Het CDA in Eersel had het goede idee om tot een tekst te komen, die de verschillende politieke partijen in de regio konden gebruiken als basis voor hun nieuwe programma voor de gemeenteraadsverkiezingen. Deze tekst is in samenspraak met het Beraad Vlieghinder Moet Minder (BVM2) opgesteld.
Er was in eerste instantie een concept-tekst. Die is aan de lokale politiek voorgelegd op een avond in Knegsel. Daar genoot het concept in hoofdlijnen brede steun.
Van deze avond heeft op deze site al een verslag gestaan onder CDA Eersel probeert collectief standpunt over Eindhoven Airport op te bouwen .
De inbreng van de lokale politici is verwerkt. Het resultaat is neergelegd in vijf stellingen. Deze zijn via de griffies aan de politieke partijen gestuurd.
Vliegveldstellingen van het CDA Eersel tbv GR-programma’s 2018
In een ingezonden brief dd 06 oktober 2017 in het Financieel Dagblad schrijven Walter Manshanden en Menno Huijs dat “de verouderde groeistrategie van Schiphol vervangen moet worden door vernieuwd beleid.”.
Walter Manshanden is expert ruimtelijk-economische ontwikkeling en eigenaar van NEO-observatory. Netherlands Economic Observatory richt zich op regionaal en sectoraal economisch onderzoek op een overwegend kwantitatieve basis. NEO Observatory is een spin-off van TNO in Delft. Zie www.neo-observatory.nl/netherlands-economic-observatory/walter-manshanden/ .
Menno Huijs is aan de TU Delft gepromoveerd op een dissertatie met als werktitel “20 jaar manipulaties in het Schipholdossier” en werkt nu voor de Rotterdamse haven.
(Schiphol – Fyodor Borisov via Wikipedia)
De opinie gaat over Schiphol, maar heeft een wijdere strekking tot luchthavens als geheel.
De teneur van de ingezonden brief is dat het beleid, dat Schiphol tot mainport maakte, met zijn eindeloos groeien binnen de rekbare grenzen voor geluid, veiligheid en milieu, in de jaren ’80 goed was, maar dat we anno 2017 met andere problemen te maken hebben als o.a. klimaatverandering, een vervuilende energievoorziening, grondstoffenschaarste en niet in de laatste plaats ruimte.
Inmiddels is vliegen een laagwaardige dienst geworden in een zeer concurrerende markt waarin vliegen niets mag kosten.
In een aparte inzet ter benadrukking stelt het artikel “Bescheidener rol: Andere grootstedelijke regio’s in Europa laten zien dat grote welvaart samen gaat met bescheidener rol voor lokale luchthaven”.
De opinie stelt: “De BV Nederland is toe aan vernieuwing van het mainportdenken. In plaats van te blijven vasthouden aan een verouderde groeistrategie die is gericht op een toenemend aantal passagiers, moeten we ons de vraag stellen welk type luchtvaart nodig is om de kansen van de nieuwe economie te grijpen. De groei van de luchtvaart is dan geen doel op zich voor een zichzelf respecterende economie.” En verderop “Nederland heeft behoefte aan een bepaald soort luchtvaart. Er zijn verbindingen nodig met de belang-
rijkste handelscentra in de wereld en met de belangrijkste kennis- en innovatiecentra in de wereld, maar dat heeft een prijs. Die is wel hoger dan wat we er nu voor vragen, maar dan heb je ook wat. Een keuze voor de schoonste, veiligste en stilste vliegtuigen is dan een goed begin.”.
Welke conclusie ook van toepassing verklaard zou kunnen worden op Eindhoven Airport.
Het CBS heeft op 28 september 2017 nieuwe statistiek uitgebracht over de verkoop van motorbrandstoffen door de jaren heen binnen Nederland, waaronder die voor de luchtvaart. Daartoe beperkt dit artikel zich. In praktijk betekent dat vooral kerosine (voor straalmotoren), omdat de hoeveelheid vliegtuigbenzine (voor propellermotoren) te verwaarlozen is.
Het gaat om alle vliegvelden samen, maar in praktijk tellen er maar drie mee, in volgorde van grootte Schiphol, Eindhoven Airport en Rotterdam-Den Haag Airport.
De volledige uitgewerkte tabel is hier te vinden. Hieronder dat deel van de tabel dat over kerosine gaat. (PJ = PetaJoule).
In praktijk tellen de kolommen “Afzet voor bunkers”.
Het is van belang te weten dat de ‘bunkers’ niet bij het Nederlandse energiebudget geteld worden. De vliegtuigmaatschappijen betalen hierover geen accijns en BTW. Vliegen is niet voor niets zo goedkoop.
Milieubewegingen en sommige politieke partijen vinden dat onrechtvaardig en dat is het ook, maar het ligt vast in internationale verdragen. Als men de luchtvaart net zo wil behandelen als bijvoorbeeld de spoorwegen, moet er over die verdragen gepraat worden.
Analyse van de statistiek De “Afzet voor bunkers – kolom” vertoont over 2012 t/m 2016 een jaarlijkse groei van 3,4% , dus over heel Nederland.
Leg je daar de ontwikkeling van de vliegbewegingen naast, dan is over die jaren de jaarlijkse groei van Schiphol 3,1% (in 4 jaar van 423407 naar 479000). Idem van Eindhoven 7,8% (in 4 jaar van 24265 naar 32807). Eindhoven Airport groeit dis veel harder dan Schiphol.
Rotterdam-Den Haag Airport zit voor grotere vliegtuigen constant rond de 21500 vliegbewegingen per jaar.
Trek je die bunkerkolom met hetzelfde groeitempo door naar eind 2019 (als zowel bij Schiphol als bij Eindhoven een nieuw en nog onbekend regime gaat gelden), dan is er in Nederland in 2019 180PJ kerosine verkocht.
In 2019 is Eindhoven Airport goed voor 43000 vliegbewegingen en Schiphol voor 500000 (en Rotterdam-Den Haag voor nog steeds 21500). Eindhoven Airport is eind 2018 dus goed voor 7,6% van de Nederlandse vliegbewegingen en, als je evenredig rekent, voor 7,6% van die 180PJ. Zijnde 13,7PJ.
