Van het Internet geplukt.


Van het Internet geplukt.
Inleiding
Ik heb veel, en af en toe goede, discussies op Facebook over “biomassa”. Bedoeld wordt dan hout voor energiedoeleinden, wat niet vanzelfsprekend is want lang niet alle biomassa is hout, lang niet alle hout komt uit het bos en lang niet alle doeleinden betreffen energie.
Mijn uitgangspunten, zoals ik die steeds naar voren breng, in slagzinnen:
In de discussies komt ook naar voren dat er wel reden tot bezinning is. Om het kortheidshalve met een voorbeeld aan te duiden: de kapvlakte van Zembla lag er niet vanwege de biomassacentrales, maar waarom ligt er überhaupt een kapvlakte? Kan dat nou niet anders?
Je komt dan in een bredere discussie die niet zozeer over energiehout gaat, maar over het bredere gebied van de bosbouw. Ik zocht daartoe goede literatuur en heb er het rapport “Multi-functionality and sustainability in the European Union’s forests” bij gepakt van de EASAC (de European Academies Science Advisory Council” . Het rapport dateert van april 2017 . Het is te vinden op https://easac.eu/publications/details/multi-functionality-and-sustainability-in-the-european-unions-forests/ . In de Expert Group zaten 21 zware deskundigen, waaronder voor Nederland professor Nabuurs.
Ik ga dat hierna samenvatten, en daarna geef ik er een reactie op.
Vooraf twee opmerkingen.
De eerste is dat het rapport uit 2017 is. Sindsdien is de politieke omgeving veranderd in die zin, dat de RED II – richtlijn in de EU van kracht is geworden. Op blz 25 en 26 stelt de Expert Group, dat de Europese Commissie (EC) de aanbevelingen grotendeels overgenomen heeft in een voorstel voor de herziening van de RED I – richtlijn. Ik ga er nu even van uit dat het EC-voorstel inderdaad in de nieuwe RED II-richtlijn terecht gekomen is (dat heb ik niet precies gecontroleerd, maar het lijkt er wel op).
De tweede opmerking is dat het cijfermateriaal in de EASAC-studie een ratjetoe is. Er is een boekenkast aan literatuur gebruik die allemaal weer net andere presentatiewijzen hanteren. Andere jaartallen, andere definities, de ene keer wordt CO2 op geslagen, de andere keer C (op elementbasis). Met name in box 4 is dat een probleem en bovendien staat daar een rekenfout in. Ga dus niet proberen het ene diagram naast het andere te leggen, tenzij je er verstand van hebt en er enkele uren studie voor over hebt.
Multi-functionality and sustainability in the European Union’s forests”
Voor het rapport zijn biodiversiteit en klimaat hoofdzaak en andere aspecten een externe factor.
Er is 161 miljoen hectare (ha) in de EU, waarvan 9% plantage (bijv. olijven en Eucalyptus), 87% semi-natuurlijk en 4% natuurlijk, waarvan de helft ‘strictly undisturbed’. Ongeveer een kwart van het totale areaal is Natura2000 – gebied (N2000). Bos bestaat in allerlei soorten en maten, maar in 1/3de van het Europese bos domineert één soort boom en in maar 20% staan vier soorten bomen of meer.
De bosexploitatie heeft in veel landen een belangrijke economische functie, maar ook het bosbeheer bestaat in allerlei soorten en maten. Noordelijke landen praktizeren vaak clear cut-oogst, voorafgegaan door periodieke dunningen (dunning betekent dat men onderweg een aantal kleine boompjes weghaalt om één grote boom te laten groeien. Dat is een gebruikelijke praktijk in de bosbouw bg). Een andere beheersvorm is de continuous cover forestry ( https://en.wikipedia.org/wiki/Continuous_cover_forestry ), waarin individuele bomen geselecteerd worden en het bos als geheel blijft staan, retention forestry (https://en.wikipedia.org/wiki/Variable_retention ), waarbij in de exploitatie behoud van milieuwaarden voorop staat, of helemaal geen management.
Het EASAC-rapport bevat (in h.3.2) een uitgebreide beschrijving van hoe de (potentiele) tegenstelling tussen bosbouw en biodiversiteit verzacht kan worden. Bovenstaande begrippen spelen daar een rol in. Voor de biodiversiteit belangrijk zijn liggende dode bomen, holle bomen, zeldzame soorten en grote oude bomen (oud is meestal > 200 jaar). Dat leidt tot enkele actieperspectieven:
– Spaar plukjes oude, maagdelijke bossen
– Handhaaf of introduceer ook in beheerde bossen elementen als dood hout en holle bomen. Certificeringsschema’s als FSC en PEFC moedigen dat aan, maar het is niet genoeg
– Kap delen van beheerde bossen niet als schuilplaats voor biodiversiteit en verhoog hun biodiversiteit
Traditioneel levert een bos timmerhout en plaatmateriaal en pulphout, dat vooral voor papier en karton. Celstof is nieuw en nog nieuwer zijn groene chemie-producten via bioraffinage. Brandhout is op zich traditioneel, maar neemt in omvang toe doordat andere producten in de pulphoutsector afnemen.
In het stroomschema komt er in de EU-bossen samen jaarlijks 1277 miljoen m3 hout bij (o.b. betekent Over Bark, dus de schors telt mee).
Daarvan wordt 546 miljoen m3 niet geoogst en 178 miljoen m3 blijft als dood hout in het bos achter (wat van belang is voor de biodiversiteit). Beide verhogen dus de koolstofopslag in het bos.
Verder komt er nog 33 miljoen m3 uit parkonderhoud, rioolwaterzuiveringen etc bij.
De geoogste portie (inclusief het parkenhout etc 731+33) verdeelt zich in vier hoofdstromen: brandhout (209 miljoen m3 = 27%), hout, papier en industriele toepassingen van pulphout. Lussen betekenen recycling.
Na een hoop gezigzag komt uiteindelijk 337 miljoen m3 (=44%) in de energiesector terecht. Deels dus direct en deels als afval.
Men kan op twee manieren kijken naar het specifieke energieaspect.
In de traditionele praktijk op veel plaatsen in de EU (bijvoorbeeld in Scandinavie) is de energieopbrengst deel van de keten. De lokale warmte-krachtcentrale draait op afval van de hoofdproducten hout en papier.
In (veronderstelde) moderne praktijken is de winning van hout voor energiedoeleinden het hoofddoel, hetzij voor warmte, hetzij voor elektriciteit, hetzij voor beide.
Cruciaal is dan de zogenaamde parity time. Dit voor de leek lastige begrip moet eerst uitgelegd worden.
Op het moment T=0 staat er een beginnend bos. Dat groeit en zamelt, steeds langzamer, koolstof op – de curve vlakt af.
Op Tkap wordt er een dot koolstof uit het bos gehaald. Bij verbranding komt die snel in de atmosfeer. Daar hoort bij hout een aantal GJ bij. Datzelfde aantal GJ hoort bij gas bij een dot koolstof die minder dan half zo groot is, en bij kolen bij een dot koolstof die iets kleiner is (afhankelijk van hoe droog het hout is en wat voor soort kolen). Het nadeel van de (rode) neerwaartse sprong wordt dus vergoed door het voordeel (de groene opwaartse sprong) van de CO2 – besparing uit gas en kolen.
Vervolgens wordt het bos herplant (dat is in de EU verplicht) en groeit weer als vanouds. Op een gegeven moment Tpar is de in het bos vastgelegde koolstof plus de bespaarde fossiele koolstof even groot als die in het bos vastgelegd zou zijn als er niet gekapt was en alles verder goed gegaan was met het bos. Na Tpar is er sprake van een netto besparing in het systeem als geheel.
