Waarom de Limburgse over-stroming een klimaatcomponent had en hoe dat werkt

De overstroming
Ten tijde van dit artikel stond het aantal doden van de overstroming in Limburg, België en Duitsland op ongeveer 200, en is er voor miljarden schade aangericht. Alleen al in de gemeente  Valkenburg werd de schade getaxeerd  op 400 miljoen euro.

Wat opviel is dat er veel regen per uur viel, dat de regen lang viel, en dat het buiencomplex zich nauwelijks verplaatste.

Meteen al werd gezegd, ook door politici en bestuurders, dat de ramp een klimaatcomponent had. Dat is ook zo (en de kans op herhaling neemt dus toe). Maar waarom is dat zo en hoe zit het mechanisme in elkaar?

(Spoorlijn in Limburg in juli 2021 – foto Prorail)


Wie een situatierapportage wil zien op Nieuwsuur van 17 juli 2021, en Kuipers Munneke die het uitlegt, kan terecht op https://nos.nl/nieuwsuur/video/2389772-hoe-speelt-klimaatverandering-een-rol-bij-de-watersnood-in-limburg .

EPP’s en SEPP’s
Eerst even een citaat.

Our results suggest that storms will have higher peak intensity, longer duration and will be more frequent across the whole of Europe. Current storms already produce a large number of flash floods, with their potential impact depending on land use, terrain slope, drainage, and other factors. SEPP increases would significantly increase this flash flood potential, as an MCS would be more likely to “stagnate” on a locality, exposing it to extreme precipitation of longer duration.”.

Dit is geen beschrijving  van ‘Limburg’, maar een wetenschappelijke analyse die er toevallig net aan vooraf ging. Het citaat komt uit de studie “Quasi-Stationary Intense Rainstorms Spread Across Europe Under Climate Change” en stond in de Geophysical Research Letters van 16 juli 2021. De studie is open access en te vinden op https://agupubs.onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1029/2020GL092361 (en daar .pdf te downloaden). De hoofdauteur is Abdullah Kahraman van de Universiteit van Newcastle.
De timing klinkt helderziend, maar er is veel wetenschap op dit gebied en de statistische kans dat een nieuw artikel samenvalt met een ramp wordt steeds groter.
Kahramans onderzoeksgebied is het grootste deel van Europa en de Middellandse Zee, maar men kan voor Canada en de VS vergelijkbare uitspraken doen.

Het verhaal bevat veel meteorologenvaktaal en is daarom taai om te lezen. Als je je best doet, krijg je er toch wel iets van mee.
Een MCS is een Mesoscale Convective System. Dat is een al eerder gedefinieerde vakterm en is een georganiseerd cluster van onweersbuien, dat ten minste enkele uren aanhoudt en een aaneengesloten neerslaggebied vormt. Op onze breedtegraden is zo’n ding typisch 100km groot en houdt het minstens drie uur uit, hoewel het bijbehorende wolkendek nog langer kan bestaan.

Wie zonder vaktaal een indruk wil krijgen en ook een reactie van het KNMI wil lezen, kan ook op een goed artikel in de NRC terecht, op www.nrc.nl/nieuws/2021/07/18/buien-zullen-vaker-lang-blijven-hangen-a4051551#/handelsblad/2021/07/19/#106/ .

Kahraman heeft geprobeerd in te schatten wat er uit zo’n complex kan komen en hoe groot de kans is dat dat, nu en in de toekomst, gebeurt. Nu zijn dit complexe verschijnselen en niet alle water, wat in zo’n systeem zit, haalt daadwerkelijk de grond (kan onderweg ook weer verdampen), dus heeft hij een vereenvoudigd begrip Extreme Precipitation Potential (EPP) gedefinieerd, zijnde een systeem waarin de luchtvochtigheid en de stijgsnelheid binnen het buiencomplex minstens drie uur  boven bepaalde drempels zit.
Als een EPP ‘Slow-moving’ is (‘slow’ is, versimpeld uitgedrukt, < 3m/sec) is de EPP in praktijk quasi-stationair (de titel van het artikel) en heet het een SEPP.
Limburg e.o. was dus de praktijkuitvoering van het geIdealiseerde begrip SEPP.