Dat is te simplistisch, want op Schiphol vertrekken een heleboel wide bodies (met vier motoren) en op Eindhoven niet. Maar het verschil in vlootsamenstelling is onbekend en Eindhoven publiceert geen eigen brandstofcijfers, dus je moet wat. Het moet meer dan 50% en minder dan 100% van die 13,7PJ zijn. Sla er een slag naar en maak er 10PJ van (dus over 2019).
(Het vliegveld doet groot dat het helemaal groen is, maar dat heeft alleen betrekking op de gebouwen en de grondoperaties. Dat is peanuts vergeleken bij het vliegen zelf.)
NIET-CO2 effecten op kruishoogte (Lee et al.)
Die 10PJ kerosine zorgt op de gebruikelijke wijze voor de CO2 – effecten op het klimaat.
Het overgrote deel van de emissies uit de motoren vindt plaats op grote hoogte. Daar gelden aparte atmosferische mechanismes, die er op neer komen dat er ook niet CO2 -effecten op het klimaat zijn die ruwweg ongeveer even groot zijn als de wel CO2 – effecten.
Het klimaat wordt dus over 2019 door Eindhoven Airport belast alsof er vanaf Eindhoven Airport 20PJ opgestegen zou zijn.
De hele gemeente Eindhoven zat in 2016 op ruim 18PJ, die alleen volgens de CO2 – route meetelt. Misschien gaat daar tot 2020 een beetje af.
Eerder is in deze kolommen gezegd, dat in 2020 het klimaateffect van het vliegveld even groot zou zijn als dat van de complete gemeente Eindhoven samen ( zie Klimaateffect Eindhoven Airport binnenkort gelijk aan dat van heel Eindhoven ).
Met kennis van de nieuwe SBS-statistiek blijft deze bewering onverkort van kracht, maar nu is hij wat sterker onderbouwd.
De vijf maatschappelijke thema’s in de UItvoeringsagenda
Er was afgesproken dat er een tussenevaluatie zou komen. Daartoe heeft CE Delft in augustus 2017 het basismateriaal aangeleverd, waarna de Gedeputeerde Staten daaraan een vervolgbeleid geplakt hebben. De eerstverantwoordelijk gedeputeerde (dat is zoiets als een wethouder in de provincie) is Annemarie Spierings (D66), hoewel ook gedeputeerde Bert Pauli van Economische Zaken (VVD) een dikke vinger in de pap heeft. Te dik zelfs.
Succes of niet? In een oneliner: het is niet niets, maar ook niet genoeg.
Er wordt naar twee dingen gekeken: of er in 2020, naar verwachting, 6% bespaard zal zijn, en of in dat jaar 14% van alle energie duurzaam wordt opgewekt. Als die gegevens er zijn, worden ze ook over “nu” gegeven, te weten medio 2017. Uitgangsjaar is 2015 en in dat jaar was het finaal energetisch verbruik FEV in Brabant 290PJ (dat is wat netto aan de klant wordt afgegeven, bruto is ongeveer anderhalf keer zo groot).
Met “6% besparen” wordt bedoeld (blijkt nu ineens) dat tussen 2015 en 2020 het FEV met 1,7% mag toenemen, waarna het fictief met 6,0% zou moeten dalen.
De prestatie tov 2015 zou dus moeten zijn 290PJ + 1,7% – 6,0% , de werkelijkheid zal volgens CE Delft waarschijnlijk worden 290PJ + 1,7% – 3,9%. De besparingstaak gaat zeer waarschijnlijk niet gehaald worden.
De duurzaam opgewekte hoeveelheid energie moet zijn 290*(1-0,022)*0,14 = 39,7PJ. Als de provincie niets zou doen (dat heet de “autonome ontwikkeling”), zou het 41,9PJ zijn. Maar omdat de provincie wel wat doet, komt daar naar schatting 4,8PJ bij, dus 46,7PJ. Op zich wordt dus aan de eis voldaan, ware het niet dat onder deze uitkomst twee grote en onzekere bijdragen liggen, nl de zeer omstreden biomassabijstook in de Amer 9-kolencentrale en de, eveneens omstreden, biomassabijmenging in motorbrandstof. Zonder deze twee posten blijft Brabant ver achter bij zijn taakstelling.
Over de Amercentrale en de biobrandstofbijmenging verderop meer.
(Bovenstaande cijfers zijn de uitkomsten van de autonome ontwikkeling, dus als de provincie niets zou doen)Deze tabel geeft aan wat het provinciale beleid waarschijnlijk toe zal voegen aan de autonome ontwikkeling, met en zonder Amercentrale
De resultaten per “slagveld” (zie eerste plaatje) lopen sterk uiteen.
In “gebouwde omgeving” zijn de Nul op de Meter-woningen (NOM-woningen) het belangrijkste onderdeel en dat is tot nu toe faliekant mislukt. De veel bescheidener post “overheidsvastgoed” is wel een klein succesje.
In “smart and green mobility” leidt de laadinfrastructuur ertoe dat er meer elektrische auto’s en bussen zijn, en die zijn samen goed voor 0,53PJ besparing. M.i. een redelijk resultaat.
Bij de “energieneutrale industrie” vallen interessante initiatieven te ontdekken, die echter soms nog in de kinderschoenen staan en tegen een groot aantal juridische en praktische problemen aanlopen. Zie verderop. Hier wordt het warmtebeleid ondergebracht, het meest succesvolle provinciale initiatief tot nu toe. CE Delft boekt de industrie in voor 2,61PJ besparing en 0,8PJ hernieuwbare energie.
Van “sustainable energy farming” valt niets tastbaars te zeggen. De score is 0.
De “Energieke landschappen” gaan in praktijk over windturbines en zonneparken.
Tav windturbines wordt het bestaande beleid uitgevoerd, te weten de 470,5MW die met het Rijk overeengekomen is, en waarvan tot 2020 380MW opgevoerd wordt, goed voor 3,0PJ.
Tav zonnepanelen worden geleidelijk aan de belemmeringen uit de weg geruimd, die er vooral op de grond zijn. Daken en parken moeten in 2020 1,0PJ gaan opleveren.
Beide getalgroottes vind ik matig.
Gedeputeerde Annemarie Spierings (D66)
Oorzaken van goed, matig of slecht Ik zeg even gemakshalve “Spierings” als personificatie van het hele Brabantse politieke en ambtelijke apparaat. Ik heb verder niks speciaals tegen Spierings, behalve dat ze van een andere partij is.