De tijd tussen Tkap en Tpar wordt de parity time genoemd.
Als het fout gaat met het bos (droogte of brand of beestjes of stormen) duikt de blauwe stippellijn omlaag en is de parity time veel kleiner.
Dit model als zodanig (het is van Nabuurs) is niet omstreden.
De parity time kan sterk uiteenlopen, van enkele jaren tot enkele eeuwen en vooral dat laatste leidt tot discussie. Een korte parity time is gunstig voor het klimaat en een lange parity time niet omdat je geen eeuwen de tijd hebt – aldus de EASAC. Het omslagpunt is uiteraard arbitrair, maar vaak neemt men 40 jaar. (Ook de Nederlandse SDE+ – voorwaarden doen dat).
Je krijgt nou dit soort plaatjes (de linkerhelft is t.o.v. kolen en de rechterhelft t.o.v gas, in de legenda moet het derde hokje groen zijn, en coppice is wat wij hakhout of rijshout noemen: je kapt van een individuele boom die verder leeft):
Je moet dit als volgt lezen: als je 50% meer residuen uit het bos haalt dan in 2010 gebeurde, heb je dat er t.o.v. kolen in een paar jaar uit en t.o.v. van gas in een jaar of 60.
Als je 10% meer hele Zuid-duitse beuken slechts voor energiedoeleinden zou kappen, heb je dat er qua koolstof t.o.v. kolen in ruim twee eeuwen uit. In de literatuurverwijzing onder de afbeelding zegt Nabuurs overigens dat de kans dat dat gebeurt niet groot is.
Hetzelfde verhaal kan ook op andere wijze worden weergegeven.
In deze tabel is elektriciteit het enige product en wordt de restwarmte van de stroomproductie weggegooid. Er zitten dus omzettingsverliezen in. Zou een deel van de restwarmte gebruikt worden (in bijvoorbeeld de stadsverwarming), dan gaan alle kg CO2 – bedragen in onderling ongeveer gelijke mate omlaag.
In de twee linkerkolommen is biomassa qua broeikasgassen over 40 jaar gunstiger dan aardgas. Alle kolommen zijn over 40 jaar gunstiger dan kolen.
Biomassa verliest van bronnen waaraan over de levenscyclus (<40 jaar) weinig koolstof verbonden is, zoals zon en wind. (Maar daarmee treedt de EASAC-studie buiten de zelfopgelegde focus, omdat dan niet in rekening gebrachte factoren gaan meespelen als ruimtegebruik en landschap bg).
In zijn algemeenheid is de relatie tussen bos en klimaat complex en werkt twee kanten op.
De klimaatverandering kan positief of negatief werken op het bos, en het bos kan positief en negatief werken op het klimaat.
Dat laatste omdat voor het klimaat meer zaken meetellen dan alleen de CO2 , zoalsl methaan- en lachgasontwikkeling in moerasbossen of het effect van en donker bos in de sneeuw. In ongunstige omstandigheden kunnen in de EU de opwarmende effecten van een bos groter zijn dan de koelende effecten.
Tot zover de samenvatting van het EASAC-rapport.
De RED II-richtlijn en de voorwaarden voor de Nederlandse SDE+ – subsidie
Sinds december 2018 is de RED II- richtlijn (Renewable Energy Directive II) van kracht (breed gesteund in het Europese Parlement). Het is de opvolger van de eerste Directive uit 2009. Die gaat over een breed gebied waarvan energie uit biomassa een deel is en waarvan biomassa uit bossen weer een deel is. Hij is te vinden op https://ec.europa.eu/energy/topics/renewable-energy/renewable-energy-directive/overview_en .
Het is complex, fors boekwerk dat in dit kader niet volledig behandeld kan worden. Om de geest van het geheel weer te geven noem ik als voorbeeld “overweging 102” uit een lange reeks overwegingen die uitmonden in artikelen waarvan ik als voorbeeld artikel 29.7 en 29.10 geef.
Overweging 102 stelt als intentie “Om ervoor te zorgen dat bosbiomassa, ondanks de toenemende vraag ernaar, op een duurzame manier wordt geoogst in bossen met gewaarborgde herbebossing, dat er bijzondere aandacht wordt geschonken aan gebieden die expliciet zijn aangewezen ter bescherming van de biodiversiteit, de landschappen en specifieke natuurlijke elementen, dat de biodiversiteit wordt beschermd en dat koolstofvoorraden worden gevolgd, dient houtachtige grondstof enkel uit bossen te komen waarin wordt geoogst volgens de beginselen van duurzaam bosbeheer die zijn ontwikkeld in het kader van internationale bosbouwprocessen zoals Forest Europe en die worden uitgevoerd door middel van nationale wetgeving of de beste beheerpraktijken op niveau van het oorsprongsgebied. De beheerders moeten de nodige stappen zetten om het risico op het gebruik van niet-duurzame bosbiomassa voor de productie van bio-energie tot een minimum te beperken. Daartoe moeten de beheerders een op risico gebaseerde aanpak invoeren. In dit verband is het passend dat de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen operationele richtsnoeren ontwikkelt inzake de controle op de naleving van de op risico gebaseerde aanpak, na raadpleging van het Comité voor de duurzaamheid van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen.”
De RED II-richtlijn beperkt zich meestal tot kwalitatieve bewoordingen wat, gegeven de veelheid aan landen en biotopen, moeilijk anders kan. De vertaling van de Europese richtlijn naar Nederlandse wetgeving heeft plaatsgevonden in de Wet Milieubeheer en de subsidievoorwaarden voor de SDE+-regeling.
De certificatie, verificatie en handhaving van de duurzaamheidseisen van de vaste biomassa zijn verankerd in het Besluit conformiteitsbeoordeling vaste biomassa voor energietoepassingen ( https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2017-427.html ). Dit juridische document is vertaald in het inhoudelijks document “Verificatieprotocol vaste biomassa voor energietoepassingen” ( www.rvo.nl/sites/default/files/2019/02/SDE%20verificatieprotocol%20NL.pdf ).
Dit Verificatieprotocol omvat de RED II – richtlijnen, maar daarnaast ook aanvullende. Wat voorbeeld-criteria:
Het Nederlandse biomassabeleid is strenger dan RED II.
Eindoordeel
De positie van de EASAC lijkt een beetje op die van de virologen in het OMT.
Als het virus de enige afwegingsfactor zou zijn, ging Nederland langdurig op slot. Maar het virus is niet de enige afwegingsfactor. Er is ook nog zoiets als de economie en het dagelijkse leven. Dat weten de virologen zelf ook heel goed en daarom komen er in het spanningsveld maatschappelijke compromissen tot stand.
Als de bosdeskundigen van de EASAC helemaal hun zin zouden krijgen, gebeurde er heel weinig in het bos (en dan nog zouden er vanwege het klimaat en andere oorzaken problemen bestaan). Maar de maatschappij wil terecht hout en papier en energie en groene chemie, en daarom komen er maatschappelijke compromissen tot stand.
In beide gevallen zijn de compromissen mogelijk niet ideaal.
De EASAC-studie brengt mij tot een paar uitspraken:
Ik voel mij in mijn uitgangspunten bevestigd, maar nu met een betere onderbouwing.
Tenslotte staat mij één zaak niet aan in de EASAC-opstelling, en dat is hun preoccupatie met bos als enige bron van natuur en biodiversiteit. Ik vind dat ook van Nabuurs in persoon.
