EBN en Energie Samen onderzoeken geothermie voor burgerinitiatieven

Ter inleiding
Energie Beheer Nederland (EBN BV) is een 100% staatsbedrijf dat als agent de belangen van de Staat der Nederlanden bij energiewinning op eigen grondgebied helpt uitvoeren. Tot voor kort betekende dat gas en olie (dus EBN BV was de feitelijke zakenpartner van de NAM in Groningen).
EBN diversifieert en is de laatste jaren aan het schuiven richting klimaatbeschermende activiteiten, voor zover daarbij energie en materie de grond in en uit gaan (bijvoorbeeld CO2 – opslag en geothermie). Voor een Wikipedia-artikel zie https://nl.wikipedia.org/wiki/EBN  en voor EBN zelf zie https://www.ebn.nl/ .

Energie Samen is de landelijke koepel en belangenorganisatie van energiecoöperaties en andere collectieve energie-initiatieven ( https://energiesamen.nu/ ).

Beide samen gaan onderzoek doen naar de mogelijkheden om geothermie (aardwarmte) voor bewonersinitiatieven te onderzoeken. De website van EnergieSamen heeft dit gepubliceerd op https://energiesamen.nu/nieuws/2301/ebn-en-energie-samen-onderzoeken-geothermie-voor-burgerinitiatieven .

Ik geef hieronder eerst het persbericht, en daarna voeg ik er nog wat eigen commentaar aan toe.

SCAN seismisch onderzoek naar geothermie_lijn 46 Bergen(L) – Deurne

EBN en Energie Samen onderzoeken geothermie voor burgerinitiatieven

Energie Samen gaat samenwerken met Energie Beheer Nederland (EBN) om de mogelijkheden van geothermie (aardwarmte) voor bewonersinitiatieven te onderzoeken.

EBN en andere geothermiebedrijven willen meer samenwerken met partners aan de vraagkant om het gebruik van geothermie in de gebouwde omgeving te kunnen versnellen. Door samen te werken met Energie Samen wil EBN onderzoeken of en hoe geothermie via bewonerscollectieven ontwikkeld zou kunnen worden.

De Energie Samen dienst Buurtwarmte is opgezet om bewonerscollectieven in de warmtetransitie in staat te stellen een volwaardige rol te spelen in de ontwikkeling en exploitatie van de warmtevoorziening. Energie Samen is geïnteresseerd in alle beschikbare (duurzame) technologische oplossingen of technologiemixen, dus ook in geothermie.

Het doel van het samenwerkingsproject is kennis en ondersteuning bieden voor samenwerking op het gebied van geothermie voor verwarming van de woningen. Natuurlijk is zeggenschap en delen in de opbrengsten van bewoners hierbij op een goede manier geregeld en in balans gebracht met de financiële inbreng, draagkracht, capaciteiten en risico’s.

Energie Samen en EBN gaan eerst een gezamenlijke visie ontwikkelen over geothermie als warmtebron en de rol van bewonerscollectieven in deze warmteketen. Deze visie moet antwoord bieden op vragen als:

  • hebben bewoners een belang bij zeggenschap in de warmteketen in het algemeen en in de warmtebron in het bijzonder, en wat is dat belang?
  • welke governance-modellen zijn mogelijk die bewoners medezeggenschap bieden?
  • welke kennisniveau is gewenst bij bewonersinitiatieven?
  • welke vorm van professionele ondersteuning is nodig?
  • welke financieringsmechanismen zijn nodig om toegang tot de geothermiemarkt te krijgen?

Het toekomstperspectief dat EBN en Energie Samen samen opstellen wordt getoetst bij de branchevereniging Geothermie Nederland, en de achterban van Energie Samen. Vervolgens worden ook andere samenwerkingspartners betrokken, zoals warmtebedrijven en gemeenten. Energie Samen heeft vorig jaar een Werkgroep Geothermie opgestart, deze werkgroep werkt mee aan de uitvoering van het project. Het toekomstperspectief wordt straks via webinars met de leden van Energie Samen gedeeld.

Lees ook de notitie Geothermie voor lokale warmte-initiatieven


Potentiele geothermiegebieden in Brabant

Commentaar:

De slaagkans van geothermie is zowel onder als boven de grond geen uitgemaakte zaak.

Ondergronds
Er wordt in Noord-Brabant al jaren nagedacht over geothermie. Het heeft een plek in de provinciale beleidsdocumenten en er is al indicatief onderzoek gedaan, zie bovenstaande afbeelding. Zie https://www.bjmgerard.nl/%ef%bb%bfgeothermie-in-brabant/ .
Het onderzoek  is zelfs zeer indicatief. Het geeft alleen p[ macroschaal aan waar men op basis van geologische kenmerken in principe aardwarmte zou kunnen verwachten (men herkent duidelijk de geologische contour van de Brabantse slenk). Maar tussen droom en winning ligt de fase van het gedetailleerde onderzoek, want van grote delen van de Nederlandse ondergrond bestaat weinig detailkennis. Dat wordt nu ondervangen met het nationale SCAN-onderzoek ( https://scanaardwarmte.nl/ ). De openingsafbeelding geeft de resultaten weer van systematisch seismisch onderzoek langs de lijn Bergen(L) – Deurne.
Zelfs met deze detailkennis ontkomt men niet aan proefboringen.

Naast kansen brengt geothermie ook risico’s met zich mee, zo stelde bijvoorbeeld het Staatstoezicht Op De Mijnen (SODM). Die zijn bij oordeelkundige bedrijfsvoering wel oplosbaar, maar er liepen dd het advies in 2017 teveel enthousiaste amateurs rond.
Je moet bijvoorbeeld uit de buurt van geologische breuken blijven, en daarvan zijn er in Brabant en Limburg nogal wat.
In NBrabant werkt één glastuinbouwbedrijf met aardwarmte, namelijk in Zevenbergen.
Een ambitieus project in Deurne is in een sof geëindigd, ook vanwege de bankencrisis en de stikstof, maar vooral omdat het te dicht op de Peelrandbreuk en een zijbreuk daarvan lag.
Twee locaties bij Venlo zijn vanwege een lichte aardbeving (tijdelijk?) stilgelegd door SODM.

Het valt allemaal wel te ondervangen met protocollen en veiligheidsmaatregelen, maar dan moeten die wel genomen en nageleefd worden.

Bovengronds
De in het persbericht genoemde “notitie Geothermie voor lokale warmte-initiatieven” beschrijft dat het erg meevalt bij de glastuinbouw en erg tegenvalt in de gebouwde omgeving.

Aardwarmte pomp paprikakwekerij Zwinkels Wervershoof (NHolland)

Het succes in de glastuinbouw is eenvoudig te verklaren: één of enkele grote bronnen, één grote afnemer of hooguit enkele grote geselecteerde medeafnemers, beperkte transportproblemen, weinig onzekerheid, een en ander in één hand en verder geen gezeur.

In de gebouwde omgeving ligt het geheel anders.
Volgens de eerder genoemde brochure notitie Geothermie voor lokale warmte-initiatieven zijn er ruim honderd groepen in Nederland die iets met warmte willen (aldus onderzoekster Schwencke), waarvan er 14 een rechtspersoon zijn, en van welke ruim 100 er mogelijk een handvol  misschien iets met geothermie gaan doen (Ypenburg bij Den Haag, Berkum bij Zwolle, het Traais Energie Collectief ( www.bjmgerard.nl/tec-wil-energieneutraal-terheijden-wat-betekent-dat/ ) en Bolsward. Dat is binnen het bereik van de bevolkings-energiecoöperaties van Energie Samen.

Op https://geothermie.nl/geothermie/locaties-in-nederland/ zijn alle lopende projecten te vinden. Die zijn buiten het domein van EnergieSamen. Ook daar bestaan coöperaties, maar dan zijn dat bedrijvencoöperaties (bijvoorbeeld van tuinders).
Als men de lijst achter deze link afloopt op wat er nu al draait of met grote zekerheid binnenkort gaat draaien, levert dat de volgende lijst van projecten die combi zijn (glastuinbouw en woonwijken) of alleen aan woonwijken leveren:

  • Ammerlaan TGI aan 24 kassen, meerdere bedrijven, een middelbare school, een zwembad en bijna 600 woningen;
  • Aardwarmte Vogelaer in Poeldijk die nu aan de glastuinbouw levert, maar straks aan 424 woningen in Monster;
  • aardwarmte-installatie Haagse Aardwarmte Leyweg (HAL) aan ca 2000 woningen (uitbreidbaar);
  • het Mijnwaterproject Heerlen dat warmte levert aan een heleboel woningen en andere gebouwen (zie https://mijnwater.com/ en https://www.bjmgerard.nl/warmte-in-brabant/ )
  • Trias Westland 2 levert aan glastuinbouw en 345 woningen in Naaldwijk;
  • Warmte van Leeuwarden, een initiatief van Bouwgroep Dijkstra Draisma, Ennatuurlijk, EBN en Shell moet vanaf december 2022 warmte gaan leveren aan heel veel woningen en is nu in het teststadium;
  • Geothermie Plukmade BV t.b.v. de kassen en de voeding van het Amernet;
Aardwarmteinstallatie glastuinbouwproject Vierpolders

Het gebrek aan succes in de gebouwde omgeving is even eenvoudig te verklaren als het negatief van de glastuinbouw: kilometers distributienet, piekbelastingen versus gemiddelde belastingen, noodzaak tot opslag en vele duizenden kleine afnemers, wet- en regelgeving, geld en negatieve gevoelens. Op dit moment vertillen bevolkings-energiecoöperaties zich daaraan.

