Zielige eiken langs de Fransebaan en archaische stadsdistributie in Eindhoven

Milieudefensie kreeg een klacht van een huishouden in de Eindhovense wijk Achtse Barrier, waarvan de achtertuin aan de Fransebaan ligt. Ze hebben pech, want hun woning ligt precies op een plek waar de vrachtauto’s, die de naburige Jumbovestiging bevoorraden, allerlei kerende manoeuvres maken.
Ik heb de situatie voor Milieudefensie geïnspecteerd en geconcludeerd dat er een concreet verkeerskundig probleem is (dat eenvoudig oplosbaar is) en een algemeen politiek probleem dat ook oplosbaar is, maar wat wel meer vraagt.
Ik heb namens Milieudefensie een brief gecomponeerd aan de Jumbo en een brief aan het College van B&W. Die aan B&W druk ik hieronder af. Die aan de Jumbo is grofweg dezelfde, maar heeft een wat beperktere algemene vraagstelling (zie Bevoorrading Jumbo Fransebaan-klachten Rousillonhof-brief Jumbo)

Jumbovestiging Fransebaan met vrachtauto

Aan het College van B&W van
Eindhoven                                                          08 mei 2017

Geacht College

De Vereniging Milieudefensie vraagt uw aandacht voor de verkeersproblemen, die optreden bij de bevoorrading van het Jumbo-filiaal aan de Fransebaan in de Achtse Barrier (onderaan onderstaande linkse plattegrond, de rechtse is een vergroting)

Kaartje van het gebied

Dit filiaal wordt bevoorraad met grote vrachtauto’s met een dieselmotor.

Veel Jumbo-chauffeurs (een enkele slimmerik uitgezonderd) adresseren het filiaal via de Artoisstraat en komen dan tot de ontdekking dat het niet mogelijk is met een grote vrachtauto op deze wijze bij het filiaal voor anker te gaan. Mogelijk aangevuurd door hun TomTom rijden zij het onheil tegemoet.

Er rest hen dan niets anders dan rechtsaf te gaan, in Noordelijke richting, op zoek naar een plek waar zij kunnen keren om diezelfde Fransebaan af te rijden in Zuidelijke richting, om alsnog bij het filiaal te komen. Die gelegenheid menen de chauffeurs te zien bij de volgende doorsteek door de middenberm ter hoogte van de Besanconlaan (zie detailtekening).
Nu is de Fransebaan een wijkontsluitingsweg, maar niet overdreven breed, met een middenberm die nog veel minder breed is. De Jumbo-chauffeurs voeren daar met hun lange vrachtauto’s ingewikkelde meervoudige balletbewegingen uit om op deze plaats, die zich daar niet voor leent, toch te keren.

Precies naast deze balletlocatie ligt de achtertuin van meneer Van Klinken en mevrouw Snelleman, met als adres Rousillonhof 31. De Jumbo-diesels blazen bij hun inspanningen wolken uitlaatgassen in Oostelijke richting, via enkele zomereiken die daar staan, de tuin van de familie Van Klinken-Snelleman in. Dit heeft zichtbare gevolgen.

De rij zomereiken langs de Fransebaan doet het prima, behalve twee eiken op de balletlocatie. Deze kampen met een ernstige ontwikkelingsachterstand. Het zielige eikje iets rechts van het midden heeft men als vervanging moeten aanplanten (links de doorsteek naar de Besanconlaan, rechts het adres Rousillonhof 31).

De zomereiken ter hoogte van Rousillonhof 31

Ook de raamkozijnen aan de achterkant van de familie Van Klinken-Snelleman ogen enige shades of grey donkerder dan die van de buren, maar dit valt op een foto moeilijk weer te geven.
Het moge duidelijk zijn dat het verblijf van genoemde families in hun achtertuin niet aangenaam is als de Jumbo-vrachtauto’s met hun balletmanoeuvres bezig zijn.

Mevrouw Snelleman heeft al eens contact gezocht met de beheerder van het filiaal, maar dat resulteerde in de reactie “ik zal het doorgeven” waarna er niets veranderde.
Dit terwijl zij aangaf dat het probleem volledig overbodig was, omdat de chauffeurs hun doel veel makkelijker zouden kunnen bereiken door via de Roubaix- of de Rijsellaan de Fransebaan te adresseren. Dat maakt allerlei ingewikkelde keer-balletten overbodig en resulteert totaliter in minder en in beter verdeelde dieselemissies in deze woonwijk.

De situatie leidt onze Vereniging Milieudefensie tot een concrete en een meer algemene vraag.

De concrete vraag is of u uw College een verkeersbesluit wil nemen, waardoor het Jumbo-filiaal aan de Fransebaan niet meer bevoorraad kan worden via de Artoislaan, maar (liefst) via de Roubaixlaan of anders de Rijssellaan. Een dergelijk verkeersbesluit zou misschien de sirenenzang van de TomTom richting de Artoislaan kunnen doen verstommen.

Dit concrete probleem in de Achtse Barrier geeft Milieudefensie een kapstok om twee meer algemene vragen te stellen, die betrekking hebben op hoe er in stedelijk Eindhovens gebied duurzame vormen van goederendistributie gerealiseerd kunnen worden. Met dit onderwerp houdt Milieudefensie zich al langer bezig.

Er zijn in Nederland legio initiatieven om op een vernieuwende wijze tegen stedelijke distributie aan te kijken.

  • De hogescholen van Amsterdam en Rotterdam zijn een onderzoek begonnen naar de inzet van lichte elektrische vrachtvoertuigen (Logistiek 15 sept 2016);
  • verschillende steden hebben een Milieuzone tegen diesel-vrachtauto’s;
  • sinds 2014 hebben we een Green Deal Zero Emission Stadslogistiek (waaraan Eindhoven, bij ons weten, nog steeds niet deelneemt);
  • er is een studie van CE Delft “De omvang van de stadslogistiek, juli 2016”;
  • de LIDL gaat elektrische bevoorraden;
  • Heineken heeft een knalrode “groene” vrachtauto rondrijden;
  • sinds vorig jaar bestaat het City hubs-netwerk.
  • Enz enz.
    de groenste vrachtauto van Heineken

    De gemeente Eindhoven heeft ooit enige interesse in deze problematiek getoond in de Raadsinformatiebrief “Beter Benutten vervolg” dd 30 maart 2015, waarin onder het kopje “Goederenvervoer” gemeld wordt dat “met stakeholders naar vernieuwende en financieel haalbare logistieke concepten gezocht zal worden” en dat “een dergelijke aanpak aansluit bij de Green Deal Zero Emission Stadslogistiek”. Daarna echter is het oorverdovend stil gebleven. De website van de gemeente Eindhoven geeft op een aantal zoektermen, die met het onderwerp te maken hebben, geen enkele treffer. Voorwaar een anti-innovatieve houding!

Onlangs is in het kader van de Topsector Logistiek de studie uitgebracht “Gebruikers en inzet van bestelauto’s in Nederland” (CE Delft, TNO, Buck ea, zie www.ce.nl/publicatie/gebruikers_en_inzet_van_bestelauto%E2%80%99s_in_nederland/1927 ). Daaruit blijkt dat bestelauto’s tot op hoogbejaarde leeftijd doorrijden en daarbij onevenredig veel fijn stof lozen (bestelauto’s zijn in en buiten de stad samen goed voor 8% van de gereden kilometers, voor 14% van de CO2-uitstoot en voor 39% van de geëmitteerde fijn stof).

Lozingscijfers binnen de stad (CE Delft TNO Buck ea april 2017)

Milieudefensie, daarin gesteund door een initiatiefvoorstel van Groen Links, heeft al vaker voorgesteld om de Eindhovense milieuzone aan te scherpen, o.a. door hem ook voor bestelauto’s te laten gelden. De ervaring in den lande wijst uit, dat dit een versnellend effect heeft op de modernisering van het wagenpark en de emissie van met name roet.

Resumerend dus twee vragen:

Waarom mogen er in stedelijk gebied voor het goederenvervoer nog fossiele brandstof-verslindende en vergif uitbrakende grote dieselbakbeesten rondrijden, en waarom wordt er niet gedistribueerd met kleinere elektrische vrachtvoertuigen?

Wil uw College opnieuw nadenken over het eerder afgewezen voorstel van Milieudefensie (en Groen Links) om de Eindhovense milieuzone uit te breiden met oude bestelauto’s?

Met vriendelijke groeten

Namens Milieudefensie Eindhoven

Bernard Gerard, secretaris
040-2454879
bjmgerard@gmail.com
www.bjmgerard.nl

Bergeijk deed meting geluid en (ultra)fijn stof Eindhoven Airport

Bergeijk is een eigenwijze gemeente.

