zullen ze omwille van een nieuwe subsidieaanvraag niet afgebroken dienen te worden, maar pas na hun volledige technische levensduur.
Wanneer we CO2-uitstootvermindering daadwerkelijk een waarde gaan geven, dan kan de volgende stap in het verduurzamen van onze samenleving gemaakt worden.

CO2-uitstootrechten tegenover CO2-uitstootverminderingsplicht – gastbijdrage_2

Jos Klomp heeft mij aangeboden zijn visie weer te geven op enkele aspecten van de politieke regulering van CO2 – emissies en energiesubsidies.
Jos Klomp heeft een HBO-opleiding microbiologie  en houdt zich bezig met gas(mengsels) in cylinders voor analytische doeleinden. Hij heeft tevens te maken met de productie van biomethaan en de inzet daarvan om diesel door vloeibare biomethaan te vervangen.
gasworks bv
Hij is directeur van Gasworks BV ( www.gasworks.nl/ ) en woont in Eindhoven.

Klomp heeft andere dan de nu officieel geldende opvattingen over het tegengaan van CO2-emissies en het subsidieren van energieprojecten. Hij heeft gevraagd om zijn mening in deze kolommen te mogen weergeven. Het gaat om een serieus betoog over onderwerpen die voor deze website relevant zijn, en waarin ik mij een heel eind herken.
Desalniettemin blijft het een gastopinie – de meningen zijn die van Klomp.

Dit artikel is het tweede in een serie van drie.

Het “huidige Europese systeem” hieronder is het Emission Trade System (ETS) van de EU. Dat kent inderdaad de nodige problemen.

——————————————

CO2-uitstootrechten tegenover CO2-uitstoot verminderingsplicht

De titel kan ook gelezen worden als: vervuilingsrechten tegenover niet-vervuilingsplicht. Als de titel zo gelezen wordt dan kan er geen groter verschil tussen beiden bestaan. Echter beide hebben hetzelfde doel, namelijk een prikkel te geven tot minder CO2-uitstoot.

Het huidige Europese systeem waarmee voor een bepaalde prijs 1.000kg CO2 in de lucht mag worden gepompt heeft daadwerkelijk ertoe geleid dat naar CO2-uitstoot is gekeken en er effectief maatregelen zijn getroffen om die uitstoot te verminderen.
Tevens heeft men de zwakte van dit systeem benut om z’n werking op bestaande CO2-uitstootbronnen te verminderen. Die zwakte bestaat er hierin dat het systeem uitsluitend administratief is. De uitstootrechten zijn in ruime hoeveelheden en in eerste instantie zonder kosten toegekend. Toen de omvang van de overmatige toekenningen duidelijk werd, is de prijs voor een uitstootrecht in een glijvlucht van €30,- naar €6,- gegaan. Dat de market overspoeld is met uitstootrechten maakt het verschil tussen de boete en de huidige marktprijs overduidelijk. Om de boete van €100,- per ton te ontlopen zijn de kosten nu slecht €6,- per uitstootrecht. Bij een krappe market zou je verwachten dat de marktprijs eerder richting het boetebedrag zou gaan. Niemand ligt wakker van die lage kosten.
Als dat op zich al nog geen grond voor zorgen zou zijn, dan is het wel dat de marktprijs voor een uitstootrecht alleen maar een administratieve handeling is. Dat heeft enkel een effect op de kostprijs van een product of dienst, die daarmee omhoog gaat. Er wordt niets tastbaars tot stand gebracht. De CO2 gaat gewoon de lucht in, de uitstoters investeren niet in toekomstige vermindering van de CO2-uitstoot omdat  in de financiële afwegingen het niet-vervuilen op een te lage rendement staat.
Het publiek wordt eigenlijk niet op de hoogte gebracht over hoe slecht dit systeem werkt.

Een alternatief zou de CO2-uitstoot verminderingsplicht (decarbonisatie) kunnen heette. Het recht om te vervuilen wordt dan tevens gekoppeld aan een plicht om per geproduceerde energie-eenheid een vermindering op de CO2-uitstoot te bewerkstelligen. Het maakt dat de fossiele energie-producenten investeren in CO2-arme productieprocessen, terwijl ze nog steeds hun bestaande productiemiddelen kunnen blijven benutten totdat ze afgeschreven zijn.
Omdat het percentage decarbonisatie steeds verder toeneemt zal opnieuw investeren in fossiele productiemiddelen niet aantrekkelijk zijn. Het opleggen van een decarbonisatie maakt het speelveld tussen bestaande fossiele energieproductie en nieuw te investeren duurzame energieproductie weer enigszins gelijk. De bruinkool-, steenkool- en gascentrales kunnen de ruimschoots aanwezige prestatie in CO2-uitstoot vermindering door de duurzame productie-installaties overkopen om op die manier niet allerlei onwenselijke en onrendabele bijstookproducten te moeten gebruiken. Maar dat alles in gewisse zekerheid dat aan hun manier van produceren een eind gaat komen.