Er moet politiek het nodige gebeuren. Het “Adviesrapport Geothermie in de Gebouwde Omgeving” van de Geothermiesector (april 2021) stelt het als volgt “Als we de potentie van geothermie in de gebouwde omgeving willen ontsluiten dan zal, naast de noodzakelijke verdere professionalisering, innovatie en kennisdeling waar de sector zelf al aan werkt, het ontwikkeltraject voor geothermie korter, planbaarder, voorspelbaarder en met meer (financiële) zekerheden moeten worden omgeven. Daarnaast moet de ontwikkeling van geothermie optimaal worden ingepast in de ontwikkeling van de gehele warmteketen.
Alleen dan ontstaat er een haal- en betaalbaar ontwikkeltraject.” .

Mogelijk helpt het dat de grote jongen EBN de vele kleine jongens van Energie Samen gaat helpen. Die samenwerking blijft, blijkens het persbericht, beperkt tot de bovengrondse problematiek. Onder de grond blijven vooralsnog de grote jongens de baas.
Maar we zullen zien wat er uitkomt. Misschien verzint men wel wat creatiefs.

Het Heerlense centrumproject Maankwartier draait geheel op het Mijnwaterproject

Ultrafijnstofonderzoek RIVM rond Schiphol

Het RIVM heeft de resultaten van een langlopend onderzoek naar Ultrafijnstof (UFS) rond Schiphol uitgebracht.
Het bijbehorende persbericht is hieronder afgedrukt. Daaronder eigen tekst.
Het persbericht, met daar de link naar het eigenlijke onderzoek, is te vinden op
https://www.rivm.nl/nieuws/mogelijke-langetermijneffecten-op-gezondheid-door-ultrafijn-stof-van-vliegtuigen .

Schiphol_(Shirley de Jong op Wikipedia)


Mogelijke langetermijneffecten op de gezondheid door ultrafijn stof van vliegtuigen

Publicatiedatum 20-06-2022 | 18:15

Blootstelling aan ultrafijn stof van vliegtuigen rond Schiphol kan mogelijk leiden tot nadelige effecten op het hart- en vaatstelstel en de ontwikkeling van het ongeboren kind. Er zijn geen aanwijzingen dat langdurige blootstelling aan ultrafijn stof de oorzaak is van aandoeningen aan de luchtwegen. Wel kunnen bestaande aandoeningen door korte blootstelling tijdelijk verergeren. 

Er is nog onvoldoende bewijs voor effecten op het zenuwstelsel en de stofwisseling (diabetes). Voor effecten op de totale sterfte zijn geen aanwijzingen.

Groot onderzoeksprogramma

Het is wereldwijd voor het eerst dat er zo’n uitgebreid onderzoek is gedaan naar de mogelijke effecten van ultrafijn stof op de gezondheid. In drie deelonderzoeken is uitgezocht wat de concentraties rondom Schiphol zijn van ultrafijn stof van vliegtuigen, of hogere concentraties een direct effect hebben op de gezondheid en of langdurige blootstelling aan ultrafijn stof kan leiden tot nadelige gezondheidseffecten.

Langdurige blootstelling

In het laatste deelonderzoek beoordeelde het RIVM of hogere concentraties ultrafijn stof van vliegtuigen effect kunnen hebben op de gezondheid van omwonenden van Schiphol. Het RIVM heeft de concentratie ultrafijn stof op het woonadres gekoppeld aan gezondheidsgegevens van inwoners van 30 gemeenten rondom Schiphol. Er is gekeken naar effecten op hart- en vaatstelsel, geboorte, luchtwegen, zenuwstelsel, diabetes en algemene gezondheid (bijvoorbeeld sterfte). 

Resultaten

Langdurige blootstelling aan ultrafijn stof van vliegverkeer heeft mogelijk effect op het hart- en vaatstelsel. In gebieden met hoge concentraties zijn bijvoorbeeld meer mensen medicijnen tegen hartaandoeningen gaan gebruiken dan in gebieden met lage concentraties. 

Blootstelling aan ultrafijn stof is bij zwangere vrouwen mogelijk nadelig voor de ontwikkeling van het ongeboren kind. We spreken van mogelijk omdat er te veel onzeker is om definitief te kunnen concluderen dat er een oorzakelijk verband is.

Er is niet genoeg wetenschappelijk bewijs dat blootstelling aan ultrafijn stof van vliegverkeer effect heeft op het zenuwstelsel of diabetes veroorzaakt. 
Dat betekent dat er niet genoeg informatie is om een verband vast te stellen, of dat de resultaten van deelonderzoeken niet duidelijk zijn. Met uitzondering van een mogelijk effect op sterfte aan hartritmestoornis, zijn er geen aanwijzingen dat mensen eerder overlijden als zij jarenlang aan ultrafijn stof van vliegverkeer blootstaan.

De resultaten van het onderzoek naar langetermijneffecten versterken eerdere conclusies van de Gezondheidsraad en vergroten het inzicht in mogelijke effecten van ultrafijn stof op de gezondheid. Omdat er heel weinig eerder onderzoek is gedaan, is onderzoek bij andere grote (internationale) vliegvelden wel nodig om de conclusies verder te kunnen verstevigen. 

Ultrafijn stof

Ultrafijn stof zijn zeer kleine deeltjes fijnstof in de lucht (kleiner dan 0,1 micrometer). Het komt vrij bij verbranding, bijvoorbeeld bij de uitstoot van verkeer, huishoudens en industrie. Ultrafijn stof is zo klein dat het lichaam het minder snel opruimt dan grotere deeltjes, zoals fijn stof. Daardoor blijft het langer in de longen achter na inademen. Ook kan het deeltje door de kleine omvang makkelijker via de longen in het bloed terechtkomen en zo andere organen bereiken. Ultrafijn stof is daardoor mogelijk schadelijker voor de gezondheid dan grotere deeltjes fijn stof. 
 

Enkele opmerkingen uit het rapport             

In het rapport staan enkele passages die de samenvatting niet gehaald hebben, maar wel relevant zijn. In willekeurige volgorde:

  • Aan de hoofdstudie deden bina 1,3 miljoen mensen deel (zonder dat ze dat wisten, want het ging geheel via geanonimiseerde statistiek zoals bijvoorbeeld het CBS).
    Daarnaast waren er deelstudie (zoals zelfrapportageantwoorden op GGD-enquêtes, die met veel kleinere aantallen werkten
  • In het persbericht worden totaalcategorieën genoemd (‘hart- en vaatstelsel’). In het rapport worden die soms onderverdeeld (bijvoorbeeld hartritmestoornissen, ischemische hartziekte, etc). Een enkele keer leidt een onderverdelingsziekte tot duidelijke statistische uitspraken. Het zenuwstelsel als geheel geeft tegenstrijdige resultaten, maar bi het onderdeel Alzheimer is er een zichtbaar verband en dat is rechtstreeks te zien en via dementiemedicijnen.  
  • De cijfers zijn gecorrigeerd voor alternatieve schadeveroorzakers zoals ander fijnstof (dat dus niet ultrafijn is, zoals PM2.5), NO2 en roet en (bij beweringen voor een lange blootstellingsduur) geluid. De UFP- effecten bestaat dus onafhankelijk van die andere oorzaken.
    De correlatie van UFP met die andere factoren was laag. Met andere woorden: UFP gedraagt zich in de omgeving anders dan die andere factoren
  • De UFS-effecten mogen dus opgeteld worden bij andere effecten. Die cumulatie van effecten heeft het RIVM in deze studie niet uitgevoerd.
  • Het effect van leefstijlfacoren lijkt beperkt
  • Het RIVM maakt onderscheid tussen UFP uit vliegtuigen en uit wegverkeer op basis van grootte. Diameters onder de 20nm komen met grote waarschijnlijkheid  uit vliegtuigen, diameters boven de 50nm komen met grote waarschijnlijkheid uit het wegverkeer.
    Voor de schadelijkheid lijkt (longcellen in in vitro-onderzoek) het niet uit te maken.
    Maar de beweringen hebben betrekking op de schadelijkheid van UFP van vliegverkeer, omdat dat de vraag was.
  • UFP-concentraties zijn geschat met een combinatie van metingen en modellen (een normale gang van zaken). Het RIVM meent dat het resultaat voldoet.
  • Taxiende vliegtuigen blijken veel effect op de UFP te hebben en zijn daarom als onderzoeksobject meegenomen
  • De laagste en de hoogste 5% van de concentraties liggen ongeveer 3500 deeltjes/cm3 uit elkaar. Dat is ongeveer het verschil tussen Purmerend en Haarlemmermeer.
    Bij de meest significante metingen die op een (mogelijk of waarschijnlijk) verband wijzen, wordt het extra risico gekwantificeerd per die 3500 deeltjes/cm3 .
    Tabel 7 bijvoorbeeld legt het extra risico op sterfte door hartritmestoornissen op 8% en door alzheimer op 4%. De extra kans op medicijngebruik tegen hartaandoeningen is 3% en voor medicijngebruik tegen dementie op 14%.
    Dat de totaal-categorie ‘psychische gezondheid’ in het persbericht niet tot duidelijke beweringen leidt, komt omdat tegenover het positieve verband bij medicijngebruik bij dementie een omgekeerd verband gezien wordt bij antideprssiva en ADHD. De onderzoekers snappen gewoon nog net goed genoeg hoe dat kan en blijven op dit moment nog weg van een definitieve uitspraak.
    de extra kans op een kleiner e babies, een vroeggeboorte en aangeboren afwijkingen zijn respectievelijk 2, 2 en 5% waartegenover een omgekeerd effect op de Agpasscore staat.
    De extra risico’s uit de (zelfrapportage)antwoorden op de GGD-enquêtes leiden soms tot hogere getallen.
  • Gewezen wordt op het advies van de Gezondheidsraad over UFP. Daarover staat op deze site ene artikel op https://www.bjmgerard.nl/over-en-naar-aanleiding-van-het-ufp-rapport-van-de-gezondheidsraad/ .