Het vliegveld ging van 30 mei 2016 middernacht tot 16 juni, 07.00 uur dicht omdat de startbaan onderhouden moest worden. Dat was een gelegenheid om het verschil te meten tussen de luchtkwaliteit zonder vliegtuigen en met bulldozers en vrachtauto’s, en met vliegtuigen en zonder die andere voertuigen. De provincie wou o.a. vanwege die bulldozers (bederft de meting) niet betalen en toen ging het over. Zie Provincie positief over ultrafijn stof-metingen bij EhvA

Niet in de gemeente Bergeijk. De naar het oosten afdraaiende vliegroutes komen over Walik en Riethoven en de bewoners maakten zich ongerust. Bergeijk liet dus de Anteagroup meten. De financiele middelen waren beperkt en daarmee ook de duur en de scope van de meting, maar desalniettemin kwamen er wat interessante resultaten uit. Die heeft de Anteagroup op 22 december 2016 vrijgegeven.

Ligging van de drie meetlocaties. Ik heb hierna steeds de gegevens van De Beemd 4 gebruikt, omdat dat de enige plek was waar een UFS-meter stond
Het monitoringprogramma

Meteo
Het was gedurende de meetperiode meestal zwakke tot matige ZZW tot ZW-wind, dus de wind waaide niet van het vliegveld naar Riethoven.
De luchtvochtigheid zat als regel tussen de 60 en 100%, dus vaak regen-
achtig weer. Dat drukt de aantallen fijn stof-deeltjes.

Geluid
Kort door de bocht leiden de geluidsgegevens tot de uitspraak dat het vliegverkeer overdag voor een bescheiden toename zorgt. Er zijn echter meer geluidsbronnen. Het meetprogramma is met frequentieanalyse in staat om onderscheid te maken tussen vliegtuigen en niet-vliegtuigen.
Als er een vliegtuig overkomt, zit dat gemiddeld op 44dB(A) en maximaal op 55 tot 65dB(A).
Overall zit het over een korte periode gemiddelde geluid (Leq ) overdag zonder vliegtuigen in de range 42-52dB(A) en met vliegtuigen in de range 45-60dB(A) .
Tenminste, gedurende dat ene etmaal met en zonder dat gemeten is – deze beperking moet steeds herhaald worden.

Het geluid gedurende een etmaal zonder en met vliegtuigen

PM2.5 en PM10

Fijn stof-concentraties zijn door de tijd heen grillig. Wel of niet vliegen heeft in deze categorie geen zichtbaar effect. Dat past bij de in deze kolommen al vaker geponeerde stelling dat het vliegveld in deze categorieën verzuipt in de andere bronnen (bijv. auto’s en achtergrond).
Overigens zijn dit nu net de categorieën die wel meetellen voor de vergunningverlening.

Ultrafijn stof (UFS)

Voor ultrafijn stof bestaat geen wettelijke norm.

In deze categorie, zo heb ik op deze site eerder betoogd, is het vliegveld wel een grote speler en dat zie je dan ook meteen. Dat komt omdat a) kerosine veel zwavel bevat en autobenzine en -diesel niet en b) omdat kerosine veel benzeen bevat, die bij verbranding roet vormt, en omdat het nu eenmaal niet mogelijk is om een roetfilter op een straalmotor te zetten. Zie respectievelijk Kun je zwavelvrije kerosine kopen? en Kun je zwavelvrije kerosine kopen ? (vervolg) en Roet en zwavel uit straalmotoren: dat kan veel minder!
De blauwe lijn in de grafiek is het tijdstip 16 juni, 07.00 uur en de horizontale as rechts van de blauwe lijn beslaat dus 8 uur en 24 minuten. Blijkbaar is de UFS-concentratie op die plaats in de nacht voorafgaand aan de blauwe lijn ca 7000 deeltjes/cm3 (kan kloppen, ik gokte in een eerdere schatting voor dichter op het vliegveld op 8000) (zie UFS-onderzoek rond Schiphol vertaald naar Eindhoven  .

Interessant is om ook een (jaargemiddelde) UFS-schatting van de gemeente Eindhoven af te zetten tegen de (incidentele) Bergeijkse meting. Het betreft hier een rekenmodel.

UFS-schatting gemeente Eindhoven, 2016, incl snelweg

De groene tint in de blob is achtergrond*2. Riethoven zit een eind richting achtergrond*2 en ligt een stuk verder weg.
Interessant om dat naast de uitkomsten van het model te zetten.

Je kunt nog wat meer met de gegevens varieren.

Deze plot toont het aantal deeltjes per cm3 horizontaal en de deeltjesdiameter (in nm) vertikaal. Overigens bevatten uitlaatgassen van vliegtuigen ook nog een heleboel deeltjes in het gebied van 10-30nm, die niet in de plot te zien zijn. Waarschijnlijk kan de gebruikte Aerasense die niet zien. De deeltjes in uitlaatgassen van auto’s zijn groter en die kan de Aerasense waarschijnlijk wel bijna allemaal zien. Bovendien kunnen de andere bronnen dichterbij zijn. De plot kan dus vertekend zijn.

Een ander idee van Antea was om er de P-index tegen aan te gooien. Dat is volgens Antea een soort gevaarparameter die in de literatuur gebruikt wordt voor nanodeeltjes. Als P<2 is, is de lucht redelijk schoon. Tussen 2 en 4 is de lucht gematigd verontreinigd.
Ik heb die literatuur overigens nu niet kunnen vinden. Daar kom ik nog wel eens op terug.

Dit is het plaatje:

Wat als u de studie wilt lezen?
De Antea-studie is op Internet (nog?) niet te vinden, ook niet bij de gemeente Bergeijk. Hij is te groot om als bijlage bij deze site te kunnen dienen. Ik kan hem dus niet downloadbaar maken. Wie interesse heeft, moet me maar een mail sturen (zie de rubriek Contact).

Discussie over veeteelt en gezondheid in Deurne trekt 1100 mensen

Het Nationaal Burgernetwerk (betere gezondheid door minder vee) organiseerde op 9 maart 2017 in Deurne een verkiezingsdebat over het thema “Veehouderij en gezondheid”. Met 1100 mensen uit Deurne en
wijde omgeving puilde de zaal uit.

Wie er wel en niet waren:
Het is al veelzeggend wie er niet waren:

  • De PVV had taal  noch teken van zich laten horen
  • De VVD had niemand beschikbaar (hoewel ze wel 80 man op hun lijsten hebben staan, zoals werd opgemerkt)
  • B&W van Deurne (hadden allemaal net op die avond andere belangrijke beslommeringen)

Wie wel?

  • een heleboel boeren onder die 1100 mensen. De boerenorganisaties NVV, NMV en NVP hadden eigen mensen geworven
  • heel veel bezorgde burgers (de rest van die 1100)
  • politie bij de ingang
  • staatssecretaris Martijn van Dam (PvdA) van Landbouw
  • vertegenwoordigers van CDA, GrLinks, D66, PvdA, PvdD, CU, 50+ en SP
  • als sprekers Mariken Ruiter (hoofdauteur van ‘Volksgezondheid en Veehouderij: alles op een rij’), Ignas van Bebber (oncologisch chirurg in het Jeroen Boschziekenhuis), en prof. Hans Zaaijer, medisch microbioloog aan het VU en AMC en bij de bloedbank Sanquin belast met via het bloed overgedragen infecties.

De sprekers:
Mariken Ruiter besprak haar literatuuroverzicht. Ze behandelde kort zoönosen, resistentie tegen antibiotica, geur, fijn stof door de landbouw en andere vormen van milieudruk en bijbehorende risico’s. De volledige tekst van de publicatie is te vinden op http://www.brabantsemilieufederatie.nl/nieuws/rapport-volksgezondheid-en-veehouderij-aangeboden-aan-provincie/ . Op Volksgezondheid en veehouderij: alles op een rij heb ik al eerder over deze publicatie geschreven.

Ignas van Bebber noemde vooral kengetallen als dat de exportwaarde van vlees, zuivel en eieren (13 miljard bruto, netto minder, wat slechts een beperkt deel is van de landbouw als geheel). Dit terwijl bijv. de maatschappelijke kosten van alleen al COPD/astha en hart- en vaarziektes ook bijna 13 miljard zijn (welke uiteraard lang niet alleen door de landbouw veroorzaakt worden). De Nederlandse landbouw is niet onmisbaar bij het voeden van de wereld.
De veeteelt als geheel moet leren zijn balans met de omgeving terug te vinden.

Hans Zaaijer betoogde dat de intensieve veeteelt de veiligheid van de bloedtransfusies schaadde. Hij noemde als voorbeeld de Q-koorts, de gekke koeienziekte en Hepatitis-E.

Hans Zaaijer (Sanquin)

Bij een dierendichtheid als in ZO Brabant is het geen vraag, maar een zekerheid dat er infectieziekten zullen gaan uitbreken. Daar kan altijd iets onverwachts tussen zitten.
Toen men bij Sanquin vernam van het fenomeen Q-koorts, moest er in allerijl iets geregeld worden dat die zich niet via bloedtransfusies ging verspreiden. 3 op de 1000 donors had de Q-koorts en 10% van de mensen uit het gebied had een Coxiella-infectie doorgemaakt (‘dus ook 10% van deze zaal’). Chronische Q-koorts blijkt overigens niet in het bloed terug te vinden.
De gekke koeienziekte is nog steeds ‘krakend relevant’ . ‘Bij 1 op de 2000 verwijderde blinde darmen treft men de ziekte aan’. Er was pas weer een dode.
Een op de tien varkenslevers is besmet met het Hepatitis E-3 virus (HEV). Daardoor zit het virus in 80% van alle leverworsten. Normaal gezonde mensen merken daar niets van, maar bij een ernstig verzwakte afweer kan het je zomaar je lever kosten.
Zaaijer vond het bijvoorbeeld schokkend dat bij kippen het antibioticum Colistine gebruikt werd, een last resort-antibioticum dat dat mensen moet beschermen tegen multiresistente bacteria die nergens anders meer op reageren.

