Raad van State besluit ten gunste van extra water oppompen door Refresco

Vooraf
Refresco Benelux BV in Maarheeze pompt grondwater op, stopt dat in flesjes, voegt daar suiker, smaakstoffen en prik aan toe, en dan heb je Fanta en aanverwant. Het is een proces waar de wereld in het algemeen en de omgeving in het bijzonder weinig aan heeft, of zelfs nadelen.
Refresco wil al heel lang meer grondwater oppompen dan  de in 1997 vergunde 500.000m3 (383000  ondiep, 117.000 diep). De uitbreiding moest liefst van  grote diepte, maar dat botste op dat de diepe aquifer al overbelast was.
In plaats daarvan hadden de provincie en Refresco in overleg bijeen gesmoest dat Refresco eventueel wel 250.000m3 ondiep grondwater extra op zou mogen pompen. De formele aanvraag daartoe werd ingediend op 09 augustus 2018. Ondertussen was het provinciale beleid gewijzigd, wat op 07 sept 2018 van kracht werd. Op 1 april 2019 verleende de provincie de gevraagde beschikking voor 750.000 m3 . Deze timing is van essentiëel belang.

De BMF, de Dorpsraad Maarheeze tekenden beroep aan en kregen gelijk van de rechtbank Oost-Brabant. Waarop Refresco naar de Raad van State stapte. Het is een heel verhaal en wie het nog eens wil nalezen, zie https://www.bjmgerard.nl/rechtbank-verbiedt-extra-water-oppompen-bij-refresco-maarheeze/ en dan eventueel verder terugzoeken.

De Raad van State
De Raad van State zag het anders. Die zag dat de aanvraag van Refresco (die in gesmoes met de provincie tot stand gekomen was) ten tijde van de verlening niet, maar ten tijde van de aanvraag wel vergunbaar was. Tussen beide data in was op 07 sept 2018 het beleid gewijzigd en de Raad van State vond dat daar een overgangsbepaling bij gehoord   had.
Ook noteerde de Raad van State dat de jaarlijkse aanvulling van grondwater (en dus de natuurkundige limiet van wat kan) 250 was, de vergunde hoeveelheid 300 welke echter niet opgebruikt werd, dat vóór 07 sept 2018 het beleid <300 was en na die datum <250, en dat de werkelijke onttrekking volgens de provincie 220 was (maar dat is exclusief de beregening door de landbouw, rond de 40 a 50, waar het Waterschap over gaat) (alle cijfers * miljoen kuub).
Overigens zei Refresco bij de Raad van State regelmatig de productielimieten te overschrijden. Dat leidde niet tot een reactie.
‘In dit specifieke geval’ (de uitspraak heeft dus geen verderreikende strekking) vond de Raad van State dat het belang van Refresco moest overwegen.
Het vonnis van de Raad van State is te vinden

De provincie
Het is een beetje vreemd.
De provincie is niet naar de Raad van State gestapt. De uitspraak van de rechtbank paste immers bij het nieuwe beleid.
In de aanloop naar de uitspraak heeft de Raad van State de provincie twee keer expliciet om ‘een nieuw besluit’ gevraagd. Dat heeft de provincie geweigerd te nemen. In plaats daarvan heeft de provincie de uitspraak van de Raad afgewacht. Ik weet te weinig van  juridische zaken om te zien wat dit betekent. Mogelijk had de Raad van State verwacht dat de provincie de afgegeven vergunning aan Refresco zou intrekken na het vonnis van de Rechtbank.
Ik heb zelf het donkerbruine vermoeden dat de provincie dit bewust nagelaten had om zichzelf niet kwetsbaar te maken voor een schadeclaim van de kant van Referesco. Immers, het intrekken van de vergunning kon een onvriendelijke daad blijken te zijn als Refresco won.

De juridische subtiliteiten zijn aan mij (helaas) niet  besteed. Er zit ergens iets vreemds.
Blijkbaar was de Raad van State ook niet blij, want de provincie werd veroordeeld tot de proceskosten van Refresco.

Ik snap het niet helemaal, maar er is in elk geval niets meer aan te doen. Het is balen.

Grondwaterdaling door Refresco t.o.v. geen onttrekking 9in meter)

De vragen van de SP
De SP in de provincie heeft een paar keer vragen gesteld, maar werd daarbij gehinderd doordat de zaak een tijd lang onder de rechter was. Geen overheidsorgaan dat dan antwoord geeft.

Nu de zaak onder de rechter weg is, heeft SP-milieuwoordvoerder Irma Kooman opnieuw vragen gesteld. Deze zijn te vinden op

De Belgische non ferro – raffinage (met uitlopers in ZO Brabant)

Vooraf
Lang voordat ik met deze blog begon (dat was januari 2015) hield ik me onder meer bezig met milieukwesties rondom de non ferro-bedrijvigheid in Maarheeze en Budel, die men kan zien als een uitloper van een veel groter geheel in Belgisch Limburg. Toen ik in 1990 voor de SP in de Eindhovense gemeenteraad kwam, is de aandacht verwaterd, maar ik heb er archieven over bijgehouden.

Het onderwerp kwam weer op de agenda omdat de KU Leuven, in opdracht van de Europese brancheorganisatie voor de non ferro-sector Eurometaux, in april 2022 een studie uitbracht naar de noodzaak van diverse metalen om vorm te geven aan de zich ontplooiende hernieuwbare energie-opwekking, de beschikbaarheid van de ertsen en de daaruit na raffinage te winnen metalen, en de rol  van recycling daarbinnen. Dit is een belangwekkende studie.
Het onderwerp heeft een directe band met de regionale non ferro,  die in feite al met dit onderwerp bezig was voor toepassingen die ook al vóór de energietransitie van belang waren.
Ik ga over het Leuvense rapport zeer binnenkort een apart vervolgartikel schrijven.
UPDATE: dat is te vinden op https://www.bjmgerard.nl/metalen-nodig-voor-energietransitie-_-recycling-nodig-maar-winning-voorlopig-ook-nog-en-over-lithiumaccus-en-afvalbranden/ .

Op zoek naar materiaal stuitte ik op een artikel uit Het Nieuwsblad van 18 juni 2021, waarin de geschiedenis nog eens dunnetjes overgedaan werd. Ik raad lezing aan op Deze streek was jarenlang de speeltuin voor de meest vervuilende industrie, en de gevolgen dragen ze nog steeds . Mocht de link  niet werken, dan

Overpelt fabriek, interieur (uit http://www.overpeltfabriek.be/ ), nu Nyrstar

Geschiedenis
De metalenraffinage in Belgisch Limburg en in Budel (zink) heeft een ruige geschiedenis.

De nijverheid ontstond omdat België de Kongo (tegenwoordig de Demokratische Republiek Zaïre) als kolonie had. Het optreden van België aldaar heeft een nog ruigere geschiedenis, maar dat is een ander verhaal.
In dit verband is van belang dat de Kongo (om kortheidshalve de oude naam te blijven gebruiken) een enorm rijk delfstoffengebied was en is. Het uranium bijvoorbeeld voor de kernwapens op  Japan komt uit de Kongo.
De Belgen hadden een gebied nodig om alle Kongolese ertsen te verwerken (‘raffineren’) en kozen daarvoor de arme zandgronden van Belgisch Limburg, waar verder toch niet veel aan te verdienen was en waar maar weinig mensen woonden. We spreken over eind 19de eeuw.

Zo ontstonden de zinkfabriek in Neerpelt en Overpelt, die de bodem in de omgeving dermate vervuilden met zink en cadmium (verhouding ca 200:1) dat de Dommel die er doorheen stroomt niet schoon te krijgen was. Inmiddels is het Nederlandse deel van de Dommel gesaneerd, maar om herbesmetting te voorkomen ligt er bij de Eindhovense wijk De Hanevoet nog steeds een zandvang die met regelmaat uitgebaggerd moet worden.

Zo kwam er – onder andere – een arsenicumfabriek in Reppel (1897-1970, sloop en sanering getraineerd tot 1999, https://nl.wikipedia.org/wiki/Arsenicumfabriek ), een kwikfabriek in Tessenderlo ( https://www.standaard.be/cnt/dmf20190327_04285000 ), een radiumfabriek in Olen ( https://fanc.fgov.be/nl/dossiers/radioactiviteit-het-leefmilieu/verontreinigde-sites/historische-radiologische ), en schrootverwerking in Genk.

UPDATE: Zie ook www.ed.nl/bergeijk/alles-ging-langzaam-dood-rond-de-zinkfabriek-zo-ontstond-de-lommelse-sahara

August De Winne:
De arbeiders! Ziet ge, na ’t dagelijksch werk, op den steenweg voorbijgaan, mager, bleek, ontvleeschd, met hoofden als van dooden! Het zijn als zwervende lijken. Men telt er geen ouderlingen onder. Na tien of twaalf jaren in de fabriek gewroet te hebben is hun organisme geknakt. Op veertigjarigen ouderdom zijn het afgeleefde wezens, onbekwaam tot den minst vermoeiende arbeid. Zij zijn versleten, ten einde, en hunne mannelijke kracht zowel als hun geestvermogen verwelken.

Via de Waalse familie D’Or ontstond er in Budel (vandaar Dorplein) een zinkraffinagebedrijf, nu Nyrstar geheten, welk concern sinds enkele jaren in handen is van het scandaleuze Trafigura. Hierover staat op deze site al meer, zie https://www.bjmgerard.nl/trafigura-en-de-zinkfabriek-formeel-geen-probleem-maar-het-voelt-niet-lekker/ en https://www.bjmgerard.nl/co2-prijs-onder-het-eu-ets-schiet-door-de-e50-per-ton/ .

Nyrstar_foto bgerard, ook wel de zinkfabriek in Budel

Gezondheidsonderzoeken in de Nederlandse grensstreek
In de jaren ’80 van de vorige eeuw was er in de grensstreek veel zorg over gezondheidseffecten van de non ferro-industrie van eigen Budelse bodem, en van over de grens waaiende effecten.

In Budel is in 1979 bloed onderzocht bij kinderen op lood (loodvergiftiging was in de beginjaren een beroepsziekte onder arbeiders). Kinderen zijn gevoeliger voor lood.
De provincie heeft in 1984 in Luyksgestel bevolkingsonderzoek laten doen op cadmium (een giftig en kankerverwekkend materiaal dat nieren en botten aantast).
In alle gevallen was de conclusie dat er beginnende medische effecten te zien waren, maar niet in die mate dat je er ziek van werd. Er kwamen wel eetadviezen en beperkingen aan de landbouw.

Winsemius en Braks stuurden op 09 mei 1984 de notitie “Cadmium in het milieu” naar de Tweede Kamer.

Belgische taferelen
In België, waar, zoals iemand het uitdrukte, het halve periodiek systeem door de lucht vloog, was de situatie veel erger. De eet- en drinkadviezen (uit eigen put, niet overal was waterleiding) waren veel indringender .

De Belgische Partij van de Arbeid (PvdA) runde een huisartsenpraktijk in Lommel, die zich sterk met deze materie bezig hield.
Ik heb in 1984, vanuit de Eindhovense SP, een openbare avond in Weert belegd waar ik een van de huisartsen van die praktijk, Staf Hendrickx, te spreken had gevraagd. Ik heb er voor het blad van de SP, de Tribune (van 13 april 1984) een artikel over geschreven “Over de grens begint de Sahara” dat men hieronder kan vinden.
Het heette ‘De Sahara’ omdat er door de vervuiling geen planten meer konden groeien en het zand begon te stuiven.

De Tribune 13 april 1984

Saneringsoperatie
Uiteindelijk was er zowel in België als in Nederland een grote saneringsoperatie nodig.

In Nederland is die uitgevoerd door Actief Bodembeheer De Kempen, een organisatie van de provincie Noord-Brabant (samen met de provincie Limburg). De sanering van tuinen, assenwegen en dergelijke heeft geduurd van 1997 t/m 2015. Toen was het af en is de organisatie opgeheven. Het heeft minstens tientallen miljoenen gekost.

Een voorbeeld: Waterschap De Dommel heeft, samen met de gemeenten Eindhoven, Nuenen en Son en Breugel, van 2010 tot en met 2013 besteed aan het schoonmaken en herinrichten van de ernstig vervuilde Dommel.

Men kan er nog over lezen op http://www.zinkindekempen.nl/1-home.html waar onderstaande kaartjes vandaan komen.

Let wel dat deze kaarten alleen over de atmosferische depositie gaan (dus niet over oppervlaktewater en assenwegen), en dat de lagere concentratie voor een deel veroorzaakt is door uitspoeling.

Philips Maarheeze


In Maarheeze ging het om een vestiging van Philips (sinds 1954) waar coatings voor op de binnenkant van TL-buizen gemaakt werden (De T staat voor Tube en de L voor Luminiscentie). Ik werd erbij gehaald door iemand uit de omgeving omdat de sneeuw roze was. Monsters genomen, laten analyseren, de kleur kwam van cadmiumsulfide en/of -selenide en en passant bleken er ook zeldzame aarde-metalen in het poeder te zitten. De vergunning stond emissie naar de lucht toe van 600kg per jaar (maar de emissie  was in praktijk veel minder). Na stennis werd de cadmiumemissie gestopt.
Nadien kwam de LED-verlichting op en stopte (inmiddels) Signify de productie en kreeg het terrein een andere bestemming (bodemvervuiling nalatend, zie https://bodemnieuws.nl/cms/23019-ingrijpende-sanering-maakt-oude-philips-terrein-maarheeze-bouwrijp.html ).

Huidige vestigingen van de metaalgiganten Umicore en Aurubis, uit https://www.tijd.be/ondernemen/grondstoffen/de-kempen-het-silicon-valley-van-de-metallurgie/10132660.html

Het heden
Zoals uit bovenstaande bron al blijkt (die niet volledig is), wordt er in België nog steeds op grote schaal metallurgie gepraktiseerd. De grote naam is Umicore, de opvolger van de Vieille Montagne en de roemruchte Union Minière de Haut Katanga).
Anders dan de bron meldt, valt Nyrstar  dus niet meer onder Umicore maar onder Trafigura. Verder heeft Nyrstar meer vestigingen dan alleen in Balen (o.a. ook Overpelt).
En Umicore maakt deel uit van de grotere organisatie GBL ( https://www.gbl.be/nl/portfolio/umicore ), maar hoe dat allemaal precies gelopen is, weet ik niet.

Ik ben niet a priori tegen de non ferro.
Nog sterker, mijns inziens is de non ferro-industrie, met alle aanhangende problemen, onmisbaar, zowel voor traditionele producten als voor de energietransitie. Het moet alleen heel anders dan vroeger, met vergunningen die deugen en gehandhaafd worden en periodiek aangescherpt.

Er zijn succesverhalen.