De waarde van een ton CO2-uitstootvermindering volgt als vanzelf uit de hoeveelheid die er op de markt te koop is. De overheid kan administratief geen extra hoeveelheid creëren, het is immers een reëel product. Het enige wat de overheid kan doen is het percentage decarbonisatie onder de beschikbare markthoeveelheid houden, maar meer dan dat kunnen ze niet doen.
Wanneer het percentage decarbonisatie aansluit bij de hoeveelheid die op de markt beschikbaar is zal de prijs zich in de buurt van het boetebedrag voor niet gehaald CO2-uitstoot vermindering begeven. In Duitsland is die voor het decarbonisatie-systeem, geldig voor wegtransportbrandstoffen, gesteld op €470,- per gemiste ton CO2. De markt aldaar schikt zich naar ongeveer de helft van dit bedrag. Een soortgelijk boetebedrag voor de energiemarkt zou de productie van duurzame en decarboniserende energie uit de rode cijfers halen, en daarmee een waarde toekennen aan dit uniek facet van deze vorm van energie, waarvoor al die tijd geen ene cent is worden betaald.

In een volgende bijdrage wordt op de manier van subsidiering van
duurzame energie (SDE) ingegaan en vergeleken met de opbrengsten-
kant van decarbonisatie (CO2-uitstoot verminderingsplicht)om te laten zien  dat decarbonisatie nu netto de burger niets meer kost dan dat het nu al het geval is terwijl het daarvoor terdege blijvend duurzaam wordt geproduceerd.

Klimaattop Parijs: Decarbonisatie – gastbijdrage_1

Jos Klomp heeft mij aangeboden zijn visie weer te geven op enkele aspecten van de politieke regulering van CO2 – emissies en energiesubsidies.
Jos Klomp heeft een HBO-opleiding microbiologie  en houdt zich bezig met gas(mengsels) in cylinders voor analytische doeleinden. Hij heeft tevens te maken met de productie van biomethaan en de inzet daarvan om diesel door vloeibare biomethaan te vervangen.
gasworks bv
Hij is directeur van Gasworks BV ( www.gasworks.nl/ ) en woont in Eindhoven.

Klomp heeft andere dan de nu officieel geldende opvattingen over het tegengaan van CO2-emissies en het subsidieren van energieprojecten. Hij heeft gevraagd om zijn mening in deze kolommen te mogen weergeven. Het gaat om een serieus betoog over onderwerpen die voor deze website relevant zijn, en waarin ik mij een heel eind herken.
Desalniettemin blijft het een gastopinie – de meningen zijn die van Klomp.

Dit artikel is de eerste in een serie van drie.

——————————————

Klimaattop Parijs: Decarbonisatie

Om de opwarming van de aarde tot minder dan 2˚C te laten doen toenemen, moet de uitstoot van CO2 afnemen. Dat kan op twee manieren.

Men bespaart CO2-uitstoot door afname van energiegebruik. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, omdat het op enig moment ingrijpt op het handelen van de mens, z’n manier van leven of het raakt aan zijn economische activiteit. Allemaal zaken waar we allen van weten dat ze een behoorlijk belemmering zijn om CO2-uitstoot te laten afnemen.

Men kan ook CO2-uitstoot besparen door de hoeveelheid CO2  die het energieverbruik uitstoot, te verminderen. Decarboniseren heet dat. Dan kan het energieverbruik gewoon blijven wat het is, maar vervangen we de energieproductie door een energieproductie uit CO2-arme bronnen.

Maar, zult u zeggen, dat doen we toch al. We maken toch al duurzame energie. Dat klopt, maar wat we niet laten meewegen in die duurzame energieproductie is de CO2 die ontstaat. Daar wringt de schoen. Voor wind en zon is daar geen probleem mee. Voor aardwarmte alleen als het grondwater niet vervuild raakt. Voor biomassa ligt het een stuk moei-
lijker. Daar kan het zelfs zo zijn dat het middel erger is dan de kwaal, maar aan de andere kant zijn er ook bewezen nuttige toepassingen met behoorlijke rendementen op decarbonisatie.

