Eindhoven Airport grootste bron van broeikasgassen in de gemeente Eindhoven

CFM56 straalmotor

Sinds de Klimaatconferentie COP 26 in Glasgow, in 2021, bestaat er een onafhankelijk en non-profit bureau Climate Trace, dat betrouwbaar statistisch materiaal produceert over de jaarlijkse lozing van broeikasgassen in de atmosfeer. Men kan een geografisch gebied kiezen, daarbinnen tien sectoren, en binnen die sectoren meestal weer deelsectoren.

De gemeente Eindhoven en haar (deel)sectoren is te vinden op Climate Trace gemeente Eindhoven met sectoren   (type na aankomst ‘More details’).

Met andere woorden

  • Eindhoven Airport is de grootste bron van broeikasgassen in de gemeente Eindhoven
  • Eindhoven Airport is goed voor 29% van alle in de gemeente Eindhoven geloosde broeikasgassen
  • De Klimaatmonitor geeft vergelijkbare cijfers, maar zonder het vliegveld ( https://klimaatmonitor.databank.nl/dashboard/dashboard/co2-uitstoot )
  • De Nederlandse Emissie Registratie geeft alleen de emissies in de officiele LTO-fase (landing, aan de grond, opstijgen en Climb out onder de 3000 voet). Over 2019 gaf dat overigens 46 kton CO2,eq voor Eindhoven Airport)

Ahold Delhaize  kan zijn duurzaamheidsverplichtingen best wel zelf betalen

Intro
Bij elke 1000ste bezoeker aan deze site een wat afwijkend verhaal en bij de recente 44000ste een verhaal over de duurzaamheidsinspanningen van Ahold Delhaize (AD) of liever, over het gebrek daaraan. Ahold Delhaize (AD)  is het internationale moederbedrijf waarvan Albert Heijn (AH) de Nederlandse dochter is.

Reden is: Milieudefensie bracht in de nacht voor de afgelopen Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) van AD een rapport van bureau Profundo uit ter ondersteuning van Milieudefensie’s oproepen aan het concern. Ik was bij de buitenactie van die AVA (https://www.bjmgerard.nl/bij-de-ava-van-ahold/ ) en heb daarmee impliciet het Profundorapport voor waar aangenomen. Ik vind dat als je een document impliciet ondersteunt, je het eigenlijk gelezen moet hebben, ook al is dat, in dit geval, noodzakelijkerwijs achteraf.

Voor mij is dat ‘afwijkend’. Bedrijfseconomie is mijn terrein niet, de detailhandel nog minder, en dat alles ook nog in het Engels met veel juridische vaktermen. Het is moeilijk leesbaar. Afijn, ik doe het mezelf aan.

Een samenvatting van, en toegang tot, het Profundorapport is te vinden op https://milieudefensie.nl/actueel/aandeelhoudersvergadering-ahold-rapport . Het is geschreven door Gerard Rijk en Barbara Kuepper.

Hoofdstuk 1 van het rapport beschrijft de financiële prestaties van AD (met af en toe een uitstapje naar de dochteronderneming Albert Heijn). Dit hoofdstuk dient als basis voor de beweringen in enerzijds hoofdstuk 2 en 3 en anderzijds in hoofdstuk 4.
Hoofdstuk 2 en 3 gaan over de broeikasgasemissies van AD en wat daaraan niet gedaan wordt en wel gedaan zou kunnen worden.
Hoofdstuk 4 gaat over hoe AD omgaat met de biologische landbouw, en hoe dat anders zou kunnen.

Feitelijk zijn enerzijds h.2 en h.3 samen een deelstudie, en is h.4 een geheel andere deelstudie. Het enige gemeenschappelijke is dat ze hun uitkomsten beide afzetten tegen de financiële cijfers in h.1.  De bedragen uit beide deelstudies mogen niet zomaar opgeteld worden, omdat dat tot dubbeltellingen kan leiden.

Het financiële wedervaren van AD (h.1)

( NA = Not Available, niet beschikbaar)

De omzet van AD is inmiddels gegroeid tot zo’n 89 miljard Euro.
De Free Cash Flow was, gemiddeld over de jaren 2020 t/m 2023, ca 2100 miljoen per jaar (met jaarlijkse schommelingen rond dit gemiddelde van een paar honderd miljoen.
Die Free Cash Flow gaat grotendeels op aan dividend voor de aandeelhouders, en het terug inkopen van eigen aandelen.

AD is geen noodlijdend concern.

De broeikasgasemissies en wat daaraan gedaan zou kunnen worden (h.2 en h.3)
Profundo heeft, op basis van eigen rapporten van AD, in bovenstaande grafiek de feitelijke broeikasgasemissies van het concern in grafiek gezet (zie boven).

Het betreft hier emissies over de hele keten, in technische termen scope 1, 2 en 3 samen.
Simpel gezegd komen scope 1 en 2 samen erop neer wat nodig is om het apparaat draaiende te houden: de winkels en kantoren va het concern, de bedrijfsauto’s, en dergelijke.
Scope 3 komt ongeveer neer op de emissies die vrijkomen bij de productie van de goederen die ingekocht worden, plus een klein beetje consumentengedrag.

Er vallen een paar dingen over de grafiek te zeggen, deels ook op basis van een, hier niet afgedrukte, tabel 9 en tabel 13.

  • de trend is dat de broeikasgasemissies van AD nog steeds gewoon stijgen
  • AD heeft een eigen reductiedoel van 37% t.o.v. 2020, wat in praktijk neerkomt op een overblijvende emissie in 2030 van ongeveer 40 miljoen ton (40Mton) CO2,eq per jaar. (De toevoeging ‘eq’ slat erop dat de landbouw ook broeikasgassen als methaan en lachgas in de atmosfeer brengt. )
    Het halen van het ‘Parijs-doel’ in het internationale Klimaatakkoord van het IPCC zou een reductie in 2030 tot 36,5Mton nodig maken.
  • tot nu toe doen de doelen van Ahold Delhaize (AD)voor spek en bonen mee in ht duurzaamheidsbeleid
  • in 2024 ging er bij AD, concernbreed en over de hele keten, 66,9Mton CO2,eq de lucht in (technisch is dat ‘locatie  gebaseerd). Daarvan namen scope 1 en 2 samen 3,3 Mton CO2,eq voor hun rekening. de rest is scope 3.
    De  broeikasgasemissies van AD worden dus volledig gedomineerd door de ingekochte goederen.
  • Van die 66,9 Mton CO2,eq kwam 23,7 Mton CO2,eq  vrij bij de productie van dierlijk eiwit: diverse soorten vlees (samen 15,0), zuivel (8,2) en eieren (0,5 Mton CO2,eq )
  • de Profundostudie rekent verder met de 66,9 Mton CO2,eq die over 2024 vrijkwam, en met het IPCC-doel van 36,5 Mton CO2,eq  in 2030 waar het naar toe moet.
    Profundo zoekt dus middelen hoe AD het verschil, zijnde 30,4 Mton CO2,eq , kan invullen

Als eerste stap gaat Profundo, op basis van een eerdere studie voor het WWF, van uit dat 53% van de ketenemissies van broeikasgassen bij de boeren zit, 13% bij de detailhandel, en 34% bij alles daar tussen in.
Met die laatste  twee posten houdt Profundo zich verder niet bezig. Het bureau concentreert zich op de 53% van 30,4 Mton CO2,eq die bij de boeren in mindering moeten komen. Dat betreft 16,1 Mton CO2,eq .

Profundo vult die 16,1 Mton CO2,eq op twee manieren in.

  1. De eerste manier is een eiwittransitie (zie boven).
    Het eiwit dat AD nu in zijn voedsel aanbiedt, is voor 33% plantaardig en voor 67% dierlijk. Profundo rekent met een scenario waarin 33-67 wordt 50-50, een scenario 60-40 en idem 70-30. Ik kies als voorbeeld het middelste scenario.
    Wat er staat is dat in het 60-40 plantaardig-dierlijk scenario, vergeleken met idem 33-67 , er 9,5 Mton CO2,eq  minder bij de productie van dierlijk eiwit vrijkomt, waartegenover staat dat er 2,4Mton CO2,eq  meer vrijkomt bij de vervangende productie van het planaardig eiwit. Netto dus een reductie van 7,1 Mton CO2,eq .
  2. Blijft over een taakstelling van 16,1 – 7,1 = 9,1 Mton CO2,eq  (hierin zit een afrondingseffect).
    Profundo roept hier McKinsey te hulp ‘The Agricultural Transition: Building a Sustainable Future (juni 2023). In deze publicatie worden 28 maatregelen genoemd, waarvan Profundo de vier beste voor de veeteelt en de vijf beste voor de akkerbouw in de studie heeft opgenomen. Op gezag van McKinsey wordt aan elke maatregel een kostprijs per bespaarde ton CO2,eq  gehangen, welke kostprijzen na middeling ingekookt worden tot één kostprijs van $71 per bespaarde ton CO2,eq .
    Hierbij wordt stilzwijgend aangenomen dat het met de McKinsey-maatregelen inderdaad lukt om op de gewenste overblijvende 36,5 Mton CO2,eq  in 2030 uit te komen. Dit wordt niet onderbouwd.