In de strikte logica van EASAC zou je de Strabrechtse Heide en de duinen en de Limburgse kalkgraslanden en de Peel moeten gaan bebossen. Ik ben het daar helemaal niet mee eens, om twee redenen.
Ik beperk me op deze site over het algemeen tot zaken waar ik een beetje verstand van heb en waarvan ik hoop dat ze in praktijksituaties bruikbaar zijn. Dat betreft als regel energie, milieu en transport in ruime zin, en weinig daarbuiten.
Van het racisme in de Verenigde Staten heb ik niet meer kennis dan de gemiddelde goede krantenlezer kan hebben. Maar de moord op een ongewapende en machteloze zwarte man in Minneapolis is dermate schandalig, en het achterliggende structurele racisme dermate grof, dat ik er nu deze korte tekst aan wil wijden.
Het zijn vooral rechtsextremistische en neonazistische bendes die nu te keer gaan, Trump staat er bij en kijkt er met genoegen naar.
Trump begint op Mussolini te lijken.
Ik kan mij verplaatsen in mensen die vinden dat ook de Nederlandse samenleving racistische trekken heeft.
Overigens zijn het dezelfde maatschappelijke krachten die de eindigheid van de planeet ontkennen en zich keren tegen alles wat het milieu en het klimaat ten goede komt. In die zin is er toch een verband.
Ik heb tijdens de Black Liver Matter-demonstratie in Eindhoven op 06 juni 2020 enkele foto’s gemaakt. Hieronder heb ik er twee afgedrukt.
Eric van Schagen is topman van het Veldhovense ICT-bedrijf Simac (een typisch Brainportbedrijf) en voorzitter van de werkgeversorganistie VNO-NCW in Noord-Brabant en Zeeland (zeg maar van alles wat 25 man of meer in dienst heeft).
In een interview over drie pagina’s in het Eindhovens Dagblad van 30 mei 2020 geeft hij een brede beschouwing over de Coronacrisis en hoe het verder moet met de wereld. Het is een lezenswaardig verhaal. Het staat op www.ed.nl/eindhoven/afkicken-van-onze-verslavingen-wat-we-moeten-leren-van-de-coronacrisis~a62f0fc8/ (als u er aan kunt, want het is premium).
Voor een actiegroep als het Beraad Vlieghinder Moet Minder (BVM2), waarvan ik secretaris ben, is dat deel van het verhaal relevant dat over het vliegen gaat. Hieronder de drie alinea’s waarin dat aan de orde komt.
Corona heeft bij u blijkbaar de alarmbellen doen rinkelen. Wat moet er veranderen?
,,Veel bedrijven moeten op een andere manier waarde gaan creëren, zich op andere sectoren concentreren. Zorg, voeding, duurzaamheid, sociale sectoren hebben veel minder last van de coronacrisis dan andere vluchtige sectoren. Van heel veel zaken kun je je afvragen of die moeten blijven zoals ze waren. Neem de luchtvaart: die moeten nadenken of ze gewoon blijven vliegen. Stappen we straks nog in de auto naar het werk nu we uitstekend blijken te functioneren met videobellen? De werkgelegenheid gaat structureel veranderen. Veel mensen die nu in sectoren zoals de luchtvaart, toerisme en automotive werken zullen de omschakeling moeten maken naar duurzaamheid of zorg.”
Zelf deed hij het ook, met de auto rijden naar een afspraak op de vestiging in pakweg Oosterhout. Kostte alles bij elkaar gauw een uur of drie. Hij pakte regelmatig het vliegtuig om ergens in de wereld een opera te bezoeken en vloog daarnaast vier keer per jaar naar Praag voor besprekingen op zijn bedrijf, zonder zich daarbij te realiseren voor hoeveel vliegkilometers je als bedrijf dan verantwoordelijk bent. Eens in de drie weken een videobel-gesprek met Praag levert een beter contact op, heeft de coronacrisis hem geleerd.
Van Schagen heeft de opgave van de leasemaatschappij voor het wagenpark van Simac voor de maand april in zijn geheugen gegrift. ,,We hebben 600.000 kilometer minder gereden, in Nederland alleen al. Daarmee hebben we 10.000 uren bespaard, en 70.000 euro aan brandstofkosten. Kijk wat dat scheelt aan CO2-uitstoot.” Simac is al bezig om reistijden voor medewerkers te bekorten door op verschillende locaties kleine kantoren te huren. Het zijn eerste voorbeelden van structurele veranderingen die zichtbaar zullen worden, denkt de ondernemer.
Door Corona is het vliegverkeer op Eindhoven Airport dramatisch ingezakt.
De regering gaat er in de recente Luchtvaartnota van uit dat Corona op de lange termijn niet meer dan een dip is, en dat de luchtvaart vroeg of laat terugkeert naar Business as Usual. Mogelijk is de wens bij deze VVD-minister de vader van de gedachte.
In diezelfde Luchtvaartnota zegt de minister ook, dat regionale luchthavens er op de eerste plaats zijn voor hun eigen regio. (In hoeverre ze dat meent, is een tweede.)
Nu geeft de voorzitter van de VNO-NCW in Brabant en Zeeland (welke provincies het grootste deel van het voedingsgebied van Eindhoven Airport bedekken) expliciet aan dat de luchtvaart moet gaan nadenken of ze gewoon blijven vliegen, dat eens in de drie weken een videogesprek met Praag een beter contact oplevert dan vier keer per jaar op en neer, en dat je met kleine kantoortjes op verschillende locaties beter af bent.
Als Eindhoven Airport het vliegveld van de Brainportregio wil zijn, en als een belangrijk man met een voorbeeldfunctie als Van Schagen expliciet aangeeft minder vaak te willen vliegen, zou men in het kantoor op de Luchthavenweg, en ten burele van de aandeelhouders Schiphol, de gemeente Eindhoven en provincie kunnen gaan nadenken over een beperkter bedrijfsmodel van het vliegveld.
Immers, ook aan het toerisme heeft onze regio geen snars. Ruim 90% is uitgaand toerisme waar de regionale horeca alleen maar verlies door ondervindt. En het inkomend toerisme reist per omgaande door naar Amsterdam, waar ze al tot hun nek toe in de toeristen zitten.
Even terug in de tijd
Op 21 april ontstond er brand in de Deurnesche Peel, een Natura2000-gebied. Door de droogte, de wind en de ontoegankelijkheid brandde uiteindelijk 800 van de 1000 hectare af. Het werd de grootste natuurbrand uit de bekende Nederlandse geschiedenis.
Het smeult overigens ondergronds nog steeds.
Over dit onderwerp heb ik eerder geschreven op Deurnsche Peel minivariant Australische bosbrand?https://www.bjmgerard.nl/?p=12337 .
In Provinciale Staten hebben de VVD en de SP vragen gesteld aan Gedeputeerde Staten (GS). Die zijn onlangs beantwoord. Het leest alsof het zo ongeveer de laatste politieke handeling van ex-gedeputeerde Grashoff (GroenLinks) geweest is.
De VVD-vragen en het antwoord erop
De belangrijkste VVD-vragen waren de laatste twee:
“5. Bent u het met de VVD-fractie eens dat er een goed evenwicht moet bestaan tussen enerzijds de inspanningen die gevraagd worden van de Brabantse samenleving (zoals stikstofreductie in alle sectoren en financiële bijdragen voor natuurherstel) en anderzijds de mate waarin het geloofwaardig is dat gebieden die vatbaar zijn voor brand zich kunnen herstellen tot het niveau wat gewenst is volgens de Natura-2000 aanwijzing?