Besmettingsroutes van het Hepatitisvirus (HEV-3)

Staatssecretaris Van Dam (zelf een Brabander) betoogde dat de politieke opvattingen over de landbouw sterk uiteen liepen, waardoor meerderheden van tevoren allerminst vast stonden. Enkele stemmen konden het verschil maken.
Zo doorgaan als nu kon niet, maar boeren moesten wel een perspectief krijgen. Geen bulk meer, maar kwaliteit. ’We moeten meer gaan verdie-
nen met minder kippen
’.
Een ingreep in Brabant is onontkoombaar, maar ‘de provincies hebben daar nu geen gereedschapskist voor’. Een zoneringssysteem, dat alleen gericht is op de gezondheid, is wetenschappelijk te zwak onderbouwd om Raad van State-proof te zijn. Hij wil zo snel mogelijk een nieuwe wet op tafel leggen (de Wet Veedichte Gebieden), die aan provincies ontbrekende bevoegdheden geeft, waardoor ze andere criteria kunnen meewegen dan alleen de gezondheid. Dat kan tot een stand still leiden in (delen van) de provincie.
Van Dam prees het Brabantse provinciebestuur (waarin o.a. SP-er Johan van den Hout), maar zei dat andere provinciebesturen soms helemaal geen nieuwe bevoegdheden wilden want dan moesten ze die van hun burgers gaan gebruiken. Van Dam noemde het CDA/VVD gedomineerde College van GS van Gelderland als voorbeeld hoe er ook heel anders gedacht werd.
Die nieuwe wet zal door de nieuwe Tweede Kamer behandeld worden en het was dan ook van groot belang dat en wat de mensen gingen stemmen.

De politici en de discussie (geleid door Ron Lodewijks, bestuursvoorzitter van de BMF)
De discussie ging alle  kanten op.

De aanwezige boeren probeerden het wetenschappelijk materiaal onderuit te halen of anders te interpreteren, wat op onderdelen kan maar niet over het hele plaatje.

De zaal zei dat het advies van de Commissie Geurhinder Veehouderij al een half jaar geleden ingediend was, en waar de reactie bleef? Daar kon Van Dam geen antwoord op geven.

Op de vier stellingen

  • het exportbelang van de veehouderij gaat ten koste van de volksgezondheid
  • woon- en leefklimaat verdienen ene betere bescherming tegen de stank van de veehouderijen
  • mestfabrieken zijn een risico voor de volksgezondheid
  • de verkleining van de veestapel moet in het volgende regeerakkoord worden vastgelegd

vielen de reacties uiteen in drie groepen:

  • partijen die voor de boeren zijn (CDA, CU) verspreiden mist door te beweren dat allerlei ingrepen in de huidige wet al kunnen (wat niet zo is) en dat we er ‘samen’ uit moeten komen.
  • partijen die zich enigszins op de vlakte hielden en waarvan de vertegenwoordigers blijk gaven van een kennisachterstand (D66, 50+ )
  • partijen die de veehouderij terug willen dringen (SP, GrLinks, PvdD, PvdA)

Op de vierde stelling (verkleining veestapel in het regeerakkoord) reageerden CDA en CU negatief en de andere partijen positief. Op papier kan dat een meerderheid worden.

Henk van Gerven van de SP  kwam tijdens de discussie met een uitdagingen aan zijn collega’s van de andere politieke partijen, nl om een overheidsfonds vormen om de slachtoffers van de Q-koorts te compenseren. Dit kreeg de steun van alle partijen, ook van de PvdA die bij een eerdere poging in de Tweede Kamer nog tegengestemd had.

Coxiella Burnettii (die de Q-koorts veroorzaakt) is genoemd naar de ontdekkers Cox en Burnett. Overigens is de bacterie ook onderzocht in het biologische oorlogsvoeringsprogramma (en daarvoor geschikt bevonden). Zie wikipedia.org/wiki/Coxiella_burnetii .

Beijing vervangt alle 70.000 taxi’s door elektrische

Elektrek beschrijft hoe de Chinese regering alle taxi’s in Beijing op termijn vervangen wil door elektrische. Het gaat om heel veel taxi’s: meer 70.000 stuks, een van de grootste taxivloten ter wereld. Er wonen in het gebied ruim 20 miljoen mensen. Reden: energie en luchtkwaliteit.

Lucht in Beijing

Alle nieuwe, in de regio gestationeerde, taxi’s in Beijing, Tianjin, Hebei en omgeving moeten vanaf dit jaar electrisch zijn.

Beijing is wel de grootste, maar niet de eerste Chinese stad die zijn taxi’s elektrisch maakt. Shenzhen en Taiyuan deden dat al eerder.

Er rijden nu in China ruim 600.000 elektrische auto’s rond. Dat is meer dan in de VS en alle Europese landen samen.

Zie https://electrek.co/2017/02/28/beijing-electric-taxis-air-polution/ .

Roet en zwavel uit straalmotoren: dat kan veel minder! (update)

Update: dit is al weer een ouder artikel. Er zijn jongere en betere artikelen op deze site over hetzelfde onderwerp

(Afbeelding te vinden op https://esd110.mit.edu/blog/black-carbon-emissions-aircraft )

De context
Tot de zorgen van de omwonenden van vliegvelden (zoals in mijn geval Eindhoven Airport) hoort het door vliegtuigen geproduceerde (ultra)fijn stof.

Straalverkeersvliegtuigen vliegen op kerosine, om precies te zijn op Jet A. Militaire straalvliegtuigen vliegen op het nauw verwante JP-8. Op Eindhoven Airport overheerst het aantal civiele vliegbewegingen.
Als men wil aansluiten bij wat bij het algemene publiek bekend is, kan men kerosine het beste vergelijken met rode diesel (zwavelhoudende dieselolie die tot voor kort verkocht mocht worden voor tractoren, boten etc). Alle diesel, die nu voor auto’s, boten, etc verkocht wordt is nagenoeg zwavelvrij gemaakt. Zo niet kerosine.

Vliegen hoort bij de menselijke activiteiten die het moeilijkst te verduurzamen zijn.
Pakweg tot 700 km kan de Hogesnelheidslijn (HSL) uitkomst bieden, en over pakweg tien jaar kan hybride-elektrisch vliegen met propellervliegtuigen uitkomst bieden voor lastig met de trein te bereiken locaties tot pakweg 1000km.
Voor langere afstanden zal het straalverkeersvliegtuig blijven bestaan en dat zal blijven vliegen op kerosine, of misschien op synthetische brandstof die voor kerosine kan doorgaan (al dan niet uit biomassa).
Op dit moment bestaat er nog nauwelijks synthetische vliegtuigbrandstof, en is het recept voor verduurzaming dus gewoon zuiniger, efficienter en minder, dus selectiever, vliegen.

Er zal dus in 2050 nog steeds gevlogen worden, heel wat meer dan nu, en dat zal voor een groot deel nog steeds met straalverkeersvliegtuigen gebeuren.
Dat roept de vraag op of de nadelen voor de leefomgeving, die die straalverkeersvliegtuigen met zich meebrengen, verkleind kunnen worden. In directe zin gaat het om geluid en luchtkwaliteit, in indirecte zin om waardedaling van woningen, gezondheidseffecten enz.
Daarnaast heeft vliegen (vooral de ongebreidelde groei) steeds zwaarder wegende nadelen voor het klimaat.

Ultrafijn stof-verdeling rond het vliegveld, 2020, alleen civiel. Bron gemeente Eindhoven.

Dit artikel gaat vooral over (ultra)fijn stof omdat dat de belangrijkste vliegtuiggebonden component van luchtvervuiling is, en omdat dat stof invloed heeft op het klimaat.

(Ultra)fijn stof  (in het Engels Particulate Matter PM, dus deeltjes) bestaat uit twee hoofdcomponenten: deeltjes die afkomstig zijn van zwavel in kerosine, en deeltjes die afkomstig zijn van onvolledige verbranding van diezelfde kerosine.

Zwavel en stikstof
Kerosine mag tot maximaal 3000ppm zwavel bevatten (0,3 gewichts%), maar zit in praktijk meestal tussen de 400 en de 800ppm. (Bij benzine en dieselolie voor auto’s is de limiet 10ppm). Die ontzwaveling kan plaats vinden met gevestigde standaardtechnieken. De brandstofprijs zou 1% omhoog gaan als kerosine ontzwaveld werd tot 15ppm.
De zwavel verbrandt tot SO2 en als dat buiten de motor in contact komt met water oxideert dat door tot SO3 , waardoor een oplossing van zwavelzuur ontstaan is.
Als dat zwavelzuur in contact komt met  ammoniak (dat vooral uit de in dit gebied overvloedig aanwezige veeteelt komt), ontstaan fijne kristalletjes ammoniumsulfaat (al dan niet met aanhangend water). Dit heet een secundary inorganic aerosol (SIA) en die maken deel uit van het (ultra)fijn stof.
Door de hoge temperaturen in de motor reageert een deel van de stikstof uit de lucht tot stikstofoxiden, die na wat omzwervingen op vergelijkbare wijze ammoniumnitraat  vormt, ook een SIA uit het (ultra)fijn stof.