Vervolgens heeft Kahraman er als randvoorwaarde klimaatscenario RCP8.5 ingestopt. Dat is een heftig  scenario, op basis waarvan het in 2100 4,3°C warmer wordt. De wereld streeft ernaar om een stuk minder op te warmen en het is goed om dat als relativerende kanttekening bij het artikel te plaatsen.
Het zo aangestuurde rekenmodel rekent over de 10 jaar 1998 t/m 2007, en over een 10 jaar-periode rond het jaar 2100.  

Het resultaat laat zich vangen in onderstaande afbeelding.
De kleurcode geeft daarin aan het jaargemiddelde aantal EPP’s en SEPP’s per 100*100 – blok in de periode rond 2000 en de periode rond 2100.
Als de EPP’s en de SEPP’s gelijkmatig verdeeld zouden zijn (wat niet zo is) zou het aantal EPP’s van 24 naar 175 per 100*100km gaan (*7,4), en het aantal SEPP’s van 0,7 naar 7,2 (*bijna 11).


In de afbeelding hieronder het maandgemiddelde aantal gebeurtenissen (EPP, SEPP, >100mm/uur en >200mm/uur) in het onderzoeksgebied als geheel, voor alle maanden. Dit om het seizoenseffect te tonen.
Als je de vertikale as door 880 deelt, heb je het gemiddelde aantal per maand op 100*100km.

Klimatologische oorzaken: vochtige lucht en de veranderende straalstroom
De pers zegt dat de heviger regenval komt omdat er meer waterdamp in de lucht zit, waardoor er bij een bui meer uitkomt. Dat is waar: de natuurkunde van de dampspanning (die in een grijs verleden nog op het curriculum van het VWO stond) leert dat in de praktisch bestaande omstandigheden van de atmosfeer elke °C meer temperatuur leidt tot 7% meer mogelijke waterdamp in de lucht (dus als die lucht verzadigd is).
Een bijkomend element, zegt Kahraman, is dat in de zomermaanden de stijgsnelheid van de vochtige drempel vaker boven de drempel van 2m/sec komt.
In feite legt de pers hier dus een EPP uit.
Ook Kuipers Munneke legt op Nieuwsuur een EPP uit (zonder dat zo te noemen). Kuipers Munneke zegt dat de combinatie van beide effecten (vochtiger lucht en meer stijgsnelheid) erop neer komt dat 10 C warmer 15% meer regen betekent.

Om uit te leggen waarom het aantal SEPP’s nog meer stijgt dat het aantal EPP’s, is een aanvullende verklaring nodig.
Een buiencomplex reikt tot grote hoogte en de verplaatsingssnelheid van het complex aan de grond hangt daardoor af van de windsnelheden op grote hoogte. Kahraman suggereert dat zijn uitkomsten verklaard kunnen worden door aan te nemen dat de klimaatverandering de straalstroom ’s winters versnelt en ’s zomers vertraagt. De winterstormen zouden dan sterker moeten worden.

Het laatste wetenschappelijke woord is er nog niet over gezegd.

Waarom doet het klimaat iets met de straalstroom?
Eerst: wat is de straalstroom?
De straalstroom is een soort meanderende rivier van lucht op 10 km hoogte. Zie ter illustratie een afbeelding van de National Weather Service van de VS (dienst NOAA). Die legt het mooi uit op www.weather.gov/jetstream/longshort/  .

De wind binnen de straalstroom gaat hard (kleine 200km/uur). Daarom duurt een vliegreis van de VS naar Europa korter dan andersom en zijn er vogels die hem voor de trek gebruiken.
Het patroon van de straalstroom als geheel beweegt meestal langzaam naar het oosten, maar soms staat het stil of schuift zelfs terug.
De straalstroom op grote hoogte heeft invloed op de hoge- en lagedrukgebieden op de grond. Bij een bult naar buiten ligt aan de Noordkant een  gebied waar de lucht, tegen de klok indraaiend omhoog komt – aan de grond ligt dan een lagedrukgebied of depressie. Bij een bult naar binnen ligt aan de zuidkant een gebied waar de lucht, met de klok meedraaiend, omlaag gaat – aan de grond ligt dan een hogedrukgebied.
Stijgende lucht (in  een lagedrukgebied) koelt af en regent uit – boven Limburg lag dus een depressie. Dalende lucht warmt op en is droog – in het recente bosbrandgebied in het westen van Canada en de VS, en in de afbeelding in Spanje.
Dit alles is te simpel verteld. In werkelijkheid is de straalstroom, en zijn relatie met wat aan de grond gebeurt, een complex en dynamisch proces. OP het eind van dit verhaal een mooie simulatie van de NASA.