Je hebt eigenlijk drie categorieën: de (gedeeltelijke) successen, de dingen die fout gaan en waar Spierings niks aan doen kan, en die fout gaan en waar Spierings wel wat aan doen kan.
De min of meer-successen
de warmtepolitiek
de laadinfrastructuur
de omgang met de industrie
het aanstaande grote zonnepark op de Nyrstar-jarosietbekkens (zinkfabriek in Budel)
het zonnepanelen voor asbest-project op boerderijdaken
ook wel de 470,5MW aan windturbines
komen omdat de provincie actief en doelgericht vanuit een rol opereert waaraan hij gewend is. De warmteprojecten passen bij de bestuurspositie in Havenschap Moerdijk, de geothermie bij de medeverantwoordelijkheid voor de ondergrond, de jarosietbekkens omdat de provincie verantwoordelijk is voor dit afval en de laadpalen bij de traditionele industriepolitiek om de Brabantse bedrijven in de watten te leggen.
En er is geld, ook nooit weg.
Dingen zoals
de lage stroomprijs voor grootverbruikers
dat er meestal geen dwang mogelijk is vanwege het ontbreken van een klimaatwet en een daarbij behorende industriepolitiek
dat de provincie slechts voor een klein deel van de bedrijven bevoegd gezag is
de financieel uitgemergelde positie van de gemeentes
de verhuurdersheffing, zijn zaken waar Spierings niets aan doen kan.
Verder heeft ze ook weinig aan de bonte en onsamenhangende verzameling organisaties in BEA, de Brabantse Energie Alliantie en dat viel te verwachten.
Spierings schiet hier als het ware met hagel in de hoop iets te raken, waarna nog steeds de vraag is hoe diep de korrel in het geraakte organisme doordringt.
En wat zou ze anders moeten en kunnen doen?
Spierings en maatje Bert Pauli zijn liberalen en vertrouwen teveel op de vrije markt. Waar ze dat niet doen gaat het goed, en waar ze dat wel doen gaat het fout. Als dat in het verleden aan de markt was overgelaten, had Nederland geen Deltaplan gehad en geen spoorwegnet enz.
Er bestaat in praktijk geen functionerende vrije woningmarkt die NOM-woningen gaat renoveren, en men kan ook moeilijk de huidige veeteeltsector als een verzameling krachtige, autonome marktpartijen aanduiden.
De liberale insteek brengt de provincie onevenredig vaak tot industriepolitiek, zoals Solliance, de vestiging van TNO, de laadpalen in relatie tot de Automotive of het nieuwe synthetische brandstof-initiatief. Nu wil ik dit vraagstuk niet in zwart-wittinten schilderen, want ik ben niet per definitie tegen industriepolitiek en Spierings zal niet per definitie tegen projecten tbv de bevolking zijn, maar de balans is al jaren niet goed. Waardoor bijvoorbeeld de TU/e experimenten met variabele stroom-
prijzen (zodat je de wasmachine aan kunt zetten als de stroom goedkoop is) elders in Nederland moet uitvoeren.
Nul op de Meter-woningen Dat verloopt knudde.
Het ombouwen van een bestaande woning tot Nul op de Meter (NOM) kost volgens CE Delft gemiddeld €70.000 . Minnesma van Urgenda roeptoetert wel rond dat dat maar €30000 kost, maar die woningen ben ik in Brabant nog niet tegengekomen. De praktijk lijkt te zijn (maar er is nog te weinig onderzoek gedaan om dat hard te stellen) dat woningbouw-
verenigingen projecten doorvoeren die het NOM-niveau niet halen maar wel een heel eind de goede kant op gaan, en dat voor veel minder geld.
Wel en niet Nul op de Meter – woningen
Volgens CE Delft zou er op het NOM maken van 800.000 bestaande Brabantse woningen tot 2050 een onrendabele top zitten van 200 tot 400 miljoen euro. Valt eigenlijk nog wel mee over dik 30 jaar! Omgerekend naar heel Nederland zou het om 2 a 3 miljard in dik 30 jaar gaan – er gaan wel grotere bedragen naar mindere doelen. Maar goed, daar koopt Spierings nu niets voor.
Maar in plaats van treuren dat de kosten te langzaam dalen, zou ze ook het proces met kracht naar zich toe kunnen trekken en proberen een prijsdaling te forceren. Met eenmalig een miljoen of tien zou je volgens mij een eind moeten kunnen komen. Ze zou hier eens met kogels moeten gaan schieten in plaats van met hagel.
Een goed geoutilleerd volkshuisvestingsloket zou veel goed kunnen doen
De getallen zijn nu treurig. Volgens Spierings staan er nu 29 NOM-woningen in Brabant. Dat moeten er op 31 dec 2017 1000 zijn, in 2021 40.000 en in 2050 800.000 . CE Delft zegt dat er dd nu (dus augustus 2017) aanbestedingen “gepland” zijn die ertoe moeten leiden dat dd 31 dec 2017 er nog eens “ruim 600 extra” opgeleverd zijn. En in 2020 1929 . Het lijkt me sterk.
Verder wordt de suggestie gebracht om ook nieuwbouw in het verhaal te betrekken en warmtenetten, smart grids enz. Het eerste vertrouw ik niet helemaal omdat dat sluipend tot extra sloop zou kunnen leiden en het tweede ook niet helemaal, omdat dat zou kunnen betekenen dat warmtenetten, net zoals vroeger, toestaan dat de woningen slechter zijn. Maar de suggestie is zo omfloerst dat de achterliggende intentie moeilijk ingeschat kan worden. Moeten politici in de provincie maar eens navragen.
De website Stroomversnelling Brabant is al anderhalf jaar uit de running (heeft ongetwijfeld veel geld gekost).
De Amer9-centrale
De Amer9-centrale en de biobrandstofbijmenging De achilleshiel van voldoende duurzame opwekking in Brabant is de Amer9-centrale. Dat is een kolencentrale die wil doorgroeien tot 80% bijstook van biomassa (vooral houtsnippers). De houtsnipper-kWh’s tellen als duurzame energie. Omdat dat bestaand beleid is, telt CE Delft het als “autonome ontwikkeling”.