Inmiddels zitten we in h.3 ‘’An Ahold Delhaize Climate Impact Fund’ waarin gerekend wordt wat het AD zou moeten kosten, ook weer opgesplitst naar bovenstaande 1. en 2.
Aangenomen wordt dat AD goed is voor de helft van de kosten, en de rest van de keten voor de andere helft. Hoe de rest van de keten dat doet, verschijnt niet in beeld.
Verder worden bepaalde kengetallen uit de branche gebruikt, waarvan ik de realiteit niet beoordelen kan.
Alles bij elkaar zou AD, in de visie van Profudo 280 miljoen € per jaar moeten uittrekken voor de eiwittransitie (voorlichting, marketing, financiering) en 322 miljoen per jaar € voor deMcKinsey-maatregelen. Samen 602 miljoen € per jaar. Dit moet jaarlijks toegevoerd worden aan het Clmate Impact Fund (Ten overvloede: de rest van de voedselketen zou dus jaarlijks hetzelfde bedrag bijeen moeten brengen.)

Dit geplaatst tegenover de eerder genoemde Free Cash Flow van rond de 2100 miljoen brengt Profundo (en Milieudefensie) tot de slotsom dat Ahold Delhaize de vereiste klimaattransitie best zelf kan betalen.
Ik heb mijn reserves over de veel te suggestieve precisies die je met dit soort geraamd modelwerk op papier krijgt, maar ik denk dat het globaliter klopt.

Overigens meldt Profundo dat de Jumbo ook al een fondsje heeft, maar daar zegt de familie Van Eerd niet veel over. Als de twee genoemde activiteiten de enige zijn, zit er niet veel in. Maar het principe is interessant.

De overstap naar biologische producten (h.4)
Op dit moment is binnen Ahold Delaize (AD) ca 3% van de voedselverkoop biologisch (bij Albert Heijn ligt dat overigens iets hoger, over een groot aantal voedingsproducten gemiddeld ca op 4,4% dd 2024).
Profundo wil weten wat de overstap zou kosten naar elk van drie scenario’s: 15% biologisch in 2030; 25% biologisch in 2035; en 100% biologisch in eveneens in 2035.
Ik kies voor mijn voorbeelden weer het middelste scenario.

Om de vraag te kunnen beantwoorden, moet je uiteraard weten hoe het systeem werkt in al zijn aspecten: productie, handel, verpakking, enz. Dat blijkt een bijna onmogelijke vraag. Er zijn boekenkasten vol geschreven over de opbrengsten, en de stabiliteit daarvan, van biologische versus conventionele landbouw, leidend tot zeer uiteenlopende resultaten. Daar komen bij verschillen in bewerking , verpakking, aparte productstromen, labeling, verschil in koopkracht bij doelgroepen, lagere kosten, subsidies, etc.

Profundo kiest als conclusie dat modern biologisch boeren in ontwikkelde markten tot een lagere opbrengst per hectare leidt. Wat betreft de winstgevendheid stelt Profundo dat de signalen gemengd zijn, maat dat, voor zover die er zijn, ze vooral optreden bij de prijzen die de boeren voor hun producten krijgen (dus aan het begin van de keten).
Daarna volgt de rest van de keten: trasport, groothandel, verdere bewerkingen.

Profundo  legt de nadruk op  huismerken en op bederfelijke goederen (‘perishable’)

(Wholesale = groothandel, food retailer = de toonbank)

Lees bovenstaande grafiek als volgt: biologisch vlees is bij de boer 30% duurder dan gewoon vlees. Bij de groothandel is het 52% duurder en op de toonbank is het 61% duurder.
Deze prijsverschillen komen uit een veelheid van bronnen in Europe en de VS en zijn dus experimenteel vastgelegd.

De verschillen zouden op papier kleiner kunnen zijn. Dat komt omdat de tussenbewerkingen en de eindverkoop voor biologische waren niet, of niet zoveel, duurder hoeven zijn voor biologische producten dan voor gewone producten. Dat zou een dempend effect moeten hebben  op de prijsverschillen tussen biologisch en gewoon, die voor in de keten het  grootst zijn en achter in de keten dus kleiner.

Dat is de theorie, maar hoe kwantificeer je dat?
Profundo heeft daartoe zijn eigen model gecreëerd met als kengetallen de bruto marges die gangbaar zijn bij  voedselbewerkers als Friensland Campina (zuivel), Vion (vlees), Greenyard (groenten en fruit), en JD Peet en Refresco (voor koffie en thee resp. frisdrank en sap in de categorie ‘niet-bederfelijke waar’).
Verder is de voor AD gangbare bruto marge van 31% aangehouden (de inkoop kost 69% van de verkoop).
De marges zijn voor biologische en reguliere waren dezelfde.
Het effect is te zien in de tabel hieronder.

Lees dit als volgt:
Als een mandje met reguliere producten bij AD voor €100 de deur uit gaat, zou de biologische variant daarvan volgens het model van Profundo  €116 mogen kosten. Een deel van de meerkosten is reëel.
In werkelijkheid gaat hetzelfde mandje met biologische producten voor €156 de deur uit. Het verschil van €56 – €16 = €40 is prijsopdrijving die niet vanwege het systeem nodig is.
De afbeelding aan het begin van dit hoofdstuk slaat op dit voorbeeld.
Profundo neemt in zijn model verder aan dat deze prijsopdrijving van biologische waren fifty-fifty gedeeld wordt tussen AD zelf en de voedselbewerkers. Voorbeeld bij het vlees vann Vion: voor €100 regulier vlees zou biologisch €128 mogen kosten, maar kost in praktijk €161. De prijsopdrijving van €161 – €128 = €33 gaat in het Profundomodel voor de helft naar AD en voor de andere helft naar Vion.

Ondertussen heeft de bijkomende vraag naar hoe de biologische consument getild wordt de aandacht afgeleid van de vraag waarmee het verhaal startte, namelijk wat de overgang van (voorbeeld het middelste van de drie scenario’s) 3% naar 25% biologisch in de periode tot 2035 zou kosten. De kennisbasis onder dit antwoord wordt gegeven in Appendix 3.
Het gaat weer over huismerken van bederfelijke goederen. Deze combinatie is goed voor 21% van de voedselomzet van AD.

De Profundotekst geeft een getallenbrei die ik de lezer wil besparen. Fanatici kunnen zelf gaan kijken.
Als AD  alle voedsel volledig biologisch zou helpen maken tegen redelijke meerkosten, ontploft de bruto winst vanaf 2028. Als men 25% van alle voedsel tegen dezelfde redelijke meerkosten biologisch zou willen maken, verdampt de bruto winst rond 2030 voor de helft.
Beperkt men zich ertoe om 25% van de waren biologisch te maken die èn huismerk zijn èn bederfelijk (ca 21% van de totale voedselomzet), dan blijft het effect op de bruto winst in 2035 beperkt tot een verlies van 17%.

Wie graag rekent, kan op de te verwachten toekomstige meerkosten van bederfelijke huismerk -scenario’s een Netto Contante Waarde – berekening loslaten en die tegenover het totale aandelenkapitaal van AD zetten (dd febr 2025 30,7 miljard). De NCW-uitkomst blijft een eind onder het aandeelkapitaal.

Profundo concludeert dat Ahold Delaize een geleidelijke overgang op 100% biologische bederfelijke waar-huismerken zou kunnen betalen als het moet, en dat AD een overgang op 25% bederfelijke waar-huismerken relatief gemakkelijk zou kunnen betalen.

De aandeelhouders krijgen dan wel wat minder.

Tot slot
Minder broeikasgassen enerzijds en biologisch boeren anderzijds zijn niet identiek. Men mag de getallen uit h.2 en h.3  niet zonder meer bij die van h.4 optellen vanwege dubbeltellingen. Die dubbeltellingen komen in de wereld omdat  beide gebieden elkaar wel een heel eind overlappen. Geld dat AD zou uitgeven aan meer biologisch boeren zou ongetwijfeld ook een positieve invloed hebben op de broeikasgasemissie, alleen valt dat niet een op een zomaar even te berekenen.
Profundo heeft zich daar niet aan gewaagd.

Milieudefensie helpt mee om de Dommel schoner te krijgen

Dommel bij knooppunt De Hogt ri Zuiden

De Dommel en meer algemeen zijn stroomgebied  zijn al heel lang vuil.
De slechte kwaliteit van het water in het Dommelsysteem heeft meerdere oorzaken, waaronder de historische en de actuele non ferro-industrie in Nederland en België, de landbouw, de bevolkingsgroei in samenhang met het te beperkte rioolsysteem, verouderde lozingsvergunningen, steeds meer chemische stoffen, de klimaatverandering die steeds vaker steeds extremer weer veroorzaakt, en mogelijk ook natuurlijke oorzaken.

In alle eerlijkheid moet gezegd worden dat er door toedoen van het waterschap De Dommel. de gemeenten met betere rioleringen, Europese wetgeving en internationaal overleg veel verbeterd is. Maar er zijn ook nieuwe vormen van vervuiling bijgekomen, zoals steeds meer medicijnresten, drugsafval, en bijvoorbeeld PFAS.

Het werk is dus niet af. En als het dat op sommige plaatsen wel zou zijn, is er kans dat het steeds extremere weer (droogte of nattigheid) de winst voor een deel weer ongedaan maakt.
Bovendien komt de Europese Kader Richtlijn Water (KRW) eraan (2927). Dat verandert het probleem op zichzelf uiteraard niet, maar wel het bijbehorende gevoel van urgentie. Er moet nog heel veel gebeuren, zie o.a. https://www.bjmgerard.nl/kaderrichtlijn-water-zal-in-2027-niet-gehaald-worden-en-waar-komt-die-arseen-en-kobalt-vandaan/ .