6. Bent u in verband hiermee bereid om een onderzoek te doen naar de effectiviteit van voornoemde (financiële en maatschappelijke) inspanningen in relatie tot de kans dat de betreffende gebieden ooit hersteld kunnen worden tot de kritische depositiewaarden?”
Met andere woorden, de VVD suggereert eigen wel van de Deurnesche Peel als Natura2000-gebied af te willen. Of ze echt denken dat dat kan, of dat het vooral een show richting de boerenachterban is, laat ik in het midden.
In elk geval krijgt de VVD in het antwoord, vanwege Corona ondertekend namens GS door de ambtelijk programmamanager Natuurontwikkeling, geen poot aan de grond.
Algemeen kan worden vastgesteld (zei het antwoord) dat ons menselijke voortbestaan mede afhankelijk is van de natuurlijke soortenrijkdom en het daaraan gerelateerde ecologisch evenwicht. Het gevraagde verband tussen kosten en natuurbaten is vertaald in de wettelijk vastgelegde beheerplannen voor de Natura2000 gebieden. En die plannen moeten gewoon worden uitgevoerd. De brand was wel groot, maar niet op alle plaatsen even intens. Er is mogelijk nog flora en fauna over die als basis voor herstel kan dienen.
Daartoe is het project Leegveld geformuleerd, dat onder andere een verdere vernatting van de Peel wil. Het geld ligt klaar, maar er lopen nog Raad van State-procedures.
Het antwoord op vraag 6 was dan ook treffend kort : “Nee. Zie het antwoord op vraag 5.”
De vragen van de VVD en de antworoden erop zijn te vinden hieronder:
De SP-vragen en het antwoord erop
De SP vond dat de brand wel een mini-uitvoering van de Australische bosbranden leek, en vroeg zich af de droogte een klimatologisch beïnvloede trend was en of het provinciale beleid daar wel tegen opgewassen was. De SP haalde de KNMI-curves van het neerslagtekort aan.
De beantwoording door dezelfde projectmanager was een stuk enthousiaster dan de beantwoording op de VVD-vragen.
Er ligt “een gebiedsgerichte aanpak, zoals opgenomen in de Visie klimaatadaptatie, inclusief de uitwerking van de bestuursopdracht ‘Stoppen van de verdroging met een waterrobuuste inrichting van Brabant’ en via de lijn van klimaatstresstesten, adaptatiedialogen en het Uitvoeringsprogramma klimaatadaptatie Zuid-Nederland dat we samen met de gemeenten en waterschappen opstellen.” Aldus GS. De droge zomers van 2018 en 2019, en het droge voorjaar van 2020 dat tot de Peelbrand leidde, laten zien dat dat nodig is.
Behalve de droogte, spelen ook de aangrenzende landbouw en de grondwateronttrekkingen voor beregening, drinkwater en industrie een rol bij de verdroging van natuurgebieden als de Peel, die door die verdroging weer brandgevaarlijker wordt.
Het inrichtingsplan Leegveld, waarin vernatting van de Deurnesche Peel, kan bij een gunstioge uitspraak van de Raad van State in 2021 worden uitgevoerd.
Het Deltaplan Hoge Zandgronden werkt op zich wel, maar de kans op te weinig zoetwater in de toekomst bestaat.
Er is beleid om de natte natuurgebieden weer nat te maken, en ook om de bestaande bossen te revitaliseren, o.a. door naaldbossen te diversificeren met loofbomen.
Het feitelijke beheer zit sinds 2016 bij een driemanschap van gemeente, Veiligheidsregio annex Brandweer, en de natuurbeheerder(s). Een van de gesignaleerde problemen is dat niemand bij natuurbranden volledig probleemeigenaar is, en dat daarom niemand volledig doorzettingsmacht heeft. Er bestaan al wel natuurbrandbestrijdingsplannen.
Het driemanschap gaat de brand en de bestrijding daarvan (die opgeschaald is geweest tot GRIP3) evalueren.
De volledige tekst van SP-vragen en -antwoorden zijn hieronder in te zien.
Ik neem hier een actie van Milieudefensie landelijk over. Die actie wil bereiken dat de industrie een hogere CO2-heffing gaat betalen. Het is nu te weinig en te laat.
Er ligt nu een formeel consultatietraject voor de nieuwe wet. Men kan daarop reageren. Ik roep mensen op om dat te doen.
Dit consultatietraject is nu verlopen. Ik laat dit bericht staan ter informatie. De site waarnaar toe verwezen wordt, bestaat nog.
We kunnen de klimaatcrisis alleen stoppen als vervuilen duurder wordt. Daarom moet er een ambitieuze CO2-heffing worden ingevoerd voor de industrie. Op dit moment maakt de overheid hiervoor een nieuwe wet. Maar die kan echt stukken beter. Gelukkig kunnen we invloed uitoefenen. Help je mee? Het kost je maar een paar minuten.
De vervuiler betaalt. Logisch toch? Helaas is nu precies het omgekeerde het geval: de vervuiler wordt juist beloond. Met grote gevolgen voor mens, dier en natuur.
Dat zit zo: Grote vervuilende bedrijven – zoals staalfabrieken, olieraffinaderijen en chemiegiganten – stoten meer CO2 uit dan alle Nederlandse huishoudens bij elkaar. Tegelijkertijd betalen ze veel minder mee aan duurzame oplossingen. Oneerlijk toch?
Grote vervuilende bedrijven helpen helaas niet uit zichzelf mee om de klimaatcrisis aan te pakken. Dus is er beleid nodig vanuit de overheid: een CO2-heffing. Alleen op die manier prikkel je de industrie om beter met onze aarde om te gaan. Lees hier meer over wat een CO2-heffing precies is.
Er ligt nu een wetsvoorstel voor zo’n CO2-heffing. Mooi zo. Maar de wet is echt nog niet ambitieus genoeg. Zo hoeven bedrijven bijvoorbeeld geen heffing te betalen over het overgrote deel van hun uitstoot. De eerste jaren hoeven ze zelfs helemaal niets te betalen. Vervolgens krijgen ze ook nog eens miljarden subsidie om te vergroenen. En wie draait er (via de belastingen) voor die subsidie op? Juist. Huishoudens en het midden- en kleinbedrijf. De wereld op z’n kop.
Een ambitieuzere CO2-heffing is echt noodzakelijk. Nu is de heffing nog veel te slap. De wet wordt stukken beter door deze drie verbeterpunten:
Als de opbrengst van de CO2-heffing vervolgens gebruikt wordt om de vergroening van de grote vervuilers te betalen, hoeven wij dat niet voor hen te doen. De opbrengst kan daarnaast ook huishoudens en kleine ondernemingen helpen met duurzame oplossingen, zoals woningisolatie en zonnepanelen.
Op deze manier gaat de vervuiler betalen. Zo simpel kan het zijn.Kijk en/of luister ook onze vodcast over dit onderwerp!
Wil je ook dat de vervuiler betaalt? Help ons dan door mee te doen met de zogenoemde ‘consultatie’. Hiermee geef je jouw reactie op de nieuwe wet. Het mooie is dat de overheid verplicht is om jouw reactie mee te nemen in de besluitvorming. Je hebt dus direct invloed!
Let op: de deadline is op vrijdag 29 mei.