Maar zo autonoom is dat niet, want kolencentrales liggen onder vuur en biomassabijstook ook. De SP, GroenLinks, de PvdA en D66 hebben in de Tweede Kamer gezegd dat alle kolencentrales binnen een uiteenlopend aantal jaren dicht moeten. Zelfs als Brabant in 2020 nog over de Amer9 beschikt, wil dat niet zeggen dat Brabant daar in 2025 over beschikt.
Als de kolen weg moeten, gaat de centrale op gas over want er bestaat leveringsplicht aan de stadsverwarming. Die kan vooralsnog slechts in bescheiden mate op duurzame bronnen draaien en geen biomassa bijstoken. Probleem van 13,6PJ!
Ook het bijmengen van biobrandstoffen in benzine of diesel is omstreden vanwege de (veronderstelde) herkomst van daarvan (palmolie?). Het is mij nog niet meteen duidelijk dat de 5,8PJ die CE Delft in 2020 projecteert (2,2PJ in 2015) gehaald zal worden.
De industrie Hier gelden veruit de grootste getallen. Die is goed voor 80PJ, waarvan, naar schatting van de provincie, ongeveer de helft onder provinciaal gezag valt.
De provincie doet hier goede dingen, daarbij gehinderd doordat veruit de meeste bedrijven onder de gemeenten vallen, er geen deugdelijk landelijk industriebeleid is, de stroom voor grootverbruikers spotgoedkoop, gemeenten armlastig zijn en Omgevingsdiensten niet met dit werk vertrouwd zijn. Kortom, nogal wat geëxperimenteer.
Een MJA3-onderneming
Er is een project om van 60 vrijwilliger-bedrijven, die onder gemeentelijk bevoegd gezag vallen, de technische installaties beter af te stemmen.
Met de MEE-bedrijven, die onder het Europese ETS vallen, heeft de provincie niets te maken.
De grote bedrijven daaronder, die onder het MJA3-convenant vallen, moeten voor 2020 een Energy Efficiency Plan (EEP) maken, en daar bemoeit de provincie zich mee. Zie www.rvo.nl/onderwerpen/duurzaam-ondernemen/energie-besparen/meerjarenafspraken-energie-efficiëntie/deelnemers). Ze kunnen vrijstelling krijgen van de energiebelasting (dus idioot goedkoop stroom) als ze 2% bezuinigen. Enig toezicht hierop is overigens niet misplaatst ( zie Van stoom stoom stoom ).
De middelgrote energieverbruikers daaronder, die onder de Europese Energy Efficiency Directive vallen, moeten een audit doen en die bekijkt de provincie ook.
Voor de ca 200.000 ondernemingen die “gewoon” onder de Wet Milieubeheer vallen of het Activiteitenbesluit, wordt onderzocht wat je met het nieuwe instrument van de Energie Prestatie Keuring (EPK) kunt.
Daarnaast is er op vrijwillige basis een Platform Brabantse Energy Leaders, waarin een kleine 20 ondernemingen zich bezighouden met energy management.
Het zou lonen als de politiek en de milieubeweging wat meer in deze materie afwisten.
Het politieke voorstel
Bij het verhaal van CE Delft hoort een politiek voorstel van GS aan PS. Dat bestaat uit drie onderdelen:
harder werken zonder dat dat extra geld hoeft te kosten
maatschappelijke partijen onder voorwaarden invloed geven op de besteding van de budgetten (klinkt tricky)
aan energieopslag gaan werken in de vorm van synthetische brandstof. de werktitel wordt Fuelliance (in analogie met Solliance). Dus weer industriepolitiek.
De NWEA (Nederlandse Wind Energie Associatie) heeft aan onderzoeksbureau Ecofys gevraagd om de kostprijs van stroom, opgewekt met wind op het land, te berekenen zoals die voor een aantal standaard-situaties nu is en in de toekomst kan zijn. Ecofys heeft dit onderzoek in april 2017 gepubliceerd. Zie www.ecofys.com/nl/publications/kostprijsanalyse-windenergie-op-land/.
Ik maak (sterk ingekort) gebruik van de resultaten voor zover die op Brabant van toepassing zijn, de focusplek van deze site.
Nederland is ingedeeld in windregio’s. Het grootste deel van Brabant is Regio 4 (gemiddelde windsnelheid <7,0m/sec), en een deel van West-Brabant en het land van Altena is Regio 3 (tussen de 7,0 en 7,5m/sec jaargemiddeld). Dat snelheidsverschil is overigens belangrijker dan men denkt, want het vermogen gaat met de derde macht (het vermogen bij 7,5m/sec is 23% groter dan bij 7,0m/sec). Het grote windproject van 100MW langs de A16 ligt (nagenoeg) geheel in Regio 4.
Scenariotabel Ecofys april 2017
Ecofys heeft vijf scenario’s (protoprojecten) gedefinieerd. Daar zitten technische- en windkenmerken in, maar ook de omvang van het project (de schaalgrootte is van belang voor de kostprijs).
De scenario’s zijn tot op zekere hoogte, en met enige fantasie, toepasbaar op Brabantse projecten.
Het 100MW-project langs A16 bijvoorbeeld (van Breda tot het Hollands Diep) ligt in Regio 4, maar dicht bij Regio 3 en de verschillen tussen beide regio’s zijn niet heel groot. Ik zal dus doen alsof op het 100MW-project langs de A16 scenario C van toepassing is, vooral vanwege de omvang van het project.
Een windparkje als dat in het Volkerak bij Willemstad past in praktijk het beste bij scenario E.
Een toekomstig windpark Kabeljauwbeek is het beste als D aan te merken (ligt op de grens van Regio 3 en 4, maar omvang is meer D).
Alle andere windparken in Brabant lijken het meest op scenario D.
kWh-kostprijs per scenario
Onder dit plaatje ligt een gedetailleerde financiele analyse, die ik hier niet geef, maar opgezocht kan worden.
Uiteindelijk blijkt dat het voor de kWh-prijs allemaal in Brabant betrekkelijk weinig uitmaakt. Alle windenergieprojecten in Brabant produceren stroom met een kostprijs van rond de 8 cent/kWh.
Duit is puur de technisch-economische kostprijs. Maatschappelijke kosten en baten in ruimere zin zitten hier niet in.