Maar simpel is daarentegen weer dat de straalstroom natuurkundig in essentie een warmtemachine is die opereert bij de gratie van een temperatuurverschil. Net als een straalmotor warmte in beweging omzet bij de gratie van een temperatuurverschil tussen pakweg 2500°C binnen de motor en -40°C erbuiten, zo zet de straalstroom warmte om in beweging bij de gratie van een temperatuurverschil tussen evenaar en polen (in dit geval de Noordpool).

De extra broeikasgassen in de atmosfeer verwarmen de polen twee tot drie keer zo snel als de evenaar. In  meteorologenjargon heet dat de Arctic Amplification. Kahraman verwijst daarnaar.
Daardoor wordt met name ’s zomers het verschil tussen pool en evenaar kleiner, en daarmee ook de drijvende kracht van de straalstroom. Stilstaande weerpatronen worden waarschijnlijker en daarmee is de toename van de S in SEPP uitgelegd.
Omdat het temperatuurverschil tussen evenaar en pool in de winter groter is dan in de zomer, is het verklaarbaar dat SEPP’s vooral in de zomer bestaan.

Zolang de klimaatverandering het temperatuurverschil tussen evenaar en polen blijft terugdringen, is het SEPP-probleem structureel.

Dit is een still uit een mooie NASA-simulatie van de straalstroom. Het complexe karakter wordt in bewegende beelden veel duidelijker. De speelduur is ongeveer een maand in juni en juli 1988.
De animatie is te vinden op http://www.weather.gov/media/jetstream/constant/jetstreamanimation.mp4 .

Voor een eerder artikel (al weer december 2014) op deze site zie Extreem weer, straalstroom en klimaat en (uit 2021) Artikel over hittegolf in Canada en profetisch over extreme regenval .

Artikel over hittegolf in Canada en profetisch over extreme regenval

In Change van 11 juli 2021 (van Romy de Weert) staat een beschouwing die een groep geleerden van top-instituten uitgebracht heeft, en die in eerste instantie gaat over de extreme hitte en resultarende bosbranden in Canada en de VS (in Lytton bijna 50 graad C, kort daarna brandde het grotendeels af). Het is uiterst waarschijnlijk dat dit zonder de klimaatopwarming niet gebeurd was.

Vanwege de uniciteit van de hittegolf is het moeilijk statistische betrouwbaar iets te zeggen. De geleerden handelen alsof dit een zeer zeldzame gebeurtenis binnen gangbare klimaatscenario’s tot nu toe, maar noemen voor verder onderzoek dat hier een ‘tipping point’ gepasseerd is ( ‘The second option is that nonlinear interactions in the climate have substantially increased the probability of such extreme heat, much beyond the gradual increase in heat extremes that has been observed up to now. We need to investigate the second possibility further, although we note the climate models do not show it‘)

Het oorspronkelijke artikel waarop Change zich baseerde, is te vinden op www.worldweatherattribution.org/western-north-american-extreme-heat-virtually-impossible-without-human-caused-climate-change/ . Op deze webpagina een downloadmogelijkheid van het oorspronkelijke onderzoek zelf.
Het artikel in Change dat er op gebaseerd is is te vinden op www.change.inc/advies-en-dienstverlening/kans-op-extreme-weersomstandigheden-neemt-razendsnel-toe-ook-in-nederland .

Lytton wildfire 01 juli 2021

In tweede instantie gaat het artikel in Change over Nederland.
De koppeling is dat aan het oorspronkelijke hitte-onderzoek is dat bij bovengenoemde grep geleerden ook twee mensen van het KNMI zaten (Sjoukje Y. Philip en Geert Jan van Oldenborgh), en directeur Maarten van Aalst, directeur van het Klimaatcentrum van het internationale Rode Kruis (ik wist niet eens dat dat bestond). Van Aalst is ook hoogleraar in Twente.
Verder onderzoekers van de internationale crème de la crème topuniversiteiten.