Van de veelheid aan oorzaken zijn er recentelijk twee meer op scherp gezet: de nieuwe vergunning die de zinkfabriek van Nyrstar in het Belgische Pelt moet gaan krijgen (dat is als je de Dommel vanaf de Belgische grens een paar kilometer doortrekt); en de problematiek van de riooloverstorten in Nederland (en ook in België, maar daar is geen greep op).
Let dus wel dat dit artikel  tijdgebonden is (begin mei 2025).

De nieuwe vergunning van de zinkfabriek van Nyrstar in Pelt
De Belgische non ferro-problematiek dateert al van eind 19de eeuw en vindt zijn basis in de koloniale exploitatie van de Kongo. De raffinage van al die ertsen, waaronder zink, werd  neergezet op de arme zandgronden van de Belgische Kempen en Belgisch Limburg, waar in die tijd nauwelijks iemand woonde. Eén fabriek staat net aan de Nederlandse kant van de grens in Budel Dorplein.
Er is veel over de historie van de non ferro te vertellen, maar niet nu en hier. Zie desgewenst:
https://www.bjmgerard.nl/de-belgische-non-ferro-raffinage-met-uitlopers-in-zo-brabant/
https://www.bjmgerard.nl/fietsen-naar-de-sahara/

De Nyrstarvestigingen in Budel en het Belgische Balen verwerken nog steeds ertsen.

De vestiging in Pelt verwerkt geen ertsen meer, maar recyclet van over de hele wereld aangevoerd zinkafval. Daarnaast heeft Nyrstar in Pelt de eeuwigdurende zorgplicht om tot 200m diep grondwater op te pompen (2 miljoen m3 per jaar). Dat grondwater wordt als proceswater gebruikt en levert en passant nog 42ton zink per jaar op. Het water verlaat het terrein via twee zuiveringsinstallaties en eindigt in de Eindergatloop, die op zijn beurt weer, vijf kilometer voor de  grens, in de Dommel uitstroomt.
Het geheel geeft aan dat de bodem in de wijde omgeving, tot grote diepte, verziekt is met zware metalen – die naar alle waarschijnlijkheid ook buiten de fabriek om in de Dommel spoelen.

Nyrstar Pelt heeft enkele deelvergunningen die allemaal in december 2025 aflopen. Er is dus, hoe dan ook, een (samengevoegde) nieuwe vergunning nodig waartoe de aanvraag  elk moment kan komen, maar die, in elk geval op 02 mei 2025, nog niet gepubliceerd was.
Die moet vergezeld gaan van een deskundig rapport van prof. De Vocht van de Universiteit van Hasselt.

Milieudefensie Eindhoven eo heeft met Extinction Rebellion de Kempen (XR) afgesproken dat men het verschijnen van de vergunningaanvraag actief monitort met het doel om er binnen de gestelde termijn van vier weken vanaf dan, een zienswijze op in te dienen.
Inmiddels is er ook interesse bij de Brabantse Milieu Federatie (BMF) en bij Natuurmonumenten. Die is dd dit artikel nog niet gematerialiseerd.

Na het maken van deze afspraak is XR De Kempen op eigen houtje een petitie begonnen, die vanuit goede bedoelingen een onhandige eis stelt, namelijk dat er geen vergunning verstrekt mag worden. Dat betekent dat de fabriek dan illegaal zou draaien en moet stoppen, en/of dat het zuiveren van opgepompt grondwater vervalt of een overheidstaak wordt. Dit lijkt niet echt slim. Een strengere vergunning is in dit geval een beter idee dan geen vergunning.
Maar ik zal de intentie zwaarder laten wegen dan de onhandige eis en verwijs naar de petitie op https://geenrommelindommel.petities.nl/ .

Gebied van Waterschap de Dommel

De riooloverstorten
( Zie o.a. https://nl.wikipedia.org/wiki/Overstort )Onderzoeksjournalist Van Houtert van het Eindhovens Dagblad kwam op 19 april 2025 met de primeur dat na de overstroming van 2016, na harde langdurige regenval (klimaat!), zeker vijf veeboeren minstens vele tientallen koeien waren verloren omdat het water wekenlang op het land bleef staan en dat land vergiftigde met een mix van infectieziekten en zware metalen ( https://www.ed.nl/eindhoven/een-doofpot-na-overstromingen-vielen-koeien-dood-neer-bodem-en-gras-bleken-vol-zware-metalen-te-zitten~a1e82b1c/ ) . Het artikel is, naar mijn smaak, overtuigend waar het de gevolgen van met giftig slib bedekte weidegronden bespreekt.
Het artikel noemt twee hoofdoorzaken: de riooloverstorten die na heftige regenval verdund, maar ongezuiverd rioolwater in beken spuien, en de overstromingen die ook zouden optreden als er geen riooloverstorten zouden zijn. Het probleem is dat dezelfde oorzaak, heftige langdurige regenval (klimaat!), voor beide gevolgen zorgt.
Omdat de bodem in delen van de regio in Nederland en België sowieso al verziekt is met zware metalen, kan slib altijd zware metalen bevatten, ook als er geen riooloverstorten actief zijn. Men verwacht wel zink, maar bijvoorbeeld niet veel van het in het slib waargenomen cadmium en kwik in stedelijk rioolwater.
En omgekeerd kan een afwaterende riooloverstort schadelijk zijn voor het oppervlaktewater, ook als dat niet over de lage weilanden stroomt.
Van Houtert analyseert niet goed genoeg uit welke oorzaak bij welk gevolg hoort en dat is, eerlijk gezegd, specialistenwerk. Dat is dan ook precies de reactie van het Waterschap op zijn verzoek om commentaar.
Nader onderzoek is nodig.

Voorbeeld van een riooloverstort ( https://www.riool.info/hoe-werkt-het/onderdelen )

Neemt allemaal niet weg dat er, ongeachte de precieze mechanismes, op korte termijn veel gebeuren moet. Het waterschap en de provincie gaan veel assertiever optreden “Desnoods onteigenen: Brabant gaat doorpakken bij waterbeleid” kopte het Eindhovens Dagblad op 21 maart 2025. Vanaf 2027  immers kan de KRW tot flinke boetes leiden.
Het Waterschap zelf moet bijvoorbeeld een aantal verouderde lozingsvergunningen aanpakken.

Het scheelt dat de BBB, door eigen stommiteit, niet in het bestuur van provincie en waterschap zit. Dat werkt een stuk makkelijker.

Nu wil het geval dat de Waterwet de riooloverstorten definieert als onderdeel van het gemeentelijk rioleringssysteem, waarvan dus de gemeente bevoegd gezag is en het Waterschap het gedupeerd gezag.

In het gebied van Waterschap De Dommel liggen een kleine 1100 riooloverstorten, waarvan er 389 aan een gemengd deel van het riool hangen (dus echt rioolwater). De andere hangen aan de hemelwaterafvoer en wat daaruit komt, is een stuk schoner (hoewel, nog steeds straatvuil, slijtende dakgoten, slijtende autobanden en dergelijke).

De gemeenten hadden en hebben verplichtingen en inderdaad, die hebben al veel gedaan. Maar dat hoefde niet tot de perfectie te leiden – er blijft gemeentelijke afwegingsvrijheid bestaan. Maar zelfs als de afweging ooit goed was, wil dat nog  niet zeggen dat die afweging in de steeds extremer grillige regenval, en bij nieuwe vormen van vervuiling, goed blijft.
Dat leidt tot een permanent spanningsveld tussen waterschap en gemeenten, waarbij het waterschap de vragende partij is.

Nu heeft Milieudefensie Eindhoven eo besloten om het Waterschap ‘van onderop’ te helpen door de gemeenten op te roepen opnieuw kritisch naar hun overstorten te kijken. Vooralsnog gebeurt dat met een brief aan B&W en de gemeenteraad die, na een inleiding, zeven informatieve vragen stelt. Desgewenst kunnen politieke partijen in de gemeenteraad de tekst overnemen als basis voor raadsvragen. Inmiddels is dat in de gemeente Eindhoven op 01 mei 2025 al gebeurd (SP, Partij voor de Dieren, GroenLinks/PvdA).
Dd dit artikel is de verzending naar gemeenten nog gaande.
De campagne komt voor rekening van Milieudefensie Eindhoven eo, maar inmiddels zijn leden van het Algemeen Bestuur van het Waterschap op de hoogte gesteld.
Als voorbeeld hieronder een link naar de brief aan de gemeente Eindhoven.

Wordt vervolg als er voldoende nieuws te melden valt.

Demo tegen onderwijsbezuinigingen

De vakbonden hebben op 23 april 2025 op de TU/e een demonstratie georganiseerd tegen de bezuinigingen door het kabinet op het Hoger Onderwijs.
Debesturen van TU/e en Fontys stonden achter de actie.
De tocht ging vanaf gebouw Flux, achter op het TU/e-terrein, naar het gemeentehuis. Bij Flux waren er ca 700 mensen en er liepen een paar honderd mensen mee, waaronder ik. De foto’s zijn van mijzelf.
Bij het stadhuis werd een petitie overhandigd aan wethouder Steenbakkers, die burgemeester Dijsselbloem verving (voorzitter van de Stichting Brainport).

Onze logeerhond na afloop, thuis. Het beest heeft overigens niet meegelopen.

Waterstofmijnbouw (?)

De 43000ste bezoeker
Bij elke keer dat mijn homepage weer duizend keer is aangeklikt, een artikel dat wat buiten de gangbare thema’s op deze website ligt.

Waterstof is op deze website vaker aan de orde geweest, maar nog geen waterstof die uit de grond komt of daaruit gehaald zou kunnen worden. Daarover dit verhaal.
Het zal een enerzijds-anderzijds verhaal worden, met nog vele onzekerheden. Het (?) staat er niet voor niets.