Enkele opmerkingen naar aanleiding van het rapport

  • Een systematisch onderzoek van blootstelling en medische effecten bestaat niet bij Eindhoven Airport/vliegbasis Eindhoven.
    Er zijn wel incidentele metingen van UFS bij de startbaan, zie https://www.bjmgerard.nl/luchtmeting-door-meetnetten-en-burgergroepen-in-zo-brabant/ . Een meetstation dichtbij het ZW-einde van de startbaan had van 09 juli – 31 dec 2021 een gemiddeld aantal deeltjes van 13657 deeltjes/cm3 .
  • In de vergadering va het Luchthaven Eindhoven Overleg (LEO) van 22 juni 2022 liet vliegvelddirecteur Hellemons weten dat hij een UFP-meting op het laadplatform had laten uitvoeren. Dit vanwege zijn medewerkers. Bij Schiphol zijn de werkomstandigheden treurig ( zie de Zembla-uitzending van 09 dec 2021)

Energieopslag in ijzerpoeder – open dag Metalot

zuiver ijzerpoeder

De TU/e, het studententeam en Metalot
Er is  dringende behoefte aan methodes om hernieuwbaar, dus op gasloze wijze, hoge temperaturen te kunnen bereiken, en dat vereist opslagmethoden.

Een techniek wordt ontwikkeld op o.a. de TU Eindhoven in het studententeam Solid ( https://teamsolid.org/ ).
Bij het project hoort een Visiedocument Iron Power ecosystem, die te vinden is op https://www.metalot.nl/kennisportal/ . Daar staat ook een haalbaarheidsstudie van TNO die voor enkele scenario’s inschat wat het kost per kWh.
Enkele afbeeldingen en beweringen in dit artikel komen uit dit visiedocument.

De concretisering wordt verder aangejaagd door het kenniscentrum Metalot, een samenwerkingsverband van de TU/e, de zinkfabriek Nyrstar, de provincie Noord-Brabant en de gemeente Cranendonck.

Op 21 mei 2022 hield Metalot een Open Dag in zijn pand in Budel. Mijn vrouw en ik hebben er een dagje elektrisch fietsen tegenaan gegooid om daar te gaan kijken. Enkele foto’s komen van die open dag.

Het beginsel
De techniek zit in principe simpel in elkaar.

Zoals alle opslagprocessen, heeft dit proces een voorkant waar de gebruiker zit, en een achterkant die regenereert.

Aan de voorkant van de cyclus gaat fijnverdeeld zuiver ijzer een verbrandingsreactie aan met zuurstof uit de lucht. Het is in feite de alledaagse roestreactie, maar dan extreem versneld omdat het ijzer erg fijn verdeeld is.
De nettoreactie is 4Fe + 3O2 geeft 2Fe2O3 . Volgens de tabellenboeken zou dat op basis van zuiver ijzer 14,7MJ/kg opbrengen, maar omdat ijzerpoeder een mengsel van lucht en ijzer is, brengt de reactie in praktijk 7,2MJ per kg ijzerpoeder op. Ter vergelijking: de verbranding van vloeibare waterstof levert per kg 13,3MJ op en van ammoniak 15,7MJ.
De verbranding haalt desgewenst met gemak het smeltpunt van ijzer (1535°C – het ijzer is tijdens het verbrandingsproces vloeibaar). In praktijk hoeft de op te warmen materie zelden warmer te worden dan 1000°C.
Ter vergelijking: de universele gasbrander van de GAMMA haalt volgens de advertentie maximaal 1300°C, een acetyleenbrander om te lassen haalt 3100°C en een gasoven 280°C.

Aan de achterkant moet het ijzeroxide weer omgevormd worden tot zuiver ijzer. Dat gebeurt met waterstof (waarmee dit opslagsysteem dus een van de vele claims op duurzame waterstof is). Er bestaan hiervoor in praktijk drie systemen, waarvan de bespreking hier te ver voert.
Alle opslagsystemen kennen verliezen. Je moet aan de regeneratiekant meer energie toevoeren dan er aan de gebruikskant vrijkomt. In dit geval bij elke 100MJ uit ongeveer 125 tot 140MJ in.

Benchmarktabel met andere opslagmechanismes

Voor- en nadelen en klimaat en milieu en waar de waterstof gemaakt wordt
Het systeem heeft eigenlijk weinig nadelen

  • het systeem legt een claim op hernieuwbare waterstof
  • het systeem heeft omzettingsverliezen zoals alle opslagsystemen
  • Het voornaamste fysieke nadeel is dat ijzerpoeder zwaar is (pakweg 3kg/liter) en vast is (wat moeilijk te verenigen is met subtiele kleppensystemen), en dat het systeem groot is. Je moet er geen vliegtuig op willen laten vliegen.
    Het systeem is vooral geschikt voor statische en drijvende toepassingen, zoals een stoomketel (zie het eerdere verhaal over een experiment bij Bavaria op https://www.bjmgerard.nl/roestbier/ ), of bijvoorbeeld voor de backup van een stadsverwarming, of op een boot.
  • Het ijzerpoeder is fijn stof in de grootte-categorie van 20 – 50µm (grof stof), maar het is bedoeld als gesloten systeem. Voor de zekerheid zit er ook een HEPA-filter op, maar het is de bedoeling dat dat niet nodig is (o.a. omdat het in een mum van tijd vol zit als het wel nodig is).

Moeilijk in te schatten, maar mogelijk om en nabij neutraal, is de prijs per MWh.
Mede op gezag van TNO noemt het Visiedocument voor hete stoom uit ijzer dat geregenereerd is in Saoedi-Arabië, verscheept naar Rotterdam en verder, en toegepast op industrieterrein Moerdijk, all-in op ca 9 cent/kWh. Waterstof met de pijplijn uit Saoedi_Arabië of waterstof uit de Noordzee (waarna in beide gevallen regeneratie in Nederland) komen ook op ongeveer dat bedrag.
Het Visiedocument meent dat het ETS de aardgasprijs ook zal opjagen tot ongeveer 9 cent/kWh.
Maar in de politieke omstandigheden van dit moment is elke prijsaanname van aardgas een slag in de lucht.

Tijdens de Open dag sprak inleider Managing Director Langereis van Metalot over transport naar en vanuit Australië. Dat om praktische redenen: Australië heeft een hoop woestijn waar je waterstof kunt maken, en heeft al een ertsoverslagstructuur (en geen geopolitieke problemen). Maar Spanje of Griekenland (als men in de EU zelfvoorzienend wil zijn) of Marokko zou in principe ook kunnen.

De mondiale waterstofprijs volgens het IEA, op basis van zon en wind op het land, op de lange termijn


Voordeel is

  • dat het systeem simpel werkt (o.a. omdat het bij normale luchtdruk werkt),
  • simpel transporteert. Het is een stuk eenvoudiger om het roestpoeder naar de waterstof te brengen dan andersom.
  • De grondstof is ongevaarlijk, ruim beschikbaar en gaat in beginsel onbeperkt lang mee
  • De eigenlijke kern van het systeem is per definitie klimaatneutraal als de waterstof met duurzame stroom wordt vervaardigd.
  • Om de eigenlijke kern heen zitten voorzieningen (met een modieuze term ‘ecosysteem’ genoemd) die (nog) niet klimaatneutraal zijn. Bulkcarriers verbruiken verrassend weinig energie, maar wat ze gebruiken is nog fossiel.
    Een lading ijzerpoeder moet eerst geprepareerd worden, en dat gaat ook nog via fossiel.
    Al met al brengt een GJ via de ijzerpoederroute, all-in, momenteel 11kg CO2 de lucht in (waarvan het meeste voor rekening van de boot). Voor aardgas is dat 56kg.
    In theorie kunnen de aanpalende voorzieningen teruggebracht worden tot bijna 0kg CO2 .
  • De verbranding loost geen zwaveloxide (zit niet in de brandstof)
  • De verbranding produceert ultra-weinig stikstofoxiden (onder andere omdat het bij atmosferische druk is). De emissiefactor is 10gr NOx/GJ (een Euro6-diesel op een gewone buitenweg zit ergens rond de 330gr/GJ

De Open Dag
Inhoudelijk is hierboven alles al wel verteld. Nog wat foto’s.