Helemaal op de achtergrond het zonnepark van Nyrstar

Vroeger werkte (bijvoorbeeld) Nyrstar Budel traditioneel thermisch, met een soort hoogovensysteem waarin zinkerts opgesloten werd met steenkool. Het systeem werd aangestoken en (omdat zink een veel lager kookunt heeft dan staal) kwam het zink in de dampfase vrij en moest op een koud oppervlak condenseren. Als dan de ovens open gingen kwam een walm verbrandingsgassen en zink- (en cadmium- en looddamp) in de atmosfeer. Dat is in de wijde omgeving neergeslagen en ook de slakken zijn nog eens in de wijde regio gebruikt als verharding.
Toen de ovens in 1973 afgeschaft werden ten gunste van een elektrolytisch systeem, ging er een zucht van verlichting door de regio. Er kwam geen nieuwe atmosferische vervuiling meer bij, maar de oude vervuiling lag over een uitgestrekt gebied.
De nieuwe vervuiling bestond uit een waterhoudende slurrie, het jarosiet, dat vooral ontstond doordat het zinkerts met onverwerkbaar ijzer bijgemengd was. De slurrie ging in bekkens waarvan de eerste lekte.
Voor de huidige vergunning is ook dit probleem opgelost door speciaal ijzerarm zinkerts uit Australië te importeren waarvoor, naar men zegt, eerst een overeenkomst met de Aboriginalbevolking moest worden gesloten.
Sindsdien komen er geen nieuwe jarosietbekken meer bij en op de bestaande staat een zonnepark van ruim 40 hectare, met uitbreidingsambities tot 90 hectare. Ook na uitbreiding levert dat nog steeds lang niet genoeg op om de gevraagde 4,3PJ per jaar te dekken. De rest wordt met groene certificaten ingekocht. Inmiddels draait Nyrstar Budel voor 94% op stroom, en is die stroom 100% duurzaam.
Nu hopen dat dat allemaal onder Trafigura zo blijft.
Een nuttig artikel is https://www.vno-ncw.nl/forum/hoe-nyrstar-budel-een-pionier-werd-de-zink-industrie en https://www.bjmgerard.nl/co2-prijs-onder-het-eu-ets-schiet-door-de-e50-per-ton/ .

Ertsverwerking bij de Union Minière de Haut Katanga, bij Elisabethville in de Kongo


Een ander succesverhaal is Umicore, maar dit zeg ik op gezag van Thalia Verkade van de Correspondent, die er een werkbezoek gebracht heeft voor recycling van batterijen. Zie https://decorrespondent.nl/6516/hoe-een-groot-vervuilend-bedrijf-een-groene-schone-voorloper-werd/715600067292-034862bf . Het bedrijf heeft een omslag gemaakt (o.a. steeds meer recycling) en stond in 1999 lp de tweede plaats van de Dow Jones Sustainability Index , en in 2013 zelfs op de eerste plaats bij de Corporate Knights met een score van 74% (dus toch nog het nodige te doen). Zie https://www.corporateknights.com/issues/2013-01-billionaire-superheroes-issue/2013-global-100-results/ , geeft overigens ene interessant lijstje.
Het bedrijf doet niet zelf meer aan mijnbouw, en ook niet meer aan zinkraffinage (verkocht). In de praktijk houdt Umicore zich bezig met het inkopen, recyclen en ‘klaarmaken’ van grondstoffen in vormen die nodig zijn voor duurzame technologie als katalysators, zonnepanelen en batterijen.
De verandering was afgedwongen a) omdat president Mobutu Sese Seko van Congo de mijnen van Union Minière nationaliseerde, b) omdat in de jaren zeventig Europese regelgeving het bedrijf vervolgens tot veel schonere productietechnieken in de eigen regio dwong en c) vanwege de eeuwige conjunctuurgevoeligheid van grondstoffen: als je alleen daarin handelt, kun je maar weinig doen tegen crises en slapte op de wereldmarkt.

Er moet veel, maar er kan blijkbaar ook veel.
Maar te verwachten is dat er ellende overblijft, bijvoorbeeld in de mijnbouw. Daar moet nog meer en de vraag is wat er kan. Ik weet daar te weinig van en laat de vraag nu open.

Gemeenteraad blokkeert ten onrechte interpellatie over Eindhovense asfaltcentrale

Asfaltcentrale ACE

Voorgeschiedenis
De Eindhovense SP houdt zich al vele maanden in  de gemeenteraad bezig met de milieuaspecten van de Eindhoven asfaltcentrale ACE van KWS Infra. Het betreft vooral (in deze volgorde) PAK’s (Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, waarvan sommige kankerverwekkend zijn), benzeen en stank. De SP-inzet is (anders dan de inzet van GroenLinks)  niet gericht niet gericht op de sluiting van het bedrijf of het einde van de recycling van oud asfalt (welke recycling voor de meeste problemen zorgt) maar op een betere milieuvergunning.
Ik heb hiervoor ideeën aangeleverd, zie Asfaltcentrales worden mogelijk schoner (update dd 28 dec 2021) en Asfalt Centrale Eindhoven heeft een benzeenprobleem en een groter PAK’s-Probleem .

De geweigerde interpellatie
In een motie dd 25 januari werd geëist dat er zo snel mogelijk een einde moest komen aan het overschrijden van de mileunormen, dat er sneller een adequate nieuwe vergunning moest komen, waarbij Best Beschikbare Technieken (BBT) toegepast werden. Het College nam dit over.

Het College bleef echter bezig met pappen en nathouden en toen de beloofde nieuwe milieuvergunning weer neer bleek te komen op een milieuneutrale nieuwe vergunning waarin, ondanks alle SP-bemoeienis, geen wezenlijke verbeteringen waren opgenomen, besloot de SP tot een interpellatie. Het verzoek daartoe werd gesteund door het OuderenAppel Eindhoven, 50+ en de groep-Schreurs.

Indirecte verhitting-asfaltcentrale van KWS Infra in Rotterdam met het HERA-principe

Een interpellatie is een zwaar aangezette ondervraging van B&W. In de interpellatie, indien toegewezen, zou gevraagd waarom de motie uit januari niet was uitgevoerd, of dat alsnog ging gebeuren en of het College voor de gevolgen instond als de vergunning niet op basis van BBT zou worden gebaseerd.
In de achterliggende overwegingen werd geschetst wat die BBT zouden moeten zijn. Kort samengevat: indirecte in plaats van directe verhitting van het asfaltmengsel (inclusief te recyclen oud asfalt); indirecte verhitting met elektriciteit i.p.v. gas; en voor zover dat daarna nog nodig is, rookgasreinigng met een koolfilter. De eerste en de derde eis is bestaande of onlangs ontwikkelde techniek, en elektrificatie (o.a. nodig omdat Rijkswaterstaat dat wil) is een voor deze specifieke situatie nog te ontwikkelen techniek die echter in zijn algemeenheid standaard is.

De rest van de gemeenteraad had geen zin in een interpellatie. Alleen de indieners waren voor (7 tegen 31).
Veel vertegenwoordigende organisaties hanteren de onuitgesproken gewoonte om interpellaties toe te staan, ook als de meerderheid het niet met de inhoud eens is, om ook kleine oppositiepartijen de gelegenheid te geven onderwerpen op de agenda te zetten. Dat de meerderheid dat nu niet wilde, is principieel verwerpelijk. Op deze wijze komt een constructief voorstel over een probleem, waarover in de omgeving veel onrust bestaat, niet tot ene inhoudelijke bespreking.

Schema van een asfaltcentrale met indirecte verhitting (bron branche)

Toch enig succes
Uiteindelijk besloten de indieners dan maar een gewone motie in te dienen met een beperktere tekst. Het dictum was dat het College zo snel mogelijk alsnog Best Beschikbare Technieken aan ACE moet voorschrijven via een direct op te starten procedure tot ambtshalve wijziging van de milieuvergunning.

Deze motie is uiteindelijk niet in stemming gebracht omdat de wethouder toezegde dat hij, na een gesprek met ACE, ze een deadline heeft gegeven voor een goede vergunningaanvraag (met BBT) tot 08 april.

BBT
Nu is er reden om deze toezegging met enige kritische zin te behandelen. Best Beschikbare Technieken blijken in praktijk een soort grijs gebied waarin ook woorden als ‘kostenefficientie’ en ‘redelijkheid’ een rol spelen. Vaak gaat het in praktijk om Best Betaalbare Technieken.
In elk geval staat voor de SP (en voor mij) vast wat de drie sleutelelementen zijn:

  • Indirecte in plaats van directe verhitting van het asfalt, waardoor een betere en gelijkmatiger temperatuurregeling mogelijk is. Dat maakt veel uit voor het ontstaan van emissies.
  • Indirecte verhitting met behulp van stroom i.p.v. gas. Dit vanwege het klimaat – sowieso moet dat omdat opdrachtgevers als Rijkswaterstaat erop over willen stappen
  • Reiniging van de rookgassen met een door de branche ontwikkeld koolfilter.
Ligging meetpunten bij een koolfilteropstelling bij de asfaltcentrale in Den Bosch

VION heeft stank niet onder controle (update dd 04 jan 2022)

Vion pand

Voorafgaand
VION in Boxtel mag 5,6 miljoen varkens per jaar slachten. Behalve voor de dieren, is dat voor de omwonende mensen onaangenaam. Het maakt herrie en het stinkt, de waterzuivering loopt over en heeft Legionella verspreid. Er ontstond een actiegroep die veel tamtam maakte, en met succes.

Vorig jaar vroegen actievoerders mij wat ik er van vond. Ik heb mijn mening gegeven en een gesprek begeleid tussen de actiegroep en het College van B&W van Boxtel. Zie www.bjmgerard.nl/?p=9213 en www.bjmgerard.nl/?p=9717 .

VION, de gemeente en de Omgevingsdienst hebben meegewerkt aan een onderzoek naar de geursituatie in Boxtel, uitgevoed door Witteveen en Bos. Dat is op 03 december 2020 verschenen. In het kader van dat onderzoek zijn ook al beperkte verbeteringen aangebracht. VION heeft gezegd bereid te zijn tot meer verbeteringen (in elk geval een nieuwe en hogere schoorsteen).

Varkens in een veewagen

Geurwetgeving
Je kunt “geur” op drie levels zien:  in termen van hoeveelheden uit varkens vrijgekomen stinkstoffen, in termen van emissies (wat er uit de som van alle pijpen en gaten van de fabriek komt) en in termen van immissies (wat er in de neus van omwonenden komt).
Van het geheel aan stinkstoffen wordt het grootste deel onschadelijk gemaakt  met allerlei apparatuur.
Wat niet onschadelijk gemaakt wordt, ontsnapt uit schoorstenen, ventilatoren, deuren en ramen, enz als emissies.
De emissies kunnen min of meer worden omgerekend tot immissies met ingewikkelde atmosferische verspreidingsmodellen.

In de uitbreidingsvergunning van 2013 zijn de belangrijkste beperkende getalsmatige eisen a)  dat het leven van 5,6 miljoen varkens per jaar beëindigd mag worden en b) dat ter plekke van woningen van derden de immissie slechts 2% van de tijd (175 uur per jaar) boven de 1,5OUE/m3 mag uitkomen. Dat is overigens erg ruim.

Wettelijke geurbepalingen zijn vooral te vinden in het Activiteitenbesluit. Dat bevat géén landelijk vastgestelde immissienormen. In plaats daarvan bevat het handelingsvoorschriften ten aanzien van het productieproces en de geurbeperkende inrichtingen. Dat moeten ‘Best Beschikbare Technieken (BBT)’ zijn (op zijn Engels Best Available Techniques, BAT). Die zijn per bedrijfstype  Europees vastgelegd in BREF-documenten (BBT Referentie – documenten).
Het BREF-document ‘Slachthuizen en bijproducten van dierlijke oorsprong’ dateert uit 2005 en is een document van 469 pagina’s, dat uitputtend alle denkbare aspecten van het productieproces behandelt. Wie het wil lezen, kan het vinden via www.infomil.nl/onderwerpen/duurzaamheid-energie/ippc-installaties/brefs-bbt-conclusies/virtuele_map/slacht-en/ .

IPPC (Integrated Pollution Prevention and Control) is de Europese regelgeving waaraar grote milieugevoelige inrichtingen moeten voldoen. Nederland heeft deze richtlijn ingepast in het Nederlandse milieubeleid

Tot 1 januari 2016 gold oudere wetgeving, de Nederlandse Emissie Richtlijn, met daarin opgenomen Bijzondere Regelingen, waarvan hier relevant die voor de slachterijen en de vleeswarenbedrijven, en, vanwege de afvalwaterzuivering, die van de Rioolwaterzuiveringsinstallaties. Hoewel deze Regelingen geen juridische kracht meer hebben (ze zijn als het ware in het Activiteitenbesluit opgelost) zijn ze nog steeds populair als bruikbaar naslagwerk met kengetallen.
Ze zijn te vinden op www.infomil.nl/publish/pages/64467/ner_augustus_2014.pdf en zoek in het .pdf-programma op ‘slacht’, dan kom je bij de pagina’s die ook in het rapport van W&B staan

Als een bevoegd gezag (bij VION is dat de gemeente Boxtel) de geur van alle geurveroorzakende inrichtingen (met eventuele cumulatie) aan banden wil leggen, moet het zelf bepalen wat een ‘aanvaardbaar niveau’ is en daar vervolgens beleid bij ontwerpen. Boxtel heeft dat nog niet gedaan.
De provincie Noord-Brabant heeft een voorbeeld van een dergelijke systematiek. Dat is echter niet meer dan een Beleidsregel, die alleen Gedeputeerde Staten zelf bindt en geen rechtstreekse werking heeft op anderen. Wil een gemeente de systematiek overnemen, dan moet dat dus op basis van een expliciet politiek besluit.

Het onderzoek van Witteveen en Bos (W&B)
Het ingenieursbureau beschouwt het bestaande productieproces als een gegeven en rekent met  18000 varkens per dag (hetgeen, na omrekening op jaarbasis) onder de vergunde 5,6 miljoen uitkomt. Het bureau rekent dus aan een bedrijf dat niet op volle kracht draait.

Bij een bedrijfsbezoek dd 27 september 2019 (de start van het traject) identificeerden W&B 33 mogelijke stankbronnen (23 bij VION en 10 bij de waterzuivering), waarvan er uiteindelijk 11 bij Vion en 5 bij de waterzuivering relevant bleken.

Van dat deel van die bronnen dat rechtstreeks op de buitenlucht loost is de emissie vastgesteld op basis van kengetallen, horend bij de Bijzondere Regelingen. De belangrijkste hiervan zijn de brandovens.
Een ander deel van de bronnen gaat via reinigende apparatuur de buitenlucht in (chemische wasser, luchtwasser, koud plasma-unit). Daarvan is de output gemeten en, om een schatting van het rendement te maken, ook van de input.  

Lopende het onderzoek van W&B heeft VION voor €350.000 geïnvesteerd in maatregelen. Enkele kleine bronnen lozen niet meer rechtstreeks op de buitenlucht, maar via de chemische wasser. Verder zijn stromen verplaatst van de overbelaste biologische wasser naar de chemische wasser.

Het effect van dit alles was dat de emissies naar de buitenlucht van 2,517 * 1012 OUE/jaar (dd 27 september 2019) gedaald zijn naar 1,776 * 1012 OUE/jaar (dd 18 juni 2020, het einde van het traject).