Als je om niet-economische redenen zou kiezen voor kleinere turbines (Regio 3, scenario C versus regio 3, scenario E), ben je dus voor hetzelfde eindresultaat met anderhalf keer zoveel molens 15% meer geld kwijt.
De SDE+subsidie 2017 gaat ervan uit dat het grootste deel van de windprojecten kan draaien op basis van een gegarandeerde afnameprijs van 8,5 cent/kWh.
Is dat nou veel?
Uniper, het fossiele sterfhuis van E.ON , levert in de brochure, geeft in een brochure over steenkool bijgevoegd plaatje, op gezag van Ecofys 2014. Het is verstandig hier met enige reserve naar te kijken, omdat sommige kosten sindsdien veranderd zijn en er nogal wat spreiding in de kosten zit, en je op verschillende manieren kunt rekenen. Hoe dan ook, om een indruk te krijgen (€100/MWh = 10 cent/kWh), en om het een beetje te kunnen plaatsen:
LCOE Energy Costs Ecofys 2014, EU
Wind op land zat in 2014, EU-gemiddeld, qua kale kostprijs per kWh in de buurt van kolen.
Als men de indirecte maatschappelijke kosten meetelt die nu uit een ander begrotingspotje betaald worden meetelt (luchtvervuiling, klimaat en zo), komt er bij windenergie bijna niets bij en bij kolen een paar cent per kWh. Dan is wind dus al goedkoper.
Als je nu stroom wilt kopen op de spotmarkt, ben je grofweg rond de 4 cent/kWh kwijt. Ergo zitten alle energiebronnen op dit moment met hun kostprijs boven de vrije markt-prijs en draaien dus onrendabel.
Bij duurzame energie wordt dit grotendeels gecompenseerd met de SDE+ regeling, die op zijn beurt wordt gedekt vanuit de rijksbegroting, die op haar beurt weer wordt gedekt door een opslag op de Energiebelasting. Men kan op goede gronden bezwaar maken tegen deze financiele techniek, en dat is een politieke discussie die gevoerd moet worden.
Terug naar de oorspronkelijke Ecofys-studie uit april 2017.
Eigenlijk was de studie bedoeld om de vraag beantwoord te krijgen of wind op het land op termijn zonder SDE+ subsidie zou kunnen. De gedachte is dat de kostprijs per kWh omlaag gaat, (en de hoop is dat de stroomprijs omhoog gaat, maar aan dat laatste waagt Ecofys geen voorspelling).
analyse kostprijsreductie grote en kleine projecten (Ecofys april 2017)
Inderdaad zal de kostprijs dalen, mits mits. Ik heb voor scenario C en D het plaatje overgenomen. Als aan de voorwaarden voldaan wordt die Ecofys stelt, kan er in een jaar of vijf 42% (bij grote, gunstige projecten) tot 29% (bij kleinere, iets minder gunstige) projecten af. Het C-scenario zit dan op wat nu ongeveer de vrije markt-prijs is.
OM de kostprijsdaling te bereiken, vertrouwt Ecofys op technische innovaties, maar nog meer op niet-technische innovaties, lees bestuurlijke. Om er een paar te noemen:
verlenging van de SDE+ regeling van 15 naar 20 jaar
voorbereidingskosten deels bij de overheid leggen
goedkoop geld
een planmatig beleid
de kosten van een en ander worden voor 65% tot 80% gedekt door de overheid
De fractie van de SP in Provinciale Staten (waarvan ik ondersteuner ben) heeft op 29 september 2017 een werkbezoek gebracht aan de ZLTO (ten kantore van deze organisatie), aan scharrelpluimveebedrijf annex kinderopvang Buitenlust De Kort in Loon op Zand, en aan de biologische melkveehouderij Dankers in Dongen.
Uit “Boeren hebben een oplossing” – meerjarenplan 2020 ZLTO
De ZLTO Volgens omwonenden zijn de boeren het probleem, volgens de ZLTO hebben de boeren een probleem en hebben ze ook een oplossing (zie www.zlto.nl/boerenhebbeneenoplossing ). De ZLTO is dan ook een organisatie met meerdere rollen en bijbehorende gezichten. In het Provinciehuis, bij het veeteeltbesluit van 7 juli, was de ZLTO de tegenstander, bij het ontwikkelen van nieuwe toekomstperspectieven partner en bij bijvoorbeeld sociale begeleiding en duurzame energie medestander (bijna de helft van de duurzame energie in Nederland komt van boeren en dat zou nog veel meer kunnen zijn). In de omgang met de natuur zijn ze zowel tegenstander, partner als medestander.
Deze (van oorsprong coöperatieve) vereniging met ruim 15000 boeren- en tuindersleden in Zeeland, Brabant en Zuid-Gelderland heeft een hele complexe positie in de samenleving.
Bij het werkbezoek werd vooral de algemene positie van de ZLTO gepresenteerd, werd het werk onder jonge boeren besproken, en werd bijvoorbeeld een beeld gegeven van aanvullende activiteiten als de dagzorg, de recreatie en de kinderopvang. Bovenstaande figuur geeft een beeld van de vele terreinen, waar het moderne boerenbedrijf mee te maken heeft. Daar zitten heel innovatieve bezigheden tussen.
Er is afgesproken om nog een keer verder te praten over de klimaat- en energiepoot van het boerenbedrijf, een uitermate interessant onderwerp waarvoor nu helaas te weinig tijd was.
Bijna 60000 scharrel-vleeskuikens bij De Kort in Loon op Zand (29 sept 2017) foto bgerard
De Kort heeft bijna 60000 vleeskuikens, waarvan de huisvesting voldoet aan de EU-scharrelkip-eisen. Daar is het bedrijf in de loop van een aantal jaren, mede in overleg met de Dierenbescherming, naar toe gegroeid. De EU-scharrelkip is zoiets als een Volwaard-plus kip. Ze worden zonder antibiotica grootgebracht en mogen langzamer groeien dan de plofkip.
Over een week of zo mogen de beestjes naar buiten.
Buitenlust hanteert een kindvolgende pedagogische visie, waarin veel ruimte is voor eigen initiatief en experimenterend gedrag, zintuigelijke waarneming en sociale ontwikkeling. En ze hebben dieren, zoals een grote witte slome hond en een poes en konijnen. Dat hoort bij het concept.