Proefinstallatie voor verbranding bij Open Dag Metalot dd 21 mei 2022 in Budel. In het midden het verbrandingsvat met aan- en afvoerpijpen, het groene blok links bevat een HEPA-filter.
Deze demonstratiemachine moet 0,5 tot 1,0 MWthermisch kunnen gaan leveren.
Managing director Metalot Erik Langereis

Provincie ontwerpt TVW-viewer

Ik heb, al weer een tijd geleden, op deze site een artikel geplaatst over het Brabants Warmtebronnenregister. Dat is waar je overal restwarmte, biomassawarmte en andere bronnen kon vinden. Zie https://www.bjmgerard.nl/update-warmtebronnenregister-dankzij-brabantse-bedrijven/ .

Nu schrijft Niek Brinkman, onder dankzegging voor mijn eerdere artikel, dat hij voor de provincie een viewer gemaakt die de Transitie Visie Warmte (TVW) in Brabant in kaart gebracht heeft. Ik heb dit maar als een reactie op mijn site opgevat en heb het bijgevoegde artikel grotendeels hieronder afgedrukt.
Het oude warmtebronnenregister is er meteen geüpdated.

De viewer is rechtstreeks te vinden op

https://noord-brabant.maps.arcgis.com/apps/MapSeries/index.html?appid=10292284d5024bea9e3e9e594d110eb3


Vanaf vandaag is de ‘TVW-viewer’ toegevoegd aan het Brabantse Warmtebronnenregister. De TVW-viewer is een handige tool waarmee gemeenten, provincie en andere professionele stakeholders inzicht krijgen in de door Brabantse gemeenten opgestelde Transitievisie Warmte (TVW). “Zie het als een middel om met elkaar in gesprek te gaan over de kansen en knelpunten voor een regionale samenwerking”,  aldus Niek Brinkhof, projectleider ‘TVW-viewer’ bij het Expertiseteam Warmte Noord-Brabant (ETW).

De warmtetransitie gaat richting een uitvoeringsfase nu bijna alle Brabantse gemeenten een Transitievisie Warmte hebben opgesteld. Nu de visies af zijn, is het nu tijd om ze uit te voeren. ‘De Brabantse ‘RES-regio’s’ gaan de komende periode de viewer intensief gebruiken in het onderzoek naar samenwerking en haalbaarheid bij het toepassen van alternatieve warmtebronnen,’ voorspelt Brinkhof. De viewer geeft de mogelijkheid om te gluren bij de buren.

Gluren bij de buren
Wat doet de buurgemeente met hun warmtetransitievraagstuk? Denken zij gebruik te gaan maken van aquathermie of geothermie? Zitten we elkaar in de weg? Of kunnen we juist samen optrekken? Kortom: het biedt een mogelijkheid om lokaal samen te werken bij het onderzoeken van mogelijke inzet en uitvoeren van alternatieve warmtebronnen. “De viewer geeft een goed overzicht van wat gemeenten hebben gezegd over lokale ambities, alternatieve warmtebronnen en uitvoeringsgerichtheid”, aldus Brinkhof.

Brabantse Warmtebronnenregister

De TVW-viewer maakt onderdeel uit van het Brabantse Warmtebronnenregister. Deze geeft een geografisch overzicht van huidige en potentiële warmtebronnen in Brabant. In samenwerking met de Brabantse ‘RES-regio’s’ (Regionale Energiestrategie) is het Brabantse Warmtebronnenregister nu dus uitgebreid met de ‘TVW-viewer’.

Zo helpt de TVW-viewer in de praktijk
Door vier samenwerkingsbijeenkomsten met de RES-regio’s West-Brabant, Hart van Brabant, Noord-Oost Brabant en Metropoolregio Eindhoven, is inzicht en overzicht gecreëerd van waar Brabantse gemeenten en hun warmtetransitievraagstuk. In de bijeenkomsten spraken zij over lokale ambities, alternatieve warmtebronnen en uitvoeringsgerichtheid. Volgens Niek wierp het direct zijn vruchten af. “Met behulp van de ‘TVW-viewer’ hebben we in deze regionale sessies vastgesteld dat er volop kansen zijn om gezamenlijk de potentie van verschillende warmtebronnen te onderzoeken. Maar ook dat er behoefte is om inzicht te krijgen in mogelijkheden en knelpunten voor regionale elektriciteit en warmte infrastructuur”.

Test de TVW-viewer

Meer informatie op de Linkedinpagina van het ETW

De TVW-viewer is ontwikkeld door het Expertiseteam Brabant in opdracht van de Provincie Noord-Brabant. Het geeft inzicht en overzicht van wat Brabantse gemeenten in hun TVW hebben opgeschreven over hun ambities en de inzet van mogelijke alternatieve warmtebronnen. Ook krijgen we een beeld in welke 157 Start- en Verkenningswijken, gemeenten aan de slag gaan.

Houd de LinkedInpagina van het ETW in de gaten. De komende tijd worden daar demovideo’s over de viewer gedeeld. Direct contact over de ‘TVW-viewer’? Neem contact op met Niek Brinkhof (NBrinkhof@brabant.nl) of neem een kijkje op Energiewerkplaats Brabant.

Raad van State besluit ten gunste van extra water oppompen door Refresco

Vooraf
Refresco Benelux BV in Maarheeze pompt grondwater op, stopt dat in flesjes, voegt daar suiker, smaakstoffen en prik aan toe, en dan heb je Fanta en aanverwant. Het is een proces waar de wereld in het algemeen en de omgeving in het bijzonder weinig aan heeft, of zelfs nadelen.
Refresco wil al heel lang meer grondwater oppompen dan  de in 1997 vergunde 500.000m3 (383000  ondiep, 117.000 diep). De uitbreiding moest liefst van  grote diepte, maar dat botste op dat de diepe aquifer al overbelast was.
In plaats daarvan hadden de provincie en Refresco in overleg bijeen gesmoest dat Refresco eventueel wel 250.000m3 ondiep grondwater extra op zou mogen pompen. De formele aanvraag daartoe werd ingediend op 09 augustus 2018. Ondertussen was het provinciale beleid gewijzigd, wat op 07 sept 2018 van kracht werd. Op 1 april 2019 verleende de provincie de gevraagde beschikking voor 750.000 m3 . Deze timing is van essentiëel belang.

De BMF, de Dorpsraad Maarheeze tekenden beroep aan en kregen gelijk van de rechtbank Oost-Brabant. Waarop Refresco naar de Raad van State stapte. Het is een heel verhaal en wie het nog eens wil nalezen, zie https://www.bjmgerard.nl/rechtbank-verbiedt-extra-water-oppompen-bij-refresco-maarheeze/ en dan eventueel verder terugzoeken.

De Raad van State
De Raad van State zag het anders. Die zag dat de aanvraag van Refresco (die in gesmoes met de provincie tot stand gekomen was) ten tijde van de verlening niet, maar ten tijde van de aanvraag wel vergunbaar was. Tussen beide data in was op 07 sept 2018 het beleid gewijzigd en de Raad van State vond dat daar een overgangsbepaling bij gehoord   had.
Ook noteerde de Raad van State dat de jaarlijkse aanvulling van grondwater (en dus de natuurkundige limiet van wat kan) 250 was, de vergunde hoeveelheid 300 welke echter niet opgebruikt werd, dat vóór 07 sept 2018 het beleid <300 was en na die datum <250, en dat de werkelijke onttrekking volgens de provincie 220 was (maar dat is exclusief de beregening door de landbouw, rond de 40 a 50, waar het Waterschap over gaat) (alle cijfers * miljoen kuub).
Overigens zei Refresco bij de Raad van State regelmatig de productielimieten te overschrijden. Dat leidde niet tot een reactie.
‘In dit specifieke geval’ (de uitspraak heeft dus geen verderreikende strekking) vond de Raad van State dat het belang van Refresco moest overwegen.
Het vonnis van de Raad van State is te vinden

De provincie
Het is een beetje vreemd.
De provincie is niet naar de Raad van State gestapt. De uitspraak van de rechtbank paste immers bij het nieuwe beleid.
In de aanloop naar de uitspraak heeft de Raad van State de provincie twee keer expliciet om ‘een nieuw besluit’ gevraagd. Dat heeft de provincie geweigerd te nemen. In plaats daarvan heeft de provincie de uitspraak van de Raad afgewacht. Ik weet te weinig van  juridische zaken om te zien wat dit betekent. Mogelijk had de Raad van State verwacht dat de provincie de afgegeven vergunning aan Refresco zou intrekken na het vonnis van de Rechtbank.
Ik heb zelf het donkerbruine vermoeden dat de provincie dit bewust nagelaten had om zichzelf niet kwetsbaar te maken voor een schadeclaim van de kant van Referesco. Immers, het intrekken van de vergunning kon een onvriendelijke daad blijken te zijn als Refresco won.

De juridische subtiliteiten zijn aan mij (helaas) niet  besteed. Er zit ergens iets vreemds.
Blijkbaar was de Raad van State ook niet blij, want de provincie werd veroordeeld tot de proceskosten van Refresco.

Ik snap het niet helemaal, maar er is in elk geval niets meer aan te doen. Het is balen.