Waterstof
Waterstof is, tot nu toe, een uiterst gewenst halfproduct. Er kunnen auto’s op rijden (hoewel voor personenauto’s elektriciteit meer voor de hand ligt), er kan staal mee geproduceerd worden of kunstmest, het is nodig voor de fabricage van bijvoorbeeld Sustainable Aviation Fuel (SAF), men kan er hoge temperaturen mee bereiken in de industrie. Enzovoort.

Tegelijk komt waterstof op aarde niet in zuivere, laat staan winbare, vorm voor – dacht men tot voor nog betrekkelijk kort. Waterstof wordt gemaakt of uit aardgas, waarbij veel CO2 vrijkomt – die men al dan niet onder de grond kan opslaan – of uit elektrolyse van water met behulp  van groene stroom. De eerste herkomst is vuil, de tweede duur en ruimtevretend.
Omdat er, tot nu toe, bijna geen winning is, heet waterstof nog steeds een energiedrager en geen energiebron.

Geologische kaart van het betreffende deel van Mali (bron via onderstaande Harvardartikel)

Mali
In 1987 werd er in Bourakébougou in Mali naar water geboord. Toen dat op 108m diepte nog niet gevonden was, stopte men ermee. Maar er kwam een gasstroom uit de put en toe er iemand, met een sigaret in zijn mond, in de put keek deed het BOEM. De man overleefde, maar met brandwonden. Met veel moeite kreeg men een deksel op dit gat van de duivel en dat bleef erop tot de Malinese zakenman Diallo er in 2007 iets in zag. Het gat moest van vloek tot zegen worden. Het verhaal is te lezen in dit  Scienceartikel dd 17 februari 2023, en in Harvardartikel 2023
In 2018 bepaalde het geraadpleegde Chapman Petroleum dat het gas voor 98% uit waterstof bestond – uitzonderlijk. De waterstof werd toegevoerd aan een omgebouwde Fordmotor en die leverde 30kW stroom aan het dorp.
Er blijkt een veld onder de regio te zitten, afgesloten met een laag ondoordringbaar vulkanisch materiaal.  Het veld wordt inmiddels op meer plaatsen aangesproken en levert nog steeds.

Dit is het enerzijds: de aarde bevat geologische, ‘witte’ waterstof die in principe winbaar kan zijn. Het anderzijds is dat die winbaarheid op veel plaatsen gezocht wordt, maar nog nergens anders tot een commerciële exploitatie geleid heeft.

In 2018 werd het veld wetenschappelijk beschreven en sinds dat moment is de wetenschappelijke literatuur erover geëxplodeerd – in het Nederlands alleen in tijdschriften als het Technisch Weekblad en Scientias, en één artikel in het Algemeen  Dagblad van 23 dec 2024.
Toen het ‘hot’ werd, realiseerde men zich dat er al veel eerder sporadische aanwijzingen gepubliceerd waren, maar dat daaraan toen weinig of geen aandacht besteed werd omdat de gedachte als te zot voor woorden beschouwd werd en/of dat men er toen niet wat mee kon.
Bijna alle literatuur is dan ook heel jong. Het recentste Wikipedialemma ‘Natural Hydrogen’ is dan ook (dd dit artikel) nog geen maand oud.

De natuurwetenschap
Dat in de aardkorst elementaire waterstof gevormd wordt (in principe zelfs heel veel) kan verklaard worden met gezonde natuurwetenschap. Genoemd Wikipedialemma https://en.wikipedia.org/wiki/Natural_hydrogen is voor de leek het meest toegankelijk. Dat noemt een ruime handvol oorzaken, waarvan (met de kennis van nu) ca 80% afkomstig is van wat men ‘serpentinisatie’ noemt, en het meeste van de rest van radiolyse.
Wikipedialemma zijn vaak goed.

Dat laatste eerst, want dat is snel uitgelegd: in de grond zitten radioactieve elementen als uranium en thorium, waarvan de uitgezonden alfadeeltjes  naburige watermoleculen kapot stralen.

De serpentinisatie vraagt meer uitleg (hierna een apart hoofdje, ook al omdat dit proces voor eventuele waterstofvondsten in de Alpen en de Pyreneeën verantwoordelijk is).

Enerzijds is er dus een goede natuurwetenschappelijke basis voor een (grootschalige) productie van waterstof onder natuurlijke omstandigheden in de aardkorst. Anderzijds zijn er nog heel veel gaten in de kennis van wat er na de vorming met die waterstof gebeurt –  en daarmee hoe winbaar die is. Ook een apart hoofdje.

Serpentinisatie
Een fundamenteel thema in de geologie is dat de gesteenten waaruit de aardmantel bestaat (vooral ijzer- en magnesiumsilicaat, even gemakshalve vereenvoudigd tot ‘olivijn’) bij de hoge temperatuur en druk op grote diepte stabiel zijn, maar dat ze instabiel zijn in de omstandigheden aan of nabij de oppervlakte. Ze reageren dan met aanwezige stoffen als bijvoorbeeld CO2  en water. Dat ‘aan of nabij de oppervlakte komen’ is recent of voorbij vulkanisme.
Als dergelijke reacties traag en niet direct zichtbaar aan de oppervlakte optreden, noemt men het verwering (in dit geval chemisch). Het uiteindelijke eindresultaat van deze verweringsprocessen zijn stoffen als zand, klei en grind.

De reactie met CO2 kan deze stof uit de atmosfeer halen. Dat gebeurt op geologische tijdschalen spontaan in de atmosfeer, en kan ook versneld door de mens gebeuren. (zie https://www.bjmgerard.nl/zeven-km3-olivijn-om-de-aarde-te-redden/ ).  Daarover gaat het hier niet.

Serpentinisatie is een reactie van (vereenvoudigd) olivijn met water bij ca 200 – 350°C. Men kan dat zien als een soort intensieve verwering in de aardkorst. Eindproducten zijn een soort gesteente wat men serpentijn noemt, ijzerroest, kwarts en dus waterstofgas. De tot dan toe vrije moleculen water verdwijnen en eindigen in het serpentijn.
In de literatuur zijn voorbeeld-reactievergelijkingen te vinden.

( uit DOI: 10.1126/sciadv.adr3418 )

Een (ook weer) zeer recente studie “Rift-inversion orogens are potential hot spots for natural H2 generation” (19 febr 2025) brengt de vorming van waterstof door serpentinisatie nader in kaart ( DOI: 10.1126/sciadv.adr3418 ). De studie is van het Duitse GFZ Helmholtz Centrum voor Geowetenschappen. Het is een computerstudie op basis van vereenvoudigende aannames.

Eerstens moet het mantelgesteente (vereenvoudigd de olivijn) ondieper dan normaal liggen.
In eerste instantie gebeurt dat op spreidingslijnen (‘rifting zone’), waaruit later mid-oceanische ruggen voorkomen. Inderdaad maakt de opwellende magma daar contact met het zeewater en wordt er daar waterstof gevormd, maar op dat soort locaties kun je daar in praktijk niet wat mee.
Maar het openen  en sluiten van een door ‘rifting zone’ gemaakte nieuwe zee blijkt soms cyclisch: na verloop van tijd stopt de rifting en na verloop van nog meer tijd keert de beweging om en wordt de oude ‘rifting zone’ ook weer dichtgedrukt. De geologische platen botsen uiteindelijk weer, waarbij er één plaat duikt maar en de andere, met mantel en al, omhoog gedrukt wordt.  Dat gebeurt aan de oppervlakte met een hoop gefrommel en het proces heet gebergtevorming.
Het resultaat is, geschematiseerd, te zien in bovenstaande afbeelding.

Het kan gebeuren dat er een stuk oceaanbodem, met mantel en al, over de andere plaat heen geschoven wordt (bijvoorbeeld het Troödosgebergte op Cyprus, een van oudsher bekend mijnbouwgebied).

Tweedens moet er water bij de olivijn komen. Dat kan alleen als er geologische breuken in de ondergrond zitten, maar door al dat gefrommel is het aannemelijk dat dat gebeurt. De meeste waterstof ontwikkelt zich dan nabij die watervoerende breuk.

Ten derde moet de temperatuur tussen de ca 200 en 350°C zitten, want dan werkt het productieproces het beste.

Dat allemaal doorrekenende met hun computermodel, kwam het GFZ Helmholtz Centrum voor Geowetenschappen tot grote getallen. Zowel het computermodel met een looptijd van 55 miljoen jaar als dat met een looptijd van 75 miljoen jaar kwamen op een schatting van 60 miljoen kg per kilometer breuklijn per jaar. Het bracht de auteurs tot weidse vergezichten, waarbij de ontdekking van de olievoorkomens in Pennsylvania door Drake in 1859 niet onvermeld bleef.

Dat is het enerzijds.

Anderzijds zitten er veel onzekerheden in de Helmholtzstudie. In een terugblik op hun resultaten brengen de auteurs dan ook  ‘nuances’  aan.
Serpentinisatie is een ingewikkeld proces met veel onzekerheden (wat de auteurs opgevangen hebben door met een ruime marge te werken).
Het is onduidelijk hoeveel water er feitelijk beschikbaar is en hoe de breuken zich in de loop van de tijd gedragen.
Een moeilijke kwestie is of de geproduceerde waterstof blijft bestaan. Waterstof is een reactief gas en kan na de vorming ook weer verbindingen aangaan (bijvoorbeeld met organisch materiaal tot olie of gas). Ook kan het worden opgevreten door micro-organismen (vandaar dat in het schema een 122°C-lijn staat – er is nog nooit een micro-organisme gedetecteerd dat dan nog leeft –  hetgeen omgekeerd zou betekenen dat dicht onder die temperatuur nog wel actief zijn, een fascinerende gedachte).
En als de waterstof blijft bestaan, waar blijft die? Het is een heel klein molecuul dat moeilijk tegen te houden is. Net als bij aardgas is er een poreus reservoirgesteente nodig en een zelfs voor waterstof ondoordringbaar capgesteente. In het model zit slechts de aanname dat de sedimenten, die bovenop de botsende platen meegeslouwd worden, op een nog niet bepaalde manier in die functie kunnen voorzien.