De berekende 0,5 OUE-contour op basis van 2% overschrijding op 27 sept 2019 (het jaartal 2020 is een typefout)
De berekende 0,5 OUE-contour op basis van 2% overschrijding op 18 juni 2020

W&B hebben de bijbehorende contouren geschat. Links 27 september 2019 (2020 is een typefout, moet  2019 zijn), rechts 18 juni 2020 . Buiten de contour is de immissie minder dan 175 uur/jaar groter dan 0,5OUE/m3 .

In de oude (verdwenen) Bijzondere Regelingen ging men er van uit, dat er onder de 0,55OUE/m3 geacht werd niets aan de hand te zijn, dat er boven de 1,5OUE/m3  maatregelen nodig zijn, en dat tussen beide in lokale afwegingsvrijheid mogelijk is. In de vigerende vergunning van VION is dus die afwegingsvrijheid volledig aan VION toegekend.

Enkele Best Available Techniques uit het BREF_document en van elders

  • Een hogere schoorsteen. Dat betekent een nieuwe en die wil Vion bouwen (kost ze driekwart miljoen)
  • Biofilters. Die moeten idealiter boven de 90% rendement kunnen komen. Ze vragen veel oppervlak en een continue, niet al te hard stinkende stroom (geen onregelmatige pieken, want bacterien vinden het niet lekker als ze eerst een tijd worden uitgehongerd en dan ineens overvoerd.)
    (Infomil noemt in www.infomil.nl/onderwerpen/lucht-water/lucht/digitale-ner/luchtemissie/overzicht-factsheets/  geurverwijderingsrendementen van 70-95% en de oude Bijzondere Regelingen 90%)
  • Chemische wassers met zuur en/of loog. Het BREF-document noemt geen getallen. Infomil noemt 80-99%, de oude Bijzondere Regelingen 80%.
  • Koolfilters. Zijn volgens het BREF-document kwetsbaar. Ze beginnen goed met 95-98%, maar zakken weg als ze vol raken en halen gemiddeld de 80% geurverwijderingsrendement. Ze stellen hoge eisen aan de voorbewerking van de lucht (droog, geen stof, geen vetdruppels en andere aerosolen). Desalniettemin gebruiken veel slachthuizen ze.
  • Ozon-filters (ook wel genoemd koude plasma-units – de TU/e is daar ook mee bezig). BREF noemt een geurverwijderingsrendement van boven de 90% als de lucht niet erg vochtig is, Infomil 80-99,9% , en de Noorse fabrikant SEID (van wiens voorganger APP bij VION een apparaat staat) noemt 75-99%.
    Voor SEID zie www.seid.no (en dan product Moduplasma).
    Voor een kleine stoomcursus ‘geur’ zie www.seid.no/a-brief-introduction-to-odor-and-odor-reduction/ .
Een hoogspanningsplasma en de werking daarvan (vorming ozon)

De slechte staat van de milieuzorg bij VION
Onderstaand verhaal is gebaseerd op het rapport van W&B, maar niet in deze bewoordingen door hen geschreven. De beweringen komen voor mijn rekening.

  • De afgassen van de brandovens gaan ‘om veiligheidsredenen’ ongezuiverd de lucht in (0,23* 1012 OUE/jaar) . Ik vermoed dat daar de klachten bij omwonenden over de zwavelstank vandaan komen.
  • Bij de eerste meting (29 januari 2020) bleek de chemische wasser bijna in het geheel niets te doen.  De leverancier moest eerst groot onderhoud plegen. Daarna viel er nog steeds niets te meten en bleek er een sensor kapot. Uiteindelijk eindigde de chemische wasser via 83% op de capaciteit waarop hij ontworpen is naar rendement van 63% toen hij er de taken van de biowasser bij kreeg. Klinkt als overbelasting.
  • De biologische wasser moest eerst schoongemaakt worden en deed het daarna nog steeds knudde met een rendement van een kwart tot een derde. Maar dat is niet zo erg, want hij heeft niet veel meer te doen. Probleem was dat de biowasser wel met grote pieken belast werd (en dan weer bijna niks).
  • Die rendementen zijn bij VION zeer veel lager dan ze volgens betrouwbare literatuur zouden kunnen zijn.

Volgens mij deugt er veel niet aan de milieu-infrastructuur bij VION en aan de manier, waarop men daar mee omgaat.

De waterzuivering van Hydrobusiness

De waterzuivering
Die staat op het terrein van VION en werkt alleen voor VION, maar is een aparte onderneming met een aparte vergunning. Ondanks dat is hij wel in het geuronderzoek meegenomen, maar op het grote geweld van VION blijkt het een bescheiden speler.
De waterzuivering is wel anderszins van belang. Het is een gammele constructie die in de omgeving al 14 mensen legionella bezorgd heeft en waar af en toe het water uit gulpt. Voor een beschrijving en een filmpje zie www.ad.nl/boxtel/lekkage-afvalwater-bij-slachterij-in-boxtel-wekt-onrust-het-schuim-komt-met-regelmaat-over-de-muren~a1ee84f6/ In dit artikel blijft dit verder buiten beschouwing.

Wat vind ik dat moet gebeuren bij VION?

  • Minder varkens slachten als onderdeel van een beweging om minder vlees te eten. Bronbeleid in milieukundige zin dus.
  • De milieu-installaties van VION moeten geheel opnieuw ontworpen worden. Niets werkt echt goed en het lijkt erop dat de installaties de groei van het bedrijf niet hebben kunnen bijhouden. Er is een algemene nieuwe vergunning nodig op basis van consequent Best Available Technology.
  • In het bijzonder moeten de afgassen van de brandovens nabewerkt worden, zodat Boxtel van de zwavelstank verlost raakt. Een ozon-installatie lijkt daarvoor een goede gedachte.
  • Kijk in hoeverre geurvangende apparaten naast en/of achter elkaar gezet kunnen worden, zodat de storingsvegoeligheid afneemt en hogere geurverwijderingsrendementen mogelijk worden.
  • Bouw een nieuwe schoorsteen
  • Automatiseer het aflezen van de diverse processen, zodat leerprocessen en handhaving beter mogelijk worden.
  • Neem bij het opwaarderen van de milieuzorg ook energie en waterverbruik mee
  • Er moet iets gebeuren met de afvalwaterzuivering
  • VION moet worden opgenomen in een formeel vastgelegd Boxtels geurbeleid.
  • Met daarin ook aandacht voor piekbelastingen in de omgeving

Update 1 dd 04 januari 2022

Vanuit de eerdere strijd is een Klankbordgroep voortgekomen, die met Vion overlegd heeft over nadere maatregelen ter bestrijding van stank en geluid.
Vion heeft hierover op 29 december 2021 een persbericht uitgebracht, zie

Vooralsnog ben ik niet onder de indruk. Ik druk me hier echter terughoudend uit, omdat de leden van de Klankbordgroep, naar alle waarschijnlijkheid, betere toegang tot informatie en deskundigheid hebben dan ik, van afstand. En ik weet ook niet hoe goed het persbericht de werkelijkheid beschrijft (zowel ten voordele als ten nadele).
Wat mij er in elk geval bij eerste lezing aan opvalt:

  • er komt geen nieuwe en hogere schoorsteen, terwijl die feitelijk wel tot lagere concentraties zou leiden. In hoeverre die lagere concentraties leiden tot een lagere ervaren geurbelasting, is een ander verhaal dat subjectieve elementen bevat. De nadruk op het subjectieve is een valkuil.
    Het niet bouwen van de schoorsteen bespaart Vion in elk geval driekwart miljoen.
  • meer algemeen worden er in het persbericht geen kwantificeerbare ambities genoemd, zoals een verlaging van de maximale emissie tot een waarde die een eind onder de 1,776 * 1012 OUE/jaar (dd 18 juni 2020) ligt, en tot een voorgeschreven krimp van de 0,5OUE/m3 – contour
  • het persbericht noemt vooral een heleboel kleinere zaken in de sfeer van de bedrijfsvoering. Ongetwijfeld hebben die een positief effect, maar voor een buitenstaander zonder detailkennis is de omvang van het effect niet in te schatten.
  • er staat geen aanpak van de afgassen van de brandovens, die ongezuiverd verbrandingsgassen van zwavelhoudend keratine-eiwit (haren, nagels) de lucht in blazen
  • de ‘werking van de chemische wasser’ wordt robuuster gemaakt. Dat was hard nodig, want ten tijde van het onderzoek van Witteveen en Bos werkte die knudde. In hoeverre ‘robuuster’ robuust genoeg is, blijft onduidelijk.
  • men gaat meer op koolfilters vertrouwen. Op zich werken koolfilters goed, maar dat doen ze tijdelijk. Dan moeten ze gerecycled worden en als dat niet op tijd gebeurt, keert de stank weer terug. Dat is bijvoorbeeld het probleem bij Den OUden op het BZOB-terrein in Helmond. Bij de inzet van koolfilters horen afspraken over vervanging.
  • meer algemeen bevat het persbericht weinig details over de afgasbehandeling als geheel.

Zie verder ook het latere artikel https://www.bjmgerard.nl/hoe-kwantificeren-ze-geur/ .

Van de Vion-website
Van de Vion-website

Update 2 dd 04 januari 2022

De wijzigingsoperatie van Vion is een langdurig proces. De provincie (GS) heeft een milieuvergunning afgegeven voor de eerste fase van dit proces op 21 okt 2015, en voor de 2de fase op 03 sept 2019.
Bij de milieuvergunning hadden GS in 2015 ook een vergunning ex de Natuurbeschermingswet afgegeven (30 juni 2015) . Bij de tweede fase hadden GS een vergunning afgegeven ex de nieuwe Wet Natuurbeheer, die letterlijk dezelfde tekst had als de eerdere vergunning uit 2015. De oudste vergunning heeft zeggenskracht.

Tegen de ‘nieuwe’ vergunning dd 2019 was bezwaar aangetekend door de BMF en door iemand namens het nabij gelegen appartementencomplex Stapelen. Maar omdat de ‘nieuwe’ vergunning letterlijk identiek was aan de oude, nam de Rechtbank Oost-Brabant het jaar 2015 als ijkjaar.

Welnu, oordeelde de rechtbank: naar de maatstaven van 2015 had er überhaupt geen natuurvergunning afgegeven hoeven te worden. Toen was dat alleen nodig bij een ‘significante verslechtering’ van Natura2000 gebieden (in casu Kampina & Oisterwijkse Vennen). En er was in die tijd mogelijk wel een verslechtering, maar die was niet significant genoeg. Ergo was er in 2015 helemaal geen natuurvergunning nodig geweest.
Ergo heeft de rechtbank in Oost-Brabant de vergunning van de provincie Brabant vernietigd. De gehele juridische haarkloverij is na te lezen op https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBOBR:2021:6691 .
Aansluitend formuleerde de rechtbank dat zolang Vion binnen de huidige vergunde omschrijving blijft (die dus welke op papier staat), er geen stikstofvergunning nodig is.
Dat luistert heel nauw. Een voorwaarde aan het op oude voet kunnen doorgaan als bedrijf is nu dat het bedrijf gebruik moet maken van een elektrische trekker om trailers op het terrein te verplaatsen. Dus het verschil tussen een dieseltrekker en een elektrische trekker is essentiëel geworden.
De provincie werd, als formele verliezer, tot de proceskosten veroordeeld.

Men kan zich nu in gemoede afvragen of dit een pyrrhusoverwinning, vermomd als pyrrhusnederlaag, of andersom.
Men kan stellen dat de plannen van Vion door kunnen gaan omdat ze niet verboden zijn. Vion is dan koning Pyrrhos. De prijs is dat bij elke toekomstige verandering het zwaard van de stikstofvergunning alsnog kan vallen.
De verliezende provincie kon in dit geval in 2015 bljkbaar niet met de Natuurbeschermingswet omgaan, en in 2019 niet met de Wet natuurbescherming.
En de BMF en Satelen hebben zowel verloren als gewonnen.
Ik krijg er als juridische amateur een punthoofd van.

En er kan nog iets gebeuren met koning Pyrrhos.
Als ik het juist zie, heeft Vion nu überhaupt geen natuurvergunning. Daarmee staat Vion op één rijtje met bijvoorbeeld Schiphol en Eindhoven Airport. Mocht Vollenbroek er zin in hebben, dan zou hi kunnen eisen dat Vion dus rechtstreeks aan de nederlandse implementatie van de Europese Habitat- en/of Vogelrichtlijn moet voldoen, en dat is ergens rond 2007 resp 2009.
Lijkt me voor Vion een onanagenaam idee.


Ozonprotocol Montreal bespaart ons nog ergere klimaatopwarming

Het was er niet voor bedoeld, maar het verdrag van Montreal van 1987 om de ozonlaag tegen afbraak te  beschermen gaat ons eind deze eeuw mogelijk 0,5 – 1°C aan mondiale klimaatopwarming schelen.
Aldus James Temple in de MIT Technology Review van 19 augustus 2021.
Temple vraagt zich af waarom de agressieve aanpak die het Montreal Protocol mogelijk maakte, niet ook kan bij het klimaat.

Temple baseert zich op een studie in Nature van 18 augustus 2021, waarvan de abstract te vinden op https://www.nature.com/articles/s41586-021-03737-3. De studie zelf zit achter de betaalmuur.
De Nature-studie noemt twee effecten: de directe werking van chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK’s) als broeikasgas, en de vegetatieschade die zonder de ozonlaagbescherming ontstaan zou zijn.

Het ozongat op 10 sept 2019 (KNMI)

De directe werking
Veel CFK’s zijn zelf krachtige broeikasgassen.
De EU-verordening 517/2014  dd 16 april 2014  heeft een Annex waarin de GWP-waarden van alle CFK’s genoemd staan. Dat is hoeveel keer zo sterk de CFK is als CO2. Getoond is het begin van een lijst van vijf kantjes. Wie de hele lijst wil zien, kan de verordening vinden op https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=uriserv:OJ.L_.2014.150.01.0195.01.ENG .

Dit directe effect is al langer bekend.

(Het record met 22800 zit bij zwavelhexafluoride ( SF6, verderop op de lijst), dat zelf geen CFK is, maar zich wel net zo gedraagt. Die stof wordt overigens veel gebruikt in installaties waarin midden- en hoogspanningen optreden, van de elektronenmicroscopen van FEI tot het elektrische deel van windturbines of schakelinrichtingen. De stof komt daaruit in de atmosfeer, maar vooralsnog in zulke kleine hoeveelheden dat de broeikaswerking ervan klein is).

De indirecte werking via schade aan planten
Dit is de nieuwe informatie die het Nature-artikel geeft.

De onderzoekers hebben ingeschat wat het effect is geweest van de UltraViolet (UV)-straling die door het Montreal-protocol niet op het aardoppervlak is aangekomen, en die dat anders wel was. Dat is een ingewikkelde klus.