Grondwaterdaling door Refresco t.o.v. geen onttrekking 9in meter)

De vragen van de SP
De SP in de provincie heeft een paar keer vragen gesteld, maar werd daarbij gehinderd doordat de zaak een tijd lang onder de rechter was. Geen overheidsorgaan dat dan antwoord geeft.

Nu de zaak onder de rechter weg is, heeft SP-milieuwoordvoerder Irma Kooman opnieuw vragen gesteld. Deze zijn te vinden op

Fotosessie op 12 juni 2022 voor klimaat in Eindhoven

Op zondag 12 juni, van 13.30 tot 13.50 uur, vond op het bordes van de Catharinakerk in Eindhoven een korte manifestatie plaats ter voorbereiding van de Klimaatmars in Rotterdam een week later.

De Rotterdamse Klimaatmars vindt plaats:
op zondag 19 juni
om 13.00 uur
vanaf de Binnenrotte in Rotterdam

Hieronder wat foto’s van de actie bij de Catharinakerk.

Organisator Inge Kouw aan het woord (foto a. Thurau)
Foto Berry de Jong
Foto Berry de Jong
Wethouder Rik Thijs (GrL) aan de megafoon (foto Marta Resink)
Ik in gesprek met een agent die een flyer wilde en nog van niks wist

Zie verder https://fb.me/e/1vpvcYhnr

Voorstel tot campagne energieopslag in MRE-gebied (enkele updates 06 aug)

Ik heb als woordvoerder van Milieudefensie Eindhoven aan het bestuur van de Metropoolregio Eindhoven, aan de gemeenteraden en Colleges van B&W in de 21 MRE-gemeenten, en aan de Stichting Brainport en de uitvoeringsorganisatie Brainport Development NV een voorstel gedaan om in het MRE-gebied te komen tot een georganiseerde en langdurig volgehouden campagne om een grootschalig systeem van energie-opslag in diverse vormen (elektrisch, thermisch en chemisch) op te bouwen, onder publiek of coöperatief beheer, met als speerpunt de belangen van huishoudens en de energieopslag op bedrijventerreinen.

Net in die tijd kwam, voor velen als een verrassing, de boodschap dat Tennet, de exploitant van het hoogspanningsnet, aan zijn limiet zat en voorlopig geen groot-aansluiting meer kon doen.

Kort ervoor kwam ook een memo uit van Gedeputeerde Spiering van GS NBrabant over energieopslag, zie

Het geeft aan hoe hot het item is.
Het tekent echter ook de situatie dat dit memo alleen maar mogelijke technieken beschrijft (dat doet het memo overigens op zich goed), maar dat het geen woord wijdt aan bestuurlike inspanningen om van al die ideetjes één grote georkestreerde werkelijkheid te maken. Uit niets blijkt dat de overheid hier een leidende sleuteltaak voor de overheid zelf ziet. De markt zal het wel moeten doen.

Er bestaat ook al een Nationaal Actieplan Energieopslag en Conversie (2020), https://www.fme.nl/nationaal-actieplan-energieopslag-en-conversie , maar dat is van de industriewerkgeversorganisatie FME en dus moet de markt het doen.

UIt alles blijkt dat waar het meeste behoefte aan is, goed overheidsoptreden is waarvan de kosten voor een deel publiek zijn,en de baten ook. De huidige situatie vraagt meer om een politieke dan om een technische revolutie.

Hieronder de integrale tekst van de brief (de afbeeldingen horen niet bij de brief).

Verdeelstation aan de Eindhovense Daalakkersweg

Betreft: voorstel tot campagne energieopslag in MRE-gebied

                                                                                                                                                             Eindhoven, 10 juni 2022

Aan de (aanstaande) Colleges van B&W en de gemeenteraden in het MRE-gebied
Aan de MRE
cc aan de Stichting Brainport en Brainport Development

Geachte volksvertegenwoordigers, geachte bestuurders

Er komt vanwege het klimaat en de energietransitie veel op Nederland af, en daarbinnen ook op onze regio. Uw komende zittingsperiode wordt cruciaal.

De algemene noodzaak wordt vertaald in concrete verplichtingen, die u ongetwijfeld bekend zijn:

  • 55% minder broeikasgas in 2030 (Fit for 55)
  • De in de onlangs gepubliceerde Zonnebrief aangekondigde PV op utiliteitsdaken
  • Vanaf 01 jan 2023 moeten alle kantoren label C of beter zijn
  • Er moeten vele duizenden woningen gebouwd worden, alleen al in Eindhoven
  • Het personenwagenpark verschuift richting elektrisch.
  • Oplossen van de groeiende problematiek van het midden- en hoogspanningsnet
  • De taak om 2TWH wind- en grootschalige zonne-energie op te wekken in het MRE-gebied (en vergelijkbare taken in andere RES-regio’s)
  • De taak om in 2030 ongeveer 20% van de woningen van het gas af te hebben
  • Het verduurzamen van de stadsverwarmingen
Schema van een kleine wijk rond een thermische opslag van Ecovat, zie https://www.bjmgerard.nl/energy-day-tue-bespreekt-ecovat-systeem/

Tegen deze achtergrond stelt Milieudefensie Eindhoven voor om in het MRE-gebied over te gaan tot een georganiseerde en langdurig volgehouden campagne om een grootschalig systeem van energie-opslag in diverse vormen (elektrisch, thermisch en chemisch) op te bouwen.

Uiteraard is het fenomeen energie-opslag in onze Brainportregio bekend. De TU/e houdt zich ermee bezig, en zijn bedrijven die op dit gebied diensten aanbieden en de Regionale Energie Strategie (RES) in het MRE-gebied houdt zich er mee bezig. Het betreft echter steeds losse pilots en projecten, zonder veel interne onderlinge samenhang en vaak van tijdelijke aard. Men maakt op deze wijze geen meters, bereikt geen schaal- en leervoordelen en komt niet tot standaardisatie.

Milieudefensie Eindhoven stelt voor om dat campagnegewijs wel te gaan doen. Regiobreed, georganiseerd onder publieke aansturing en met inachtname van wat in Brainportverband mogelijk is (en dat is in principe veel).

Vanuit zijn achtergrond stelt Milieudefensie Eindhoven het klimaat en het belang van de huishoudens als duidelijke prioriteiten. Het is denkbaar dat een campagne, zoals hier geschetst, ook tot industriepolitieke voordelen voor de regio leidt, maar die staan voor Milieudefensie niet voorop. Voor industriepolitiek zijn andere organisaties beter toegerust.
De Brainportregio moet zich met een dergelijke campagne gunstig kunnen profileren.

Een systeem om niet het stroomaanbod de vraagpiek te laten volgen, maar de vraagpiek het stroomaanbod (zet de wasmachine aan als de zon schijnt) zou materieel hetzelfde doen als een opslagsysteem, maar Milieudefensie Eindhoven ziet op dit moment niet in hoe dat campagnegewijze georganiseerd kan worden. Experimenten hiermee zijn nuttig, vooropgesteld dat het eenvoudig is en huishoudens er financieel baat bij hebben.

Het klimaat en de huishoudens kunnen veel baat hebben bij een goed regionaal opslagsysteem:

  • Een goed opslagsysteem verbetert de draagkracht van het elektriciteitsnet, zodat er meer hernieuwbare energie in een sneller tempo kan worden aangesloten. De omvormers in woningen slaan minder vaak af, de grote PV-systemen op bedrijfsdaken kunnen eindelijk ingeschakeld worden, en nieuwe wind- en zonneparken hoeven minder lang te wachten
  • Een goed opslagsysteem verbetert de draagkracht van het elektriciteitsnet, zodat de levering van stroom ten behoeve van het steeds grotere aantal warmtepompen, elektrische auto’s, inductieplaten en industriële inrichtingen tot minder problemen leidt
  • Huishoudens en instellingen kunnen zich financieel verbeteren, omdat er minder stroom van het elektriciteitsnet gevraagd wordt. De energie-armoede wordt er minder door. Dit geldt des te meer als de salderingsregeling afgeschaft wordt, zoals vroeg of laat zal gebeuren.
Vliegwielopslag van S4 Energy in Almelo, zie https://www.bjmgerard.nl/leclanche-en-s4-energy-installeren-hybride-energieopslag-voor-netstabilisatie/ .

Milieudefensie Eindhoven kiest twee speerpunten:

  • Individuele of collectieve opslag van elektriciteit en warmte in of ten behoeve van woningen bij nieuwbouw of renovatie of complexgewijze verduurzaming van woningen
  • Energieopslag in elektrische, thermische of chemische vorm op bedrijventerreinen, eventueel aangevuld met onderlinge energielevering binnen het terrein. In sommige gevallen vraagt dit om betere vormen van parkmanagement.

Ter financiële dekking denkt Milieudefensie Eindhoven aan o.a. het nationale Klimaatfonds en Europese fondsen, bijvoorbeeld zoals die ter beschikking gesteld worden via het Climate Neutral Cities-project.
Ook moeten de te verwachten industriepolitieke voordelen in de regio leiden tot financiële bijdragen door begunstigde bedrijven, bijvoorbeeld in de vorm van gunstige aanbiedingen of in de vorm van bedrijfsinvesteringen uit eigen middelen.