Het inzicht dat duurzame energie ook een rendement moet hebben in decarbonisatie is vooralsnog alleen voor transportbrandstoffen in bindende EU-richtlijnen komen vast te liggen. Daar staan de doelstellingen op 10% duurzame brandstof  en 6% decarbonisatie in 2020. Dat is voor elke Lidstaat gelijk.

De doelstelling voor 6% decarbonisatie echter worden op grond van 10% duurzame brandstof niet met zekerheid gehaald. De Duitse regering heeft in 2014 bij wet de 6% decarbonisatie leidend gemaakt ten opzichten van de 10% duurzame brandstof doelstelling. Met andere
woorden, Duitsland vindt het belangrijker dat de brandstof blijvend minder CO2 uitstoot. Maar om de duurzaamheid niet uit het oog te verliezen, is in dezelfde wet opgenomen dat alleen decarbonisatie wordt meegeteld als de duurzame brandstoffen gecertificeerd zijn conform EU-richtlijnen.

Hoe werkt zo’n regelgeving?  Aan fossiele vloeibare brandstof (diesel en benzine) is in de EU een CO2-uitstoot toegekend van 83,8gram per MegaJoule. Op die uitstoot is de decarbonisatie van toepassing. In 2016 is dat nog 3,5% en in 2020 zal dat 6% zijn. Om op 83,8gram 3,5% CO2-uitstoot reductie te bereiken moet de uitstoot met 2,933gram afnemen. Echter, fossiele brandstoffen blijven altijd evenveel CO2 uitstoten. Dus zal in de verkoop van brandstoffen een andere brandstof opgenomen moeten worden die een veelvoud van 2,933gram minder CO2-uitstoot kent, een CO2-arme biobrandstof. Dat kan door bijmengen, of met een aparte brandstof ernaast, of door bewezen CO2-uitstoot reductie (decarbonisatie) van andere over te kopen.  

Stel men verkoopt voor 1.000.000MJ aan fossiele brandstof dan zal voor 2,933ton CO2 van totaal 83,8ton aan decarbonisatie plaats moeten vinden. Door bijvoorbeeld een 5% bijmenging betekent dat, dat de bijgemengde biobrandstof een 20-voudige decarbonisatie prestatie in zich moet hebben om het geheel aan de 3,5% verplichting te laten voldoen. Oftewel  83,8 -20×2,933= 25,14gram CO2 per MegaJoule biobrandstof.
Doordat de verplichting steeds verder wordt verhoogd, neemt de vraag naar beter presterende biobrandstoffen alsmaar toe en worden CO2-arme brandstoffen waardevoller.

Een soort gelijk systeem zou voor duurzame energie ook kunnen gelden. De rol van bruinkool, steenkool en nucleair is dan vrij snel uitgespeeld, en daarna die van aardgas. Van de duurzame energiebronnen zouden dan biomassa´s zoals landbouwgewassen en hout op termijn geen functie meer kunnen vervullen als een primaire energiebron.

Alles laten bestaan uit duurzame energie, zonder dat die een rendement op decarbonisatie moeten aantonen, is een weg die weinig voortgang maakt met de afspraken die gemaakt zijn in Parijs. Decarboniseren maakt dat er wel CO2-uitstoot vermindering plaats heeft, maar dat er niet dwingend gestuurd wordt op energiegebruik.

In een volgende bijdrage wordt de werking van het beprijzen van CO2-uitstoot (de CO2 -uitstootrechten) afgezet tegen het beprijzen van decarbonisatie (CO2-uitstoot verminderingsplicht) om te zien hoe die ten opzichte van elkaar functioneren.

 

LIDL gaat alle winkels van zonnepanelen voorzien en begint met gratis laadpalen (update)

(Bron: Solar Magazine 25-2016)

De LIDL gaat in Nederland elk jaar 10 supermarkten van zonnepanelen voorzien. Daar steekt het bedrijf elk jaar €2 miljoen in. Men denkt aan 400 tot 500 panelen per winkel. De LIDL heeft in totaal in Nederland 407 locaties (winkels en distributiecentra).
Op dit moment liggen er op ruim 20 locaties 12.000 panelen.
LLIDL zonnepanelen-r

Daarnaast heeft de LIDL ook andere duurzaamheidsprojecten. In 2020 bijv. moeten alle winkels door LED’s verlicht worden.