Zo doe je mee (het duurt maar een paar minuutjes):
Ik wil een ambitieuze en effectieve CO2-heffing voor de industrie. Dat is dus een heffing:
– Met een hoge prijs per ton CO2 , minimaal €50, en oplopend per jaar
– Waarbij de industrie geen vrijstellingen en voordelen meer blijft krijgen
– Die snel ingaat, niet pas in 2024, zoals nu gepland is
Met de opbrengst van de heffing kan de vergroening van grote vervuilers mooi worden betaald. Dan hoeven wij dat niet voor hen te doen, zoals nu het geval is. De opbrengst kan daarnaast ook huishoudens en kleine ondernemingen helpen met duurzame oplossingen, zoals woningisolatie en zonnepanelen.
De vervuiler betaalt. Logisch toch? Laten we bouwen aan een duurzaam en eerlijk Nederland. Voor iedereen.
Ziezo, het is gelukt. Heel erg bedankt!
Ik druk hier een persbericht af van het Nationaal Consortium Zon in Landschap over het initiatief SolarEcoPlus. Dit is te vinden op https://zoninlandschap.nl/projecten/i216/solarecoplus .
Het consortium zegt van zichzelf “Het Nationaal Consortium Zon in landschap is een initiatief van ECN part of TNO en richt zich op ondersteuning van grootschalige integratie van zonne-energie in het landschap, zodanig dat dit als ontwerpopgave wordt gezien en de uitvoering zorgvuldig en verantwoord plaatsvindt, en de energietransitie versnelt. De potentie van grondgebonden zonneparken in 2050 is 45.000 MWp op ca. 1.5% van het Nederlandse landbouw areaal (325km2).“.
In het consortium zitten inmiddels flink wat onderzoeksbureau’s, universiteiten, natuurorganisaties, bedrijven en ook de provincies Drente, Flevoland, Noord- en Zuid-Holland, Overijssel en Utrecht.
Goede vraag is waarom Noord-Brabant en Limburg en bijvoorbeeld de Brainportregio ontbreken. Zie https://zoninlandschap.nl/deelnemers .
Een samenwerkingsverband van LC Energy, TNO, Wageningen University & Research, Eelerwoude en SolarCentury gaat onderzoek doen naar het effect van zonneparken op de bodemkwaliteit en biodiversiteit. Het streven is om voor dit onderzoek 6 nieuwe test-zonneparken in Nederland te realiseren. Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) subsidieert het SolarEcoPlus-project met 3,6 miljoen euro. Dit initiatief is ontstaan binnen het Nationaal Consortium Zon in Landschap.
Het hoofddoel van het onderzoeksproject SolarEcoPlus is om ecologische en economische opbrengsten van zonneparken opgebouwd met innovatieve tweezijdig werkende panelen te bepalen voor de meest voorkomende grondsoorten in Nederland: zand, veen en klei. ‘We zijn blij met de verleende subsidie voor ons project. De ecologische consequenties van een zonnepark zijn op dit moment onbekend’, zegt Friso Huizinga van LC Energy. ‘Dat maakt het nemen van een beslissing over de komst van een park lastig voor gemeentes en vertraagt daarmee de energietransitie. Daarom is het heel belangrijk dat er onderzoek wordt gedaan.’
Ruimte tussen panelen
Uit recent Duits onderzoek blijkt dat er positieve effecten kunnen zijn op biodiversiteit en bodemkwaliteit als er ruimte tussen de panelen blijft. In een standaard zonnepark zou dit echter leiden tot hogere stroomkosten. Met technologisch innovatieve tweezijdig werkende (bifacial) zonnepanelen levert een grotere afstand tussen panelen juist meer op omdat ook de achterkant van de panelen zonlicht omzet in stroom. Omdat de productiekosten van tweezijdig werkende panelen marginaal verschilt van de standaard zullen de ecologische condities in deze parken kunnen verbeteren voor dezelfde business case.
Primeur voor Nederland
Tijdens het onderzoek worden in elk testpark minimaal 700 kWp aan bifacial zonnepanelen op vier verschillende manieren gepositioneerd; zuid, oost-west, verticaal, en zonvolgend (draaiend om één as), om te bepalen wat de relatie is tussen effecten op de bodemkwaliteit, biodiversiteit en de stroomopbrengst. Hierdoor is het mogelijk om op basis van kwantitatieve gegevens eco-positieve zonneparken te ontwerpen. Voor Nederland is het testen van zonnepanelen in verticale opstelling en met een zonvolgend systeem in deze toepassing een primeur. Wageningen Research heeft een meetprotocol opgesteld om de ecologische impact te monitoren en te vergelijken met een nulmeting. Daarbij zal zowel biodiversiteit boven de grond (flora, vogels, insecten) als ondergronds worden gemeten. Ook de bodemvruchtbaarheid en koolstofopslag in de bodem zijn onderwerp van studie.
Op deze site is al vaker aandacht besteed aan zowel bifaciele panelen als aan bodem- en natuuraspecten van zonneparken.
Bifaciele panelen staan bijvoorbeeld als geluidsscherm langs de A50 bij Uden. Die weg loopt daar pal Noord-Zuid, maar omdat licht vanuit het oosten en westen kan invallen, valt de totale opbrengst bepaald niet tegen. Zie https://www.bjmgerard.nl/?p=11499 .
Ik heb ook aandacht besteed aan de effecten van zonneparken op de bodem. Onder bepaalde voorwaarden kunnen die beter zijn dan van het agrarische gebruik dat ze vervangen. Niet voor niets zit bijvoorbeeld ook de Vlinderstichting in het Consortium.
Zie www.bjmgerard.nl/?p=12475 en www.bjmgerard.nl/?p=11263
Na publicatie van onderstaand artikel heeft de SP in Provinciale Staten vragen gesteld over een deelaspect van de vergunning, namelijk de monitoring van grondwater. Over de andere aspecten kan nog niet wat gevraagd worden, omdat die op dat moment (dd 09 juni 2020) nog onder de rechter waren. Je krijgt dan bij voorbaat geen antwoord. Dd 20 juli 2020 is de zaak nog steeds onder de rechter.
Tot de grondwatermonitoring is inmiddels een eerste aanzet gemaakt. Die was niet naar tevredenheid van de omgeving, vandaar de vragen. De vragen zijn te vinden op www.bjmgerard.nl/?p=12841 .
Inmiddels zijn deze vragen ook al weer beantwoord. Het is geen flutantwoord, maar het kon wel beter. Zie www.bjmgerard.nl/?p=13085 .
Er vindt nader contact met omwonenden plaats.
De Brabantse Milieu Federatie heeft in haar nieuwsbrief een long read aan dit artikel gewijd. Ik ben hier blij mee.
Van Winters tot Refresco
In Maarheeze (gemeente Cranendonck) wordt al heel lang drank gefabriceerd en daar hoort al sinds achter in de 19de eeuw de naam ‘Winters’ bij, toen nog in brouwerijvorm. Die ging in 1914 failliet en in 1918 begon een andere Winters (Everard) een likeurenfabriek. Na vele ups en downs, die er hier niet toe doen, werd het uiteindelijk een bottelarij, die steeds meer in opdracht werkte voor andere merken zoals Seven-Up. Dat liep goed en in 1957 werd er een fors pand gebouwd ten zuiden van Maarheeze. Toen werd Winters Frisdranken BV opgericht.
Die BV kwam in 1989 in zwaar weer terecht en na weer de nodige besognes kwamen Winters en zijn pand in 2007 in handen van de multinational Refresco, een ‘contractfiller’.
Refresco is overigens een jong bedrijf (1999) en heeft nooit een lokale binding gehad. Die probeert het bedrijf wel te suggereren.