Politiek en bestuurlijk wil Milieudefensie Eindhoven vooroplopende en krachtig aansturende lokale en regionale overheden, die als launching customer optreden.
De schaal van de vraag is eigenlijk die van de MRE, maar gezien de bestuurlijke verhoudingen is het wellicht het beste om de uitvoering bij de gemeente Eindhoven neer te leggen, in overleg met Brainport en een goed extern bureau.
Eventuele gecentraliseerde opslagsystemen worden publiek of op coöperatieve wijze beheerd.

Namens Milieudefensie Eindhoven,

Bernard Gerard, secretaris
bjmgerard@gmail.com
https://eindhoven.milieudefensie.nl/

Hoogspanningsleiding in het Dommeldal bij Eindhoven

Update 1

Op 05 augustus 2022 heeft het Eerselse gemeenteraadslid Jeanne Adriaans (Kernbeleid) vragen gesteld naar aanleiding van bovenstaand voorstel. Het zijn goede vragen. De vragen zijn hieronder te vinden

Update 2

Op donderdag 21 juli heeft er een videogesprek plaatsgevonden tussen enerzijds mij en iemand anders va de Eindhovense Milieudefensiegroep, en anderzijds ambtelijke beleidsmedewerkers en procesbegeleiders van de MRE en de aangesloten gemeenten. Dat gesprek liep goed.
Men is aan die kant in het geheel niet verbaasd over het voorstel. Reacties gana eerder over de organisatiewijze en de timing.

Update 3

Ik heb een gastopinie aan het Eindhovens Dagblad aangeboden over het onderwerp. Die is op 29 juli 2022 geplaatst, Zie hieronder.

Misschien afspraken over verduurzaming van PSV en FC Eindhoven (update dd 12 sept 2022)

Milieudefensie Eindhoven heeft in januari 2022 het voorbeeld van de Forest Green Rovers, de eerste volledig duurzame voetbalclub ter wereld, aangegrepen om voor verduurzaming van de stadions en de bedrijfsvoering van PSV en FC Eindhoven te pleiten. Het  eerste bericht daarover valt te lezen op Open brief aan PSV en FC Eindhoven over verduurzaming (update met pers 13 jan 2022) . De reactie verliep vooral via de pers en die reacties zijn aan het eerdere artikel toegevoegd.
Voor FC Eindhoven moet je voor zoiets ook het College van B&W hebben, want het stadion van FC Eindhoven is van de gemeente.

Na wat vertraging over en weer is het contact opnieuw opgepakt met een nieuwe brief aan de twee verenigingen (half mei), in afschrift aan hun supportersverenigingen en ook met een versie aan B&W. Naast het voorbeeld van de Forest Green Rovers werd ook het voorbeeld van de Johan Cruijff-arena aangehaald. 020 doet het in dit opzicht veel beter dan de Brainportregio 040, en dat niet alleen op voetbalgebied. De Johan Cruijff-arena heeft bijvoorbeeld een groot opslagsysteem, vervaardigd uit een heleboel oude accu’s van elektrische auto’s, de eerste laadpalen die twee kanten op kunnen laden (en een stel gewone), een energiemanagementsysteem, veldverwarming met restwarmte van de stadsverwarming, en gescheiden afvalinzameling. Geïnteresseerden zie https://www.johancruijffarena.nl/over-ons/duurzaamheid/ .

Verder is aan beide verenigingen een voorbeeld aangeboden voor een vegetarisch menu voor in de kantine en voor in de pauze van de wedstrijd.

In reactie op de tweede brief liet de Eindhovense griffie weten dat de gemeenteraad op 24 mei bepaald had dat het College van B&W een antwoord zou formuleren. Dat nieuwe College is er (dd 6 juni) nog niet, maar dat kan elk moment gebeuren. Hopelijk wordt het een constructieve brief.
Verder nodigde de nieuwe directeur van het PSV – stadion, Sjors van den Boogaart, ons uit op de koffie ‘mogelijk konden ze nog zaken van ons leren‘. We gaan ongetwijfeld op deze uitnodiging in.

Wie dit  onderwerp leuk vindt en op de Milieudefensielijn zit, kan contact opnemen met bjmgerard@gmail.com.

Wordt vervolgd.

Update dd 12 sept 2022:

Er heeft op 01 sept 2022 een gesprek plaatsgevonden tussen Milieudefensie Eindhoven enerzijds, en de directeur van het PSV-stadion anderzijds.  Daaruit bleek dat er op verduurzamingsgebied een aantal goede zaken gerealiseerd zijn of in onderzoek zijn, maar dat die nog niet gepubliceerd zijn. De afspraak is om verder te praten.

Vegetarische voorbeeldmenu’s bij PSV. Er is ook een versie in de FC Eindhoven-layout.

Constructieve beperkingen zon op dak bij utiliteitsgebouwen

Inleiding
Mensen willen graag dat daken van grote utiliteitsgebouwen vol gelegd worden met zonnepanelen. Ze hopen daarmee van de noodzaak tot andere vormen van opwekking van hernieuwbare energie af te zijn. Dat is te optimistisch, maar daarover later. Deze inschatting even latend voor wat zij is, is de vraag wat er wel en niet kan op daken van grote utiliteitsgebouwen interessant. Zo ook hoe de mogelijkheden zich ontwikkelen.

Onderzoeken
Dit verhaal begint met een onderzoek van RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) wat eigenlijk de reden is waarom grote dakprojecten, waarvoor al SDE++subsidie afgegeven is, toch niet doorgaan (‘vrijval’ in onderstaande afbeelding).
In verband met PV-projecten en de RES en de SDE++ betekent ‘groot’ minstens 15kWpiek (tegenwoordig grofweg 75m2 paneel).

De belangrijkste reden waarom een groot PV-dakproject niet doorgaat, is simpelweg dat het dak het niet kan dragen. Daar komt men dan blijkbaar pas na de subsidieverlening achter.


Een studie van het ingenieursbureau Systemiq, samen met TKI Urban Energy, RVO en Evers en partners, heeft het constructietechnische vraagstuk verder uitgezocht. Het rapport is te vinden op https://www.topsectorenergie.nl/sites/default/files/uploads/Urban%20energy/publicaties/Eindrapportage%20constructieve%20beperkingen%20-%20finaal.pdf .

Enkele bevindingen uit de samenvatting van Systemiq:

  • Circa 40% van het zon-op-dak potentieel in utiliteitsbouw heeft ‘geen’ constructieve beperking; circa 45% heeft een ‘lichte’ beperking. De resterende circa 15% is ‘zwaar beperkt’ en vereist meerdere interventies.
  • Er zijn ‘4 gebouwtypen’ geselecteerd voor een doorrekening van een globaal constructief ontwerp: distributiecentra, agrarische bijgebouwen, (niet zware) industriepanden en oude panden.
  • Gemiddeld kost een interventie de categorie ‘licht beperkte daken’ 15 EUR  per m2 en voor ‘zwaar-beperkte daken’ 75 EUR  per m2; dit is respectievelijk ±15% en ±75% van de totale investeringskosten. Daken met ‘geen’ beperking hebben soms ook kleine interventies nodig die 1€/m2 kosten.
  • Het ontsluiten van het potentieel van ‘geen en licht beperkte’ daken kost tussen de €120 en 180 miljoen  per jaar extra. Eventuele prijsontwikkelingen zijn niet meegenomen, zoals prijsdaling van lichtgewicht panelen.
  • Agrarische bijgebouwen hebben zowel een hoog potentieel (±25 TWh/jr) als lage verwachte interventiekosten (±10€/m2 ). Oude panden hebben hoge verwachte interventiekosten (±35 €/m2) en een hoog oppervlakte potentieel (±15 TWh/jr), waarbij distributiecentra & (niet zware) industriepanden een lager potentieel hebben (±5 TWh/jr) en lagere verwachte interventiekosten (±10 €/m2).
  • Er lag in 2020 al 2,8TWH aan grootschalige zon-PV op daken.
    In de gezamenlijke RESsen zit daar bovenop tot 2030 9.8TWH aan grootschalige PV in de pijplijn. De ervaring leert dat daarvan ca 60% doorgaat (5,9TWh). Door de niet- of licht beperkte daken vol te leggen, komt daar 1,1TWh bovenop. De rest gaat niet door om andere redenen dan constructietechnische.
    Let wel dat het hier om projecten gaat die al in de pijplijn zitten, en waarvan de SDE++subsidie dus al toegekend is.
(NB: het gaat hier om projecten die al in de pijplijn zitten en dus SDE++subsidie hebben. Dit is slechts een deel van de taakstelling)

Het advies aan de minister
Vervolgens heeft TKI Urban Energy de resultaten van Systemiq  ingebracht in het grotere geheel “Bouwstenen versnellingsprogramma zon op dak”. Dat adviesrapport is meegeleverd als bijlage bij de recente zonnebrief van minister Jetten en daar te downloaden ( https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2022Z10098&did=2022D20571 ).