Een interview met de manager energiezaken van de LIDL, Arnold Baas, is te vinden –> lidl gaat alle winkels van zonnepanelen voorzien

——— (toevoeging dd 26 juni 2016)—–

De LIDL gaat in 2016 ook laadpalen zetten bij diverse nieuwe vestigingen in Nederland. Daar kunnen de klanten tijdens hun boodschappen doen gratis de auto-accu opladen. Volgens de berichten kost dat 20 minuten.
Uit een opinie-onderzoek onder 320 gebruikers van een elektrische auto blijkt, dat die wel een eindje willen omrijden en bij de LIDL inkopen, als ze daar elektrisch kunnen tanken.

laadpaal LIDL

Op werkbezoek bij zuivelboerderij Den Eelder

Tijdens het provinciale Energiefestival op 1 juni 2016 waren er allerlei workshops en excursies. Een interessante excursie ging met de bus naar zuivelboerderij Den Eelder, bij Kerkwijk en Ammerzoden. Eigenaar is de familie Van der Schans.
Zie ook http://www.deneelder.nl .
koeien op Den Eelder
Op Den Eelder hebben ze momenteel 550 melkkoeien en 350 stuks jongvee op eigen (zware klei)grond. Het is dus een relatief grote boerderij. Een deel van de koeien staat een deel van de tijd in de wei.

Den Eelder draait (het zijn mijn woorden, niet die van hen) half-biologisch. De familie zegt veel elementen van biologisch boeren toe te passen, maar ze gebruiken kunstmest en ze passen in een eerder stadium dan biologische boeren curatieve antibiotica toe. Preventieve antibiotica worden niet toegepast.

De familie Van der Schans wilde wat betekenen voor een duurzamer aarde. Op zijn minst moest het eigen bedrijf energieneutraal. Ze wilden niet aan een windturbine en kozen uiteindelijk voor het vergisten van de mest van hun koeien.

Daar kun je twee kanten mee op: mono- en covergisting. Bij monovergisting wordt alleen de mest zelf vergist, bij covergisting gaat er plantaardig materiaal en bepaalde soorten afval en reststoffen bij. Elk van beide technieken heeft voor- en nadelen.
Covergisting brengt makkelijk 5 tot 10 keer zoveel op (in mest zelf zit niet heel veel energie, die zit vooral in de maïsstengels en het bermgras dergelijke), maar de prijzen van covergistingsmateriaal kunnen omhoog schieten bij schaarste en/of als ze in Duitsland gesubsidieerd worden.
Uiteindelijk heeft men op Den Eelder voor monovergisting gekozen op het eigen erf.

De mestschuif
De mestschuif

De mest wordt verzameld met een permanent doorlopend schuifsysteem, naar de vergister gevoerd en daar in real time verwerkt. Daardoor komt er maar heel weinig methaan uit de mest in de atmosfeer. Dat is een groot voordeel, want het is een krachtig broeikasgas.

Omdat er in mest op zich relatief weinig energie zit (het is veel water), is voor een bescheiden vermogen een forse installatie nodig.

De monovergister. (op de foto dhr. Gosselink van de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij BOM)
De monovergister.
(op de foto dhr. Gosselink van de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij BOM)

De installatie verwerkt 15.000 ton dagverse mest per jaar en produceert daarmee jaarlijks via een gasmotor 0,50 miljoen kWh elektrische energie (1,8TJ) en (via die motor en een kachel) 1,5 kWh miljoen warmte (5,4TJ) in de vorm van water van 110⁰C.
De installatie heeft €800.000 gekost en bespaart jaarlijks voor 10% van dat bedrag aan stroom en gas. Daarnaast krijgt  Den Eelder 12 jaar lang SDE+ subsidie. Het komt net uit.

Het processchema
Het processchema

Daarnaast liggen er bij Den Eelder ongeveer 1100 zonnepanelen op het dak van de bedrijfsgebouwen. Die moeten volgens de gangbare statistiek jaarlijks ongeveer 0,85TJ leveren.

Een deel van de 1100 zonnepanelen
Een deel van de 1100 zonnepanelen

Als je alles optelt (wat officieel niet mag) kom je aan 8,0TJ per jaar. Dat dekt volgens Van der Schans ongeveer de eigen jaarlijks energiebehoefte. Hij levert niet veel terug aan het net.

Van der Schans erkent de gangbare wijsheid dat het vergisten niet helpt voor de fosfor- en stikstofproblematiek, waaraan de wettelijke bepalingen zijn opgehangen. Hij zou ooit nog wel eens een scheidingsinstallatie achter zijn vergister willen hangen om het restproduct uit de vergister, het digestaat, tot kunstmestvervanger op te waarderen..

Een blik op de melkverwerkingstechniek
Een blik op de melkverwerkingstechniek

Als men de zaal met de melkverwerkingstechniek ziet, en de vergister en de zonnepanelen, rijst de vraag in hoeverre het eigenlijk zinvol is een scherpe scheiding te hanteren tussen een agrarische en een industriële bestemming.
Bij de Raad van State speelt dat ongetwijfeld een rol. Maar als die niet in beeld is, kan men zich gevoeglijk de vraag stellen hoe materieel eigenlijk het verschil is tussen een groot boerenerf en een klein industrieterrein.