Refresco en het grondwater
In al die flesjes samen gaat heel veel water en dat werd ter plekke uit de grond getrokken. De grondwaterspiegel in de tot dan toe vochtige omgeving daalde, ongeveer 10 a 15 cm door Refresco maar mogelijk ook door de landbouw en de ruilverkaveling. Het gebied is nu droger, waardoor het bebouwbaar werd. De bebouwde kom rukte op en vanaf 1970 staan de huizen tot aan de rand van het terrein.
Refresco draait momenteel op een vergunning uit 1997. Die staat het bedrijf toe om 500.000m3/jaar grondwater op te pompen. Dat gebeurt in twee watervoerende pakketten: in laag 3 van 30m tot 58m diepte (383.000m3), en in laag 8 van 174 tot 216m diepte (117.000m3) . De onderste laag voldoet aan het formele kwaliteitskeurmerk ‘mineraalwater-bronwater’.
Overigens blijkt voor 1,00 liter eindproduct 1,85 liter grondwater nodig te zijn. In de vergunning wordt geëist dat dat teruggebracht wordt naar 1,4 in 2025.
Deelt men de huidige toegestane 500.000m3 door 1,85, dan zit het bedrijf met 270.000m3 netto dicht onder de bestaande milieuvergunning van 290.000m3 . De voorgenomen groei maakt dus ook een nieuwe omgevingsvergunning nodig.
Refresco wil uitbreiden.
In eerste instantie (2016) wilde het bedrijf de winning verdubbelen: 125.000m3 uit de ondiepe laag en 875.000m3 uit de diepe laag. De provincie NBrabant (zijnde in deze het bevoegd gezag) wees dit af omdat de diepe laag al over-geëxploiteerd was. Er ging systematisch meer water uit dan in.
In de terminologie van de Europese KaderRichtlijn Water (KRW) was dit grondwaterlichaam, de ‘Maas Slenk Diep’ ‘in slechte toestand’.
De provincie gaf gelijktijdig aan dat het beleid zich niet verzette tegen meer grondwater uit de ondiepe lagen. Dat is bij Refresco minder populair, want het telt niet als mineraalwater en de laag is vatbaarder voor vervuiling.
Maar ‘impopulair’ is iets anders als ‘onmogelijk’. Er kwam een nieuwe aanvraag op 09 augustus 2018, inhoudend 633.000m3 uit de ondiepe laag en ongewijzigd 117.000m3 uit de diepe laag oppompen. De provincie heeft deze vergunning verstrekt bij besluit dd 01 april 2019.
De tekening hieronder is genomen langs de doorsnede A A’.
Bij de stip ligt Maarheeze.
Inmiddels had de provincie op 07 september 2018 een nieuwe beleidsregel ingevoerd.
Nu wordt het even ingewikkeld.
De totale provincie NBrabant krijgt, over alle lagen samen, per jaar 260 miljoen m3 grondwater binnen en kan ergo op papier zoveel grondwater uitgeven.
De feitelijk door industrie en drinkwaterbedrijven opgepompte hoeveelheid grondwater, over alle lagen samen, in de totale provincie NBrabant bedraagt per jaar ca 220 miljoen m3 water. Dit getal is tamelijk constant. Het is exclusief de landbouw, die gemiddeld goed is voor 35 miljoen m3 water, maar dat getal fluctueert sterk.
Vóór september 2018 was er in de hele provincie NBrabant voor alle onttrekkingen samen vergund 300 miljoen m3 water, waarbij de provincie aanvragen stopte vanaf 250 miljoen m3 water. De vergunde situatie lag (en ligt) dus hoger dan de feitelijk gerealiseerde situatie. De bedrijven pompen dus minder op dan waar ze recht op hebben. Ondertussen is dat recht wel een recht.
Ná september 2018 werd het vergunningsplafond voor alle onttrekkingen samen in NBrabant op 250 miljoen m3 water vastgesteld.
Dat is de macrowerkelijkheid. De som echter van alle microwerkelijkheden is nog steeds de oude vergunde ruimte van 300 miljoen m3 water. Om de som van alle oude micro-vergunningen op de nieuwe macro-limiet te krijgen, moeten de bedrijven ongebruikte vergunningsruimte inleveren. Daar kunnen ze niet zomaar toe worden gedwongen. De provincie moet dus bij al die instanties gaan bedelen of de een kleinere vergunning willen accepteren. Dat is nog niet gebeurd.
Als de vergunningaanvraag van Refresco (ter grootte van 0,75 miljoen m3 waarvan 0,25 miljoen m3 nieuw) behandeld zou worden volgens de wetgeving dd de aanvraag 09 aug 2018, moest de provincie de opgetelde limiet van de andere bedrijven van 300 naar 299,75 miljoen m3 water terugpraten. De provincie zag dat als haalbaar gedurende de looptijd van het vervolg van de vergunningverlening, maar het moest nog wel eerst gebeuren.
Als de vergunningaanvraag behandeld zou worden volgens de beleidsregel dd het besluit (01 april 2019), moest de provincie de opgetelde limiet van de andere bedrijven van 300 naar 249,75 miljoen m3 water terugpraten. Dat is uitzichtsloos.
De provincie nam de situatie ten tijde van de aanvraag als uitgangspunt. Men kan de aanvraagdatum, zo vlak voor de datum van de nieuwe beleidsregel, als een wel erg opmerkelijk toeval zien.
Zienswijzen en een proces
De ontwerpbeschikking leidde tussen 27 november 2018 tot 07 januari 2019 tot erg veel zienswijzen, onder andere van de Brabantse Milieu Federatie (BMF), van een Collectief Burgerinitiatief van 58 omwonenden, het waterschap, de gemeente, de hengelsportvereniging, de ZLTO en enkele individuele personen.
Men komt in de zienswijzen redelijk heftige taal in tegen, waarin onder meer gerefereerd werd naar Groningse taferelen en nog eens een reeks eerdere milieuovertredingen van Refresco opgelepeld werd (waarbij in 2018 bijna de waterzuivering van Soerendonk het begeven had).
Verder maakt de logistiek om suiker aan te voeren, en de bijbehorende machinerie, volcontinu een pokkeherrie, en veroorzaakt forse trillingen in de nabije woonwijk. Een aantal zienswijzen begaf zich dus buiten de sfeer van de Waterwet. Een deel daarvan werd verwezen naar het vervolgtraject.
De formulering dat een multinational ter plekke voor een prikje goed grondwater kon oppompen en met weinig productiepersoneel (als regel niet uit het typische forensendorp Maarheeze) voor 80% voor de export werkt, vond de provincie juridisch geen geldig argument.
Het effect van het klimaat op het grondwater (is die 250 miljoen kuub per jaar straks nog steeds 250 miljoen kuub?) was nog niet te voorspellen, aldus weer de provincie – en dus juridisch onbruikbaar.
Voor zover binnen de Waterwet vallend was er volgens de provincie niets ernstigs aan de hand. Volgens het model bleef de grondwaterdaling aan de oppervlakte beperkt tot centimeters. De 1 cm-daling contour reikt tot ca 3 km van Refresco en is tegen die tijd ononderscheidbaar van toevallige factoren. Met de zettingen door inkrimpende kleilagen zou het wel meevallen en schade, die vooral optrad bij ongelijke zettingen, waren niet te verwachten.
Zo allemaal niet, dan was er de schaderegeling.
En als je het model niet vertrouwde en waarnam dat Haskoning zowel voor Refresco werkte als voor de provincie, dan had je als bewoner maar een second opinion moeten vragen. En tja, een ander model, dat bestond niet.
In zijn zienswijze keerde het waterschap De Dommel zich tegen de provincie.