Het adviesrapport geeft een enorme veelheid aan informatie, waaruit hier alleen wat met constructietechniek van daken te maken heeft (blz 56 adviesrapport).
Duidelijk is dat de belangrijkste subsidieregeling, de SDE++, niet alles betaalt en daarom niet in alle opzichten goed werkt. De regeling is ontworpen om de goedkoopste projecten het eerste aan de beurt te laten komen. De regeling neemt wel de aanschafkosten van zonnepanelen en omvormers mee, de mechanische en elektrische installatie en de exploitatiekosten, maar bijvoorbeeld niet de kosten van het versterken van de dakconstructie en van het vervangen dakbedekking en enkele  andere kosten. Daardoor hebben grote projecten het bijvoorbeeld makkelijker dan middelgrote projecten.

TKI Urban Energy stelt nu voor, in samenspraak met de branche, om een subsidie te definiëren die zich specifiek richt op lichtbeperkte daken,  zodat daardoor ca 5000 projecten gerealiseerd kunnen worden die samen goed zijn voor 3,8GWpiek (wat in Nederland goed is voor ca 3,4TWh. Onduidelijk is of dat inclusief of exclusief de 1,1TWh in de pijplijn is).
In de categorie ‘lichtbeperkt’ kost het 15€/m2 om de dakhandicap financieel op te vangen/ Het voorstel is om dat voor 10€/m2 in de vorm van subsidie te doen, en voor 5€/m2 als eigen bijdrage.
Het voorstel is om de technische vormgeving van de ingreep open te laten. Het zou kunnen dat lichtgewicht PV-panelen (die nu nog duurder zijn) concurrerend worden.

Het idee is uitgebracht als bijlage bij een voorstel van minister Jetten. Dus kans dat het realiteit wordt,

De 3,4TWh (of 3,4T+1,1TWh) t.o.v. de totale behoefte
Zie https://www.bjmgerard.nl/waarom-je-met-alleen-zonnepanelen-op-het-dak-niet-genoeg-kunt-en-waarom-je-ook-wind-en-zonneparken-nodig-hebt/ .

Het is, ter ontnuchtering, goed om even af te zetten  tegenover welke behoefte bovenstaande stroomhoeveelheden geplaatst zijn. Zie bovenstaande link.
In 2030 eist de Regionale Energie Strategie (RES) in den lande minimaal 35TWh op het land (welk aantal  door de gezamenlijke regio’s vrijwillige verhoogd is tot 50TWh) en 49TWh op zee. Dat is in het Klimaatakkoord vastgelegd. Daarnaast verwacht het Klimaatakkoord 7TWh kleinschalig op daken en is er nadien aan toegevoegd ca 45TWh wind op zee ten behoeve van de verduurzaming van de industrie.

Een vaker gehoorde ambitie voor 2050 is ongeveer 200TWh zonnestroom, maar dat is met de natte vinger.

Bovenstaande getallen 3,4TWh (of eventueel 4,5TWh) zijn dus waardevol, maar PV op daken is bij lange na niet genoeg om de ambities waar te maken.

Metalen nodig voor energietransitie _ recycling nodig (maar winning voorlopig ook nog). En over lithiumaccu’s en afvalbranden

Inleiding
Een van de meest problematische aspecten van de energietransitie is wat er aan materialen voor nodig is. Meer specifiek, wat er aan metalen voor nodig is. In de introtabel welke metalen in welke toepassing zitten (waarbij men chemisch een tikkie slordig is met de aanduiding ‘metaal’).
Zonder neodymium geen permanente magneten voor windturbines, zonder silicium geen zonnepanelen en zonder lithium geen elektrische auto’s. Dit is een beetje kort door de bocht geformuleerd, maar op dit moment waar.

Die metalen moeten ergens vandaan komen en vaak zijn daaraan grote problemen verbonden. Ze zijn zeldzaam en/of zitten in maar in een paar landen waar we geopolitiek niet afhankelijk van willen zijn en/of er is sprake van op kolonialisme gelijkende verhoudingen en/of de winning gaat gepaard met uitbuiting en mensenrechtenschendingen en/of het landschap wordt aangetast.
Overigens geldt dat voor fossiele brandstoffen vaak, mutatis mutandis, in vergelijkbare mate.
Grondstoffenwinning is vaak niet probleemloos.

De Europese Commissie probeert al een tijd om de afhankelijkheid van Europa in kaart te brengen en om strategieën te ontwikkelen om de levering van kritische materialen veilig te stellen op manieren die voor de sector relatief aanvaardbaar zijn. Een voorbeeld is te vinden op de website https://ec.europa.eu/growth/sectors/raw-materials/areas-specific-interest/critical-raw-materials_en . Bovenstaande kaart is ervan afkomstig (met daarop overigens ook essentiële niet-metalen als fosfor). De op deze website genoemde links zijn overigens zeer de moeite waard.

Ter verdere onderbouwing heeft de Europese brancheorganisatie van non-ferrobedrijven Eurometaux aan de Katholieke Universiteit (KU) Leuven gevraagd om de vraag, het aanbod en de toekomstige leveringsstrategie, zowel winning als recycling, in kaart te brengen.
Het resultaat “Metals for Clean Energy” is te downloaden op https://eurometaux.eu/metals-clean-energy/ . De introtabel en de hierna volgende afbeeldingen zijn uit dit werk afkomstig.

Dat Eurometaux in België zit, en dat de KU Leuven een aparte studierichting heeft over recycling en grondstoffen ( https://kuleuven.sim2.be/ ), is geen toeval. België, liever gezegd Leopold, “had” de Congo en haalde daar op uiterst uitbuitende en mensenrechtenschendende wijze een groot assortiment aan ertsen vandaan, die vervolgens op de arme zandgronden in Belgisch Limburg (met uitlopers over de Nederlandse grens) verwerkt werden. Die verwerking was vroeger ook uiterst uitbuitend en mensenrechtenschendend, maar dat is sterk verbeterd (althans, in Europa). Daarover ging mijn vorige artikel https://www.bjmgerard.nl/de-belgische-non-ferro-raffinage-met-uitlopers-in-zo-brabant/ . Dit nu niet opnieuw.
Dat de KU Leuven dus een Sustainable Metals and Minerals-afdeling heeft (SIM2), is dus net zo logisch als dat je bij de TU Delft waterbouw kunt studeren.

Dit diagram beschrijft hoeveel mondiaal meer van een bepaald element nodig is in 2050 dan in 2020. Dus in STEPS is in 2050 ongeveer 900% meer Lithium nodig dan het gbruik in 2020, en in SDS is in 2050 2109% meer nodig dan in 2020.

Ook de International Energy Agency (IEA) heeft een publicatie over kritische mineralen uitgebracht. Die is te vinden op https://www.iea.org/reports/the-role-of-critical-minerals-in-clean-energy-transitions . De publicatie is hier niet beschreven, maar de samenvatting laat zien dat het om vergelijkbare uitspraken gaat, maar dan mondiaal.

Metals for Clean Energy
In het volgende kom je de termen STEPS en SDS tegen. Beide zijn IEA-scenario’s. STEPS betekent Stated Policies Scenario en SDS betekent Sustainable Development Scenario. STEPS is zoiets als wat regeringen zeggen dat ze gaan doen, en SDS is wat je zouden moeten doen om Parijs te halen.

Het rapport is intrinsiek op Business As Usual – basis: er wordt geen rekening gehouden met wezenlijk andere technische ontwikkelingen.

De studie kijkt zowel mondiaal als Europees, met de nadruk op Europees.

De reden tot de studie is wat de energietransitie vraagt, maar uiteraard bestaat er voor sommige metalen ook een bestaand gebruik voor bijvoorbeeld constructiedoeleinden (Aluminium) of chemische toepassingen. De schalen beginnen soms niet bij nul.

De studie kijkt per element in de categorieën vraag, verwerking in de EU en aanbod, en binnen het aanbod in de categorieën primaire levering (al dan niet verwerkt erts) en secundaire vering (= recycling).

Op deze wijze ontstaat een veelheid aan data, die in het kader van dit artikel niet weer te geven is. Ik geef wat voorbeelden en concentreer me in wat volgt op de recycling.

Dit diagram beschrijft de EU-behoefte aan Zeldzame Aarde Metalen (Engelse afkorting REE). Die worden vooral in magneten gebruikt. CAGR betekent dat de groeipercentages per jaar zijn (dus Neodymium in 2050 is Neodymium in 2020 * 1,102^30 ).
Dit diagram beschrijft de EU-vraag naar Cobalt. Grijs (base) is wat er ook zonder energietransitie nodig zou zijn, blauw is wat de energietransitie toevoegt als er weinig-, middel- of veel energietransitiegoederen geproduceerd worden waar die cobalt in moet.
Dit diagram moet als volgt gelezen worden: elk rondje is de vraag (100%).
Van die vraag wordt een deel binnen de EU ingevuld  met binnen-EU mijnbouw en raffinage en recycling. Wat overblijft moet van buiten de EU geïmporteerd worden en de kleurcode geeft aan hoeveel problemen men daarmee verwacht. Dus voor Cobalt in het SDS-scenario moet tot 2030 ca 80% worden geïmporteerd (en dat is een probleem), van 2030 tot 2040 ca 65% (en dat kan als als als), en van 2040-2050 ca 30% (en dat lijkt geen probleem te worden).
De afname in import komt vooral van de recycling.