Hoe giftig SIA’s precies zijn is omstreden. In isolatie niet of nauwelijks, in combinatie met andere giftige stoffen misschien wel. Tot nader order houdt de wetenschap het erop dat de gemiddelde giftigheid van SIA’s gelijk is aan die van het PM2.5, waarvan ze deel uitmaken.

Voor verdere info verwijs ik naar eerdere artikelen op deze site, zie Kun je zwavelvrije kerosine kopen? En Kun je zwavelvrije kerosine kopen ? (vervolg)  . Let wel  dat deze artikelen al weer ruim twee jaar oud zijn!

Roet en andere onvolledige verbrandingsproducten
Dat vraagt helaas een beetje scheikunde.
Kerosine is een ingewikkeld mengsel dat uit honderden koolwaterstoffen bestaat en wat sporenelementen (waaronder dus zwavel).
Koolwaterstofmoleculen bestaan uit ketens aan elkaar geregen koolstofatomen, waarvan de overblijvende vrije plaatsen met waterstofatomen bezet zijn. Koolstofatomen kunnen met een enkele of een dubbele binding aan elkaar zitten.
Als het molecuul geen ringstructuur en geen dubbele binding heeft, heet het verzadigd (saturated). Butaan (van het butagas), nonaan (zie onder) of paraffine zijn voorbeelden.

Als het molecuul geen ringstructuur en één dubbele binding heeft, heet het een olefine. Onder als voorbeeld 1-noneen.

Dit is een voorbeeld van een olefine

Als het molecuul geen ringstructuur en meerdere dubbele bindingen heeft, heet het meervoudig onverzadigd (dezelfde aanduiding als op pakjes margarine).
Als het molecuul wel een ringstructuur heeft en meerdere dubbele bindingen, heet het ‘aromatisch’. De eenvoudigste aromatische verbinding is de benzeen-zeshoek.

Benzeen is de kleinste aromatische verbinding en bouwsteen voor grotere

Zitten er twee van die zeshoeken aan elkaar, dan heet het naphtaleen.

Zitten er drie of meer van die ringen aan elkaar, dan heet het een PAK (Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen).

Roet bestaat grotendeels uit koolstof (vaak vermengd met aanhangende rotzooi) en heet ook wel Black Carbon.
Daarnaast kan kerosine minder vergaand verbranden/ontleden tot stoffen die nog geen koolstof zijn en nog vloeibaar. Die noemt men vluchtige aerosolen. Die kunnen of vrij in de lucht komen of als laag op het roet gaan zitten.

Sorry, maar dit college was even nodig.

Kenmerken van gangbare en synthetische vliegtuigbrandstof

Deze tabel bevat de gegevens van ‘’een soort civiele en tamelijk zwavelrijke Jet A in kolom 2), één soort militaire JP-8 die overigens ongeloofwaardig weinig zwavel bevat, en één soort synthetische brandstof FT-SPK. Kolom 4 en 5 zijn mengsels van FT-SPK met er eerste twee.
D5453 geeft het totale zwavelgehalte in ppm.

FT staat voor Fischer-Tropsch en SPK Synthetic Paraffinic Kerosine. Dat is een gevestigde techniek om uit andere grondstoffen via koolmonoxide en waterstof synthetische brandstof te maken (in dit geval dus kerosine). Het uitgangsmateriaal is in dit artikel aardgas (de Gas-To-Liquid techniek GTL), of kolen.
Er is een informatieve Wikipediapagina https://nl.wikipedia.org/wiki/Fischer-Tropschbrandstoffen .
Bovenstaande tabel komt uit een presentatie dd juni 2016 door het Southwest Research Institute (SWRI) uit Texas aan de ETH in Zürich ( www.nanoparticles.ch/archive/2016_Khalek_PR.pdf ). Er staat niet bij wat in dit geval het uitgangsmateriaal van de FT is.

Een andere publicatie (Reductions in aircraft particulate emissions due to the use of Fischer–Tropsch fuels dd 2014) is saaier en minder toegankelijk voor de leek, maar informatiever. Die komt uit het tijdschrift Atmospheric Chemistry and Physics  (ACP) www.atmospheric-chemistry-and-physics.net/ . Zie voor het artikel zelf Reductions in aircraft particulate emissions due to the use of FT-fuels_acp-14-11-2014
Alle publicaties op dit gebied stellen dat het roetgehalte in uitlaatgassen van straalmotoren zeer sterk bepaald wordt door het aantal dubbele bindingen en het aantal ringen in de brandstof. In praktijk bij kerosine vooral het percentage aromaten, nog verder versimpeld hoeveel % benzeen er in de kerosine zit.

Wat het Zürichse staatje nu uitwijst, en wat ook de andere publicatie zegt, is er in synthetische brandstoffen zeer veel minder benzeen (en naphtaleen enz) zit, en dat er dus veel minder roet afkomt. Dat is in metingen te zien, bijv. onderstaande figuur uit de Zürichse presentatie van het SWRI:

Daarin slaat “Regulation” op een oude en lakse ICAO-norm die alleen over roet bij het opstijgen gaat. Het verschil tussen links en rechts geeft vooral het nut van deze norm weer, welk nut dus tamelijk klein is.

Hoe dan ook, het plaatje toont duidelijk dat veel aromaten leiden tot veel roet en vluchtige vervuiling, en dat nagenoeg geen aromaten leidt tot heel weinig idem. Vooral in de “idle” stand van de motoren (dus bijv. bij het proefdraaien of taxiën) zijn de verschillen groot.

Het artikel in ACP vindt vergelijkbare grote verschillen. Zuivere synthetische brandstof produceert ruim 4 tot 6 keer zo weinig roet als standaard JP-8 (de blend zit daar tussen in), en ook veel minder vluchtige aerosolen.
De zwavelemissies zijn bij synthetische brandstof nagenoeg afwezig.

Het effect van de vluchtige aerosolen op de lokale luchtkwaliteit in de omgeving is (volgens ACP) bij koud weer groter.

Klimaat
Het zwarte roet heeft een verwarmende invloed op het klimaat, de witte sulfaataerosolen een koelende invloed. Beide kunnen als condensatiekern gaan fungeren die helpen bij het vormen van wolken, waarvan de invloed dubbelzinnig is. Het totale effect is vooralsnog onduidelijk.

Het effect van het zwavelgehalte in de brandstof op de gevormde contrail

Behalve de FT-techniek loslaten op aardgas en kolen, zijn er ook andere technieken om aromaat- en zwavelarme biodiesel te maken. Het kan ook uit tweede generatie- biomassa (zie de eerder genoemde artikel over zwavelarme kerosine op deze site), al dan niet via een FT-route.

Er moet nog veel onderzoek plaatvinden. Het voert te ver om daar op deze plaats dieper op in te gaan.

SP-vragen over studie naar luchtzuivering in Eindhovense parkeergarages- update

De SP-fractie in Provinciale Staten heeft, bij monde van Roy de Jonge en Willemieke Arts, vragen gesteld over het TUE-onderzoek naar het effect dat ionisatie-luchtfilters zouden hebben, indien in grote getale opgesteld in Eindhovense parkeergarages.
De provincie heeft aan dit onderzoek meebetaald (mogelijk alles betaald), maar door de gekozen onderzoeksopzet heeft de lokale overheid er eigenlijk niks aan. Het levert wel mooie plaatjes op voor het bedrijf dat als adviseur is opgetreden, ENS Technology uit Cuijk.

PM10-concentraties nabij Boschdijktunnel met en zonder luchtzuivering

Ik  heb op deze site eerder over dit onderwerp geschreven, zie De parkeergarage als longen van de stad?

Hieronder een persbericht over de vragen, met een link naar de volledige tekst daarvan.
———————–

Persbericht                                                            Den Bosch, 03 febr 2017

Studie naar luchtzuiverend effect filters in parkeergarages leidt vooralsnog niet tot bruikbare uitkomsten

De Eindhovense bouwkundehoogleraar Blocken heeft onderzoek gedaan naar het effect op de luchtkwaliteit, dat zou ontstaan als men, bij wijze van gedachtenexperiment, een groot aantal ionisatie-luchtfilters van de firma ENS uit Cuijk in Eindhovense parkeergarages zou plaatsen. Dit onderzoek is op 26 oktober 2016 gepubliceerd.

Het onderzoek is (mede) gefinancierd door de provincie.