De tijgermoeder is het andere uiterste op de schaal, om het maar eens zo te formuleren.
Eigenlijk zijn het scharrelkinderen. Alleen is de groepsomvang wat kleiner en de persoonlijke aandacht wat groter dan bij de kuikens.
Interieur van een deel van kinderopvang Buitenlust (rechts Petra de Kort)
Eco-Maasland Dankers runt met zijn gezin de biologische melkveehouderij eco-maasland in Dongen (zie http://eco-maasland.nl/. Hij zit in het bestuur van de regionale ZLTO-afdeling.
Dankers heeft momenteel 140 koeien die per stuk gemiddeld 6500 liter melk per jaar geven. Een boer die zich niet aan biologische beperkingen houdt haalt jaarlijks ongeveer 9600 liter uit een koe. Volgens Dankers smaakt biologische melk beter. Je kunt bij hem melk kopen uit de tap.
Dankers gebruikt geen preventieve antibiotica en alleen in noodgevallen curatief antibiotica.
Zijn koeien lopen minstens 2000 uur per jaar in de wei, beduidend meer als de minimumeis van 720 uur om de aanduiding ‘weidemelk’ op het pak te mogen voeren. Ze hebben zichzelf goed gedresseerd en sjouwen autonoom van de wei naar de stal en de melkrobot.
Zijn boerderij ligt tegen de Loonse en Drunense duinen aan. Dankers doet daar uit liefhebberij natuurbeheer waar hij eigenlijk geld op moet toeleggen.
Koeien van biologisch melkbedrijf Dankers uit Dongen (29 sept 2017) foto bgerardMelkrobot (Dankers Dongen 29 sept 2017) foto bgerard
Tot slot Er zijn heel veel boeren met een mooi individueel verhaal. Daarnaast (veel minder) boeren met een niet zo mooi individueel verhaal.
Het probleem is dat de som van alle individuele verhalen groter is dan Brabant. De optelling van alles past niet meer binnen de grenzen van onze dichtbevolkte en economisch drukke provincie en de (mede daarom) steeds scherpere wetgeving.
Die wetgeving werkt macro en is dus, zelfs met de beste bedoelingen, altijd op grote groepen tegelijk van toepassing. Micro kunnen boeren daardoor tegen onnozele, maar uiterst hinderlijke problemen aanlopen, zoals dat je meer ruimte nodig hebt als je hetzelfde aantal kuikens meer ruimte en een beter leven wilt geven.
Men mag hopen dat zich voor dit soort situaties in het Provinciehuis een bepaald soort praktische wijsheid ontwikkelt.
Het was een leerzaam werkbezoek. De provinciale SP blijft nadenken over een zo rechtvaardig mogelijk evenwicht tussen de vele tegengestelde eisen, en gaat graag op uitnodigingen voor nieuwe werkbezoeken in.
Ik was op dinsdag 26 september 2017 bij het aanbieden door Milieudefensie en andere natuurorganisaties van de petitie “Bescherm de Natuurbeschermer” .
Groepsfoto van actiemensen-politici-boswachters bij het Tweede Kamergebouw bij het aanbieden van de petitie Bescherm de Natuurbeschermer
Persbericht 2.
Ruim 30.000 Nederlanders vinden dat er zo snel mogelijk iets gedaan moet worden aan het wereldwijde geweld tegen natuurbeschermers. Dat blijkt uit de petitie die we vandaag in Den Haag overhandigden aan de Tweede Kamer. Ook 26 natuur- en mensenrechtenorganisaties ondertekenden de oproep. Elke week worden bijna vier mensen vermoord omdat zij opkomen voor de natuur.
Het projectteam van Bescherm de natuurbeschermer overhandigde de petitie vanmiddag aan de Commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking samen met Nederlandse boswachters. Boswachters maken zich boos over het geweld tegen hun collega’s in het buitenland. Boswachter Roy Mes: “Het is te gek voor woorden dat mijn beroep je in landen als Congo of Colombia de kop kan kosten.”
2016 meest dodelijke jaar In juli werd bekend dat afgelopen jaar weer meer natuurbeschermers zijn vermoord dan in de jaren ervoor. Maar liefst 200 moorden in 24 landen werden in 2016 geregistreerd, het hoogste aantal tot nu toe. Zestig procent van de moorden is gepleegd in Latijns-Amerika, dat daarmee de gevaarlijkste regio voor natuurbeschermers is. In Afrika wordt het voor parkwachters steeds risicovoller om hun beroep uit te oefenen.
Sadet Karabulut (SP) tekent de petitie Bescherm de Natuurbeschermer dd 26 sept2017
De eis: bindend mensenrechtenverdrag Om natuurbeschermers wereldwijd meer veiligheid te bieden pleit de petitie voor de komst van een internationaal bindend mensenrechtenverdrag voor bedrijven.
Femke Wijdekop, projectmedewerker van Bescherm de natuurbeschermer: “Dat verdrag zorgt ervoor dat bedrijven ter verantwoording kunnen worden geroepen als zij misstanden veroorzaken. Hierdoor staan natuurbeschermers wereldwijd sterker.” Binnen de Verenigde Naties wordt al enkele jaren gepraat over de mogelijkheid van zo’n verdrag. “Tot nu toe werkt Nederland nog maar mondjesmaat mee. Met onze petitie willen we de overheid bewegen om een tandje bij te schakelen en zich hard te maken voor de bescherming van natuurbeschermers.” Van 23 tot en met 27 oktober vergaderen de VN-lidstaten in Genève over de voortgang van het verdrag.
Acht Kamerleden waren aanwezig bij de actie, en beloofden zich in te zetten voor natuurbeschermers. Daar houden wij ze aan!
Hout heeft in zichzelf al veel voordelen als bouwmateriaal, en in combinatie met verantwoord bosmanagement en een zinvolle besteding van de resten kan houtbouw goed uitpakken voor het klimaat. Bomen leggen CO2 vast en blijven dat doen, zolang het hout hout blijft. Vandaar de hernieuwde interesse in houtbouw. Ik heb daarover geschreven in Houtbouw voor het klimaat – terug naar de toekomst en ik verwijs voor een meer uitgebreide beschrijving terug naar dit eerdere artikel.