Alpen en Pyreneeën
Een groot voordeel van de Helmholtz – studie is dat hij mogelijk interessante plekken beter vindbaar maakt (dus vooralsnog zonder garanties dat ze ècht interessant zijn).

De Pyreneeën zijn ontstaan doordat de Iberische plaat een oude rift zone omhoog geduwd heeft. In de westelijke Pyreneeën (uitsnede D op bovenstaande kaart) voldoet een deel van het omhoog gestuwde mantelgesteente aan de drie voorwaarden (olivijn, mogelijk wateraanvoerende breuken, juiste temperatuur). De zuidelijke plaat duikt scharnierend onder de noordelijke met de sterkste effecten in het westen van het gebergte.

De tectonische realiteit rond Italië en de Alpen ter plekke iets voor mensen die er echt verstand van hebben (ik niet). Er was open water in de voormalige Thetys Zee en er is een dichtgedrukt spreidingscentrum. De resten daarvan zorgen voor een mogelijk waterstofgebied langs uitsnede E.

Uitsnede F zegt dat er in principe misschien waterstof te vinden zou moeten zijn bij Ronda in Spanje.

Ter afsluiting wat politieke moraal bij het verhaal
Een paar afsluitende wijsheden. Preventief nadenken kan nooit kwaad.

  • De algemene stand van zaken rond theorie en praktijk van waterstofwinning is bij lange na nog  niet van dien aard dat men zich nu al rijk kan rekenen. Het kan een hele of halve  flop blijken. De bestaande inspanningen om aan groene waterstof te komen moeten worden voortgezet.
  • Mocht het tot waterstofmijnbouw komen, dan verdienen de sociale en milieuproblemen, die vaak met mijnbouw gepaard gaan, aandacht. Serpentinisatie leidt bijvoorbeeld tot uitzetting van gesteenten en een vraag is of je daar aan de oppervlakte iets van merkt. Projecten hoeven niet perse diep te liggen.
  • Vraag is of er gefract moet worden en zo ja, hoe en met wat
  • Niet onbelangrijk: de bestaande winning in Mali, en voor zover bekend de lopende onderzoeksprojecten, gaan uit van water dat er van nature al is. Het is denkbaar dat men de winning van waterstof in een olivijnveld wil gaan stimuleren door er water in te pompen dat dan niet meer terugkomt. Dit heeft zelfs al een naam: ‘oranje waterstof’.
    Dat zou de belangenafweging dramatisch veranderen, bijvoorbeeld in een land als Mali dat voor een groot deel uit woestijn en savanne bestaat.

Natuurlijke waterstof die aan het aardoppervlak vrijkomt uit grondwater in rotsen van het Canadees Schild. © University of Toronto

Update dd 16 mei 2025

Op 15 mei 2025 publiceerde TW (het Technisch Weekblad) een ander onderzoek over hetzelfde onderwerp, ook van wetenschappers van gerenommeerde instituten als de universiteiten van Oxford, Durham en Toronto. Ook zij komen tot grote getallen aan in theorie winbare geologische waterstof, met hetzelfde voorbehoud dat het vrijkomen van waterstof uit watervoerend gesteente vast staat, maar dat die waterstof na het vrijkomen ook weer verloren kan gaan.
Anders dan de kop in TW (die fout is) suggereert, wagen de geleerden zich, juist vanwege die verliesposten, nog niet aan schattingen van een mogelijke opbrengst.
In het Oxford-Durham-Toronto-onderzoek wordt verwezen naar het onderzoek dat in bovbenstaand artikel besproken is.

Vijf mogelijke geologische situaties waarin waterstof geproduceerd kan worden

Bij de AVA van Ahold

Milieudefensie heeft van het voedselsysteem een nieuwe speerpunt gemaakt en mede daarom is Ahold doelwit. Ahold is het grotere concern waarvan Albert Heijn onderdeel is.
Vanwege het doelwit-zijn stond Milieudefensie op 09 april 2025 aan de overkant van de straat van het Zaantheater, waar de jaarlijks Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) is. Ik was er ook bij, evenals een ander lid van onze Eindhovense Milieudefensiegroep. Ik bleef buiten en zij ging binnen met de groep die kritische vragen ging stellen. Achteraf bleek dat vijf keer gelukt.

De voedselproductie heeft een grote impact op het klimaat. Het maakt wel uit om welke productievorm het gaat. Minder kunstmest, minder bestrijdingsmiddelen en minder emissie van de broeikasgassen CO2, methaan en lachgas (en ook van stikstof, maar dat is een ander verhaal). Velen pleiten om die reden voor biologische landbouw.

Maar middernacht voor de AVA bracht Milieudefensie een rapport van onderzoeksbureau Profundo uit, waaruit bleek dat Ahold zich beduidend meer op de aandeelhouderswinst richtte dan op het klimaat. Wie dat rapport na wil lezen (alsmede een fact sheet en Q&A), kan terecht op https://milieudefensie.nl/actueel/factsheet-rapport-profit-or-planet .
Het onafhankelijke onderzoeksbureau Profundo toont aan dat Ahold Delhaize liever de aandeelhouders verrijkt dan duurzame oplossingen zoekt voor een schone planeet. Extra pijnlijk: juist de duurzame klant wordt misbruikt als pinautomaat voor de aandeelhouder en betaalt de hoogste prijs…
Ook kan Ahold volgens de onderzoekers de internationale klimaatdoelen gewoon halen! Als een bescheiden deel van de winst naar verduurzaming gaat in plaats van naar de vermogende aandeelhouders, kan de uitstoot worden verminderd in lijn met het Klimaatakkoord van Parijs.
Voor 690 miljoen euro per jaar kan Ahold de totale kosten betalen voor een beleid dat aan het Klimaatakkoord van Parijs voldoet. Dat is 26% van de 2 miljard euro die wordt uitgekeerd aan aandeelhouders. Deze kosten zijn lager dan de 700 miljoen euro die Ahold Delhaize nu jaarlijks aan marketing uitgeeft.”

Aldus het persbericht bij het onderzoek.

De eis van Milieudefensie is dat Ahold in 2030 50% minder CO2,eq moet uitstoten, in absolute zin en over de hele keten (dus scope 1, 2 en 3 samen) t.o.v. 2019. De vraag aan de aandeelhouders was of Ahold daarvoor ging zorgen?

Er waren drie andere groepen die een appeltje te schillen hadden met Ahold.

Er waren ca 15 activisten van Animal Equality, die de hele tijd op luide toon ‘Shame on you’ riepen tegen de overkant van de straat.
Er was een handvol mensen van de NGO Migrant Justice uit het Noordoosten van de VS, die werknemers in de zuivel ondersteunen (de VS-supermarkt Hannaford valt onder Ahold). Hun actie heet Milk with Dignity. De groep had een dag later een gesprek op het kantoor van Ahold.


Tenslotte was er de bekende groep BDS, die actie voert ter ondersteuning van de Palestijnen en hier in beeld is omdat Ahold Israëlische landbouwproducten verhandelt die  mogelijk uit de bezette Westelijke Jordaanoever komen.

Luchtvaart-UFS schaadt de zwangerschap, maar dat is moeilijk te meten

Het onderzoek rond Schiphol
Er functioneert rond Schiphol een langlopend researchprogramma onder leiding van het RIVM naar de gezondheidsaffecten van UltraFijn Stof (UFS, UFP op zijn Engels) dat van de luchtvaart afkomstig is.
In februari 2025 bracht het RIVM een studie uit naar het effect van UFS op zwangerschapskenmerken. Dit rapport is te vinden op  https://doi.org/10.1289/EHP14398.

De statistiek is gebaseerd op 31 gemeenten (met meer dan 2,2 miljoen inwoners), die geheel binnen een gebied van 45*50km rond Schiphol liggen, en op de periode van 01 jan 2006 t/m 31 dec 2018.

In die tijd werden er ‘bruto’ 294515 levende babies geboren, waarvan er een aantal vanwege speciale omstandigheden, of vanwege ontbrekende gegevens, niet in het onderzoek zijn meegenomen. Daardoor bleven er ‘netto’, afhankelijk van het onderzochte effect, ca 270.000 tot 285.000 overbleven.
Van deze ‘netto’ babies zijn de GBA-gegevens bekend (de Gemeentelijke Basis Administratie), en de gangbare medische gegevens die bij of kort na de geboorte genoteerd worden. Als medische effecten zijn onderzocht

  • De SGA (Small for Gestational Age, klein gegeven de duur van de zwangerschap
  • LBW (Low Birth Weight, laag geboortegewicht na een zwangerschapsduur >=37 weken)
  • Preterm Birth (te vroeg geboren na ,37 weken)
  • Infant Mortality (kindersterfte tot een jaar na de bevalling)
  • Congenital anomalies (CA, aangeboren afwijkingen)
  • De APGAR-score

Voor de betreffende tijdperiode bestaan geschatte, maandgemiddelde UFS-concentraties in woonwijken, die afkomstig zijn uit geschatte vliegtuigemissies en metingen op bepaalde ijkpunten. Het is dus een reconstructie achteraf. In 2017 en 2018 kon men op de ijkpunten de geschatte concentraties vergelijken met metingen, en dat klopte behoorlijk.
Gemiddeld over de bevolking en gemiddeld over drie maand voor de conceptie t/m 9 maand zwangerschap  zijn de mensen in het proefgebied  blootgesteld geweest aan ca 1850 deeltjes per cm3 , afkomstig uit de luchtvaart, maar dat kon per woongebied variëren van orde van grootte 600 tot orde van grootte bijna 6000#/cm3 .. Die variatie maakt een soort dosis-effect schatting mogelijk.
Het grote studiegebied staat toe heel veel babies mee te tellen, maar anderzijds maakt het de kans groter dat er locale verschillen optreden die niet wat met het onderwerp te maken hebben. Het weglaten bijvoorbeeld van de vier minst blootgestelde gemeenten reduceert de onzekerheid merkbaar.