De SP-fractie in Provinciale Staten vindt echter dat het onderzoek geen voor de praktijk bruikbare inzichten opgeleverd heeft. De Socialistische Partij ziet dat het onderzoek slechts voor één, zeldzaam, weertype uitgevoerd is en dus momentaan is, en zich slechts richt op de luchtvervuiling, die voor het lokaal openbaar bestuur het minst te beïnvloeden is, nl PM10. Wettelijk heeft de lokale overheid te maken met jaargemiddelde concentraties en ook met andere vervuilingssoorten.
Het gekozen weertype levert echter wel de meest flatterende plaatjes voor ENS op.

Door de gekozen beperkte opzet valt  niet te beoordelen of de eventuele plaatsing van zeer veel ionisatiefilters in Eindhovense parkeergarages nut heeft, en ook niet dat dit geen nut heeft. Het onderzoek, zoals het er nu ligt, heeft dus geen relevantie voor de praktijk. Misschien zou een vervolgonderzoek dat wel kunnen hebben.
Wel is duidelijk dat de plaatsing van een groot aantal ionisatie-filters veel kost, maar niet hoeveel, en ook niet wat dat met de parkeertarieven zou doen.

De SP-fractie in PS heeft vragen gesteld aan het College van GS over het onderzoek. Deze vragen zijn als bijlage toegevoegd.

Voor nadere informatie kunt u terecht bij Roy de Jonge, rdjonge@brabant.nl, 06-13644667 of bij Willemieke Arts, warts@brabant.nl, 040-2454879.

De tekst van de vragen is te vinden op Vragen van de SP over het parkeergarage-luchtfilter-onderzoek_feb2017        

Detailopname van de virtuele Eindhovense maquette

Aanvulling dd 28 feb 2017
Op 20 februari 2017 hebben GS op lichtelijk chagrijnige toon antwoord gegeven. Men vond de vragen blijkbaar niet leuk.

De provincie heeft 30 mille betaald, stopt met het verhaal, en volgt met belangstelling wat er verder gebeurt.
Het onderwerp is overgedragen aan Environmental Nano Solutions (ENS), de TU/e en een aantal Eindhovense bedrijven. De gemeente Eindhoven heeft de vraag gekregen hoe mogelijk kan worden geparticipeerd. Men kijkt of het tot een pilot kan komen, en daarna of er een business case kan worden uitgewerkt.

Het klinkt allemaal een beetje wazig en vooralsnog is het vooral veel industriepolitiek en weinig milieu.

 

                                 

 

Volksgezondheid en veehouderij: alles op een rij

Onder deze titel publiceerde de Brabantse Milieu Federatie (BMF) op 3 februari 2017 de studie “Volksgezondheid en veehouderij: alles op een rij”. De studie is in opdracht van de BMF geschreven door (als hoofdauteur) Mariken Ruiter, een arts uit Nistelrode, en voor het hoofdstuk ‘Milieudruk’  door Carin Rougoor van het CLM (Centrum voor Landbouw en Milieu). De illustraties zijn van Sandra de Haan, dee foto’s van Kees de Bruijn en Geert Verstegen.

Het is een literatuurstudie. De auteurs hebben zelf geen epidemiologisch onderzoek gedaan, maar geïnventariseerd wat er al bestond en dat voor een breed publiek op een rij gezet. Dat is als regel goed gebeurd. Aan wie een snel en breed overzicht van de gezondheids- en milieuaspecten van de veehouderij wenst, kan lezing van deze studie worden  aangeraden. De volledige tekst kan gevonden worden op www.brabantsemilieufederatie.nl/nieuws/rapport-volksgezondheid-en-veehouderij-aangeboden-aan-provincie/  .

De studie is betaald door de BMF, die op zijn beurt de kosten afgedekt heeft met crowd support. Ik heb zelf ook meebetaald.

Commentaar mijnerzijds – algemeen
Ik deel de eindconclusie van de studie (blz 49)en die samengevat kunnen worden in de eerste zin “De veehouderij brengt aanmerkelijke risico’s voor de volksgezondheid met zich mee. Deze risico’s reiken verder dan de omgeving van de stal.”

Zoönosen

Ik heb van de medische hoofdstukken te weinig verstand om mij aan een commentaar te wagen. Voor zover mijn bescheiden kennis reikt, zijn de hoofdstukken over zoönosen en resistentie goed.

Ik heb wel wat kanttekeningen bij het hoofdstuk over fijn stof en ammoniak.

Fijn stof en ammoniak
Luchtverontreiniging is een  complex verhaal, en daarbinnen de component fijn stof ook.

Het probleemveld op verschillende manieren worden onderverdeeld.
Normaliter komt men twee onderverdelingen tegen: naar grootte of naar samenstelling.
Die naar grootte leidt tot begrippen als PM10 (kort door de bocht korreltjes met een diameter <10µm), PM2.5 of PM0.1 (ultrafijn stof).
Die naar samenstelling leidt tot namen als roet, metaalslijpsel, of secundaire aerosolen.

Ruiter hanteert een eigen indeling, nl in primair en secundair fijn stof. Primair is wat direct uit de stal komt, en secundair is wat in de atmosfeer ontstaat als enerzijds ammoniak uit de stallen en anderzijds stikstofoxides NOx (vooral verkeer) of zwaveloxide (SOx) (tegenwoordig vooral vuile brandstof en dus vliegtuigen) met elkaar reageren. In het vakjargon noemt met deze reactieresultaten Secondary Inorganic Aerosols (SIA’s).
Overigens zijn ammoniak en stikstofoxides op zichzelf ook giftige gassen, dus als die gassen niet reageren tot SIA’s, is er ook een probleem.
Het is mij niet a priori duidelijk wat het ergste probleem van beide is.

Ruiter verdeelt verder dit primair en secundair fijn stof in wat wel of niet uit of door de stal komt. Haar onderverdeling stal-niet stal klopt grofweg qua orde van grootte.

Door aan primair en secundair vast stof beide een even grote halve cirkel toe te kennen, en die aan elkaar te plakken, wordt de indruk gewekt dat er evenveel primair als secundair fijn stof is. Dat is niet zo. De linker halve cirkel moet per definitie groter zijn.

De SIA’s vormen een flink deel van wat normaliter PM2.5 heet, maar niet alles. Het RIVM gaf in 2013 (Dossier fijn stof_1_stof: hoe en wat) als samenstelling voor PM2.5 (waarbij in praktijk in Brabant bijna altijd de linkerkolom geldt) :

Samenstelling PM2.5 RIVM jan 2013

De categorie “secundair” van Ruiter komt overeen met de donkerblauwe kleur in bovenstaande kolom.

Het probleem is nu dat, voor zover er recente wetenschappelijk onderbouwde medische dosis-effect relaties bestaan, gaan die vooral over PM2.5 (de totale kolom) of bijv. over roet (een deel van de lichtblauwe
bijdrage).
Er zijn geen kwantitatieve dosis-effect relaties bekend tussen alleen SIA’s (het donkerblauwe deel) en medische effecten. Ook kwalitatief is het verband niet ondubbelzinnig, ook niet in de door Ruiter aangehaalde literatuur.
Proefdieren die in  een laboratorium alleen maar ammoniumnitraat of -sulfaat in de neus gesprayed krijgen, ondervinden daar als regel geen hinder van. Tegelijk wijzen andere studies erop, dat in het werkelijke leven die SIA-stoffen wel met gezondheidsschade geassocieerd zijn. Het is daarbij niet duidelijk, of het verband causaal is, of dat het indirect is (bijv.omdat SIA’s hygroscopisch zijn). In elk geval lossen deze stoffen goed op in water, dus in het lichaam kunnen het geen korreltjes blijven.
Geleerden wagen zich op dit moment niet aan een onderverdeling naar gevaar van de verschillende bestanddelen van PM2.5 en doen alsof alle componenten even gevaarlijk zijn. Dat is een wetenschappelijk zwaktebod dat ongetwijfeld niet het eeuwige leven heeft.

Ruiter zit met het probleem dat de meeste kennis opgebouwd is door studie van het verkeer in stedelijk gebied, maar dat er weinig rechtstreeks bekend is van de landbouw. Wel staat vast dat de landbouw op zijn eentje goed is voor bijna de hele ammoniakuitstoot, en dat een deel van de ammoniak eindigt als SIA. Haar belangstelling voor SIA’s valt dus te volgen.

Bij gebrek aan beter moet Ruiter zich op genoemd wetenschappelijke zwaktebod baseren. Ze zegt terecht dat niet precies bekend is welke gezondheidseffecten in welke mate optreden door welke componenten, maar daarna (met een naar mijn smaak te grote stelligheid) dat ammoniak uit de veehouderij goed is voor de helft van de vroegtijdige sterfte van alle Nederlanders door luchtvervuiling (die is ongeveer een  jaar).
Omdat echter van de totale “PM2.5-kolom” goede epidemiologische dosis-effect relaties bestaan, is het voor al die Nederlanders een schrale troost als de SIA-component relatief minder belangrijk zou blijken. Als de totale lengte van de kolom een gegeven waarde is (bijvoorbeeld 16µgr/m3 ), dan moet er iets anders zijn wat extra belangrijk is (bijv. koolstofhoudend materiaal of metalen of ongespecificeerd). Het probleem verschuift maar wordt daarmee niet opgelost.