De reden om er op terug te komen is dat in de onlineversie van de Scientific American opnieuw een artikel staat over moderne houtbouw dat de moeite waard is om te lezen. Het is te vinden op www.scientificamerican.com/article/high-rises-made-of-wood .
Het artikel beschrijft het Brock Commons complex in Vancouver, een appartementencomplex van 53m hoog. Het is in september 2017 open gegaan. Dit is het overzichts-kadertje uit het artikel.
In de Tweede Kamer heeft een meerderheid al gezegd dat ook de luchtvaart onder de komende klimaatwet moet vallen. Ongetwijfeld zal die sector proberen om daar onderuit te komen.
O’Leary van Ryan Air (die man die nu met iedereen ruzie heeft) is bijvoorbeeld een bekende klimaatscepticus.
Ga naar de petitie https://luchtvaartinklimaatwet.petities.nl/ !
Inleiding Ik betoog in deze kolommen al heel lang dat er een Brabantse warmteplan moet komen. Het doet mij genoegen dat er zich geleidelijk aan een dergelijk plan begint af te tekenen, en dat dat verdienstelijk in elkaar zit.
De laatste keer dat ik er over schreef was in Warmte in Brabant en het Mijnwaterproject . Dat was op 29 november 2016. De provincie had toen een kort persbericht uitgebracht, zonder dat dat doorschakelde naar een achterliggend document. De provinciale beweringen waren toen niet controleerbaar. Daarom moest ik mij toen behelpen met wat er uit andere bron (o.a. ECN) al wel bekend was. Dat leidde tot wat gepuzzel met de vochtige vinger. Het resultaat paste redelijk bij eerdere schattingen van mijn hand, en ook redelijk bij wat er naderhand bekend werd.
Na mei is de bespreking wegens een groot aantal andere, af te werken onderwerpen en de vakantie, even blijven liggen.
Inmiddels ligt er een nieuw provinciaal energiedocument, de Tussenevaluatie Uitvoeringsprogramma Energie. Ik kom daar nog over te spreken. Het Warmteplan is een toeleverend document aan deze Tussenevaluatie. Ik wil daarom eerst het Warmteplan afwerken.
De warmtevraag in Brabant
ECN heeft een quickscan uitgevoerd naar de Brabantse warmtevraag (2016). Het totale Brabantse warmteverbruik bedraagt 144PJ op een totaal Finaal Energetisch Verbruik van 290PJ. De verdeling heeft dus betrekking op 144PJ. Van die hoeveelheid was in 2015 7,2% duurzaam.
Besparing en meer duurzame warmte De trend in de warmtevraag van de gebouwde omgeving (huishoudens en diensten) is licht dalend. Door isolatiemaatregelen neemt de vraag af, maar het groeiende bouwvolume doet die daling bijna geheel teniet. De besparing op warmte moet fors groter.
Het Warmteplan noemt projecten die vooral besparen (B), en projecten die vooral duurzaam opwekken (D in de hierop volgende tabellen).
De hierna genoemde tabel wil aan de afspraak tegemoet komen dat er 1,5% per jaar bespaard wordt, en dat 14% duurzaam opgewekt wordt. (Het NEA is het Nederlands Energie Akkoord van de SER uit 2013).
Het gaat hier om, inmiddels goedgekeurde, politieke voornemens waarvan de praktijk in de komende jaren moet blijken. Het plan mikt in eerste instantie op 2020.
(Met ‘Biomassa meestook’ wordt biomassa in de Amercentrale bedoeld).
In bovenstaande tabel worden de B’s en de D’s op één hoop gegooid. Tel je de Besparingen apart op, dan kom je minimaal op 9,5PJ en op 9,7PJ Duurzame opwekking.
Het is interessant dit naast het lijstje te leggen van wie wat doet.
Geen vrije markt, maar (semi)publieke sector
Het combineren van de ene met de andere tabel leidt tot de conclusie dat de meeste meters gemaakt worden waar de (semi)overheid leading is. Waar dat niet is (zoals bij de Nul op de Meter-woningen (NOM-woningen) en de wat wazige procesmatige activiteiten op het eind), is er
òf sprake van (tot nu toe) een mislukking, zoals bij de NOM-woningen
òf van niet-toetsbare voornemens, zoals de procesvoornemens
òf bij met subsidie gerealiseerde projecten zoals houtketels en groen gas.
In het Warmteplan wordt perfect uitgelegd waarom dat zo is.
Reststromen kennen vaak geen duidelijke probleemeigenaar, noch afnemend noch leverend.
projecten hebben een hoge voorfinanciering en een lange terugverdientijd met lage exploitatielasten en lage winstmarges.
vraag en aanbod moeten dicht bij elkaar liggen. Dit vraagt om actieve ruimtelijke ordening.
de lange looptijd brengt langdurige onzekerheid met zich mee
Kortom, het is langzaam geld en daarom vindt het kapitaal dit typisch een taak voor de semi-overheid (Nutsbedrijven) of de overheid zelf. Jammer dat Brabant inmiddels zijn Nutsbedrijf verkocht heeft. Maar zelfs nu nog is de warmtewereld een natuurlijke niche voor de provincie. Daarom gaat dit deel van het verhaal relatief goed, behalve als aan langzaam geld eisen gesteld worden als ware het snel geld, zoals bij de Nul Op de Meter-woningen.
De vrije markt gaat voor het snelle geld als wind en zon – welk geld overigens alleen maar snel is vanwege de SDE-subsidie. Omdat D66-energiegedeputeerde Spierings van D66 is en dus, net als de VVD liberaal en marktgericht, is ze terughoudend om in rendabele projecten te gaan zitten. Kortom, de aanloopverliezen zijn voor de provincie en de snelle winsten niet of alleen als het via de BOM kan.
Aanbodsoort – Restwarmte Restwarmte is in Brabant vooral een zaak van het industrieterrein Moerdijk, en in mindere mate van een aantal losse projecten. EnergyWeb is op en om de Moerdijk en goed voor 2 tot 5PJ besparing.
Er hoort een plaatje bij, waarvan de bron in het Warmteplan niet genoemd wordt (zal ik proberen te vinden).
Aanbodsoort – Geothermie Geothermie in Brabant is vooral mogelijk bij de randen van de geologische Brabantse Slenk. Concreet leidt dat tot twee projecten in Tilburg, en één in Helmond, Asten/Someren en Lieshout. De investeringskosten bedragen een slordige €100 miljoen en men hoopt op een energetische opbrengst van genoemde 1,3PJ per jaar (gedurende een niet genoemd, maar eindig aantal jaren).