Vanwege de Nederlandse connectie interviewde Van Weert Maarten van Aalst voor wat uiteindelijk uiteindelijk bovengenoemd atikel in Change werd.
Vam Aalst nam de gelegenheid te baat om ook naar de Nederlandse rampenpreparatie te kijken.

Zo zijn hittegolven in Nederland tien keer waarschijnlijker geworden. “Hitte in Nederland is echt iets waar we ons zorgen om moeten maken”, aldus Van Aalst. De afgelopen twee jaar was hitte in Europa de dodelijkste ramp in de wereld, en als we niet oppassen staat Nederland straks boven aan de lijst. “Het hitteprobleem is iets wat bijna niemand zich realiseert. We denken vaak aan een leuke dag aan het strand, maar voor kwetsbare groepen is het een ramp.

Waarna Van Aalst over extreme regenval begon. “Maar ook de kans op extreme regenval is de afgelopen jaren door klimaatverandering steeds groter geworden“.
Dit bleek profetisch. Het Change-artikel dateerde van 11 juli 2021 en een paar dagen later stond Limburg en aangrenzend Duitsland en België onder water. Dd dat dit artikel geschreven werd, stond het dodental in Duitsland op 49.

Hieronder het artikel in Change van 11 juli 2021.

Heerlen, 14 juli 2021

‘De kans op extreme weersomstandigheden neemt razendsnel toe, ook in Nederland’

De extreme hitte in Canada en delen van de VS wordt overduidelijk veroorzaakt door klimaatverandering. Dat blijkt uit een recent onderzoek waar meerdere Nederlandse instituten aan meewerkten. De kans op extreme weersomstandigheden, zoals hittegolven neemt toe, ook in Nederland. Hoe kunnen we ons hierop voorbereiden?

Canada en delen van de VS werden vorige week getroffen door extreme hitte met bosbranden tot gevolg. Een groep internationale onderzoekers – waaronder een aantal uit Nederland – analyseerde de hittegolf. Wat blijkt? De hittegolf had nooit plaatsgevonden zonder door de mens veroorzaakte klimaatverandering.

Maarten van Aalst, directeur van het Klimaatcentrum van het internationale Rode Kruis en hoogleraar aan de Universiteit Twente is medeauteur van het onderzoek. “Twintig jaar geleden wilde de gemiddelde klimaatwetenschapper geen link leggen tussen klimaatverandering en hitte, omdat het weer vaak grillig van zichzelf is. Inmiddels kijken we daar anders naar”, zegt Van Aalst. De onderzoekers keken naar trends in zulke extremen in de waarnemingen van de afgelopen decennia. Vervolgens vergeleken ze met behulp van klimaatmodellen de resultaten mét en zonder de uitstoot van broeikasgassen. “De kans dat extreme weersomstandigheden zoals hitte voorkomen is razendsnel toegenomen. Ook in Nederland”, zegt Van Aalst.

Zo zijn hittegolven in Nederland tien keer waarschijnlijker geworden. “Hitte in Nederland is echt iets waar we ons zorgen om moeten maken”, zegt de wetenschapper. De afgelopen twee jaar was hitte in Europa de dodelijkste ramp in de wereld, en als we niet oppassen staat Nederland straks boven aan de lijst. “Het hitteprobleem is iets wat bijna niemand zich realiseert. We denken vaak aan een leuke dag aan het strand, maar voor kwetsbare groepen is het een ramp.”

Extreme regenval en overstromingen

“Bij klimaatverandering in Nederland denkt iedereen gelijk aan een stijgende zeespiegel. En dat is ook hoe we er klassiek over nadenken met risicomanagement”, vertelt Van Aalst. “Bij tien centimeter zeespiegelstijging verhogen we onze dijken met tien centimeter en dan zijn we weer veilig. Maar ook de kans op extreme regenval is de afgelopen jaren door klimaatverandering steeds groter geworden.”  Die twee – zeespiegelstijging én de kans op extremere regenbuien, zorgt dat het lastiger wordt om van het water af te komen. “Met die gedachte hebben we maatregelen uitgevoerd om het water weg te krijgen. Maar tegelijkertijd zag je dat droogte in Nederland afgelopen zomer een groot probleem was.”