Hoe dan ook, alle deskundigen vinden dat de ammoniakuitstoot omlaag moet en dat is geheel terecht. De totale PM2.5 – kolom krijgt dan een lagere absolute waarde (bijv 14µgr/m3 ). Met, hoe dan ook, enige vermindering van de voortijdige sterfte.
Brunekreef e.a. zeggen in The Lancet Respiratory Medicine (07 okt 2015) dat de EU tussen 2005 en 2020 de zwaveloxides met 59% terug wil brengen, de stikstofoxides met 42%, en ammoniak met maar 6%.
Overigens zeggen Brunekreef ea in dit artikel ook dat de stikstofbelasting de EU jaarlijks €75-485 miljard per jaar kost, en dat technische anti-ammoniakmaatregelen en handhaving daarvan zeer veel minder kosten.

Nog een laatste kleine opmerking, nl dat Ruiter de EU-fijnstofnorm noemt van 40µgr/m3  bij een WHO-aanbeveling van 20µgr/m3 . Dat is voor PM10.
Voor PM2.5 zijn dezelfde getallen respectievelijk 25 en 10µgr/m3 .

Milieudruk: gezondheidsschade in binnen- en buitenland, en overige risico’s
Hier enkele kleinere opmerkingen.

Anders dan gezegd, is de landbouw in de Brabantse Kempen waarschijnlijk niet de voornaamste bron van zink en cadmium in het grondwater. Er staat in de aangehaalde referentie dan ook dat er voor De Kempen een apart grondwaterplan is.
De hoofdschuldige daar is de non ferro-industrie in de tijd dat die nog met thermische processen werkte, bijvoorbeeld de zinkfabriek in Budel. De dampen waaiden als een deken over de omgeving en elke onderwaterbodem in dit deel van de wereld is chemisch afval zolang het tegendeel niet bewezen is.

Luchtfoto Nyrstar Budel. Men zou zich hier een zonnepark kunnen voorstellen. De bekkens zijn 0,43km2 groot.

Ten aanzien van het bestrijdingsmiddelenverhaal focust ook Ruiter zich weer op Roundup. Het is zeer wel mogelijk dat in de hoeveelheden Roundup, die op de Argentijnse soja-monoculturen uitgestort zijn, daar medische effecten hebben.
In Brabant echter blijkt uit metingen, dat Roundup/glyfosaat een relatief klein probleem is te midden van andere bestrijdingsmiddelen, die gevaarlijker zijn en meer voorkomen.
Het Brabantse milieu zou er baat bij hebben als milieumensen zich op basis van wetenschap met bestrijdingsmiddelen gingen bezig houden, en niet op basis van gemakzuchtige vooroordelen.
Zie Bestrijdingsmiddelen in Brabants grond- en oppervlaktewater

Het H2S-probleem in Deurne is in hoofdzaak niet antropogeen, wat de maatschappelijke discussie hierover ook beweert. Hetzelfde verschijnsel heeft zich ook voorgedaan midden in Eindhoven en in Utrecht.
Er zijn echter mechanismes voorstelbaar die maken dat het wel in bijzaak antropogeen is, waaronder gebonden aan de landbouw. Of dat werkelijk zo is, is niet goed uitgezocht.
Zie Zwavelwaterstof in Deurne (en in de rest van Brabant)

Ik heb in deze kolommen mijn mening over het bewerken van mest in extenso gegeven en ga dat niet herhalen.


Mijns inziens is het vergisten en hygieniseren van mest verstandig, niet omdat het iets aan het mestprobleem verandert, maar omdat het andere problemen helpt oplossen (klimaat, energie, volksgezondheid). Denkbare problemen zijn met een goede ruimtelijke ordening en een goede vergunningverlening op te vangen.
Het scheiden en indikken van mest is een methode om fosfaat toegankelijker te houden en daarmee in principe goed, maar niet als methode om de veestapel in stand te houden of zelfs te laten groeien.
De 25% van de ‘mest’ die zoek is, is in praktijk de 25% van het nitraat dat zoek is. Fosfaat raakt niet zoek en dikke fractie ook niet, want heeft waarde. Nitraat heeft nauwelijks waarde.

Verband tussen luchtvervuiling in dementie?

Het is nog maar een jong onderzoeksveld, maar het trekt veel aandacht: is er verband tussen luchtvervuiling en dementie (al dan niet Alzheimer)? Iedere geleerde op dit gebied zal zeggen dat verder onderzoek nodig is, maar desalniettemin verschijnen de eerste ruwe kwantitatieve schattingen al.

Resultaten
In Science van 27 januari 2017 staat een overzichtsartikel van Emily Underwood, waarin ze de diverse studies langsloopt. Van oude honden in sterk vervuilde gebieden in Mexico, die geheel van de wap zijn en bij sectie meer amyloid b hadden dan even oude honden uit minder vervuilde gebieden. Deze studie was ad hoc en had te weinig wetenschappelijke kracht, maar triggerde vervolgonderzoek bij de University of South Califormia (USC), oa op muizen met een ingebouwd menselijk amyloid b – gen, dat vergelijkbare resultaten gaf. De

Opgevangen vuile lucht die gesprayed zal worden

vuile lucht, waar de muizen het slachtoffer van werden, kwam van 100m van een weg waarop 300.000 auto’s per etmaal reden (pakweg het dubbele van de Poot van Metz bij Eindhoven).

In een studie, die ten tijde van het artikel van Underwood nog moest verschijnen, zeggen de USC-researchers, op basis van een studie van 11 jaar, dat leven waar er meer dan 12 µgr/m3 PM2.5 in de lucht zit (de EPA-grens in de VS), het risico op dementie bij bejaarde vrouwen verdubbelt.

Later vond Chen van USC met hersenscans dat bij 1403 bejaarde vrouwen elke toename van 3,5 µgr/m3 PM2.5, een jaar of 6 a 7 voor de scan, tot 6cm3 verlies aan witte materie rond zenuwen leidt.

Er is geen verband gevonden met Parkinson of Multiple Sclerosis.


Ook benoemt Underwood een cohortstudie (Lancet, 4 jan 2017), waarin miljoenen volwassenen onder de 50 en boven de 55 gevolgd werden, die in 2001 in Ontario (Canada)  woonden. Op minder dan 50m van een grote verkeersweg wonen voegde 7% extra kans op dementie toe (50-100m +4%, 100-200m +2%) t.o.v. wonen op 300m afstand. De cijfers zijn zelfs behoorlijk precies. In grote steden en bij een lang verblijf  is het effect sterker.

Een studie onder 19000 gepensioneerde verpleegsters in de VS kwam tot de bewering dat elke 10 µgr/m3 PM2.5 tot twee jaar extra geestelijke veroudering leidt.

Herhaald zij nog eens dat dit voorlopige resultaten zijn. Er kan soms ook een geluidseffect in zitten of een armoede-effect (arme mensen wonen vaak dichter bij snelwegen), of andere vormen van stress. Genoemde data hoeven niet het laatste woord te zijn.
Bovendien is de ene mens (genetisch) vatbaarder dan de andere.

Mechanismen
Hetzelfde voorbehoud dat er nog veel niet bekend is.

Werkingsmodel fijn stof in de hersnen

Men kan zich een direct mechanisme voorstellen (de stofkorreltjes belanden in de hersenen) of indirect (de korreltjes veroorzaken ontstekingsreacties en die werken indirect).

Met radioactieve koolstof gemarkeerde korreltjes onder de 200nm (0,2µm)  halen in elk geval bij muizen, vanuit het neusslijmvlies en via de reukzenuw, uiteindelijk het cerebellum (achter in het hoofd).

Zie tekst Underwood de volledige tekst van Underwood.

Brabant

PM2.5-concentraties in Brabant in 2014 (atlas Leefomgeving)

Hierboven een PM2.5 – kaart van Brabant in 2014 uit de Atlas Leefomgeving. De binnenstad van  Eindhoven en Den Bosch zit rond de 16 µgr/m3 PM2.5, die van Tilburg rond de 15 en West-Brabant iets boven de 12 µgr/m3 PM2.5.

De research kan dus voor de Brabantse volksgezondheid van belang
blijken.

Mestbewerker Houbraken in Bergeijk, hoe verder?

Een actievoerder uit Bergeijk, die mij kende via milieukringen, vroeg mij advies omdat hij bezwaar had tegen de mestbewerker Houbraken uit Bergeijk. Hij was bezig met een zaak tegen de op 16 mei 2016 door Waterschap De Dommel verstrekte watervergunning en wilde weten wat ik daar van vond.

Het verhaal van Houbraken valt eigenlijk uiteen in vier delen:
–  de manier waarop hij zijn onderneming wil uitbreiden en hoe hij daarbij omgaat met zijn vergunning
–  wat hij met de mest wil doen
–  de lozing op het oppervlaktewater
–  het mineralenconcentraat.