UV-licht beschadigt, naast mensen, ook planten.Hoe dat gebeurt, was ook al langer bekend, maar nu is er dus een klimaatschatting aan toegevoegd. 
Die luidt dat het verschil bestaat uit 325 tot 690 miljard ton koolstof in planten en bodem in de periode 2080 – 2099, equivalent met 115 – 235ppm CO2 in de atmosfeer.
En dat is weer goed voor 0,5 tot 1°C minder stijging van de gemiddelde oppervlaktetemperatuur op aarde.

Waarom kon met de ozonlaag wel wat met het klimaat veel slechter lukt?
Temple baseert zich hier op een boek van Edward A. Parson ‘Protecting the Ozone Layer: Science and Strategy’.

De algemene gedachte tot dan toe was dat een verdrag tegen CFK’s simpeler was. Die vond je in een beperkte set toepassingen (ook al zaten die dan weer in ontelbaar veel apparaten), en er waren maar een paar producenten, waarvan een bedrijf als DuPont een belangrijke speler is.

Parson vond dat de klimaaturgentie reden was om nog eens terug te blikken op het Montrealprotocol. Hij stelt dat het uitfaseren van de CFK’s niet zo simpel was als nu vaak gedacht wordt van wege het economisch belang.
Het vaak gehoorde idee dat de industrie al commercieel levensvatbare producten klaar had liggen en daarom instemde berust op een misverstand. Het was andersom: die alternatieven kwamen er pas toen de dwang toenam. En toen bleek het snel te kunnen, met als gelukkige bijkomstigheid dat er aan de alternatieven ook te verdienen viel.
De les is dan ook dat de wereld niet moet wachten tot er goedkope en makkelijke innovaties zijn voor de klimaatverandering. De industrie moet gedwongen worden met regels die dwingen tot minder emissies en schoner werken.
De tweede les is dat er sectorbrede voorschriften moeten komen, zodat alle bedrijven in alle landen zich aan dezelfde voorschriften moeten houden (bijvoorbeeld staal en cement).

Maar, zegt Parson, de vergelijking met de fossiele brandstof-sector houdt hier op.
DuPont kon in essentie blijven doen wat het al deed, en de fossiele brandstof-sector niet. Die heeft wel verhalen over CO2-afvang, bosprojecten en andere projecten ter compensatie, of koolstof  uit de lucht zuigen, maar talloze studies wijzen uit dat je er geen staat op kunt maken dat ze dat betrouwbaar en geloofwaardig doen, verifieerbaar en langlopend.

Het Montreal Protocol toont opnieuw aan dat er internationale regels nodig zijn om het gedrag van mondiale ondernemingen te reguleren, en dat dat  strikt  en consistent afgedwongen moet worden. Dan gaan die ondernemingen zich aanpassen, mogelijk zelfs met een nieuw bloeiend bestaan tot gevolg.

Vervolgvragen en voorstel door SP over emissies Eindhovense asfaltcentrale

Eerder
Er is veel te doen over te hoge benzeenemissies die vrijkomen als asfaltcentrales oud asfalt willen recyclen. Het dagblad Trouw heeft daaraan in februari 2021 onderzoeksjournalistiek gewijd die veel aandacht getrokken heeft. Niet in het minst van de kant van bezorgde omwonenden.

Ik heb op basis hiervan, en op basis van aanvullend eigen onderzoekswerk, technische vragen gemaakt voor de SP-fractie in de Eindhovense gemeenteraad over de Asfalt Centrale Eindhoven (ACE) van KWS Infra aan de rand van het Eindhovense bedrijventerrein De Hurk. De reden hiervoor is dat de resultaten bij Trouw nogal uiteen liepen, en dat de ene centrale de andere niet is. Het leek me verstandig om eerst eens gewoon te vragen hoe het precies zat. Technische vragen worden ambtelijk afgedaan en mogen daarom geen politiek karakter hebben.
De technische vragen zijn te vinden op www.bjmgerard.nl/?p=15009 .

De aanleg van asfalt

De beantwoording
De technische vragen zijn op 30 maart 2021 beantwoord door of via een adviseur van milieuwethouder Thijs (GroenLinks). De integrale tekst is hierna te vinden.

De Omgevingsdienst Midden en West-Brabant (OMWB) heeft op 14 juni 2021 metingen gedaan naar de luchtvervuiling rond ACE, waaronder die door benzeen. Dat gebeurde handmatig in de schoorsteen, want automatische benzeensensoren (werkt TNO aan) zijn nog niet goed genoeg.
Dit leverde op:

Op 14 juni 2018 zijn tijdens een worst-case bedrijfsvoering bij de asfaltcentrale, te weten tijdens het produceren van asfalt met een PR-gehalte (gerecycled asfalt) van 65% en bij een trommeltemperatuur van ca. 130 °C, metingen uitgevoerd op o.a. benzeen. Normaliter wordt bij ACE gewerkt met een verbrandingstemperatuur van 120 °C.

Op basis van de meetresultaten blijkt dat benzeen in de afgassen van de schoorsteen de normering niet overschrijdt. Echter in de rapportage is uitgegaan van de ‘oude’, maar toen nog geldende norm van 5 mg/Nm3.

  30% PR65% PR65% PRgemiddeld(oude) normNwe norm
benzeenmg/Nm30,82,22,21,751

KWS Infra bleef bij een iets hogere bedrijfstemperatuur dan normaal in alle gevallen onder de oude norm, maar bij 65% gerecycled afval  niet binnen de nieuwe norm. In feite is het de overgang van de oude op de nieuwe norm die overal in den lande het probleem op scherp gezet heeft.  
Sommige asfaltcentrales in  den lande hebben een tijdelijke ontheffing aangevraagd van de 1mg/Nm3 . Dat heeft ACE in eerste instantie ook gedaan, maar toen de OmgevingsDienst ZuidOst-Brabant (ODZOB) nadere motivering vroeg, heeft ACE zijn wens niet doorgezet. Vanaf 01 januari 2019 is ACE dus gehouden aan de nieuwe norm.
De ODZOB heeft de naleving hiervan niet opnieuw onderzocht. Problemen als geluid en trillingen vroegen urgenter om aandacht, aldus de gemeente later in de krant.

KWS Infra heeft zelf het HERA systeem (Highly Ecologic Recycling Asphalt System) uitgevonden en daar is men erg trots op. Als de beweerde specificaties inderdaad gehaald worden, is daar reden toe: beter asfalt met minder energie en minder emissies (zie https://www.kws.nl/dynamics/modules/SFIL0200/view.php?fil_Id=12167 )
Anders dan ik eerder dacht is dit systeem nog niet in Eindhoven actief, maar wel bij KWS Infra in Rotterdam. De ODZOB zegt deze, volgens hen zeer nieuwe en innovatieve techniek met belangstelling te volgen en de beschikbare informatie te betrekken in de in voorbereiding zijnde aanvraag voor actualisatie van de vergunning van ACE.
Nu blijkt dat de Rotterdamse HERA-installatie al draait vanaf september 2012, dus zo vreselijk nieuw en innovatief is HERA niet meer.

Trommel van het HERA-systeem van KWS Infra in Rotterdam

De adviseur van de wethouder, mogelijk hier de ODZOB volgend, blijft vaag over de inzet van de Best Beschikbare Technieken (mogelijk omdat de antwoorden dan op politiek terrein komen). Die mogen wel maar moeten niet, want technische en  proportioneel geachte economische mogelijkheden voor een bedrijfstak tellen ook mee.

Van de totale benzeenemissies door specifiek asfaltcentrales bestaan sinds de Emissie Registratie 2005 geen nieuwe gegevens. Die gegevens had de SP zelf ook al genoemd.
Van de benzeenemissies naar de atmosfeer van bedrijfstakken als geheel is meer bekend.

Benzeenemissies naar de atmosfeer dalen, maar de laatste jaren niet veel meer. Het beleid was succesvol, maar vlakt af.

Van de benzeenconcentraties in de atmosfeer (die dus het gevolg zijn van de emissies naar de atmosfeer) is slechts heel globaal iets bekend. Vuistregel is voor stedelijk gebied 1 µgr/m3 , voor gebieden als de Rotterdamse haven meer, en voor landelijk gebied grofweg de helft.
Een meting door de provincie op de Spottershill bij Eindhoven Airport over 2012 kwam op 1µgr/m3.
De WHO zegt dat er geen veilige concentratie is en geeft daarom geen norm,  maar zegt dat een sterfterisico van 1 op 100.000 mensen overeenkomt met 1,7 µgr/m3 . Zie www.who.int/teams/environment-climate-change-and-health/chemical-safety-and-health/health-impacts/chemicals/benzene .
Voorbeeldmetingen op twee locaties zijn gestopt na 2013.

Compendium van de Leefomgeving, benzeen in de lucht 1995-2013

Zie ook www.clo.nl/indicatoren/nl0457-benzeen .

Vervolgvragen en een voorstel en de krant
Alles overwegende heeft de SP vervolgvragen geformuleerd met een voorstel aan het College van B&W  (daarom nu politiek) om bij de aanstaande actualisatie van de vergunning van ACE het HERA-systeem, dat KWS Infra al jaren in Rotterdam runt, ook in Eindhoven als Best Beschikbare Techniek verplicht te stellen.

Eerstens zou het de benzeenemissies verminderen, de directe aanleiding voor alle commotie.

Ten tweede: benzeen is een lid van de grotere groep Vluchtige Organische Stoffen (VOC’s), en sommige daarvan stinken. Nu is niet alles wat stinkt gevaarlijk, en alles wat  niet stinkt ongevaarlijk, maar minder stank zou het leefklimaat in de omgeving sowieso verbeteren.

Tenslotte zou de voorgestelde modernisering de Eindhovense industriële broeikasgasemissies verminderen, en dat is ook dringend nodig.

Naar aanleiding van de vragen heeft Mark Wijdeven van het Eindhovens Dagblad zich op loffelijke wijze in de materie verdiept. Voor zijn rekening dat “per abuis” de gemeente in 2019 niet aan de ODZOB gevraagd heeft om opnieuw benzeen te meten.
Zie www.ed.nl/eindhoven/alle-alarmbellen-rinkelen-toch-heeft-eindhoven-geen-idee-hoeveel-gevaarlijk-benzeen-asfaltcentrale-van-kws-uitstoot~ac9ffd4e/ .

KWS Infra laat in hetzelfde artikel in het Eindhovens Dagblad weten dat er diverse opties op tafel liggen, waaronder het HERA-systeem.

Update

De Eindhovense SP heeft in de gemeenteraadsvergadering van 29 april een vrije motie ingediend (niet betrekking hebbend op de agenda van de vergadering), waarin B&W opgedragen wordt zo snel mogelijk opnieuw benzeenmetingen te doen bij ACE, en om daarover de Raad te informeren.
De motie is mede ingediend door 50+, Groen Links en D66.
De tekst is hieronder te vinden:

De wethouder heeft de motie “omarmd” en heeft opdracht gegeven tot metingen. Deze metingen zijn op 7 mei uitgevoerd. De rapportage wordt 2e helft juni opgeleverd en getoetst door Omgevingsdienst. De getoetste versie wordt voor juli verwacht.

Regionaal Water en Bodemprogramma – mooi plan, terugtocht wordt al voorbereid

De vraag naar voldoende en bruikbaar water en een vitale bodem wordt steeds groter en de toestand van ons milieu en ons klimaat verandert snel.
Hierdoor zal op een andere manier met ons water- én bodemsysteem moeten worden omgegaan. Daartoe een nieuw provinciaal  programma,  het Regionaal Water en Bodem Programma 2022-2027 (RWP).
Doel van het RWP is zorgdragen voor veilig, schoon en voldoende water en een vitale bodem in de provincie Noord-Brabant.

Het provinciale Regionaal Water en Bodem Programma 2022-2027 is in bespreking gegaan. De eerste aanzet (nu nog de Contouren) was op 29 januari 2021 aan de orde in de themavergadering Natuur en Milieu van Provinciale Staten (PS) en ontving voorafgaand geschreven bijdragen van o.a. de waterschappen en de Brabantse Milieu Federatie (BMF).
De afkorting is RWP omdat het landelijk RWP is (zonder de B van Bodem), en op de keper beschouwd staat er inderdaad weinig nieuws over de bodem in. Dus RWP.
Dit wordt meegenomen in het formele Ontwerp-RWP dat in maart 2021 door GS vastgesteld wordt en dan de inspraak in gaat. Eind 2021 wordt het definitieve programma vastgesteld en op 1 jan 2022 werkt het.
Het RWP is te vinden op www.brabant.nl/actueel/nieuws/water/2021/nieuw-programma-water-en-bodem-in-de-maak . Het maakt deel uit van een pakket met een ook een korte PlanMER, een Financieel Kader, een brochure met alleen maar mooie plaatjes en een Statenmededeling. Maar de rest van het pakket is hier niet te vinden (desgewenst verstrek ik het).

Het RWP lost het Provinciaal Milieu en Water Plan 2016 – 2021 af. Ik heb daarover toen waarderende woorden gesproken ( www.bjmgerard.nl/?p=1351 ).

Foto Bernard Gerard, 31 jan 2021, vrij over te nemen met vermelding www.bjmgerard.nl
Ondergelopen weiland in Hooijdonk, tussen Nederwetten en Breugel. Dit is een voorbeeld van wat te weinig gebeurt, namelijk water dat niet snel afgevoerd wordt en de kans krijgt om in de grond te zakken. Vooral daarom verdroogt Brabant, want op zich valt er genoeg regen.
De keerzijde zijn uiteraard beperktere mogelijkheden tot agrarisch gebruik.

De Kader Richtlijn Water (KRW)
De KRW is Europese regelgeving die door alle lidstaten wettelijk is verankerd. Het planstelsel in Nederland is daarvan afgeleid, en bestaat uit een Nationaal Water Programma op rijksniveau, Regionale Water Programma’s op provinciaal niveau en waterbeheerprogramma’s op waterschapniveau. Het doel van de KRW is dat uiterlijk in 2027 al het water in Europa schoon en gezond is. De KRW kent drie planperiodes: 2009-2015, 2016-2021 en 2022-2027. Dit planstelsel inclusief Europese regelgeving voor het waterbeleid wordt onverkort overgenomen in de nieuwe Omgevingswet. De zesjarige planperiode van het RWP volgt direct uit de KRW.

Europese milieuwetgeving is vaak goed en ook hier dwingt Europa Nederland tot het goede. Als op de deadline niet aan alle eisen voldaan is, kunnen er boetes volgen. En omdat geen enkel Brabants water momenteel aan de KWR voldoet, omdat alle laaghangend fruit al geplukt is, en omdat niet duidelijk is of Nederland zich er straks onderuit kan sjoemelen, knijpt men hem behoorlijk. Er zou in 2027 een boete kunnen komen en die  boete komt dan in eerste instantie bij de regering terecht, maar die zou hem kunnen doorschuiven naar de provincie in kwestie afhankelijk van de omstandigheden.
Brabant sorteert al voor op de schuldvraag (kan Nederland onder die boete uit, ligt het aan ons?) en dat gebeurt vooral in de Statenmededeling die het Contourendocument vergezelt. Tussen de regels door lees je dat GS (Gedeputeerde Staten, zoiets als van B&W in de gemeente zijn) eigenlijk niet gelooft dat Brabant de KRW haalt. In de commissiebespreking werd het woord ‘dossiervorming’ al gehoord.