Vooral de omwonenden zitten in een moeilijk parket. Die vrezen zowel een probleem als het grondwater daalt als wanneer het grondwater stijgt.
Als het daalt, zou dat kunnen betekenen dat de kleilagen in de grond gaat zetten en dat hun huizen bijvoorbeeld scheuren.
Als daarentegen Refresco het gezeur zat zou zijn en ‘toedeloe’ zou zeggen, zou het grondwater weer met 10 a 15 cm stijgen en zouden bijvoorbeeld de kruipruimtes kunnen onderlopen. (Zoiets is bijvoorbeeld in Eindhoven gebeurd toen de industrie stopte met pompen en voormalige, maar inmiddels bebouwde moerasgebieden weer terug richting moeras gingen. Dat werd een complete massabeweging waar ik als gemeenteraadslid veel contact mee heb gehad.) De bewoners wilden al bij voorbaat boter bij de vis. Waarop het antwoord van de provincie was dat er in de oude vergunning überhaupt niets geregeld was en dat het nu tenminste op papier geregeld was.
Uiteindelijk werd het concept-besluit zonder substantiele wijzigingen omgezet in het definitieve besluit.
Dat kwam voor de rechter met als eisers de BMF, de Dorpsraad Maarheeze en de Vereniging Duurzaam en Groen te Maarheeze. De rechter kwam op 01 april 2020 tot een tussenvonnis, dat op 28 april 2020 gepubliceerd werd. Zie https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBOBR:2020:1946&showbutton=true&keyword=refresco .
De rechter vond dat de provincie ten onrechte, bij wijze van uitzondering, had gehandeld op basis van de oude regelgeving en daarbij slechts het belang van Refresco had laten meewegen. De rechter vond daarmee het provinciale besluit onvoldoende gemotiveerd. De letterlijke tekst:
De provincie krijgt zes weken om alsnog een deugdelijke motivering aan te leveren.
Het is mij, als niet-jurist, niet duidelijk wat dat inhoudt. Moet de provincie de werkelijkheid verbeteren of alleen maar het verhaal over de werkelijkheid?
Nabeschouwing
De vraag is in hoeverre macrogetallen, die jaargemiddeld en voor Brabant als geheel gelden, ook voor afzonderlijke delen en tijdstippen gelden (bijvoorbeeld bij een hete en droge zomer op de zandgronden), als de landbouw juist meer beregent.
Een recente KNMI-studie geeft aan dat het neerslagtekort in de zomer in Oost- en Zuid-Nederland trendmatig lijkt toe te nemen.
Volgens de BMF bestaat er geen deugdelijk kwantitatief model waarin de watervraag van de natuur meegenomen wordt.
De provincie heeft onderzoeker Bartolomeus van de KWR (het wetenschappelijk bureau van de waterleidingbedrijven) gevraagd systematisch onderzoek te doen naar de uitwerking van meteorologische en hydrologische droogte op systemen, en om een handelingsperspectief te ontwikkelen. Zie www.kwrwater.nl/projecten/droogte-in-zandgebieden-van-zuid-centraal-en-oost-nederland/ .
De BMF laat ook eigen onderzoek doen. Dat zou voor de zomer van 2020 klaar moeten zijn.
Het grondwaterbeheer is verdeeld tussen het Waterschap en de provincie, vindt de BMF. Daardoor wordt het te weinig als een integraal vraagstuk behandeld. De regie zou geheel bij de provincie moeten liggen. Het Deltaplan Hoge Zandgronden is vooral een subsidieregeling voor vrijwillige projecten. Er gebeuren goede dingen in (waaronder met rijksmiddelen), maar je wint er de oorlog niet mee zolang de landbouw mag blijven beregenen. Het is dus geen leidend beleidskader.
Daartoe zou de provincie het onttrekkingsbeheer moeten aanscherpen en aan de beleidskant meer moeten sturen. Enerzijds op een doordachte rantsoenering, anderzijds op een vergroting van de koek door het water in het gebied beter vast te houden.
De ultieme vraag is natuurlijk of je zo zachtjes aan de eindigheid niet in het politieke systeem moet gaan inbouwen. In alles rondom Refresco is nog niet aan de orde geweest of het publiek steeds meer frisdrank moet willen drinken. Misschien moet men daar nee opzeggen en het productievolume bij Refresco gewoon zo laten. De status quo zou voor de omwonenden de beste oplossing zijn.
Misschien gaat een suikertaks ons grondwater redden?
De factcheck van Knack
Het Belgische blad Knack deed op 20 mei 2020 een factcheck op een uitspraak van klimaatactiviste Anuna de Wever “Over enkele jaren krijgen we hittegolven die mensen in zes uur kunnen doden”. Men kan het nalezen op www.knack.be/nieuws/factchecker/factcheck-over-enkele-jaren-krijgen-we-hittegolven-die-mensen-in-zes-uur-kunnen-doden/article-longread-1600901.html?cel_hash=0960a4a580559e4e9bceb4a409d4d417957030b1&utm_source=Newsletter-21/05/2020&utm_medium=Email&utm_campaign=Newsletter-RNBAVUKN&
Nu bleek desgevraagd De Wever niet “binnen enkele jaren” gezegd had, maar “tegen het einde van deze eeuw”. En het gevaar bleek vooral gekoppeld aan buiten zijn en aan RCP8.5, het scenario waarin er geen maatregelen genomen werden (Business As Usual, BAU). Verder overleefde de uitspraak de check en dat werd onderbouwd met een aantal goede literatuurartikelen, waarvan ik er één uitpik, dat van MIT (Massachusetts Institute of Technology) over de Noord-Chinese vlakte.
De natte bol-temperatuur en de sterfte van de mens
Cruciaal in het verhaal is de natte bol-temperatuur. Dit moet eerst uitgelegd worden, waartoe , zoals vaker, Wikipedia bruikbaar is.
Lucht bevat als regel waterdamp. Bij elke temperatuur hoort een maximale waterdampdruk. Daar zijn tabellen voor. Bij 20°C is de maximale druk 23,4mBar. Meer water kan er niet bij. De lucht heet dan 100% verzadigd. Kurkdroge lucht heet 0% verzadigd en halverwege (dus 11,7mBar) heet 50% verzadigd. Het aantal mBar is de absolute vochtigheid en het % de relatieve vochtigheid.
Bij 30°C is de maximale druk 42,4mBar. Dezelfde lucht die bij 20°C verzadigd is, is dat bij 30°C dus niet.
Men stelle zich nu het volgende voor.
Je hebt twee identieke thermometers, waarvan er één een katoentje om de bol heeft dat met een slangetje nat gehouden wordt vanuit een tank met water. Je blaast er dezelfde luchtstroom langs. De onbedekte thermometer geeft gewoon de temperatuur van het lucht-waterdampmengsel aan (bijvoorbeeld 30°C ).
Bi de bedekte thermometer gaat er water vanuit de katoen verdampen (niet anders dan bij wasgoed aan de lijn). Daardoor daalt de temperatuur van die thermometer en van de aanhangende katoen zolang er verdamping mogelijk is. Die verdamping houdt op als de katoen, en het microlaagje rondom de katoen, de temperatuur bereikt waarbij de luchtvochtigheid 100% is. Stel dat dat 20°C is. Dan weet je dat de absolute waterdampdruk in de lucht de 23,4mBar is die bij 20°C goed is voor verzadiging.
De passerende lucht van 30°C heeft dus een relatieve vochtigheid van 23,4/42,4 = 55%.
In deze situatie heet 20°C de natte bol-temperatuur TW. Die hangt dus af van hoe warm de lucht is en hoeveel vocht er in zit.