Een luchtfoto van het complex van Houbraken in Bergeijk

De uitbreiding en de vergunning
Houbraken heeft een vergunning voor een mestbewerker (volgens de scheiding- en indikkingopzet) van 25000 ton per jaar, waarbij er geen IPPC-inrichting mag zijn (IPPC is Europees recht voor de zwaardere gevallen). Bij die hoeveelheid is de gemeente Bergeijk bevoegd gezag (milieuvergunning).

Houbraken wil echter uitbreiden naar 200.000 ton per jaar. Dan is de provincie bevoegd gezag. Bovendien is het al voor die tijd een IPPC-inrichting geworden.
Houbraken is maar vast begonnen met uitbreiden zonder zelfs maar een vergunning te vragen. De gemeente Bergeijk heeft dat veel te lang goedgevonden en de provincie, niet wetende dat zij inmiddels tot bevoegd gezag was uitgegroeid, kwam daar pas later achter en heeft vanaf dat moment adequaat gehandhaafd (nb: dit is een herziene tekst), maar uiteindelijk kwam de zaak voor de voorzieningenrechter die op 27 juli 2016 een voorlopige uitspraak deed dat het allemaal toch echt niet kon.
De vergunning ging maar tot 25000 ton/y en was overschreden tot 86000 ton in 2015, en 56000 ton halverwege 2016.
De drooggeperste dikke fractie werd gehygieniseerd met ongebluste kalk en daarvoor was ook geen vergunning. Verder waren, in strijd met de vergunning, twee mestsilo’s niet afgedekt.
Tenslotte was er strijdigheid met het agrarische bestemmingsplan ontstaan, omdat deze activiteit in deze proporties niet meer als een agrarische nevenactiviteit gezien kon worden.

Vanuit deze bewust gecreëerde situatie van illegaliteit was Houbraken verplichtingen aangegaan met toeleveranciers en afnemers, waarna een tranentrekkende verhalen in de pers over de geschonden belangen, contracten, varkensboeren die in hun mest omkwamen, werknemers.

Uiteindelijk oordeelde de rechter dat Houbraken een adempauze kreeg om zijn verplichtingen af te bouwen. Het bedrijf krijgt (tijdelijk) pas een dwangsom van €30 per ton boven de 75000 ton/y in 2016. De provinciale dwangsommen tegen het onbevoegd hygieniseren en het niet afdekken van de mestsilo’s blijven intact, maar Houbraken krijgt 8 weken respijt.

Het wachten is op de bodemprocedure.

Voorbeelden van houtskool maken

Biochar
Houbraken wil pyrolyse inzetten op gescheiden en gedroogde dikke mest. Voor het bewerken van mest is dat een nieuwe techniek.

Pyrolyse betekent dat organisch materiaal bij ca 500°C bij zuurstofloze of-arme omstandigheden verhit wordt. Er treedt dus bewust onvolledige verbranding of alleen ontleding op. Daardoor wordt de organische stof slechts gedeeltelijk afgebroken. Er blijft een houtskoolachtige substantie over en de meer vluchtige bestanddelen komen ten dele vrij als gas of vloeistof.
Het is mij overigens een raadsel waarom dit product BIOchar genoemd wordt, terwijl gewone houtskool char heet. Die is net zo goed BIO.

Het proces is familie van vergassen, maar dat gebeurt bij veel hogere temperaturen.

Schema van houtskooloven

Bij andere vormen van biomassa bestaat de pyrolyse-techniek al eeuwen. Het oudste voorbeeld is de vervaardiging van houtskool. Op houtgas reden in de oorlog auto’s. Ook de vervaardiging van cokes en hoogovengas uit steenkool gaat met pyrolyse (bij hogere temperaturen).

Wie er een stuk uitleg van wil zien, kan kijken op http://www.ecoenergy-oirschot.nl/nieuws_bioen.php .

Voor varkensmest echter (zoals in Bergeijk) is pyrolyse, voor zover ik weet, een nieuwe techniek. Ik ken geen inrichting in Nederland die mest pyrolyseert. BMC op industrieterrein Moerdijk verwerkt kippenmest, maar doet dat door zo volledig mogelijke verbranding (wat kan, omdat kippenmest veel droger is).

Het is een interessant idee om mest te pyrolyseren, maar het is terra incognita. Ik vraag me af of een dergelijk experiment op zijn plaats is bij een uit zijn krachten gegroeid loonwerkersbedrijf, dat al eerder problemen had met professionaliteit en vergunningen. Voor een dergelijk proces is men niet bekwaam alleen maar omdat men dat zelf zegt.

Bovendien zijn alle onvolledige verbrandingsprocessen per definitie riskant (bijv. roet in oude diesels of dioxines in afvalverbranders met een te laag afgestelde temperatuur). Bij pyrolyse is onvolledige verbranding en ontleding nu net het hoofddoel van de inrichting. Ik vind het een chemisch proces in een zwaardere milieucategorie.
Als dit al zou kunnen werken, hoort het in deskundige handen thuis op een daartoe geoutilleerd bedrijventerrein, en niet in een weiland onder gezag van de gemeente Bergeijk.

Een kleine pyrolyse-installatie

Het oppervlaktewater
Nou net dit onderdeel zit goed in elkaar (althans op papier). Onderstaand schema komt uit de Watervergunning van het Waterschap. Het gaat om de kolom onder het hokje “water/permeaat 88000m3/y” op halve hoogte in de linker kolom.

Omgekeerde osmose is de laatste trap na gewone, steeds fijnere filtering. Kort door de bocht is het een soort zeef met gaatjes die de 0.1nm kunnen halen -de grootte van een natriumion. De techniek is dan ook voor het eerst ontwikkeld om zeewater te ontzouten en wordt daar tegenwoordig routinematig voor gebruikt. Watermolekulen kunnen net wel door de gaatjes en worden daar met brute kracht doorheen geperst. Alles wat virus is of bacterie of medicijnrest of hormoon kan niet door die gaatjes. Tenminste, zolang het filter en de pakkingen heel zijn.
In beginsel kan dit met alle soorten vuil water. Het Amerikaanse leger gebruikt de techniek voor zijn eenheden te velde.

Het Waterschap zegt dat het uitgeperste water schoner is dan de ontvangende Keunensloop zelf. Zelfs zo schoon, dat men het eerst een tijdje in een vijver laat staan om het weer wat natuurlijker te maken.

Houbraken noemt als doel van zijn inrichting de productie van schoon water en dat kan terecht zijn, als de installatie oordeelkundig gebruikt wordt.

Stroomschema uit de Watervergunning van Houbraken Bergeijk

Het mineralenconcentraat
Een zeef echter vernietigt niet wat ermee gezeefd wordt. Wat niet door de omgekeerde osmosemembraan kan (dus bijna alles behalve water) blijft achter in het concentraat (hokje “concentraat 76000m3/y’). Dat wordt verder ingedampt en leidt uiteindelijk tot het hokje “nutrienten – 14400m3/y afvoer naar derden”. Daar zitten dus alle zware metalen in, virussen, bacterien, hormonen, medicijnresten, nitraat (dat ion is te groot voor de gaatjes). Er zit ook in wat er stroomopwaarts in het proces toegevoegd wordt, met name antischuimmiddelen (die bij mijn weten tamelijk onschuldig zijn) en uitvlokpolymeren die niet per definitie onschuldig zijn. Een veel gebruikte polymeer is polyacrylamide. Die stof is als polymeer onschuldig (er worden bijvoorbeeld contactlenzen van gemaakt en het wordt bij de  rioolwaterzuivering om uitvlokking van slib te bevorderen). De monomeer monoacrylamide echter is behoorlijk toxisch (neurogif), maar die stof breekt in natuurlijke omstandigheden weer af. Hoe dat in concentraat uitpakt? Geen idee.

Vervolgens hoopt men al jaren vergeefs dat dit mineralenconcentraat ooit nog eens kan worden ingezet als kunstmestvervanger. Ik zie dat niet zomaar gebeuren en er is zoveel van deze dunne fractie, dat men totaal niet weet waar men er mee naar toe moet.
Vandaar het chronische en onoplosbare overschot aan nitraat in het Brabantse grond- en oppervlaktewater, en mede daarom de stijgende medicijn- en hormoonproblematiek.

De dunne fractie van de mest, al dan niet geconcentreerd, is de achilleshiel van de veeteelt in Brabant. Wie cynisch wil doen kan zeggen dat straks het goede deel van de mest geëxporteerd wordt, en het kwaaie deel in ons milieu komt.

Ik ben niet tegen het bewerken van mest, maar dan om andere doelen te bereiken dan het mestprobleem oplossen. Dat is niet op te lossen zonder minder dieren.

De toename van geluidshinder rond vliegveld Eindhoven aan de Noordoost-kant (precisering)

De aanleiding
Er groeit in Acht, de Achtse Barrier en Best spontaan een beweging van mensen die zich tegen de sterk groeiende geluidshinder door vliegtuigen keren. In mijn hoedanigheid als secretaris van het Platform de 10 Geboden voor Eindhoven Airport (de naam gaat over een tijdje over in Beraad Vlieghinder Moet Minder), heb ik met enkele van die mensen gesproken. Je kon er op zitten gaan wachten dat een dergelijke beweging ontstond en ik vind het een prima ontwikkeling.
Tegelijk blijkt dat de nieuwe actievoerders niet altijd precies weten hoe dingen in het verleden gelopen zijn. Dat geldt onder andere voor de verdeling van het geluid tussen Noordoost en Zuidwest van de startbaan. Daarover bestaan veel misverstanden. Ik wil graag uitleggen hoe dat zit, omdat anders een bijzaak teveel aandacht krijgt ten opzichte van de hoofdzaak.
Aan deze uitleg heb ik op 29 juli 2017 en 5 juli 2018 een precisering toegevoegd.