Potentiele geothermiegebieden in Brabant
Men wil 2 tot 3 km diep boren. Hydreco (een dochteronderneming van Brabant Water) zit in het consortium. Dat is waarschijnlijk mede om zeggenschap te hebben, want geothermie is niet geheel zonder risico, vooral op nog grotere diepten.
Zie ook Geothermie op de TU/e
Aanbodsoort – Biomassa De inzet van biomassa leidt tot een veelheid van discussies op een breed terrein. Het Warmteplan gaat daar slechts oppervlakkig op in.
Aan de ene kant gaat het om serieuze opbrengsten: 3,9PJ uit hout, 2,9PJ uit mest, en 0,5PJ uit GFT, horend bij projecten (hierboven) als meestook, houtketels, en groen gas. Dat lijkt niet schokkend, tot men zich realiseert dat alleen al de hout-hoeveelheid meer is dan het volledige Brabantse windenergieprogramma na voltooiing opbrengt.
Het toekomstige zonnepark op het Budelco-terrein (45hectare) zal rond de 0,15PJ aan stroom opbrengen. Dat is ruwweg evenveel als bijvoorbeeld de covergister in Esbeek aan stroom en warmte opbrengt. Een lichtzinnige afwijzing van biomassa voor energiedoeleinden is misplaatst.
Aan de andere kant noemt het Warmteplan ook argumenten de andere kant op, zoals de twijfel aan de duurzaamheid van sommige biomassa en het cascaderingsbeginsel, inhoudend dat biomassa eerst voor hoogwaardige doelen gebruikt moet worden en dat opstoken het laagwaardigste doel is.
De covergister in Esbeek (gemeente Hilvarenbeek)
Mijns inziens is moet het hele verhaal over biomassa – energie – groene chemie – bodemkwaliteit – klimaat een keer in eigen recht grondig onderzocht worden, op akademisch niveau. Het zijn nu teveel losse kreten.
Afnamecategorie – industrie De Brabantse industrie verbruikt jaarlijks 75PJ, waarvan een kwart (dus een kleine 19PJ) naar ca 30 energie-intensieve bedrijven toe gaat. De rest wordt verdeeld over een groot aantal bedrijven die elk zeer veel minder verbruiken, maar samen dus driekwart.
Op http://rvo.b3p.nl/viewer/app/Warmteatlas/v2 kan men vinden welke Brabantse bedrijven hoeveel CO2 uitstoten. De statische versie van deze (dynamische) kaart staat hieronder. Op de dynamische kaart kan men met de TAB ‘zoeken’ de gegevens per individuele stip vinden.
Grootverbruikers hebben een zeer laag stroomtarief, waardoor de prikkel om op energie te bezuinigen niet groot is. Alleen maatregelen met een terugverdientijd van 2,5 tot 5 jaar komen in aanmerking, terwijl alle ingrepen die in minder dan 5 jaar terugverdiend worden, wettelijk verplicht zijn. Dit wordt echter vaak ontdoken (leerde mij een gesprek met iemand uit het Stoomwezen – zie Van stoom stoom stoom ). Scherpere handhaving kan dan ook zeker wat opleveren.
Voor het MKB en de niet-energie-intensieve industrie, waar de afzonderlijke energievraag conventioneel van aard is en op het totaal van de onkosten meestal gering, wil men (eventueel samen met de gemeenten) meer gaan doen aan begeleiding en handhaving.
Afnamecategorie – woningen Over het Nul Op de Meter-project zegt het Warmteplan dat dat €40.000 per woning gaat kosten, en voor de gezamenlijke 800.000 woningen t/m 2050 €36 miljard zal gaan kosten. Verder houdt men over dit onderwerp wijselijk de mond.
Waar de woorden minder groot zijn, is de inhoud interessanter.
Circa 5% van de woningen in Brabant zit op de stadsverwarming, de rest verwarmt individueel.
Over de stadsverwarming zegt het Warmteplan letterlijk “De maatschappelijke baten die warmtenetten met zich meebrengen, maar die niet bij de gebruikers terecht komen, rechtvaardigen een maatschappelijke ondersteuning van warmtenetten. Dit kan zich vertalen in bijvoorbeeld een vorm van financiële ondersteuning. Of door het faciliteren van een warmteprogrammabureau en het organiseren vna ‘ontwikkelkracht’. Landelijk loopt er ook een discussie over het financieel aantrekkelijker maken van collectieve warmtesystemen.” (blz 33-34).
Het is wat ik in deze kolommen ook al meermalen gezegd heb: bij de aanleg van sommige warmtenetten is soms onrecht jegens de bewoners gepleegd en dat kan ze fors duperen. Dat probleem moet op een of andere manier politiek worden opgelost (zie Actie tegen aansluitvoorwaarden Stadsverwarming Meerhoven wint hoger beroep – update). Anders richt de boosheid over de uitvoering van de stadsverwarming zich tegen het principe van de stadsverwarming.
Dat zou een groot probleem zijn, want de toekomst van de warmtevoorziening wordt lokaal bepaald en is hybride. Er zijn locaties waarbij individuele verwarming het meest zinvol is (bijv. all-electric), maar ook waar biogas of waterstof beschikbaar zijn, waar vormen van Warmte-Koude-Opslag mogelijk zijn, of meeprofiteren van geothermie. Alles wat niet individueel is, komt aan een of andere collectieve vorm van warmtelevering te hangen en dat aandeel zou best wel eens veel groter kunnen zijn dan de huidige 5%. De Gasunie heeft CE Delft al eens gevraagd om hieraan te rekenen (zie CE rekent klimaatneutrale warmtevoorziening woningen door voor 2050) .
Milieumensen richten zich nu op de aanleg van aardgasloze wijken. Dat valt te verdedigen, zolang men strikt bedoelt wat er staat.
Het zou best wel eens kunnen gebeuren dat er straks biogas of waterstof door de bestaande buizen stroomt. Ik zou dus voorlopig bestaande leidingen laten liggen.
Er loopt op dit gebied het nodige aan overleg, o.a. in Tilburg.
De politiek zou er verstandig aan doen dit nauwlettend te volgen.