Dit zijn moeilijke onderzoeken.

Ook andere grootheden (‘copollutants’) kunnen effect hebben op de uitkomsten van een zwangerschap. Dat kunnen persoonlijke en sociaal-economische eigenschappen van de moeder en haar woonomgeving betreffen, en andere vormen van vervuiling dan luchtvaart-UFS.

In Model 3 (‘Main Model’) is meegenomen de blootstelling gedurende de hele zwangerschap (voor aangeboren afwijkingen de tweede maand); het geslacht van de baby; de zwangerschapsduur; het geboortegewicht; het inkomen va het huishouden; het opleidingsniveau van de moeder; de samenstelling van het  huishouden; de leeftijd bij de bevalling; waar ze vandaan komt; het opleidingsniveau van de woonomgeving; en het percentage niet-westerse huishoudens in de woonomgeving (dat als proxy voor de sociaal-ecomomische status).

Als andere vormen van vervuiling heeft men in het onderzoek aandacht besteed aan PM2.5 (dat is ‘gewoon’ fijn stof); stikstofoxide via NO2 ; Elemental Carbon, EC, wat in praktijk roet is; en straatlawaai (wat jaargemiddeld in de regio  bijna 10dBLden meer is dan vliegtuiglawaai). Deze vervuiling is afkomstig uit alle bronnen, niet alleen uit vliegtuigen.
Ook  die vervuiling tikt aan en ligt ver boven de WHO-adviezen: PM2.5 zit op 14,9µg/m3 (met een range van grofweg 10 tot 22); NOzit op 27,5µg/m3 (met een range van grofweg 16 – 41) ; roet op 1,1µg/m3 (met een range van grofweg 0,6 tot 2,2); en straatlawaai op 54dBLden (met een range van grofweg 41 tot 69 – als worst case-scenario heeft het RIVM alle straatlawaai op 60dBLden gezet als het minder dan 60 was).
Wat niet meegenomen is (mogelijk omdat daarover geen cijfers bestaan) is UFS uit andere bronnen dan de luchtvaart.
De hogere delen van deze ranges zijn in eigen recht bepaald ook al niet gezond voor de zwangerschap.

In feite probeert men hier een klein effect te meten tussen een aantal grotere effecten. Enige scepsis is hier op zijn plaats.
Andersom betekent deze poging tot isolatie dat de getoonde effecten opgeteld moeten worden bij de effecten die er al zijn vanwege de oorzaken die men apart heeft willen zetten.

Dit alles gezegd zijnde, nu een blik op de resultaten.
De Odds Ratio OR is 1,00 als er geen effect bestaat. Een OR>1 wijst op een groter risico, een OR<1 wijst op een kleiner risico. Als de 1 binnen het onzekerheidsinterval valt, zoals overal in deze studie, is de uitspraak, strikt genomen, statistisch niet hard. Het RIVM gebruikt hier het woord ‘suggestive’ en daar kan men inkomen.

Als in bovenstaande tabel de Odds Ratio 1,022 is (SGA, eerste tabelregel rechterkolom), betekent dat ongeveer dat de kans dat een kind klein is, gegeven de zwangerschapsduur, 2,2% hoger is voor een denkbeeldige moeder die gedurende haar volledige zwangerschap aan extra luchtvaart-UFS = 3500#/cm3 blootgesteld is geweest . Gegeven de vele onzekerheden hoort daar een onzekerheidsinterval bij van -1,9% tot + 6,5% .  Dit is, zoals gezegd, statistisch niet significant maar wel ‘suggestive’.
Die extra 3500#/cm3 is in de hele studie als standaard gebruikt en past in de range voor UFS die (zie boven) loopt van grofweg 600 tot bijna 6000 #/cm3.
De Odds Ratio in de derde regel, rechterkolom zegt dus dat de kans dat de zwangerschapsduur <37 weken is +1,7% is (interval tussen -3,7% en +7,4% ). Er staat alleen DAT het <37 weken is, niet hoeveel  kleiner.
De Odd Ratio voor de kindersterfte zit ongeveer op 1. Er is dus geen effect.

Het RIVM beschouwt zelf de onderzoeksuitkomsten voor PTB en SGA en CA in de etalage.
Er zijn ook medische kenmerken (een laag geboortegewicht en de APGAR-score) die significant een OR hebben <1 . Toegegeven, het is niet waarschijnlijk dat de aanwezigheid van UFS in het vruchtwater en de bloedsomloop van moeder en kind beschermt tegen een te laag geboortegewicht en een lagere APGAR-score, maar het RIVM heeft hier geen goed verhaal over.

Tot slot nog dat corrigeren voor andere soorten vervuiling (die grotendeels niet van de luchtvaart komen) geen wezenlijke invloed op de uitkomsten heeft. Blijkbaar is de scheiding tussen wel- en niet-luchtvaart UFS redelijk succesvol geweest.

Eindhoven en UFS
Sinds een paar jaar heeft onze regio Zuidoost Brabant een luchtmeetnet met ruim 40 stations. Drie daarvan, nabij het vliegveld, meten ook UFS.
Zie https://bvm2.nl/over-2021-fijn-stof-meten-rond-het-vliegveld/ .
Over 2021 registreerden die drie stations nabij het vliegveld ca 14000#/cm3 aan UFS. Daar kun je niet meteen wat mee, enerzijds omdat dit midden in de Coronacrisis was, anderzijds omdat in dit bedrag ook de UFS zit uit andere bronnen dan de luchtvaart (grof geschat op 8000#/cm3 ), en ten derde omdat er ter plekke van de meting geen huizen staan en er dus met een verspreidingsmodel gewerkt moet worden om bij woningen uit te komen. Dat is in bovengenoemd artikel ook al gesteld.

Ook de Atlas van de Leefomgeving biedt hier geen soelaas. Die heeft nog geen aparte kaart voor UFS en sowieso zijn de vliegveldeffecten opgenomen in de GCN-achtergrondkaart en dus over een groter gebied gemiddeld.

Ik vind dat er een verspreidingsberekening gemaakt zou moeten worden. Een plaats als Wintelre ligt nog geen twee kilometer van een UFS-meetstation af.

Nederlands plan voor accu’s met alleen veel voorkomende materialen

Waarom dit artikel?
Een samenleving die steeds meer vertrouwt op zon en wind, heeft energieopslag nodig. Energie kan in verschillende vormen worden opgeslagen (bijvoorbeeld mechanisch of als warmte), maar onontkoombaar is opslag in accu’s. Dit is uiteraard algemeen bekend.

Er zijn meer typen accu’s, maar gangbaar in het dagelijks leven zijn accu’s die op lithium gebaseerd zijn. Lithium is een relatief zeldzame grondstof die gemijnd moet worden. Daartegen bestaan veel  milieubezwaren en dat is niet zonder reden.
Daarnaast vragen sommige batterijtypes ook om andere, relatief zeldzame, grondstoffen als bijvoorbeeld kobalt en nikkel.
Ik  ga zeker niet zover dat ik alle vormen van mijnbouw afwijs, maar dat is een artikel in eigen recht waard voor in de toekomst.

Maar goede, alternatieve batterijtypes die geen zeldzame grondstoffen gebruiken zouden erg welkom zijn. Er is al jarenlang een hoop research op dit gebied, zoveel dat dat niet in één populair (bedoeld) artikel te bespreken is.
Elke batterij of accu combineert een element links in het periodiek systeem (zoals lithium)  met een element rechts in dat systeem. Research die zich focust op het vervangen van lithium, kiest natuurlijkerwijze vaak op het element dat er in het periodiek systeem meteen onder staat, namelijk natrium. Natriumchloride kennen wij als keukenzout en dat is in grote hoeveelheden op aarde aanwezig, zowel onder de grond (dan toch weer mijnbouw) als in zee.

Dit artikel wil iets vertellen over een recent Nederlands initiatief om een natriumbatterij te gaan produceren. Het motief hiertoe is niet alleen maar technisch. Het plan raakt aan politieke kwesties zoals grondstoffenschaarste, zelfvoorzienendheid en industriepolitiek. En dat de fossiele industrie niet de hele tijd moet klagen hoe zielig ze zijn, maar dat men ook eens moet nadenken over bedrijfsactiviteiten die in de toekomst wel kansen bieden.

Het Nederlandse samenwerkingsverband
Nobian, Exergy Storage, de Universiteit Twente en innovatieplatform ISPT hebben het samenwerkingsverband  STARBATCH opgericht. STARBATCH staat voor Sodium Tetra chloro Aluminate Recyclable BATtery Chemicals .
Sodium (met een +)  is de Engelse naam voor natrium en de mondvol Tetra Chloor Aluminaat (AlCl4 met een -) is een groep atomen die doet alsof hij rechts in het periodiek systeem thuis hoort. Ook aluminium is een van de meest voorkomende elementen in de aardkorst (en kan bovendien goed gerecycled worden).