De natte bol-temperatuur is medisch van groot belang, omdat het katoentje een goede benadering is van de huid van een zwetende mens.
Een mens koelt zonder hulpmiddelen vooral door te zweten. Geen zweet, geen koeling en omdat de stofwisseling nog steeds warmte produceert, wordt het lichaam steeds warmer. Bij 42°C ga je binnen korte tijd dood.
Jonge fitte mensen kunnen zodoende in rust, zonder technisch ondersteunde koeling en ook in de schaduw, bij een natte bol-temperatuur van 35°C binnen zes uur sterven. Daar komt de uitspraak van de Wever vandaan.
De vraag is nu of natte bol-temperaturen van 35°C in realistische omstandigheden mogelijk worden. Het antwoord daarop is ja. De MIT-studie laat dat zien voor de Noord-Chinese vlakte. Dat is het Chinese heartland waar 400 miljoen mensen wonen en waar veel geirrigeerde landbouw plaats vindt. Irrigatie brengt extra waterdamp in de lucht.
De MIT-studie
Die is public domain en te vinden op https://www.nature.com/articles/s41467-018-05252-y.epdf?author_access_token=t6nQp_IhfAfEhYGHD2PPiNRgN0jAjWel9jnR3ZoTv0OlNTCn7V3lS_xMUTRD84MrjLPQIdxJVNEj43qF8pmuzHrURlUJJ1plNunWPKFEIF5FMgB59U-OM2PmsPbpstkCN8UzzeGYu_Pe-XzAQg-YDA== . Lead author is Suchul Kang uit Singapore.
Het gaat hier om computermodellen.
De Noord-Chinese Vlakte (NCP) wordt voorgesteld door de rechthoek.
HIST heeft betrekking op een gemiddelde over 1975-2005, de RCP-plaatjes op de periode 2070-2100 , waarbij RCP8.5 voor het BAU-scenario staat (er wordt geen enkele maatregel genomen) en RCP4.7 voor een ‘gematigd’ scenario staat. Beide scenario’s komen van het IPCC en worden algemeen gebruikt.
‘IRR’ boven aan het hok slaat op modellen waarin de irrigatie wel meegenomen is, in ‘CONT’ (voor control) is de irrigatie niet meegenomen.
Er worden zowel uitspraken gedaan voor alle geïrrigeerde gebieden als voor de NCP.
Elke dag wordt TWmax bepaald als zijnde het hoogste gemiddelde over een verschuivend tijdvenster van 6 uur. Met ‘Extreme TWmax ‘ wordt de allerhoogste TW bedoeld op een dag op één tijdstip, dus zonder middelingsperiode van zes uur (dus de piekwaarde op die dag). Fysiologisch is een gemiddelde over 6 uur relevanter.
De kleuren in de grafiek geven de over dertig jaar gemiddelde waarde van de extreme TWmax (dus van de dagelijkse piekwaarden), per afzonderlijk pixel. (Zoals het er in het artikel staat, zit in dat gemiddelde ook de winterperiode, maar dat klinkt onwaarschijnlijk. Bedoeld is waarschijnlijk het gemiddelde over juni, juli, augustus en september, zie verderop. Het artikel is af en toe een beetje slordig.)
De cijfers in elk van de zes hokken ontstaan als de 30-jaar gemiddelde van de extreme TWmax ook nog eens over alle pixels gemiddeld wordt (de resultaten zijn dan dus twee keer ingedikt). ‘Irr’ onderaan het hok betekent dat ruimtelijk gemiddeld is over alle nu geïrrigeerde gebieden, ‘NCP’ onderaan het hok betekent dat ruimtelijk gemiddeld is over de NCP.
Dus de cijfers onder in het hok rechtsboven moeten gelezen worden als volgt:
Als alle gebieden die nu geïrrigeerd zijn, niet geïrrigeerd zouden zijn, zou de piekwaarde van TW, gemiddeld over alle dagen van 2070 tot 2100 en gemiddeld over alle pixels van het nu geïrrigeerde gebied, en op basis van het BAU-scenario, 31,6 °C zijn. Idem in de NCP 30,9 °C .
Na al dit detailgepeuter kunnen er enkele eenvoudige vaststellingen tot stand komen.
Het MIT-artikel presenteert zijn resultaten ook op een andere wijze, namelijk per Chinese stad. Eigenlijk heb je daar voor politiek en bestuur meer aan. Dat ziet er als volgt uit:
Ook dit vraagt voor niet-geleerden enige uitleg. Voor het gemak heb ik daartoe het hok van Sjanghai uitvergroot afgedrukt.
Op de horizontale as staat TWmax (dus het op een dag hoogst optredende gemiddelde van TW over een opschuivend zes uur-interval).
In het bestand zijn meegenomen alle dagen in de maanden juni, juli, augustus en september (jjas) en dat over een periode van 30 jaar. Het bestand telt dus 122 dagen/y * 30 y waarden.
Op de verticale as staat het aantal keren in 30 jaar dat de TWmax -waarde bereikt wordt van de bijbehorende temperatuur op de horizontale as. Dit is een logarithmische schaal (103 = 1000, 102 =100, halverwege deze is ongeveer 300, 100=1, enz).
De zwarte trapjesgrafiek (‘histogram’) stelt op dezelfde wijze als hiervoor aangeven de historie voor, de blauwe het ‘gematigd’ scenario en de rode het BAU-scenario.
Lees dit dus nu als volgt:
Men kan zich voorstellen dat de Chinese regering dit soort trends met aandacht volgt.
—
De geleerden noemen in de afsluitende discussie in het artikel ook gebieden als rond de Perzische Golf en in Zuid-Azie als nu al bedreigend. En ze spreken nog maar eens de noodzaak uit om tegen de klimaatopwarming te strijden.
De topsector energie en de TKI’s daarbinnen
Het Topsectorenbeleid is een soort agentschap dat zelfstandig, maar met veel subsidie van het Rijk, beleid maakt en uitvoert in het overgangsgebied tussen politiek en maatschappij, waaronder het bedrijfsleven. Er vallen een aantal beleidsvelden onder, waarvan hier relevant de Topsector Energie ( www.topsectorenergie.nl ).
Binnen het beleidsveld Energie bestaan diverse Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI), en een daarvan is de TKI Urban Energy ( www.topsectorenergie.nl/tki-urban-energy ).
De Handleiding Warmtenetten Ontrafeld
Deze TKI Urban Energy heeft een Handleiding Warmtenetten Ontrafeld uitgebracht. Die wil een groot publiek op het niveau van gemeenteraadsleden, mensen van energiecoöperaties, ter zake doende ambtenaren en dergelijke een systematisch overzicht geven van het complexe veld van de warmtenetten. Aan zoiets is behoefte.
De brochure kan gedownload worden op www.topsectorenergie.nl/nieuws/warmtenetten-ontrafeld-een-praktische-handleiding . Er zit met nadruk geen copyright op en vrij gebruik wordt aangemoedigd.
Ik vind hem zelf goed. Ik heb al het nodige rondgepionierd op het gebied van warmtenetten, maar de brochure geeft een aangenaam totaaloverzicht.
Bovendien staan er goede links in, zoals naar het Expertise Centrum Warmte (ECW). Zie https://expertisecentrumwarmte.nl/home/default.aspx . Je kunt de brochure dus het beste digitaal lezen, maar uitprinten kan ook.
Ik ga hem niet helemaal bespreken, maar ik plaats als voorbeeld drie pagina’s:
Ik raad lezing aan, bijvoorbeeld ook voor buurten die van het gas af moeten of willen.