Van Aalst ziet dat er meerdere problemen zoals extreme regenval en droogte steeds erger worden. “Oplossingen voor het ene probleem kunnen het andere probleem versterken. Het is belangrijk om op zowel lokaal als landelijk niveau te kijken naar hoe we ons kunnen voorbereiden op extremer weer.” Zo werd Europa in 2003 getroffen door een extreme hittegolf waarbij tienduizenden doden vielen. “Er werden toen in Nederland nog geen hittewaarschuwingen afgegeven. Toen we in 2006 opnieuw aan de beurt waren is er besloten dat we hitte serieuzer moeten nemen.” Inmiddels bestaat er een nationaal hitteplan. “Als het KNMI een hittegolf ziet aankomen gaat er een hitte-alarm af. Er worden dan bepaalde protocollen in ziekenhuizen en verpleeghuizen gehanteerd die de kwetsbaren moeten beschermen. Maar er zijn ook een hele hoop kwetsbaren die op zichzelf wonen. Hoe bereiken we die dan?”

Limburg 13 juli 2021 (foto NOS)

Lokaal en landelijke maatregelen voeren

Daar ligt volgens Van Aalst de grootste uitdaging. De groep kwetsbaren bereiken waar geen oogje in het zeil gehouden wordt. “Op korte termijn kunnen steden denken aan koelcentra creëren in bijvoorbeeld gymzalen en overheidsgebouwen, waar airco en voldoende drinkwater is.” Op lange termijn moeten steden de vraag stellen: hoe houden we onze stad koel?  “In Den Haag is de Schildersbuurt een hitte-hotspot. Die buurt kun je verkoelen door meer groen te planten. Maar je ziet dat het beleid soms niet aansluit bij de echte nood, want de meeste subsidies voor vergroening gaan naar plekken in de stad die al groen zijn”, zegt Van Aalst.

De verlate aanpak tegen hitte in Nederland is volgens Van Aalst te verklaren omdat extreme warmte nieuw is voor ons land. “Oorspronkelijk hebben we hitte in Nederland nooit als een probleem ervaren. Daarom lopen de plannen nog achter. We moeten het dus heel praktisch aanpakken: wat kunnen we per stad doen om een extreme weerssituatie voor te zijn?”

Zie https:// .

Hoofdinfrastructuurnetwerken gevoelig voor schade door veranderend klimaat

Het Kennis instituut voor Mobiliteit (KiM) is de officiele instantie die in Nederland onderzoek doet naar mobiliteitsstrategieën. Het KiM heeft op 01 juli 2021 een studie uitgebracht naar de invloed van het veranderend klimaat op de Nederlandse infrastructuur.
Ik heb dit persbericht dd 01 juli 2021 hieronder overgenomen. Afbeeldingen zijn uit de publieksbrochure overgenomen.

De algemene pagina van het KiM over dit onderwerp is http://www.kimnet.nl/publicaties/rapporten/2021/07/01/klimaatverandering-en-het-mobiliteitssysteem .



Door klimaatverandering neemt de kans op schade aan de infrastructuur toe, als gevolg van droogte, hitte, hevige neerslag of stormen. Dit schrijven onderzoekers van het KiM in een studie naar de klimaatverandering en de invloed daarvan op het mobiliteitssysteem. Ze brengen in kaart waar de Nederlandse hoofdinfrastructuur van wegen, spoorwegen en vaarwegen gevoelig is voor het oplopen van schade door het klimaat. En ze beschrijven hoe het gebruik van deze infrastructuur en de activiteiten van mensen en bedrijven kunnen veranderen. Daarnaast verkennen de onderzoekers wat het voor het mobiliteitssysteem betekent als we op termijn te maken krijgen met een grote zeespiegelstijging en maatregelen om daarmee om te gaan.

Voor de effecten op de kortere termijn, tot 2050, zijn de onderzoekers van het KiM in hun studie Klimaatverandering en het mobiliteitssysteem uitgegaan van literatuur, diepte-interviews en expertsessies met Rijkswaterstaat, ProRail en Deltares. De klimaatgevoeligheidskaarten van de infrastructuur hebben ze gebaseerd op stresstesten van Rijkswaterstaat en ProRail. De gevolgen van het klimaat voor het gebruik van infrastructuur baseren ze op literatuur en op basiskennis over personenmobiliteit en logistiek. De verkenning van de gevolgen van een grote zeespiegelstijging op langere termijn is gedaan aan de hand van adaptiestrategieën die Deltares heeft ontwikkeld voor Nederland.