De wijzer geeft in de stoplichtmethodiek aan hoever de provincie is met de vijf hieronder genoemde doelen.

Nu  moet gezegd worden dat enig politiek mededogen (niet te veel) op zijn plaats is. GS hebben te maken met een groot aantal  beleidsstukken en bijbehorende instanties – de vaccinatiecampagne tegen Corona is er niks bij.

En belangrijke wetgeving zit bij het Rijk, zoals de Nitraatrichtlijn en de handhaving daarvan (GS heeft in 2016 een doorwrochte juridische studie uitgebracht wat de provincie op dat moment juridisch wel en niet kon, zie www.bjmgerard.nl/?p=3336 ). Veel zit bij het Rijk en bij het Rijk zitten VVD en vooral CDA die uiterst boervriendelijk zijn.
Teveel politiek mededogen is bij het huidige rechtse College van GS ook niet op zijn plaats, want dat College wil de landbouw zelf ook niet hard aanpakken op onderdelen waar ze dat wel zelf kan.

Overigens somt ook het Financiële Kader nogal wat onzekerheden op. Het beschikbare budget, €68 miljoen voor zeven jaar, is er daar een van. Mogelijk komt daar geld bij uit cofinanciering, bijvoorbeeld Europees.

Systematiek in de KRW om de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater te beoordelen

De KRW gaat over de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater (zie schema hierboven) en over de kwantiteit (zie bijvoorbeeld www.bjmgerard.nl/?p=13951 ). Beide zijn onvoldoende.

Het Project Schoon Water, een belangrijk provinciaal middel om de waterkwaliteit te beschermen, dat in 2020 afliep en geëvalueerd moest worden, gaat door, werd in de zitting gemeld.

Het contourendocument signaleert:

“De kwaliteit van het oppervlaktewater (fysisch, chemisch en biologisch) in onze provincie is niet op orde. De diversiteit en concentraties van antropogene stoffen (PFAS, microplastics, industriële stoffen, bestrijdingsmiddelen, medicijnresten, etc.) nemen daarnaast toe. Het diepe grondwater is nog steeds schoon, maar staat in toenemende mate onder druk. Klimaatverandering leidt tot een extra urgentie, omdat waterkwaliteit beïnvloed wordt door droogte, extreme neerslag, watertemperatuur en het (extra) gebruik van bestrijdingsmiddelen.

Er is inmiddels sprake van structurele droogte en verdroging in grote delen van Brabant en de huidige waterhuishouding heeft grote effecten voor landbouw en natuur. Er valt in Brabant genoeg regen om het ondiepe grondwater te voeden, maar het ont- en afwateringssysteem in landelijk en stedelijk gebied is onvoldoende ingericht op het vasthouden van water.

De watervraag voor drinkwater, landbouw en industrie neemt toe. In dit licht is het relevant dat een groot deel van het drinkwater wordt gebruikt voor laagwaardige toepassingen als toiletspoeling. Zowel in het oppervlaktewater, als in het grondwater zien we dat de voorraden afnemen.

Op korte termijn raken droogte en verdroging vooral de natuur en biodiversiteit en de landbouw. Op langere termijn ontstaan effecten op industrie, leefbaarheid en mobiliteit en is de trend dat er een structureel tekort zal ontstaan.”

De vijf doelen van een veerkrachtig watersysteem

Doelen
Als je optimistisch ingesteld bent en aanneemt dat de diverse praktische problemen opgelost worden, en als je dus gewoon kijkt naar wat de ambtenaren voorstellen die de Contourennota geschreven hebben, en wat Witteveen en Bos in de PlanMER zeggen, staat er een verhaal dat je positief kunt uitleggen.
Het is een soort kaderverhaal met vijf doelen waar niets mis mee is (voldoende water, schoon water, waterveiligheid, vitale bodem en klimaatadaptatie), maar waarvan de uitwerking schetsmatig is.
Bij bijvoorbeeld het doel ‘Voldoende grondwater’ horen zes subdoelen en zeven stuks aanpak die er als volgt uitzien:
Twee subdoelen als voorbeeld:

  • Voldoende grondwater voor de natuur
    De grondwaterstanden in en rondom de 97 natte natuurparels/N2000 gebieden zijn voldoende voor behoud en herstel van de natuurdoeltypen.
  • Voldoende grondwater voor beken en kreken
    De watervoerendheid van alle oppervlaktewaterlichamen(zoals beken en kreken) past bij het watertype.

Het eerste subdoel is goed en concreter dan gemiddeld, het tweede is bovengemiddeld abstract.

Zo ook twee stuks aanpak als voorbeeld:

  • Verminderen beregening landbouw en grondwateronttrekkingen
    Bestuurlijke afspraken beregening en onttrekkingen, indien nodig beperken vergunning ruimte.
  • Waterbesparing en terugdringen laagwaardig gebruik van drinkwater en bij industrie
    Waterbesparende maatregelen en innovatieve oplossingen
    Vergroten van bewustzijn watergebruik bij bewoners en ondernemers  

Dat is allemaal natuurlijk waar, maar de echte vraag is ‘wat ga je nu doen?’ Stapt iemand nu bij de zinkfabriek naar binnen en eist dat Trafigura niet langer hoogwaardig grondwater uit de diepte oppompt?
Zoiets zou je eigenlijk willen lezen, maar uiteraard zal het antwoord zijn dat dat nog komt. De uitwerking van de doelen bepaalt het uiteindelijke succes.

In elk geval, zeggen GS in de Statenmededeling, is het provinciale beleid om geen nieuwe grondwateronttrekkingsvergunningen meer af te geven.

Ambities
Witteveen en Bos benoemen in de PlanMER vier denkbare alternatieven, die men kan lezen als oplopende ambities.  

Op enkele belangrijke aspecten leiden die tot de volgende prestaties:

GS kiezen niet expliciet voor een alternatief/ambitie.
GS wil concreet de tweede helft van de €68 miljoen inzetten tegen de verdroging van 8700 hectare binnen en 27000 hectare buiten verdroogde natte natuurparels. Daarvan zijn er 97 in Brabant, maar onduidelijk is of genoemd aantal hectares genoeg is voor alle 97 gebieden.
De hectares zijn in elk geval concreet.
In een veel waziger formulering zeggen GS dat ze ‘in de zones rondom de 14 stikstofgevoelige N2000-gebieden en in de gebieden met forse water- en klimaatopgaven tempo willen maken in het behalen van de doelen uit de KRW, het realiseren van het Natuur Netwerk Brabant en de instandhoudingsdoelen N2000 (o.a. stikstofreductie) en tevens werken aan een klimaatrobuust Brabant.’

Het klinkt een beetje als alternatief 3 met een vaag plusje.

Voor minstens alternatief 3  lijkt overigens binnen PS breed steun te bestaan, was mijn indruk uit de reacties tijdens de bespreking.

De waterschappen
De meest uitgesproken positie is die van de waterschappen. In een gezamenlijke lobbybrief aan PS stellen ze concrete maatregelen voor (een stuk concreter dan die van de provincie) om meer water vast te houden (waardoor het kan infiltreren).

De spanning tussen de provincie en de waterschappen kwam ook al in het Refrescodossier naar voren (zie www.bjmgerard.nl/?p=12423 en  www.bjmgerard.nl/?p=13469 en www.bjmgerard.nl/?p=13887 )

Gevolg is ‘dat niet alles overal meer kan’, een onschuldig zinnetje met een omineuze strekking.

In peilgestuurde gebieden (gedraineerd) moet het grondwater 10cm hoger komen te staan en op de hoogste delen van de hellende zandgronden moet dat minstens meerdere decimeters zijn (zonder dat dit tot ‘grootschalige’ wateroverlast leidt). Op de meest kritische plekken komen klimaatbuffers. Er wordt maximaal water uit de kanalen aangevoerd en de stuwen staan als regel dicht.
Alle nieuwe verhard oppervlakte vanaf 500m2 moet vanaf 01 april 2021 worden afgekoppeld. Na een overgangssituatie mag ook bestaand verhard oppervlak niet meer versneld afvoeren.
Kleine grondwateronttrekkingen (<10m3 per uur) worden in kaart gebracht en teruggedrongen.
Diepe onttrekkingen moeten aan voorwaarden worden gebonden: laagwaardig gebruik van diep water vermijden en meer oppervlaktewater of gezuiverd water gebruiken
Water moet meer ruimte krijgen en dat moet sturend worden in de ruimtelijke ordening van de provincie en de Brabantse gemeenten.

De brief van de waterschappen is te vinden op

Uit de Atlas van de Ondergrond, https://eindhoven.nazca4u.nl/atlas/ .
Men ziet het dal van de Gender (links) en de Dommel (rechts). Men ziet het PSV-stadion (de ring midden boven), ten Zuiden daarvan het Vonderkwartier en ten Oosten het stationsgebied met de tunnels).

Grondwaterstijging in stedelijk gebied
Een decimeters hogere grondwaterstand zou in Eindhovense hoofden alarmbellen moeten doen afgaan (mogelijk ook in andere gemeenten, maar daar heb ik geen zicht op). Dat is namelijk al eens eerder gebeurd en dat leidde tot een van de grootste burgerbewegingen in de Eindhovense geschiedenis, het Grondwatercollectief.

Grote delen van Eindhoven zijn gebouwd op vroegere drassige gebieden, die door de industriële onttrekkingen zover ontwaterd waren dat erop gebouwd kon worden. Namen als Gijzenrooi, Genderdal, Genderbeemd, Jan van Eyckgracht en Vonderkwartier (‘t Vondertje over de Gender) doen daaraan herinneren.
Om de verdroging te bestrijden besloot de provincie ergens kort voor 2000 een heffing op grondwater oppompen op te leggen. Daardoor (en bijvoorbeeld ook door ontwikkelingen binnen Philips) werden de industriële onttrekkingen in Eindhoven grotendeels beëindigd. De grondwaterspiegel veerde terug en in Gijzenrooi kon je vis gaan kweken in de kruipruimtes. Voor Brabant was het beleid een zegen, maar voor delen van Eindhoven een vloek. In www.bjmgerard.nl/?p=13887 ziet men de stijging vanaf 2000 (van maar 15 cm…).
Het kostte de gemeente een hoop publieke werken om dat weer goed te krijgen. De stad lag open voor nieuwe riolen. Koudenhoven werd een semi-polder met bemaling, er kwam een reusachtige waterberging onder de Fellenoord bij het station, en we danken er de Woenselse Waterstaat Werken in Jagershoef aan ( www.bjmgerard.nl/?p=3868 ).
Grosso modo heeft het goed geholpen, maar nog steeds kent het Vonderkwartier vochtige kelders.

De zwarte streep geeft ongeveer de constructie van de Woenselse Waterstaat Werken aan

Terecht vroeg in de provinciale themavergadering van 29 januari Irma Koopman, die voor de SP debuteerde als opvolgster van Henri Swinkels, aandacht voor een mogelijke herhaling van deze gang van zaken. Nu met minstens enige decimeter grondwaterverhoging.
Het antwoord was dat er t.b.v. de provinciale Visie Klimaatadaptatie een stresstest gedaan was en/of dat gemeenten gesubsidieerd dat zelf konden (laten) doen. De uitkomst van die stresstest werd niet vermeld.
Op dezelfde pagina www.brabant.nl/actueel/nieuws/water/2021/nieuw-programma-water-en-bodem-in-de-maak waar het Contouren RWP te downloaden is, is ook deze visie te downloaden. Zoeken op ‘stresstest’ levert de passage ‘Wij stimuleren (o.a. via subsidieregelingen) het uitvoeren van klimaatstresstesten en adaptatiedialogen door gemeenten. In 2020 voeren we zelf ook een provinciale stresstest uit om inzicht te krijgen in de kwetsbaarheden voor de provinciale opgaven, taken en verantwoordelijkheden.”.

Ongetwijfeld komt men met compartimentering van de grondwaterstijging en met nieuwe publieke werken weer een heel eind. Maar de Eindhovense politiek zou er verstandig aan doen om een en ander eens goed na te vragen.

Wateropvang bij het Eindhovense Catharinaziekenhuis

Grootschalige mestbewerking en groen gas

Context
Nederland heeft een te grote veehouderijsector.
Alle dieren samen produceren meer mest dan men verantwoord in ons land kwijt kan. Volgens het laatste CBS-cijfer uit 2019 ( https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/83983NED/table?ts=1610751197404 ) was de productie 74602  miljoen kg, waarvan in Brabant 13982 miljoen.
Omdat mest een erg variabele substantie is, kiest men als wettelijke basis meestal een beter kwantificeerbaar bestanddeel, te weten P2O5 (in de volksmond fosfaat). De wetgeving gaat feitelijk vooral over wat er met dat fosfaat gebeuren moet. Het is een heel verhaal ( www.rvo.nl/onderwerpen/agrarisch-ondernemen/mest/mestverwerkingsplicht-veehouder ), maar het komt erop neer dat er binnen het systeem (grofweg reguliere toepassing op de Nederlandse resp. Brabantse landbouwgronden) beperkte mogelijkheden zijn, en dat de rest een probleem is. In Nederland als geheel kan 133,5 van de 155,5 miljoen kg fosfaat regulier toegepast worden , in Brabant is dat 15,8 miljoen van de 36,4 miljoen kg fosfaat.
Naast fosfaatregels bestaan er ook stikstofregels, maar omdat stikstof verschillende chemische vormen heeft, is stikstof lastiger voor de boekhouding.

Wat niet regulier als bodemverbeteraar toegepast kan worden, moet bewerkt worden en als gehoopt resultaat daarvan verwerkt.

Blokschema van een mestbewerker. Blauw=basiskleur, rood=reële kans op emissies, groen=weinig of geen kans op emissies


‘Bewerken’ is dat men fysische, chemische en biologische technieken op de mest los laat. Die zijn er in drie hoofdsoorten: indikken en scheiden, vergisten of superkritisch vergassen (dit laatste is nog een experimentele techniek in het pilotstadium en blijft hier verder buiten beschouwing – zie Superkritisch vergassen van natte biomassa (update dd 06 mei 2019) ). Combinaties zijn ook mogelijk.

Omdat de regering de veehouder verplicht om (een deel van) zijn mest te bewerken, heeft de regering aan de provincie en de gemeenten de plicht opgelegd installaties voor deze bewerking te faciliteren. Ter invulling van deze wettelijke plicht heeft de provincie Noord-Brabant nu een PlanMER lopen om de optimale locaties van deze installaties vast te stellen (dus: deze PlanMER gaat er niet over of de inrichtingen er komen, maar over waar ze komen).