Nobian wint en bewerkt zout in Twente en Groningen (Nobian heette vroeger Koninklijke Zout en is de ‘KZ’ in ‘AKZO’). Een informatieve pagina over de zoutmijnbouw in Twente is https://www.nobian.com/nl-nl/zoutwinning/bestaande-zoutwinning/twenthe-rijn . Een afgeleid product is chloor, vandaar dat Nobian in een logische positie is om aan het samenwerkingsverband mee te doen.
Nobian is (tot nu toe) de enige van 20 grote ondernemingen in Nederland waarmee de regering ‘maatwerkafspraken’ heeft kunnen maken. Nu was dat in het geval van Nobian relatief makkelijk, want de onderneming loost niet veel en een grote besparing op het elektriciteitsverbruik voor de chloorproductie is ook in het eigen belang, maar goed – het subsidiebedrag is met €185 miljoen relatief laag.

Exergy Storage is de beoogde feitelijke producent van de batterij. Ze beschrijven hun techniek in zeer algemene bewoordingen op https://exergy-storage.nl/exergy-main/technology/ .
De website impliceert dat het een startup is (zo op het oog wel een ervaren team). In hoeverre de startup zijn toekomstige taak aan kan, moet blijken. Ze verkopen nog niets en alles is in de ontwerpfase of richting een pilotfase.

De onderneming is gevestigd op het Industriepark Kleefsewaard (het oude ENKA-terrein) in Arnhem. Met de TU Twente en het (in Amersfoort gevestigde) ingenieursbureau ISPT is er sprake van zoiets als een Oost-Nederlandse initiatief.

(afbeelding Pacific Northwest  National Laboratory)

Hoe het werkt
De websites geven vooral optimistisch gestemde wervende teksten met slechts in algemene bewoordingen hoe de techniek in elkaar zit. Daarvoor moet je gaan googlen.
Een artikel dat erg dicht bij het ontwerp van Exergy lijkt  te komen, is te vinden op https://doi.org/10.1016/j.ensm.2023.01.009 . Dat is echter voer voor specialisten en een vereenvoudigde samenvatting ervan is te vinden op www.pv-magazine.com/2023/02/08/sodium-aluminum-battery-for-renewables-storage/ . Daaruit bovenstaand schema.

Het ‘molten salt’ is de mondvol Sodium Tetra Chloro Aluninate en het Solid-state electrolyte is een plaat keramisch materiaal waar wel de natriumionen doorheen kunnen (Na+ ), maar niet de andere molekulen. Dat ‘molten’ betekent dat het inwendige van de batterij boven het smeltpunt van NaAlCl4 moet liggen en onder het punt waarbij het te hard begint te verdampen. In praktijk is dat ca 180°C, bij voorkeur non stop.
Op zich kan dat, maar het lijkt de accu vooral geschikt te maken voor statische doeleinden (bijvoorbeeld een buurtbatterij of een gridbatterij bij een zonnepark). Afgezien van de bedrijfstemperatuur zouden de verdere specificaties goed en goedkoop zijn. Er zijn weinig verliezen, de accu zou lang meegaan en het is veel minder brandgevaarlijk.

Exergy Storage zegt overigens niet over de noodzaak van een hoge bedrijfstemperatuur.

Het is interessant hoe dit verder gaat lopen. Het opschalen van startup’s in Europa is geen vanzelfsprekendheid en naar alle waarschijnlijkheid is er concurrentie.

Milieudefensie biedt dagvaarding ING aan bij hoofdingang – directie afwezig

Bij de hoofdingang van ING

Milieudefensie heeft op 28 maart 2025 demonstratief de dagvaardiging aan ING uitgereikt voor het tweede klimaatproces, dat ING tegen een grote klimaatvervuiler aanspant. Enige honderden mensen waren erbij aanwezig, waaronder echter niet de directie van ING. Die bleef geheel onzichtbaar. Zie https://milieudefensie.nl/actueel/we-leverden-239-bewijsstukken-af-bij-het-hoofdkantoor-van-ing .
Milieudefensiedirecteur Donald Pols en Milieudefensie Jong-voorzitter Winnie Oussoren legden in hun verhaal uit waarom ING als tweede aan de beurt kwam (na Shell). ING is direct of indirect verantwoordelijk voor 262Mton CO2 , dat is anderhalf keer Nederland.  Er zijn gesprekken geweest, maar dat hielp allemaal niets. ING wil gewoon op de gekozen weg doorgaan. Zodoende geeft ING aan, zoals Winnie Oussoren zei, dat ING meer bezig is met de eigen winst dan met de mensheid en de planeet. Ze was boos ‘Genoeg is genoeg’.

Door de Bijlmer

De schermutselingen begonnen al voor de dagvaarding.
Op 06 februari 2025 bracht Milieudefensie een in zijn opdracht geschreven rapport van SOMO uit, waarin deze actiegroep, die verstand heeft van financiële zaken, uitlegde hoe ING de boel beflikkerde. Het persbericht van Milieudefensie is te vinden op https://milieudefensie.nl/actueel/nieuw-rapport-ing-niet-eerlijk-over-bijdrage-klimaatcrisis . Daar kan het volledige rapport van SOMO gedownload worden ( wat overigens Enelstalig en niet makkelijk leesbaar is) en worden een aantal veel gestelde vragen behandeld. Enkele belangrijke bevindingen:

  • ING steekt ruim tien keer zoveel geld in bedrijven die nieuwe olie- en gasvelden starten dan ING zelf officieel zegt
  • Twee voorbeeldtechnieken die hiertoe ingezet worden zijn onzorgvuldige labeling en het niet noemen van obligaties. Dow maakt bijvoorbeeld plastic maar boort ook naar olie en gas. Maar ING verstrekt dan het label ‘plastic’en niet het label ‘fossiel’.
    Verder noemt ING naar buiten toe wel leningen, maar geen obligaties.
  • ING blijft geld steken in nieuwe olie- en gasprojecten, terwijl andere banken dat afbouwen.
  • ING heeft 45 deals met olie- en gasbedrijven die pas na 2040 eindigen. 5 van deze deals zijn in 2024 gemaakt. 1 deal eindigt zelfs pas in 2054.
  • Van alle leningen van ING aan bedrijven, gaat er in verhouding veel meer naar olie, gas en andere vervuilende sectoren dan gemiddeld  bij andere banken. 

(Uit het SOMO-rapport)

Maar ook ING liet zich niet onbetuigd. Op de dag van de overhandiging van de dagvaarding (vast niet geheel toevallig) stond er een flinkartikel in de NRC waarin ING, op gezag van het Science Based Targets Initiatiive (SBTi) beweert aan de klimaatafspraken van Parijs te voldoen. Onder de NEWS-tab staat een bericht over de dagvaarding door Milieudefensie en een bericht over het SBTi-verhaal (dat laatste op https://www.ing.com/Newsroom/News/INGs-climate-targets-validated-by-the-Science-Based-Targets-initiative-SBTi.htm ).
Milieudefensie vond in juli 2023 het SBTi ‘greenwashing’ (zie https://milieudefensie.nl/actueel/lobbybrieven/letter-to-sbti-12-july-2023.pdf )’.

Ik weet te weinig van deze materie om alle beweringen op waarde te kunnen schatten, maar Milieudefensie wordt uiterst zelden betrapt op fouten.
Wie zich er in wil verdiepen, moet voornoemde webpagina met het persbericht maar openslaan.

Tenslotte: net als bij het Shellproces staan de juridische documenten op de website van Mlieudefensie. Zie  https://milieudefensie.nl/actueel/hier-vind-je-alle-juridische-documenten-van-onze-klimaatzaak-tegen-ing .

Ik

Een trap op in de Bijlmer

In vogelvlucht

Vooraf
Bij elke 1000ste tik op mijn neus op de homepage een wat ander thema dan normaal em dit was de 42000ste tik.

Ik heb altijd interesse gehad in de vogeltrek. In mijn voorbije jaren als natuurkundedocent mocht ik er altijd graag over vertellen en bovendien, je kunt er in de bovenbouw Atheneum aan rekenen.
Zo is er een of ander pleviertje uit Groenland dat in de herfst – flap, flap, flap – naar acht kilometer hoogte stijgt en daar met de straalstroom mee met een noodvaart naar het Oosten vliegt en in die straalstroom – twiet, twiet, twiet – even met zijn vleugel naar de passerende piloten zwaait (dit op veilige afstand). Ter hoogte van Schotland daalt het beestje, gaat bijtanken in de Waddenzee, en vliegt dan langs gebruikelijke routes naar Afrika.
In het voorjaar vliegt hij weer terug naar de Waddenzee. Daar wacht het beest tot er een geschikt hogedrukgebied langs komt en dan vliegt hij – flap, flap, flap – vlak over de zee, met de wind weer in de rug, terug naar huis.

Toegegeven, het verhaal is enigszins antropomorf gemaakt, maar af en toe moet het een beetje sappig zijn voor de klas.

En, het zij toch maar even gezegd: vliegen is interessant, maar niet met honderdduizenden herrieschoppers en lucht- en klimaataantasters tegelijk.  

Rosse grutto B6 vliegt een wereldrecord non stop-vliegen
Ik kreeg inspiratie voor dit artikel toen ik onlangs vernam dat Rosse Grutto B6 een nieuw wereldrecord non stop-vliegen gevestigd had. Bij nader onderzoek bleek dat het wereldrecord er al een tijdje stond, namelijk vanaf okt 2022. Maakt niet uit.