Brabants Energie Akkoord officieel getekend

Tijdens het Energiefestival in het Provinciehuis in Den Bosch, op 1 juni 2016, is het Brabantse Energie Akkoord (BEA) door een groot aantal partijen getekend. Voor het officiële verhaal van de provincie zie www.brabant.nl/actueel/nieuws/2016/juni/16-partijen-gaan-voor-duurzaam-brabant.aspx .

Het gezelschap ondertekenaars van BEA 2.0
Het gezelschap ondertekenaars van BEA 2.0, inclusief  een glimmende gedeputeerde Annemarie Spierings (D66)

Door de ondertekening is de oude tekst uit 2015 van het Brabantse Energie Akkoord opgewaardeerd tot BEA 2.0 . De tekst zelf is niet veranderd, maar er is een mooi kaftje aan toegevoegd en, wat belangrijker is, een groot aantal handtekeningen.

BMF-directeur Nol Verdaasdonk tekent
BMF-directeur Nol Verdaasdonk tekent

Ik ben niet enthousiast over de originele tekst van BEA. De tekst bestaat vooral uit monologen van afzonderlijke deelnemers met onvoldoende centrale regie die van dat verhaal een geheel maakt. De tekst spreekt wel goede bedoelingen uit (1,5% per jaar bezuinigen en daarna in 2020 14% duurzaam), maar is technisch niet goed genoeg om een concreet programma op te baseren en dat te kunnen afrekenen. Zie https://www.bjmgerard.nl/?p=695 .
Er zit bijvoorbeeld onwaarschijnlijk weinig zonne-energie in het ak-
koord en onwaarschijnlijk veel biomassa. Ik heb geen principieel bezwaar tegen biomassa (mijn mening is ja, mits mits mits), maar de 28PJ in het BEA zou ik niet meteen voor mijn rekening durven nemen.
Het verhaal is indertijd teveel in haast afgeraffeld, zodat de tekst beschikbaar was bij het aantreden van het nieuwe College van GS. Dat is gelukt.

Goed. Een product dat de goede bedoelingen heeft, is nu breed onder-
tekend. Laten we het erop houden dat een matige tekst, die breed ondersteund is, beter is dan een goede tekst die niet ondertekend is.

Niet dat het een gelopen race is dat de goede voornemens in 2020 inderdaad gerealiseerd zullen blijken. Er wordt veel te weinig deugdelijk kwantitatief gedacht. Dat had moeten gebeuren in de Uitvoeringsagenda Energie, waarover ik ook het nodig geschreven heb ( zie o.a. https://www.bjmgerard.nl/?p=2702 en www.bjmgerard.nl/?p=2722 en https://www.bjmgerard.nl/?p=2755 ).

Mijn Open Podium-presentatie
Mijn Open Podium-presentatie

Ik verwacht dat in 2020 gebleken zal zijn dat de kwantitatieve doelstelling niet gehaald zal zijn. Daarom heb ik voor gesteld om alvast een reserveprogramma te definieren, bestaande uit 5PJ zonne-energie uit parken op de grond. Ik heb dat verwoord in een podiumpresentatie tijdens de lunchpauze. Voor de tekst –>  Verhaal bij het provinciale Energiefestival op 1 juni 2016 .

Ik blijf de ontwikkelingen volgen en zal ook mijn SP-fractie in PS over dit onderwerp adviseren.

Tijdens het festival vond een groot aantal workshops en excursies plaats. Ik heb er enkele bij kunnen wonen. De excursie naar een melkveebedrijf loonde genoeg de moeite voor een apart verhaal.

 

Verslag demonstratie Duitse bruinkoolmijn – Ende Gelände

Ik heb in deze kolommen een aankondiging gezet van een demonstratie bij de de Duitse bruinkoolmijn in de Lausitz. Die demonstratie is een succes geworden.

Actievoerders bij Ende Gelände 2016
Actievoerders bij Ende Gelände 2016

In het online-blad De Correspondent staat een verslag. Zie https://decorrespondent.nl/4574/Demonstreren-voor-het-klimaat-Deze-mensen-deden-het-wel .

Ik vind overigens De Correspondent een goede krant. Ik lees hem zelf al een tijd en haal er veel uit. Dat leidt soms tot artikelen op deze site.

Ik raad anderen aan zich ervoor in te schrijven.