Geluidscontouren in 2020_civ+mil_Luchthavenbesluit

De huidige normen
Hierboven enkele geluidscontouren uit de MER. De MER is een bijlage van het Luchthavenbesluit en maakt daar onverbrekelijk deel van uit. Deze geluidscontouren gelden op 1 jan 2020 en zijn voor civiel en militair samen.  De vierde contour van buitenaf (de getrokken lijn van 35Ke) heeft juridische kracht. De oppervlakte binnen deze contour mag op 1 jan 2020 niet groter zijn dan 10,8km2 . Deze regeling geldt voor onbepaalde tijd.
Binnen het Luchthavenbesluit is een Gebruiksvergunning gedefinieerd, die verder inperkt en waarin o.a. het aantal van 43000 genoemd wordt. Deze Gebruiksvergunning geldt tot 1 januari 2020! Over daarna wordt door de bevolking het ergste gevreesd en dat niet zonder reden, maar officieel houden de bobo’s diep geheim wat er dan gebeurt.
De Ke-gemiddelden worden op jaarbasis berekend.

Wat zijn aan de Noordoost-kant van de startbaan de problemen?
Rond het hele vliegveld bestaat een permanent hoofdprobleem, namelijk dat het totale vliegverkeer met gemiddeld 8,5% per jaar stijgt. Ik noem dit het volumeprobleem.
Daarnaast bestaat aan beide kanten een nevenprobleem welke kant op de vliegtuigen starten en landen. Ik noem dat het verdelingsprobleem.

De geluidscontouren zijn vastgelegd op basis van de windrichting. Vliegtuigen starten en landen het liefste tegen de wind in. Die wind is het vaakste zuidwest. Daarom is de MER gebaseerd op een startbaan die 70% van de tijd gebruikt wordt voor starts over Eersel (ZW) en 30% over Best(NO) (landing andersom). Dus een 70-30 verdeling.

Opstijgend vliegtuig aan de ZW-kant

De terminal van Eindhoven Airport ligt aan de Noordoostkant van de baan. Daarom zouden de luchtvaartmaatschappijen het liefste alle bewegingen over Eersel uitvoeren, want dan hoeven ze niet te taxien. Het vliegtuig kan bij wijze van spreken de vertrekhal binnen rijden. Hun gedroomde verdeling is 100-0 .
Ze hebben druk uitgeoefend en omdat het vliegveld, en de aandeelhouders provincie en de gemeente Eindhoven het liefste de kont zouden likken van de luchtvaart (om van baas Schiphol maar te zwijgen), heeft die druk tot en met in 2015 geresulteerd in een verdeling 80-20. Het is maar goed voor Eersel e.o. dat de wind niet onder commando van Schiphol cs staat!

Deze 80-20 move kon een tijd goed gaan zolang het aantal vliegbewegingen nog niet tot een kritisch aantal gegroeid was, maar loopt liep  ergens halverwege 2016 door de groei tegen het probleem aan dat de MER-contour op 70-30 gebaseerd is. Daarom begon ergens in 2016 een overschrijding te dreigen van de wettelijke limiet aan de ZW-kant. Die mag niet plaatsvinden want dan heeft het vliegveld een juridisch probleem.
Om binnen de wet te blijven, moet men weer terugkeren naar de jaargemiddelde 70-30 verdeling. Maar omdat er in 2015 de eerste helft van 2016 al teveel 80-20 is gevlogen, werd er in de tweede helft van 2016  tijdelijk overgecompenseerd tot een 60-40 verdeling.
Technisch kan dat, omdat een vliegtuig ook wel met de wind mee kan opstijgen, zolang de tailwind niet te sterk is. Omdat het vooral aan de randen van de dag minder hard waait, doet de 60-40 verdeling zich dan het meeste voelen.

De details over de routering naar het zuiden (rechtdoor over de Elsik-route of met een bocht), of een verondersteld gesloten Belgisch  luchtruim (wat anders ligt dan gedacht wordt) spelen aan de NO-kant geen rol (zie een later bericht Routering en verkeersleiding op vliegbasis Eindhoven en de Masterclass ).

Vanuit het perspectief geredeneerd van bewoners in Acht en Best eo ging tot  halverwege 2016 20% van de startende en dus lawaaiige vliegtuigen over hun hoofd en daarna 40%. Deze snelle groei heeft waarschijnlijk de toegenomen onrust in Best en Noordwest Eindhoven veroorzaakt.

Wat betreft 2017 zag de verkeersleiding het probleem van tevoren aankomen en daardoor is het aantal vliegtuigen in dat jaar wel 70-30 verdeeld. In relatieve zin heeft dus de NO-kant het in 2017 weer beter dan in de tweede helft van 2016.
Omdat echter inmiddels het aantal vliegtuigen verder gegroeid is, zullen de bewoners aan de NO-kant in absolute zin niet veel verbetering gemerkt hebben.

Na 2020 en waarom het volumeprobleem veel belangrijker is dan het verdelingsprobleem
Omdat de gemeente Eindhoven en de provincie en het vliegveld en het Rijk krampachtig proberen elke discussie over na 2020 te smoren, zijn omwonenden gedwongen om hun eigen oordeel te vormen.
Uit niets blijkt dat de luchtvaart in het algemeen, en die op Eindhoven Airport in het bijzonder, voornemens zijn om hun groeitempo te verlagen. In 2010 was het aantal vliegbewegingen 18600 en in 2020 zal dat 43000 zijn (op te vatten als 21500 start en idem landingen). Dat is een factor 2,3 in 10 jaar, omgerekend een groei van 8,5% per jaar – zowat een record in Europa. Als je dat tempo gewoon doortrekt, komt er weer een factor 2,3 bij tussen 2020 en 2030.
Je krijgt dan ongeveer een dergelijk plaatje (de rode lijn het aantal vliegbewegingen en de blauwe lijn die van de CO2 – uitstoot (het klimaat wordt een toenemend probleem voor de vliegsector):

Aantal vliegbewegingen op EhvA na 2020 bij ongewijgde groei

Nu even rekenen:
in 2020 krijgt Best-Acht-Achtse Barrier bij een 80-20 verdeling 20% van 43000 vliegbewegingen over zich heen, zijnde 8600. Bij een 70-30 verdeling zouden er dat 12600 zijn. Het verdelingsverschil is 4300.
In 2030 krijgt Best-Acht-Achtse Barrier bij een 80-20 verdeling 20% van 97000 vliegbewegingen over zich heen, zijnde 19400 . Bij een 70-30 verdeling zouden er dat 29100 zijn. Het verdelingsverschil is 9700.

Het volumeverschil in Best echter (70-30 in 2020 versus 70-30 in 2030) is dus 16.500 vliegbewegingen.

Met andere woorden: het gemeenschappelijke belang van de NO-kant en de ZW-kant om de groei als zodanig samen tegen te houden of te verzwakken is veel groter dan het belang om vliegtuigen van de ene kant af te schuiven op de andere kant.

Het ultrafijn stof
Ultrafijn stof (UFS) kan vanaf de startbaan alle kanten op waaien en trekt zich dus veel minder aan van menselijke verdelingsdiscussies. Voor zover het een voorkeursrichting heeft, is die met de zuidwestelijke wind mee richting Best-Acht-Achtse Barrier. De buitenste grens van de ‘blob’ is waar het aantal UFS-deeltjes per cm3 twee maal de lokale achtergrond is (pakweg 2* 8000 a 10000). Zie ook UFS-onderzoek rond Schiphol vertaald naar Eindhoven en  Noorden van Waterrijk in risicogebied UFS en de mogelijke gevolgen voor de woningverkoop

UFS-schatting gemeente Eindhoven, 2016, incl snelweg

Schonere vliegtuigen bestaan niet (de zwavel in de kerosine is het hoofdprobleem).

Dus bij twee keer zoveel vliegen verdubbelen de vuilconcentraties en komt grofweg de huidige grens tussen licht- en middel-oranje op de plek te liggen waar nu de buitengrens van de ‘blob’ ligt  (2 wordt 4).  Die buitengrens schuift navenant op.

Ook een goede reden om aan het volumeprobleem voorrang te geven boven het verdelingsprobleem!

Het klimaat
Tussen 2020 en 2030 zullen, op basis van het ICA)-akkoord, klimaatsparende maatregelen doorgevoerd worden, maar die zullen zeker bij lange na niet genoeg zijn om de groei volledig op te vangen.
En die klimaateffecten zijn al helemaal onafhankelijk van de opstijgrichting!

Nog een goede reden om aan het volumeprobleem voorrang te geven boven het verdelingsprobleem!