Hierboven hoe een rosse grutto er in het algemeen uit ziet, en hoe rosse grutto B6 er specifiek uitziet toen hij op 15 juli 2022 bij Nome in Alaska geringd werd en van een piepklein zendertje (5 gram, inclusief klein zonnepaneel) voorzien. Daardoor was hij (of zij, dat vermeldt het verhaal niet) met een satelliet te volgen.

Voor meer informatie over de rosse grutto zie  https://nl.wikipedia.org/wiki/Rosse_grutto

Vogels vliegen op vet, want dat is de meest energierijke natuurlijke brandstof. Om zover mogelijk te komen laden ze zich zo vol mogelijk, zodanig dat ze soms nauwelijks nog van de grond komen. Het volgewicht van een rosse grutto is 485 gram en het leeggewicht 215 gram.
De rosse grutto verbouwt zichzelf voor de vlucht zelfs van binnen. Zijn lever, nieren en andere ingewanden worden tijdelijk zeer veel kleiner (die heeft hij per slot van rekening onderweg toch niet nodig) en zijn hart en vliegspieren groter – alles gericht op zoveel mogelijk vet meenemen. Na aankomst alles weer andersom.
Een artikel dat dit uitvoerig beschrijft is  https://academic.oup.com/auk/article/139/2/ukab086/6523130 . Daarin wordt al vol ontzag gesproken over de vogelprestaties die de natuurwetenschap tot aanpassingen dwongen – dat was dan nog een half jaar voor B6 tot nog meer ontzag leidde (voor wie het artikel wil lezen: de rosse grutto is de Limosa lapponica baueri ). Het meetprogramma onder dit Academic-artikel liep al een tijdje.

De factor (ongeveer) 2 tussen vol- en leeggewicht is overigens gebruikelijk in alles wat vliegt – zelfs een B747 voldoet er aan.

En toen vloog Rosse Grutto B6, net vier maand uit het ei, bovenstaand traject richting Zuid. Het is 13,558 km en dat deed het beest in 11 dagen – non stop vliegend.

Het originele artikel is van de US Geological Survey (USGS), waarvan ook bovenstaande kaart afkomstig is (zie https://www.usgs.gov/centers/alaska-science-center/news/juvenile-bar-tailed-godwit-b6-sets-world-record en vandaar uit https://www.adn.com/alaska-news/wildlife/2022/10/30/a-juvenile-shorebird-tagged-in-alaska-flew-nonstop-for-11-days-and-arrived-in-tasmania/ )

Die elf dagen is het echte schokkende – de afstand hangt er ook van af hoe de wind stond. B6 had hem mogelijk mee, maar dat mag men niet eens geluk noemen want vogels hebben, zoals iemand het in de New York Times het formuleerde, een ‘griezelig vermogen om het weer te voorspellen’ en het zijn uitstekende navigatoren – zodanig dat de oude Polynesische zeevaarders, ook niet mis, vogelgedrag in hun intellectuele pakket hadden als ondersteuning. (Het artikel in de New York Times op The Godwit’s 7,000-Mile Journey: A Migration That Breaks Records – The New York Times .)

Rosse grutto’s vliegen terug over de Gele Zee (bij China en Korea), waar ze een paar weken bij tanken alvorens weer naar Alaska te gaan ( https://datazone.birdlife.org/articles/the-bar-tailed-godwit-undertakes-one-of-the-avian-worlds-most-extraordinary-migratory-journeys ).
Men schat dat een rosse grutto in zijn leven zowat een half miljoen kilometer vliegt.

De parkiet van Tucker
Hierbij moet eerst het prachtige boek van hoogleraar Henk Tennekes (de meteoroloog) genoemd worden “De wetten van de vliegkunst” (1992), later bewerkt tot “The Simple Science of Flight, Revised and Expanded Edition” ( archive-MITpress ) . Onderstaand verhaal komt via zijn boek.

Professor Vance Tucker had een parkiet getraind om met een zuurstofmaskertje op in een windtunnel te vliegen. De windsnelheid en de hellingshoek kon hij instellen. Men zegt dat het vogeltje wekenlang gewillig meewerkte – hij zal er wel heel goed voor gezorgd hebben. En dat terwijl een parkiet geen goede vlieger is.
Via de zuurstof kon hij, gebruikmakend van wat gangbare extra aannames, het mechanisch vermogen  van het vogeltje berekenen bij de ingestelde omstandigheden. Hieronder de geschematiseerde opstelling  en daaronder de resultaten. Die zijn voor dit concrete parkeitje, maar met andere getallen gelden ze voor alle vogels (behalve mogelijk kolibries).

De algemeen geldende conclusie is dat alle vogels bij een bepaalde snelheid het makkelijkste vliegen. Tuckers parkietje heeft in horizontale vlucht het laagste vliegvermogen nodig (nl 0,75W) bij 8,0m/sec. Zowel langzamer als sneller vliegen vraagt meer vermogen, evenals uiteraard schuin omhoog vliegen.

Voor dit optimale punt is een ‘glijgetal’ gedefinieerd. Dat is bij een constante horizontale snelheid een verhoudingsgetal tussen enerzijds de lift = de zwaartekracht en anderzijds de luchtwrijving = de spierkracht. Tevens is dit (vandaar de naam) het aantal horizontale meters dat een vogel in glijvlucht aflegt per één verticale meter.
Veel zangvogels hebben een glijgetal in de buurt van de 4 . Dat betekent zowel dat de spierkracht een kwart van de zwaartekracht is als dat de vogel, als hij zijn vleugels stilhoudt, per meter daling vier meter vooruit komt.
Een parkiet en een fazant hebben een glijgetal van ongeveer 4, een gierzwaluw van ca 10, een albatros van ca 22, een passagiersvlieegtuig heeft een glijgetall van 15 tot 20 (dus als op 10km hoogte alle motoren uitvallen, komt het nog een aardig eind vooruit), een zweefvliegtuig van 20 tot 60.

Veldleeuwerik

Rekenen aan een leeuwerik (en dat correctiemodellen nooit waterdicht zijn)
Ik had in mijn tijd als natuurkundeleraar een som gemaakt hoever een leeuwerik kon vliegen. Een lege (uitgehongerde) leeuwerik is 17 gram, een volgevreten exemplaar 35 gram (dus gemiddeld over de vlucht 26 gram). De aarde trekt eraan met (gemiddeld) 0,26Newton (N) en omdat het glijgetal  van een leeuwerik 4 is , moet voor een horizontale vlucht met constante snelheid de voorwaartse kracht een kwart van 0,26N zijn, dus 0,065N .
35 – 17 = 18gram vogelvet bevat een chemische energie van 18*30 = 540kJ (540.000 van de energieeenheid Joule). Bij een spierrendement van 25% wordt van die 540kJ een kwart, dis 135kJ, omgezet in mechanische arbeid en de rest wordt warmte.
Die 135kJ gedeeld door 0,065N is nu de afstand die de leeuwerik kan vliegen. Dat is 2075km.
Daarmee halen ze, bij windstil weer, om en nabij Zuid-Europa, de Balkan of de Noordkust van Afrika en dat schijnt voor de beestjes ver genoeg te zijn.

Dit was dus een opgave die de meeste leerlingen op de bovengeschetste manier konden oplossen. Mooi.
Nu was er een leerling die iets anders bedacht had. Hij liet de leeuwerik (met, voor insiders, 135kJ =mgh)  loodrecht opstijgen tot 520km hoogte (ongeveer de hoogte van de Starlink-satellieten van Elon Musk). Van daar af ging het beestje in voorgeschreven glijvlucht (4 op 1) naar beneden en landde keurig op 2075km op de gewenste afstand.

Een goed antwoord op een volstrekt onmogelijke manier, daar voorzag mijn correctiemodel niet in. Uiteindelijk heb ik maar een besluit genomen met een enigszins subjectief karakter en er drie van de vier beschikbare punten voor gegeven,

Gossamer Pinguin

De Zephyr

Alles wat vliegt op één lijn
Tot slot een beroemde grafiek uit het boek van Tennekes: van fruitvlieg tot A350 in  één (dubbellog) diagram. Zie hieronder.

  • Op de horizontale as onder de kruissnelheid in m/sec (bedoeld wordt de meest economische snelheid, zoals boven uitgelegd, op het laagste punt van de U-curves)
  • Vertikaal de zwaartekracht op de vogel in Newton (bij de gekozen nauwkeurigheid kun je zeggen dat de aarde aan 1kg trekt met 10N)
  • Horizontaal boven de vleugelbelasting (de zwaartekracht op de vleugel (in N) gedeeld door de vleugeloppervlakte (in m2  )
  • Alles onder de “mute swan (=knobbelzwaan)” leeft en alles daarboven is dood
  • Links van de lijn de typische zwevers, waaronder enkele exotische menselijke constructies (de Gossamer condor is een fietsvliegtuig, zie https://www.wired.com/2010/08/0823gossamer-condor-human-powered-flight/  en de Gossamer Pinguin ook, maar dan met zonnepanelen erop).
    De Solar Zephyr is een drone voor militair verkenningsdoeleinden in de stratosfeer, werkend op zonnepanelen ( https://www.aerosociety.com/news/zephyr-down-but-definitely-not-out/ )
    Let hier ook op de positie van de Pteranodon (een vliegend reptiel uit het Mesolithicum)

    Rechts van de lijn alles wat men snel wil of wat snel moet, zoals de F16 of de, gezien zijn kleine vleugeloppervlak relatief onhandig zware, hommel (bumble bee) of honingbij.