Maatschappelijke, klimatologische en ecologische effecten
Mijnbouw is en blijft moeilijk. Men kan de eerste tijd nog niet zonder, maar het moet veel beter. Europa doet het qua mijnbouw binnen Europa op sommige gebieden iets beter dan de wereldstandaard, maar dat zegt niet heel veel.
Voor mijnbouw binnen Europa gelden algemene en specifieke en algemene richtlijnen, zoals de gebruikelijke water- en Natura2000 bescherming, en er gelden ook bepalingen over restauratie van verlaten mijnbouwgebieden. Dat is iets voor ooit een apart verhaal.

Er bestaan keurmerken.

Metals for Clean Energy bespreekt deze aspecten per metaal, want elk metaal heeft zijn eigen verhaal. Voor bijvoorbeeld Cobalt geldt de volgende staat:

Recycling
Veel  leed kan voorkomen worden door recycling. In principe is de levensduur van metaal, indien eenmaal gewonnen en recyclebaar, oneindig.
Het rapport rekent met levensduren en recyclingpercentages uit onderstaande tabel, en komt tot CO2 – besparingen door recycling t.o.v. primaire productie in de tabel eronder.

Het algemene verhaal is dat recycling na 2040 groot wordt om de eenvoudige reden dat de grootschalige opbouw van energietransitie-inrichtingen nu ongeveer begint en dat de recycling pas begint na afloop van de levensduur. Na 2040 kan recycling een fors deel van de primaire productie vervangen.

Voor  het hier gehanteerde voorbeeld van Cobalt ziet het er ongeveer als hierna.
De vraag stijgt alsmaar tot 2050, t/m ergens na 2030 wordt dat volledig gedekt met nieuw metaal of erts, maar vanaf dat moment groeit de recycling en gaat de netto vraag naar ‘vers’ Cobalt omlaag (maar niet tot nul).

Politieke standpunten mijnerzijds
Onderstaande reeks is niet uitputtend bedoeld en  bevat, gezien de focus van deze website, vooral voorbeelden uit Noord-Brabant.

  • Het Leuvense rapport is op basis van Business As Usual. Dat is een aanname. Men zou natuurlijk scenario’s kunnen overwegen die de vraag verminderen met drang, dwang of rantsoenering. Ook kan men actief op zoek gaan naar alternatieven.
    Vooralsnog zie ik dat niet in voldoende mate gebeuren. Mijnbouw heeft allerlei lelijke nadelen, maar je kunt (schat ik in) voorlopig niet zonder. Dat moet dan zo goed mogelijk gebeuren op de diverse, eerder genoemde maatschappelijke gebieden.
  • Bestaande en nieuwe recyclingbedrijven moeten gesteund worden met kennis en organisatie, hetgeen ook betekent dat nadelen voor de omgeving weggenomen moeten worden. Te overwegen valt om dit als een publieke taak te zien.
  • Tot de nadelen voor de omgeving moeten ook de vele metaalbranden gerekend worden. Veruit de meeste metaalbranden starten omdat er een niet-gesignaleerde Lithiumbatterij in de hens gaat. Vervolgens breidt zo’n brand zich enorm uit en over waarom dat gebeurt, lees je niets. Daar hoop ik nog eens een goed verhaal over te vinden. Is de samenstelling van metaalschroot veranderd? Meer lichtmetalen? Dit even terzijde.

    Het bedrijf Sims Lifecycle Services in Eindhoven, in de volksmond nog bekend onder de oude naam MIREC, vloog in twee jaar tijd vier keer in brand. Het bedrijf recyclet elektronica – een onmisbare functie.
    Ik heb met iemand gesproken die bij MIREC gewerkt heeft. Laag geschoold personeel krijgt de elektronicakarkassen voor zich en moet daar de Lithiumbatterijen in herkennen. Dat gaat niet altijd goed en dat valt niet altijd kwalijk te nemen, want soms zitten die ingebouwd en goed verstopt. Nederland recyclede in 2021 nog geen kwart van zijn Lithiumaccu’s en een deel van de oplossing is om die dingen gestandaardiseerd en herkenbaar in te bouwen. In tussentijd zou bij MIREC bijscholing helpen en aanscherping van de procedures, en ook zoiets als een grote branddeken die over de beginnende brand heen kan vallen.
Onderwatershredder TU/e (Team CORE)

De TU/e voelt zich niet te beroerd om dit probleem aan te pakken. Een stel studenten (Team CORE) heeft een onderwatershredder ontwikkeld (het water bevat een zout om de resterende lading af te vangen). Die is nu in het ontwikkelstadium. Het persbericht van de TU/e is uiterst informatief over dit onderwerp ( https://www.tue.nl/en/storage/electrical-engineering/faculteit/news-and-events/news-overview/12-10-2021-tu-eindhoven-students-present-shredder-that-prevents-battery-fires/ ).

  • Mogelijk (dat is een implicatie van wat de TU/e zegt) komen de vele branden bij schrootverwerker AVI uit Den Bosch uit hetzelfde probleem voort.
  • De SP in Provinciale Staten heeft, op mijn voorstel, een motie ingediend en aangenomen gekregen waarin ingegaan wordt tegen de (soms begrijpelijke)  reflexen vanuit de omgeving dat dit soort bedrijven weg moeten (wat zonder gegarandeerde hervestiging elders beëindiging van de functie betekent), en waarin gepleit wordt voor een structurele aanpak. Het geval wil dat de provincie Brabant toevallig in het begin ook trekker was van de Taskforce Afvalbranden.
    Zie ontwikkel-geen-reflex-tegen-recyclingsbedrijven-maar-verbeter-ze/ .
    Onlangs heeft gedeputeerde Lemkes-Straver, in reactie hierop, twee notities uitgebracht, een algemene over de omgang met batterijen en een specifieke over hoe het met de Taskforce Afvalbranden gelopen is. Ze had het makkelijk, want er ligt al landelijk beleid waarnaar ze alleen maar hoefde te verwijzen.
  • De provinciale notitie over de Taskforce Afvalbranden is een lezenswaardig document (zie hierboven). In de Taskforce zitten de Vereniging Afvalbedrijven, TLN, BRBS Recycling, de Federatie Herwinning Grondstoffen en (in den beginne) de provincie Noord-Brabant.
    Voor lopende Nederlandse zaken is de Taskforce bij het ministerie langs geweest (31 mei 2021). Daar heeft de Task Force aangedrongen op strengere eisen aan de brandveiligheid van Lithiumbatterijen, beperking van niet-essentiële toepassingen, eisen op het gebied van herkenbaarheid, specifieke inzameldoelstellingen, duidelijke en specifiekere communicatie over brandrisico’s bij onjuist wegwerpgedrag, en op statiegeld. Over dat statiegeld heeft overigens het gebruikelijke ja-nee gesteggel plaatsgevonden tussen afval- en recyclingbedrijven enerzijds (die niet op hun eentje voor het probleem willen opdraaien, dus ja) en producenten (nee).
    De besprekingen om tot een plan van aanpak te komen liepen nog ten tijde van het verschijnen van de Notitie (jan 2022).
  • De algemene teneur is dat het batterijenprobleem (in den breedte, dus niet alleen het specifieke probleem brandgevaar) Europese regelgeving vereist. De EC is daar ook mee bezig. Er ligt een voorstel dd 10 december 2020 voor een nieuw Europees batterijenbeleid ( Nieuw Europees batterijenbeleid ). Het kan nog wel even duren voor het voorstel in Europa aangenomen is, want er is nogal wat onenigheid.
    De EC-recyclingsambities zijn vergelijkbaar met die in het Leuvense rapport, maar noemen minder metalen.
  • Gedeputeerde Lemkes kon makkelijk antwoorden op de algemene SP-vraag over de omgang met batterijen, want er ligt al twee Kamerbrieven dd 17 december 2020 (voortgang strategische aanpak batterijen 2020) en dd 16 december 2021 ( voortgang strategische aanpak batterijen 2021 ). Bij de bron dd 2020 hoort een verkennend onderzoek inzameling li-ion-batterijen .
    In de laatste brief spreekt Van Weyenberg ligt (toen even Staatssecretaris I&W) de gangbare goede bedoelingen wat betreft mijnbouw en recycling uit en steunt het voorstel van de Europese Commissie. Voor draagbare batterijen, accu’s van elektrische fietsen en van auto’s bestaat al een landelijk dekkende infrastructuur, voor industriële batterijen moet die nog worden opgebouwd. Deze recycling vindt overigens in het buitenland plaats, maar Van Weyenberg heeft interesse in verwerking binnen Nederland of op zijn minst binnen de EU.
    Van Weyenberg meldt dat er in 2019 tussen de 211 en 605 ton lithium ion-batterijen in huishoudelijk restafval zat (waar ze uiteraard niet thuishoren).
    Het Verkennend onderzoek heeft geleid tot de hoofdconclusie dat de regelgeving dekkend is, maar dat er te weinig aandacht is voor het integraal veiligheidsdenken in zowel de productie- als de gebruiksfase.
    Dat heeft onder andere tot meer communicatie geleid (zoals in de PGS-reeks), tot het stimuleren van safe by design-ontwerpen, het actualiseren van het Bouwbesluit voor parkeergarages, een betere kenbaarheid veiligheid en regels, stimuleren van hergebruik van oude accu’s in het elektriciteitsnetwerk en de innovatieve inzet van accu’s in de gebouwde omgeving.
Demontage bij MIREC