Welke ‘bewerking’ dan ook verandert niet wat aan de aanwezigheid van de chemische elementen. Elke kg van het element koolstof, fosfor en stikstof (en andere), die een bewerking in gaan, komen er ook weer uit. Hooguit is hun chemische bindingsvorm veranderd.
Omdat mest wettelijk wordt gehanteerd via de indirecte methodiek van het fosfaat (dus van het element fosfor), draagt het bewerken van mest op zichzelf niet bij aan de oplossing van het mestprobleem. De totale hoeveelheid fosfaat blijft immers onveranderd.

‘Verwerken’ is dat de mest buiten het Nederlandse systeem terecht komt. In praktijk betekent dat in juridische zin verbranding (van pluimveemest) of export (gerekend op fosfaatbasis). Ook ‘superkritisch vergassen’ zou de mest buiten het systeem brengen.

Om wettelijk te mogen exporteren, en om economisch te kunnen exporteren, moet respectievelijk de rauwe mest een uur lang verhit worden (hygiëniseren) en ontdaan van het meeste water (wat bereikt wordt via de bewerking indikken en scheiden).
Bijna alle fosfaat gaat dan in de dikke fractie zitten.
De overblijvende dunne fractie (in essentie water met daarin opgeloste stoffen) wordt met omgekeerde osmose verder geconcentreerd. Wat dan overblijft noemt men ook  wel ‘mineralenconcentraat’.  Wateroplosbare verbindingen zoals bijna alle nitraat (een gebruikelijke stikstofverbinding) en kalium, alsmede een deel van de hormoon- en medicijnresten, alsmede van de zware metalen zit in deze dunne fractie. Deze dunne fractie wordt niet geëxporteerd en is op dit moment voor geen enkele agrarische toepassing praktisch.

Zie ook Afzetkansen voor bewerkte mest?

In 2019 exporteerde Nederland (zie www.rvo.nl/onderwerpen/agrarisch-ondernemen/mest/mest-importeren-en-exporteren ) 3100 miljoen kg mest (ca 4% van de totale productie), waarvan ca 36 miljoen kg fosfaat (ca 23% van de totale fosfaatproductie). Het percentageverschil is het resultaat van scheiden en indikken.

Deze geëxporteerde hoeveelheden zijn door de laatste vijf jaar grofweg constant. Het overgrote deel van de mest gaat naar België en naar enkele nabije streken in Duitsland en Frankrijk.

Omdat voor de bewerking en verwerking van mest betaald moet worden, is er een levendig illegaal circuit.

De Princepeel bij St Odiliapeel


Mest kan ook vergist worden. Hij gaat dan in een grote tank in een zuurstofloze omgeving, bij lauwwarme temperatuur, gevuld met bacteriën. Die breken de suikers en polymeren daarvan als cellulose, eiwitten en vetten af tot biogas. Dat bestaat uit methaan (=aardgas), CO2, en bijmengsels als zwavelwaterstof, waterstof, vluchtige vetzuren en ammoniak.
Mest vergist zichzelf spontaan ook, alleen trager. De gassen komen dan gewoon in de atmosfeer. Methaan en lachgas zijn een 28 respectievelijk 265 keer zo krachtig broeikasgas dan CO2 , en zwavelwaterstof in afgesloten ruimtes is levensgevaarlijk. Er vallen regelmatig doden in mestsilo’s.
Biogas kan chemisch worden gezuiverd (‘opgewerkt’) tot nagenoeg zuivere methaan of tot aardgas (Gronings aardgas bestaat grotendeels uit methaan met wat atmosferische stikstof bijgemengd). Na opwerken heet het ‘groen gas’.

Vergisten kan zonder (tot hooguit 5%) of met (tot hooguit 50%) toevoeging van materiaal anders dan mest. Het heet dan mono- resp. co-vergisting. Covergisting brengt meer biogas op, maar is moeilijker hanteerbaar.

Het eindproduct van vergisten, niet zijnde biogas, heet digestaat. Dat is een soort koolstofverarmde mest, met minder stinkstoffen omdat die vaak vluchtig zijn en daarom eerder worden afgebroken. Digestaat bevat nog steeds de oorspronkelijke hoeveelheid stikstof, fosfor en kalium. De stikstof in digestaat is wat makkelijker toegankelijk voor planten dan in rauwe mest.

Het duurzaamheidsvoordeel van scheiden en indikken (en exporteren) van reeds aanwezige mest, ten opzichte van de vroeger gangbare praktijk van ongelimiteerd uitrijden en verder niets, is dat het fosfaatoverschot niet overdadig en voor eeuwig in de bodem en het oppervlaktewater verdwijnt, maar elders in de wereld in planten wordt opgenomen. Fosfaat is een eindige grondstof en de grens van de mijnbouw is in zicht. Verder is een voordeel dat het organisch materiaal bodems elders verbetert, indien niet te sterk verontreinigd.

Het duurzaamheidsvoordeel van vergisten, ten opzichte van de vroeger gangbare praktijk van ongelimiteerd uitrijden en verder niets, is dat men er biogas (en na opwerking methaan = aardgas) mee kan produceren en kan verhinderen dat methaan en lachgas, die anders spontaan geproduceerd zouden worden, in de atmosfeer komen. Verder kan covergisting een rol spelen bij het verwerken van organisch afval, maar dat is tevens riskant en fraudegevoelig.
Digestaat bevat per definitie minder koolstof om aan de bodem toe te voeren, maar het lange termijn-effect is beperkt omdat de vluchtige mestbestanddelen het makkelijkst afgebroken worden in de vergister, maar ook  (indien onvergist) het makkelijkste worden weggeoxideerd in de grond. Een definitief oordeel op de langere termijn is nog niet uitgesproken.

Recente biogas-ontwikkelingen.
Men noemt het product dat uit de vergister komt biogas, en het resultaat na opwerking tot aardgaskwaliteit groen gas. Het taalgebruik echter, ook in de vakliteratuur, is slordig.

In 2018 werd er 14PJ geproduceerd, waarvan 9PJ verbrand werd in een Warmte-Kracht-Koppeling installatie (WKK), en 5PJ tot groen gas opgewaardeerd werd dat ingevoerd werd op het aardgasnet. Die 14PJ kwamen voort uit onderstaande taartpuntverdeling (38% uit mest).
Op basis van lopende of binnenkort startende projecten zou er in 2022 17PJ geproduceerd worden.

Mede omdat de elektriciteitsprijs erg laag is, verschuift de inzet van biogas van stroom naar groen gas.

(NVDE Groen gas: feiten en cijfers, 2018)

In het Klimaatakkoord dd juni 2019 is overeengekomen dat de hoeveelheid biogas in 2030 zal bedragen 70PJ.
Op https://groengas.nl/programmas/hernieuwbaar-gas-uit-biomassa/ kan men nalezen hoe de brancheorganisatie Groen Gas zich de samenstelling van die toekomstige 70PJ voorstelt. Van de daar genoemde 75PJ komt minstens tweederde uit mest.

Allerlei beleidsdocumenten zitten in dezelfde denklijn. Ook bijvoorbeeld het recente SER Biomassa-advies voorziet een grote rol voor groen gas (zie SER-advies schrapt biomassa voor energiedoeleinden te snel en op te losse gronden ).

Mede vanwege het Klimaatakkoord zijn de groen gas-technieken verbeterd en is er meer studie gedaan naar de precieze balansen, bijvoorbeeld in de CO2 – groengasketens van CE Delft dd juni 2019 (zie www.ce.nl/publicaties/2308/co2-balansen-groengas-ketens-vergisting-en-vergassing ).

Men moet deze tabel met eindresultaten van de studie als volgt lezen.
Voor dit artikel is relevant de rijen ‘varkensdrijfmest’ en de kolom ‘G-gas voor distributie’, dat is groen gas dat na opwerking het regionale, lagedrukgasnet in gaat. De eerste G-gas kolom geeft absolute getallen, de tweede bijbehorende percentages.
Verondersteld wordt dat de gebruikelijke handelingen met mest uitgevoerd zijn. De mest is uitgereden met of zonder voorafgaande vergisting. De situatie met vergisting en met energie uit biogas wordt vergeleken met de traditionele situatie zonder vergisting en met energie uit fossiel aardgas. 
Het getal 72 betekent dat als men 1GJ aardgas verbrandt, daarbij over de levensloop van dat aardgas 72 kg CO2,eq vrijkomt (dat is de CO2 bij verbranding plus de methaaneffecten van productie- en transportverliezen). Die 72 is de referentie.
Als men van het G-groen gas uit varkensdrijfmest alleen de CO2 meetelt die, opgeteld over de levensloop, vrijkomt is dat 32,9 kg CO2,eq . Er is 54% bespaard ((72-32,9)/72 ).
Maar bij een snelle verwerking va de mest komt er geen methaan en lachgas in de atmosfeer en bij de traditionele aanpak wel. Beide zijn krachtige broeikasgassen. Zodoende betekent de nieuwe aanpak een negatieve emissie t.o.v. de traditionele aanpak. Het getal – 98,5 moet dus gelezen worden als +32,9 – 131,4 .
(Als ze nou een schoolmeester hadden gehad bij CE Delft die gespecialiseerd was in uitleg, hadden ze het anders opgeschreven. Dan hadden ze opgeschreven dat het uitrijden van de mest, horend bij het produceren van 1 GJ biogas 31,9 kg CO2,eq  gekost had, en het uitrijden van mest in onvergiste toestand, waarna apart 1GJ uit aardgas, 72 + 131,4 kg CO2,eq .).

Brabants Burgerplatform publiceert ‘De harde feiten over grootschalige mestbewerking’
Zie https://brabantsburgerplatform.nl/mestbewerking/de-harde-feiten-over-grootschalige-mestbewerking-2/ .


De studie van het Brabants Burgerplatform laat zich puntsgewijze samenvatten:

  • Bronaanpak is een substantiele krimp van de veestapel en dat is het enige dat deugt
  • De mestbewerkingssector is machtig en hanteert mooie verhalen
  • ‘Mestfabrieken’ draaien op miljarden aan subsidies
  • De veeteelt berust op hele lange voerketens, o.a. vanuit het Amazonegebied. Die worden niet gesloten.
  • Scheiden en indikken maakt export naar nabije landen in Europa goedkoper, maar dat is geen succesverhaal
  • Omdat mestbewerking op zich niet wat doet aan de aanwezigheid van fosfaat, lost mestbewerking het mestoverschot niet op. Het verplaatst het slechts.
  • Bij vergisting komt de invoer aan mest, coproducten en energie minus het gas negatief uit.
  • Oude mest werkt nog slechter dan verse mest.
  • Met de dunne fractie van het scheiden en indikken (met ‘mineralenconcentraat’) kun je in praktijk niets. Het bespaart ook geen stikstofkunstmest, omdat een overschot in het concentraat onverbrekelijk bij een tekort in de gebieden hoort waar het voer vandaan komt of de dikke fractie naar toe gaat.
  • Het concentraat is onzuiver en slecht voor de bodem
  • Drijfmest is ook vervuild en die vervuiling, ook bij correct gebruik van de mest, is slecht voor de bodem
  • Stankproblemen zijn in praktijk onoplosbaar
  • Er gebeuren ongelukken
  • Er wordt gefraudeerd (uit de literatuurverwijzing blijkt dat bedoeld wordt dat illegale materialen voor covergisting gebruikt worden) en ook anderszins werken er gangsters in de sector die onvoldoende worden aangepakt
  • Er is te weinig kennis en professionaliteit in deze problematische sector.
  • Als het dan toch moet, dan 500 tot 1000 meter tussen een grootschalige mestbewerker en een burgerwoning

Wat ik er van vind
Ik ben het op sommige punten met het Burgerplatform eens, maar niet op alle.

Ik ben het er mee eens dat er een substantiële krimp van de veestapel moet komen, en dat de lange voerketens vanuit het Amazonegebied (en andere gebieden) beëindigd moeten worden. Dat echter een veeteelt die zich beperkt tot Noordwest-Europa per definitie tot minder varkens in Brabant leidt is minder zeker. Het zou ook tot minder varkens elders kunnen leiden (zie Landbouwkringlopen sluiten op schaal van NW Europa (3) – update ). Wageningen heeft daaraan in het kader van de Mestdialoog gerekend.

Een overdaad aan varkens en koeien (enzovoort) leidt tot een overdaad aan mestbewerking. Wat ik niet zie is de omgekeerde werking: dat het blokkeren van de overdaad aan mestbewerkers tot het blokkeren van de overdaad aan varkens enzovoort leidt.
Laat ik dit illustreren met een voorbeeld uit een andere sector.
Men kan vinden dat de gestimuleerde consumptiedrift van huishoudens tot een overdadige productie van huisvuil leidt. Maar het opheffen van de huisvuilophaaldienst gaat niet omgekeerd leiden tot minder consumptie, maar vooral tot al dan niet legale rotzooi.

De omgekeerde werking zou beter uit de verf komen als het Burgerplatform een betere nationale strategie had. Nu klaagt het Burgerplatform vooral over de gevolgen, maar is niet aanwezig bij de oorzaken.
Bij de groengas-discussies in het kader van het Klimaatakkoord bijvoorbeeld heeft het Burgerplatform de voorttrekkende groen gas-karavaan gemist. Het Klimaatakkoord is bijvoorbeeld ook ondertekend door  Coalitie Vitale Varkenshouderij, Natuur en Milieu, Natuur en Milieufederaties en Natuurmonumenten.
In de werkgroepen van het SER-akkoord ‘Biomassa in Balans’ van juli 2020, waarin de inzet van groen gas als vaststaande ontwikkeling gezien wordt, zaten Jorien de Lege namens Milieudefensie en Jelmer Vierstra namens Natuur en Milieu. (zie SER-advies schrapt biomassa voor energiedoeleinden te snel en op te losse gronden )
Het Burgerplatform heeft een proces lopen tegen de staat over het recht op geen stank (dus op een gevolg), maar verder heeft het vooral een strategie die zich op de provincie en de gemeenten richt. Dat is op zijn plaats als het om vergunningen en handhaving gaat, en om locatiebeleid, maar niet als het er om gaat het principe van de mestbewerking als zodanig aan te vallen.

Ik ben het met het Burgerplatform eens dat de mestbewerking een onvolwassen sector is waarin dringend behoefte is aan meer kennis en professionaliteit, en ook aan bereidwilligheid van de sector zelf. Een van de sterkere literatuurverwijzingen (nr 18) in het  rapport van het Burgerplatform is die naar het NCM-rapport ‘Knelpunten in mestverwaarding’ dd juli 2019 (zie www.mestverwaarding.nl/kenniscentrum/541/rapport-knelpunten-in-mestverwaarding ).

Ik ben het grosso modo ook eens met het Burgerplatform in hun analyse van de scheiden en indikken-methode. Het duurzaamheidsaspect hiervan (het hergebruiken elders in Europa van fosfaat en organisch materiaal in de dikke fractie in dat deel van de mest dat in Nederland niet legaal op het land kan) wordt door de bewerking niet op een hoger niveau getild, maar slechts minder duur gemaakt. Bovendien is de export geen succesverhaal.

(Meestal neemt men voor biogas ongeveer 20MJ/m3 en voor opgewerkt groen gas 32MJ/m3 . Afkomstig van de website van Groengas Nederland. Deze grafiek gaat over monovergisting.
Verse varkensdrijfmest produceert (Wageningen, https://edepot.wur.nl/300272 ) ongeveer 48m3 per ton drijfmest, maar dat is variabel. Dit is bruto. Het eigen verbruik van de inrichting moet er nog van af. De broeikasgascijfers van CE Delft zijn netto. )

Ik ben het niet met het Burgerplatform eens waar het om vergisten gaat. Ik vind de onderbouwing van het standpunt over vergisten zwak. Puntsgewijze de plussen en de minnen van vergisten:

  • Het is wel degelijk zo (anders dan het Burgerplatform suggereert) dat groen gas uit mest, over zijn levensloop, minder CO2 uitstoot dan aardgas. En, wat nog meer zoden aan de dijk zet, de uitstoot van de krachtige broeikasgassen methaan en lachgas tegengaat, vooral bij korte afhandelingstijden. Het Burgerplatform mist deze niet-CO2 emissies.
  • Mijns inziens is het grootste vraagstuk wat te doen met het eindproduct van de vergisting, het digestaat. Het Burgerplatform zegt hier weinig over.
  • De veiligheidrisico’s van vergisting bestaan, maar zijn te overzien. De lange lijst met literatuur van Burgerplatform noemt in Nederland slechts twee dodelijke ongevallen, een persoon die op het terrein aangereden is door een shovel, en iemand die in 2011 bij werkzaamheden door het dak van een vergister gevallen is. De  meeste doden vallen niet bij verwerkers, maar in opslagruimten met rauwe mest.
    Mijns inziens kan de veiligheid van vergisters, mits deze met voldoende deskundigheid en zorg geëxploiteerd worden, te vergelijken met een grote propaantank of LNG-opslag. Normaliter worden die in Nederland vergund op basis van afstandseisen en vergunningen. Dit kan met mestvergisters ook. ‘Bedrijven en milieuzonering’ van de VNG (zie https://vng.nl/publicaties/handreiking-bedrijven-en-milieuzonering ) noemt als afstand vanwege geur 100m en vanwege veiligheid 30m. Gegeven de onvolwassenheid van de sector vind ik een grotere afstand op zijn plaats. Dezelfde zoneringsbrochure noemt vanwege het gevaar bij  een groot LPG-tankstation  een afstand van 200m . Dat zou voor de nabije toekomst een gedachte kunnen zijn.
  • Ook fraude bij covergisting is een risico waartegen moet worden opgetreden.
Groen gas – opties (CE Delft 2011)
  • Verwerkers stinken soms. Maar ik  heb er zelf een handvol  bezocht en die stonken toen niet, wat mij tot de gedachte brengt dat het, minstens in principe, mogelijk is stank sterk terug te dringen. Stank is geen wetmatigheid.
    Er zijn grote industriële inrichtingen waarbij dat geheel of grotendeels gelukt is, zoals de destructor Ecoson en Coppens Diervoeders op het BZOB-terrein. (zie Wijkraad Brouwhuis (Helmond) sluit convenant af met Coppens Diervoeding (update 19 feb 2016) ). Ik ben nu op afstand betrokken bij pogingen om de VION in Boxtel geurvrij te krijgen (zie VION heeft stank niet onder controle ).
    Er kunnen technieken worden voorgeschreven die, bij een goede bedrijfsvoering, veel kunnen presteren als de handhaving adequaat is. Ongetwijfeld is dat op dit moment niet overal het geval.
Biomassasubsidies staan in hetzelfde rijtje als andere hernieuwbare energie-subsidies en zijn niet onevenredig hoog. Over de jaren opgeteld is biomassa goed voor ruim 60% van de hernieuwbare energie en ca 40% van de subsidie.
  • Iets over de subsidies.
    Het burgerplatform doet ten onrechte voorkomen alsof alle mestbewerking  gesubsidieerd wordt. De eigen literatuurverwijzing 1 zegt het op zich correct, namelijk dat alleen de energieproductie gesubsidieerd wordt vanuit de SDE+ subsidie, dus alleen stroom of groen gas na vergisting.
    Subsidies zijn een dankbaar onderwerp voor wat demagogie. Men doet dan alsof de eigen ongewenste sector de enige is die subsidie krijgt. Maar de hele hernieuwbare energiesector (behalve wind op zee) drijft op subsidies. De subsidie op groen gas per kWh staat in hetzelfde rijtje als die op zonneparken en windturbines  en is grofweg even groot als die op zon en wind een paar jaar geleden was. Bij zon en wind hebben de schaal- en leercurve hun werk gedaan, bij vergisters nog niet.
  • Een voordeel van groen gas is dat het uit moleculen bestaat. Die zijn beter te transporteren dan kiloWatt-en (via het bestaande gasnet) en lenen zich beter voor groene chemie.
  • Ik doe geen uitspraak over locaties. Er loopt niet voor niets een PlanMER.
    Op deze site staan twee extreme voorbeelden: enerzijds de bestaande zuivelboerderij Den Eelder met een grote monovergister in real time (zie Op werkbezoek bij zuivelboerderij Den Eelder ), en dat aan huis op het platteland, en anderzijds een zeer grote vergister die men had willen bouwen op industrieterrein Chemelot, maar die op het laatste moment toch niet doorging ( zie OCI Nitrogen gaat grote mestvergister bouwen op Chemelot-terrein (update dd 29 juni 2018, 21 jan 2019 en 07 nov 2019) ) . Ik vind beide locaties aanvaardbaar.

Tenslotte

  • De veestapel moet worden ingekrompen, zodat er geen mestoverschot meer is. Dit is ook om andere redenen van belang.
  • Nieuwe vergunningen op basis van uitsluitend het scheiden en indikken-principe zouden niet meer moeten worden afgegeven. Dat vereist dat de regering deze techniek op termijn niet langer als oplossing beschouwt.
  • Ongeacht of er wel of geen mestoverschot is moet, vanwege het klimaat, een nader te bepalen deel van de mest vergist worden. Dit kan door vergisten op termijn als Best Beschikbare Techniek te betitelen.
  • Dit kan niet op basis van de vrije markt (zie OCI Nitrogen) en moet op basis van dirigistisch overheidsbeleid.
  • Bij de afweging van welk deel te vergisten, moeten meerdere factoren worden meegenomen, waaronder in elk geval de bodem.
  • Het functioneren van alle mestbewerkers moet worden gebonden aan strikte Best Beschikbare Technieken. Hierbij hoort een navenante handhaving.

Wat staat er in de VS-Green New Deal? Hoe toepasselijk is die voor Nederland en Europa?

Inleiding
Na elk jubileum op deze site (in dit geval de 25000ste bezoeker) een artikel dat net iets anders is dan wat hier gangbaar is.

De Green New Deal in de VS trekt de aandacht. Onder andere de SP noemt hem als inspiratiebron  in “Een rood antwoord op de Europese Green Deal”, en ook binnen bijvoorbeeld Groen Links is het een thema.

Wat staat er in, en wat heb je daaraan in Nederland?
Een leerzaam stukje geschiedenis, een samenvatting en een commentaar.

Geschiedenis in de VS
Zie https://en.wikipedia.org/wiki/Green_New_Deal .
De zinsnede ‘Green New Deal’ als beschrijving van een ‘enorm industrieel project’ is als eerste bekend uit de pen van journalist Thomas Friedman in de New York Times van 19 januari 2007. Hij schreef zijn opinieartikel midden januari, tussen zijn bloeiende narcissen. Hij zag het als een investeringsproject in de orde van grootte van het Manhattan Project (dat tot de eerste atoombom leidde).

De oorspronkelijke New Deal was van Roosevelt en beëindigde de economische crisis van 1929.

De term Green New Deal sloeg aan binnen en buiten de VS (o.a. in het United Nations Environment Program (UNEP). In diverse landen en onlangs ook in de EU.

In de VS werd de ‘Green New Deal’ vanaf 2010 het handelsmerk van de Green Party bij verkiezingscampagnes, zoals die voor president (Jill Stein in 2012 en 2016, en Howie Hawkins in 2020).

Een groep Democraten, waaronder afgevaardigde Alexandria Ocasio-Cortez (AOC in de volksmond) nam het plan van de Green Party in afgezwakte vorm over. Zie https://en.wikipedia.org/wiki/Alexandria_Ocasio-Cortez .
AOC was aanwezig bij een demonstratie in het kantoor van Nancy Pelosi (de fractievoorzitter van de Democraten in het Huis van Afgevaardigden). Dat was lichtelijk tegen de politieke etiquette. Daar werd het democratische voorstel naar buiten gebracht.

Demonstranten bij het kantoor van Pelosi (nov2018)

Technisch gesproken wil AOC een apart Committee dat zich specifiek bezig houdt met de Green New Deal. Pelosi had in 2007 al een vergelijkbaar Committee ingesteld, maar dat mocht minder en kon minder en werd door de latere Republikeinse meerderheid kaltgestellt.
Op 07 febr 2019 werd het voorstel in de vorm van een niet-bindende resolutie aangeboden en door de democratische meerderheid in het Huis van Afgevaardigden aangenomen.
Tegelijk bracht de (buiten de VS minder bekende) senator Ed Markey het in de Senaat in, waar het voorstel met procedurele trucs onmiddellijk door de republikeinse meerderheid werd afgeschoten.

Wat staat er in de resolutie?
Het is een hele brede maatschappelijke visie die zowel energie-, milieu- en klimaatdoelen noemt, maar ook sociaal-economische. De resolutie beslaat dan ook 14 kantjes. Daarom hier een samenvatting. Voor de volledige tekst zie hieronder.

Je hebt eigenlijk vijf hoofdstukken.

HOOFDSTUK 0            OVERWEGINGEN
Er wordt verwezen naar het laatste IPCC-rapport, dat bij overschrijding van de 2°C-temperatuurstijging (waar de VS zelf onevenredig schuld aan is) veel leed voorspelt, onder andere in de VS zelf. Tegelijk is er een crisis rond de positie van werknemers en achtergestelde groepen, resulterend in grote ongelijkheden en massale verarming. De nationale veiligheid wordt bedreigd. En dat terwijl het allemaal veel beter kan.

HOOFDSTUK 1            DOELEN
De VS moet streven  naar netto geen emissie van broeikasgassen; miljoenen goedbetaalde banen; investeringen in infrastructuur; toegang tot schone lucht en water, klimaatveerkracht, gezond voedsel, tot de natuur en een duurzame omgeving; en een einde aan het racisme

HOOFDSTUK 2            PLANNEN
Hiervoor moet een 10 jaar durende nationale mobilisatie komen, om projecten te definiëren

  • Om klimaatrampen op te vangen
  • Die de infrastructuur repareren en opwaarderen en die iedereen schoon water bezorgen
  • Die ertoe leiden dat de energiebehoefte van de VS afgedekt wordt met “100% clean, renewable and zero-emission energy sources”
  • Die het elektriciteitsnet verbeteren en het mogelijk maken dat iedereen betaalbare elektriciteit krijgt
  • Waardoor alle bestaande en nieuwe gebouwen zo efficiënt mogelijk met energie en hulpbronnen omgaan
  • Waardoor de lozing van vervuilende en broeikasgassen van de industrie zo ver mogelijk teruggedrongen wordt
  • Waardoor de lozing van vervuilende en broeikasgassen van de landbouw zo ver mogelijk teruggedrongen wordt, en die ook aandacht besteden aan de bodem, aan een goed voedselsysteem en die aandacht geven aan gezinsbedrijven
  • Die de lozing van vervuilende en broeikasgassen van het transport zo ver mogelijk terugdringen
  • Die koolstof uit de luchthalen door herbebossing en bodemherstel
  • Bestaande gevaarlijke vuilstorten saneren
  • Andere vervuilingsbronnen verwijderen
  • Kennis, producten en diensten internationaal uitwisselen, zodat de VS de intgernationale leider op klimaatgebied wordt en ook andere landen hun New Green Deal bereiken

HOOFDSTUK 3            PROCES
De Green New Deal moet bereikt worden via een transparante en inclusieve samenwerking met kwetsbare gemeenschappen, vakbonden de zakenwereld en de academische wereld

HOOFDSTUK 4            VOORWAARDEN
De Federale regering moet

  • voor publiek geld zorgen, voor technische kennis en voor andere vormen van steun
  • alle sociale en omgevingskosten meenemen in bestaande wetten en sociale programma’s
  • onderwijs en opleiding aanbieden zodat iedereen mee kan doen in de Green New Deal
  • Investeren in R&D t.b.v. nieuwe vormen van schone energie en industrie
  • voor economische ontwikkeling zorgen en voor goede banen, met voorrang voor kwetsbare gemeenschappen
  • voor democratische participatieprocessen zorgen
  • arbeidersbelangen respecteren
  • banen creëren waarmee men een gezin kan onderhouden, inclusief goede secundaire arbeidsvoorwaarden
  • vrijheid van organisatie van werknemers garanderen
  • gezond werk garanderen
  • een handelssysteem optuigen, inclusief grensbeperkingen, zodat er meer binnenlands geproduceerd wordt en er geen banen en vervuiling geëxporteerd worden
  • optreden tegen de vervuiling van land, water en de oceanen
  • de rechten van inheemse volkeren respecteren
  • zorgen dat ondernemingen niet blootgesteld worden aan oneerlijke concurrentie en monopolies
  • een goede gezondheidszorg, adequate en betaalbare huisvesting, economische veiligheid schoon water, schone lucht, betaalbaar en gezond eten, en toegang tot de natuur

Wat vond men er in de VS van?
Zoals te verwachten, was er rechtse, linkse en min of meer neutrale kritiek. Er was ook veel maatschappelijke steun.

  • De rechtse kritiek kan men eenvoudig voorspellen, de huidige cultuur bij de Republikeinse Partij kennende – zie het lot van de resolutie in de Senaat.
    Dat het niet te betalen was, was nog de vriendelijkste kritiek. Een niet al te wilde centrumrechtse club  kwam op 95 – 177 triljoen over de eerste tien jaar (een triljoen is in de VS miljoen*miljoen. Wij zouden 1000 miljard zeggen).
    Overigens stelde Bloomberg Businessweek (vrij vertaald) dat Wall Street best wel met een hoop geld over de brug wilde komen als het Congres tot een fatsoenlijk plan kwam.
    Niet al te linkse Democraten en bijvoorbeeld ook de vakbonden hadden hun reserves, die met een wat rustiger woordkeus geuit werden.
  • De meest fundamentele linkse kritiek was dat de Green New Deal niet de oorzaak aanpakte, te weten de eindeloze groei en de consumptie in het kapitalisme.
    Men zal in de resolutie inderdaad nergens het woord ‘capitalisme’ tegen komen. De resolutie wil een vèrgaand overheidsoptreden binnen de bestaande structuur.

Het verschil tussen het oorspronkelijke voorstel van de Green Party (dat van 2016) en dat van de democraten is ook aan te wijzen in concrete passages.

  1. De Green Party wil in 2030 van alle fossiele brandstoffen af, maar de Democraten willen in hun resolutie  ‘net-zero greenhouse gas emissions’ en ‘meeting 100% of the power demand through clean, renewable and zero-emission energy sources’ . Het verschil is groter dan het op het eerste oog lijkt.
    De Democraten laten met deze formulering bijvoorbeeld de mogelijkheid tot kernenergie en Carbon Capture and Storage (CCS) open, de Green Party niet.
  2. De Green Party wil een carbon taks (belasting op CO2), de Democraten spreken met geen woord over welke vorm van belasting dan ook op koolstof
  3. De Green Party spreekt over ‘20 miljoen banen’, de Democraten over ‘miljoenen’.

Een andere discussie is wat er allemaal NIET mag. Op 10 januari 2019 spraken 626 milieu-organisaties zich uit voor de New Green Deal , zie

Maar dat met de toevoeging van wat er allemaal niet mocht: “any definition of renewable energy must also exclude all combustion-based power generation, nuclear, biomass energy, large scale hydro and waste-to-energy technologies “ en “market-based mechanisms and technology options such as carbon and emissions trading and offsets, carbon capture and storage”.  Wat er wel moest: stoppen met het winnen van fossiele brandstof (merkwaardig genoeg staat er niets over import van fossiele brandstof in), met het subsidiëren van vuile energievormen (waaronder, behalve fossiele, ook bovengenoemde vallen), 100% hernieuwbare energie uiterlijk 2035 (minus wat daar niet onder mag vallen), een beter elektriciteitsnet, meer openbaar vervoer, een verbod op voertuigen op fossiele brandstof uiterlijk 2040, het aanscherpen van de Clean Air Act voor klimaatdoelen, en sociale doelen in de geest van die welke ook in de resolutie staan.
Het is de eeuwige discussie over hoe recht in de leer men moet zijn.
Enkele grote, gevestigde en bekende clubs, waarvan de Sierra Club in Nederland de bekendste is, tekenden de brief bewust niet vanwege de beperkende toonzetting.

  • De neutrale kritiek is niet gebaseerd op onwil, maar richt zich vooral op de feitelijke uitvoerbaarheid.
    Ik laat hier model staan (voor een ruimer palet aan meningen) een artikel uit de MIT Technology Review ( www.technologyreview.com/2019/01/18/137792/lets-keep-the-green-new-deal-grounded-in-science/ ).
    De ene vraag is of een breed pakket, zoals AOC dat op tafel gelegd heeft, de kans op realisatie groter of kleiner maakt. Hierover wordt in het artikel wisselend gedacht.
    De andere vraag is of je met zoveel beperkingen als de brief van de 626 organisaties eist, in staat bent een deuk in een pakje klimaatboter te slaan. Het algemene antwoord daarop is NEE. “You don’t confront a crisis with a limited tool set,” says Jesse Jenkins, a postdoctoral environmental fellow at Harvard, who has closely studied the costs and feasibility of varying approaches to decarbonization. “You throw everything you’ve got at it.” en “As long as organizations hold onto a rigid set of ideas about what the solution is, it’s going to be hard to make progress,” says David Hart, director of the Center for Science, Technology, and Innovation Policy at George Mason University. “And that’s what worries me.”

Maatschappelijke steun voor de Green New Deal is ruim voorradig: onder andere Naomi Klein, Al Gore, Jill Stein van de Green Party, Ban Ki-moon, de Nobelprijswinnende economen Stiglitz en Krugman.

Alexandria Ocasio-Cortez
By Matt Johnson from Omaha, Nebraska, United States – IMG_3973, CC BY 2.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=83956630

Hoe ging het verder?
Uit een artikel in The Atlantic van 12 juni 2019 ( www.theatlantic.com/science/archive/2019/06/whats-green-new-deal-nobody-knows/591391/ ) rijst het beeld op dat (in elk geval op dat moment) de overwinnaars niet goed wisten hoe om te gaan met hun overwinning. Brede vergezichten in gloedvolle woorden zijn mooi, maar nu ter zake.

De detaillering is toevertrouwd aan de denktank “New Consensus” ( https://newconsensus.com/ ), maar daar is weinig informatiefs te vinden.
Ook verder onderzoek levert weinig op. Nu zijn daar ongetwijfeld redenen voor te vinden die niet met de Green New Deal te maken hebben. Ongetwijfeld is het een onderwerp waar de huidige Republikeinse Partij en zijn vertegenwoordiger in het Witte Huis niets mee te maken willen hebben.

Maar uit het Atlantic-artikel komt ook naar voren dat er interne oorzaken zijn. Een ervan is kennis. De New Green Deal is het resultaat van een campagne van actievoerders die de bestaande grote milieuorganisaties links hebben laten liggen. Daardoor zijn de verhoudingen gespannen.
Geen van de vijf mensen die de denktank New Consensus runnen, had veel ervaring met energie of milieupolitiek.
Daarom werd er een meeting gepland die op vier basale vragen antwoord moest geven: “welke vragen moeten we stellen?”, “Op welke debatten moeten we letten?”, “Met welke mensen moeten we praten?” en “hoe moeten wij. Volgens jullie, dit als organisatie gedaan krijgen?”. Als je die vragen na een belangrijke resolutie nog moet stellen, is er iets mis.
Plus waren ze voor de meeting vergeten de vakbonden uit te nodigen. Het uitnodigingsbeleid werd op zichzelf al een punt van discussie.

En woorden luisteren soms erg nauw binnen de klimaatbeweging die zichzelf al gauw de tent uitvecht. Een zinnetje uit de Resolutie als “100% clean, renewable and zero-emission energy sources” leent zich uitstekend voor een farizeïsche discussie over de precieze betekenis van het woordje “and”. Want staat dat “and” wel of geen kernenergie en Carbon Capture Storage (CCS)-technieken toe?
Vakbonden willen Carbon Capture, want dan kunnen de kolenmijnen nog wat langer doorwerken. Ook het IPCC en soortgelijk wil CCS, want elk denkbaar computermodel geeft aan dat je er zonder CCS gegarandeerd niet komt.
Maar de actievoerders willen bomen planten, waar op zich niets mis mee is, maar koolstofopslag in bomen is te weinig, te langzaam en te onbetrouwbaar.
In de november 2018-versie van de resolutie stond nog “massive investment in the drawdown and capture of greenhouse gases.” In de definitieve stond “Carbon dioxide should be reduced through proven low-tech solutions … such as land preservation and afforestation.” De politieke steun was daardoor breder, maar dat wat gesteund werd een heel stuk machtelozer.

Op het Party Platform van de Democratische Partij in verkiezingstijd dat over de Climate Crisis and Environmental justice gaat (te vinden op https://democrats.org/where-we-stand/party-platform/combating-the-climate-crisis-and-pursuing-environmental-justice/ ) staat dd 06 okt 2020 een lang verhaal waarin wel een toonzetting en een thematiek terug te vinden is uit de Green New Deal, maar waarin die term zelf niet voorkomt. Ongetwijfeld zijn er meer invloeden in dit verhaal terecht gekomen. In elk geval staat er de expliciete passage in “Recognizing the urgent need to decarbonize the power sector, our technology-neutral approach is inclusive of all zero-carbon technologies, including hydroelectric power, geothermal, existing and advanced nuclear, and carbon capture and storage”.

(Uit de Green Deal van de EU)

Mijn mening en het Rode antwoord op de Europese Green Deal
Als SP-lid zou mijn referentiekader moeten zijn de recente publicatie “Een rood antwoord op de Europese Green Deal” (25 juni 2020, www.sp.nl/rapport/2020/rood-antwoord-op-europese-green-deal ). Dat is echter slechts ten dele zo.

De SP-publicatie noemt Ocasio-Cortez als voorbeeld (samen met Bernie Sanders).

De SP deelt met de New Green deal de basisgedachte dat energie- en klimaatbeleid slechts in samenhang met andere grote maatschappelijke kwesties behandeld kunnen worden. Deze basisgedachte vind ik juist.
De meeste uitwerkingspunten zijn dat ook, al is de lijst onvolledig.

De SP heeft echter van drie dingen last.

De eerste is dat de SP een instinctief anti-Europagevoel heeft dat haar parten speelt. Zelfs als Europa iets goed doet, is het niet goed en elders is het beter. Ik waag mij hier niet aan een omvattend oordeel over de EU als geheel, want daar heb ik te weinig verstand van, maar ik heb dat instinctieve anti-gevoel niet. Als Europa met goede initiatieven komt op gebieden die ik snap, vind ik dat fijn. Zoals de schone lucht-directives, de brandstofrichtlijn, de RED II-richtlijn voor biomassa en bovenal het kunstwerk op eenzame hoogte in de wereld, de REACH-systematiek voor gevaarlijke stoffen.
De SP ziet de European Green Deal als iets dat functioneert binnen een markteconomie. Dat klopt. Vervolgens neemt de SP aan dat dit een unieke EU-slechtheid is en dat klopt niet, want de als voorbeeld aangevoerde Green New Deal van Alexandria Ocasio-Cortez doet precies hetzelfde. Wat logisch is, want aan beide kanten van de oceaan komt het initiatief in essentie van sociaal-democratische politici. Ocasio-Cortez is eigenlijk de Amerikaanse Frans Timmermans, maar ze ziet er alleen een beetje anders uit.
Als de SP een bij haar analyse passend voorbeeld zou willen noemen, zou ze eigenlijk in de VS de Green Party moeten noemen, want die is fundamenteel anti-kapitalistisch. Maar die propageert ook de eindigheid van de groei en het remmen van het consumentisme, en daar is de SP (nog?) niet aan toe.
Ik vind overigens de onderbouwing van de Europese Green Deal oneindig veel beter dan die van die in de VS.
De SP is wel voor een Europese aanpak van vervuiling, maar blokkeert vanwege haar reflexen de maatregelen die daar op Europese schaal voor nodig zijn, zoals het Emission Trade System (ETS) – net nou het een beetje begint te werken. De EU moet van alles, maar mag niks.

(Verloop van de CO2 – prijs in het ETS)

De tweede is dat doorklinkt (zonder dat dat expliciet gezegd wordt) dat in een kapitalistische markteconomie geen grote en soms goede werken mogelijk zouden zijn.
Maar de Amerikanen hebben hun Manhattanproject (de eerste atoombom) en de eerste man op de maan, en wij hebben de Deltawerken. Die zijn toch echt in een kapitalistisch land door grote kapitalistische bedrijven aangelegd onder krachtige publieke sturing. En met visserijgemeenschappen die er de dupe van waren en geholpen zijn. Het socialisme is er niet dichterbij door gekomen, maar Nederland had toch echt moeilijk zonder de Deltawerken gekund.

De derde is dat het voor eenieder die zich in de klimaatbeweging waagt, onvermijdelijk is dat men in de gebruikelijke loopgraafgevechten terecht komt tussen politieke zuiverheid aan de ene kant en het halen van reële doelen aan de andere kant.
De SP heeft te weinig ervaring met milieu en klimaat, en daardoor te weinig dossierkennis.
Daardoor kiest de SP en New Green Deal tot voorbeeld die geen voorbeeld is, althans niet op de beoogde manier.
Dat speelt haar bijvoorbeeld parten in het standpunt over houtige biomassa (waar de premisse van de redenering aantoonbaar onjuist is), en in een teveel aan fiducie in het planten van bomen als oplossing. Er is op zich niets op tegen en veel voor als men veel bomen plant (als dat tenminste de juiste bomen op de juiste plaats zijn), maar het is slechts een bescheiden oplossing voor het koolstofprobleem.
Mijn positie ligt het dichtste bij die welke ik geciteerd heb van het MIT. Ik ben resultaatgericht en ik wil meters maken, en dat lukt niet als je bij voortduring bezig bent je te verschansen achter wat er allemaal niet mag. Je hebt alles nodig en meer dan dat.

In Nederland is die dossierkennis nog harder nodig dan in de VS, omdat Nederland veel dichter bevolkt is. In de VS kun je nog wel ergens 100km2 bos aanleggen en verderop 50 km2 zonnepark zonder dat je veel mensen in de weg zit. In Nederland heeft elke vierkante meter al een bestemming en men zit meestal hutje mutje op elkaar. Dat vraagt om veel moeilijker afwegingen.

Waterschap en Provincie oneens over ondiep grondwater – vragen SP

Grondwaterlichaam Zand Maas (uit KWR-factsheet provincie)

De frisdrankbottelaar Refresco in Maarheeze wil de hoeveelheid opgepompt grondwater uit de ondiepe lagen drastisch verhogen. De omgeving voert actie tegen dit voornemen en het is nu onder de rechter. Daarom heeft het nu geen zin om vragen te stellen over deze specifieke zaak zelf.
Ik heb voor de SP in Provinciale Staten met de actievoerders in Maarheeze gesproken.

De SP heeft al eerder vragen gesteld over een niet-juridisch aspect van dit dossier, namelijk de monitoring van het grondwater rond Refresco en de betrokkenheid van de omwonenden daarbij. Deze vragen zijn gedeeltelijk naar tevredenheid beantwoord.
Voor eerdere publicaties zie GS willen omwonenden in monitoringswerkgroep grondwater Refresco .

Uit het Refrescodossier, maar daar juridisch niet dwingend mee verbonden, blijkt mede dat het Waterschap en de provincie verschillend denken over de toestand van het ondiepe grondwater in Brabant.

In het Provinciaal Milieu- en Waterplan (PMWP) 2016 – 2021 en in de daarop volgende Statenmededeling (10 april 2018) ‘Grondwateronderzoeken als basis voor ontwikkeling nieuw grondwateronttrekkingsbeleid’ stelt de provincie dat het ondiepe grondwater (in vaktaal het grondwaterlichaam Zand Maas) stabiel is. De Statenmededeling van 10 april 2018 is omgezet in een Beleidsregel dd 07 september 2018.

Het Waterschap echter beweert dat dit grondwaterlichaam achteruit gaat en beroept zich op een, na de Beleidsregel uitgevoerd, onderzoek van Artesia BV waaruit dat zou blijken. De provincie vindt de door Artesia gevonden daling niet significant en het Waterschap wel. Dit onderzoek is echter niet openbaar, zodat de inhoud niet beoordeeld kan worden.
Als de ondiepe grondwaterspiegel door industriële onttrekkingen zou dalen, zou dat kunnen betekenen dat boeren extra moeten beregenen. Daardoor zou de waterspiegel nog verder kunnen dalen.

Grondwaterdaling door Refresco t.o.v. geen onttrekking (in meter)

Het Waterschap meent dat de Kader Richtlijn Water (KRW) geen verdere daling toestaat. Het Waterschap meent dan ook dat nieuwe en verruimde vergunningen moeten wachten op het nieuwe strategische grondwaterbeleid, dat opgenomen zou moeten worden in het PMWP vanaf 2021.

De strekking van dit meningsverschil is mogelijk Brabantbreed.

De SP-fractie in Provinciale Staten heeft vragen over dit onderwerp gesteld. Deze zijn te vinden op –>