Gevoeligheid hoofdinfrastructuurnetwerken

Op het hoofdwegennet vormen verzakkingen door bodemdaling – een gevolg van droogte – een relatief groot risico. Wegen in het westen en noorden van het land zijn het meest gevoelig voor verzakkingen. Ook voor hoofdvaarwegen levert droogte een groot risico; droogte zorgt voor lage rivierafvoeren en mogelijk onvoldoende diepte voor de scheepvaart. De gevoeligheid voor onvoldoende diepte is groot op de Waal rond Nijmegen en op locaties op de IJssel en het bovenstroomse traject van de Nederrijn. Voor spoorwegen bestaat niet één duidelijk grootste risico. Grote delen van het spoor zijn gevoelig voor schade of beperkte functionaliteit door wateroverlast of hitte, zoals het onderwaterlopen van tunnels of het niet kunnen sluiten van beweegbare bruggen door hitte-uitzetting.

Mogelijke adaptatiemaatregelen zijn divers en verschillen per gebeurtenis en per type infrastructuur. Soms kan intensief en gepland beheer en onderhoud (B&O) grotere en dure herstelmaatregelen aan de infrastructuur voorkomen. Maar vaak gaat het om grootschalige, preventieve maatregelen op het gebied van vervanging en renovatie (V&R).  

Gevolgen voor gebruikers van infrastructuur en hun activiteiten

Klimaatschade aan de infrastructuur levert in 2050 voor gebruikers naar verwachting vooral ongemak van tijdelijke aard. Voor weggebruikers ligt omrijden via een andere route vaak voor de hand, maar ook het gebruiken van een andere vervoerwijze of thuiswerken. Treinreizigers kunnen ook voor deze opties kiezen, ook al hebben zij voor omrijden meestal minder routealternatieven dan weggebruikers. Voor het spoorgoederenvervoer en binnenvaart is omrijden en -varen meestal geen optie. Bij laagwater op de rivieren zal de binnenvaart vaak kiezen voor het minder zwaar beladen van schepen (zoals ook gebeurde in de drie droge jaren 2018, 2019 en 2020). 

De effecten van zeespiegelstijging op het mobiliteitssysteem

Deltares heeft vier adaptatiestrategieën ontwikkeld om met grote zeespiegelstijging om te gaan. Twee ervan richten zich op het beter beschermen van de huidige kust, één gaat uit van het zeewaarts bewegen met nieuwe eilanden en één strategie is gericht op meebewegen. Meebewegen bestaat uit het ophogen van gebieden (terpen), het drijvend maken van bebouwing en infrastructuur en het migreren van de bevolking naar hoger gelegen delen van het land. 

De verkenning van het KiM wijst uit dat de effecten op het mobiliteitssysteem sterk verschillen per strategie. Bijvoorbeeld bij ‘beschermen’ verandert er minder aan de ruimtelijke inrichting van Nederland dan bij ‘zeewaarts’ en ‘meebewegen’. Bij ‘zeewaarts’ kan nieuwe infrastructuur (bruggen, dijken) nodig zijn tussen de nieuwe eilanden onderling en als verbinding met de kust; op de eilanden komen mogelijk zee- of luchthavens. ‘Meebewegen’ kan leiden tot meer verplaatsingen over water, maar ook tot de aanleg van bruggen tussen terpen. Bij migratie naar hogere delen van het land wordt daar de bebouwingdichtheid groter en komt er meer vraag naar infrastructuur en mobiliteit.

Brochure

Er is ook een brochure over het onderzoek Klimaatverandering en het mobiliteitssysteem beschikbaar.

Zie ook

Klimaateffecten kunnen monumenten schaden

Sandra Fatoric

Teruel Cano, D. (TU Delft Water Resources), Fatorić, Sandra (TU Delft History & Complexity) en Manders, Martijn (Leiden University) hebben een eerste, nog heel algemene studie opgezet die systematisch in kaart brengt welke gevaren diverse klimaateffecten kunnen hebben op het Nederlandse monumentenbestand. Gedacht wordt aan 2050 .
Het persbericht van de TU Delft is te vinden op www.tudelft.nl/2020/bk/nederland-niet-voorbereid-op-bescherming-erfgoed-tegen-klimaatverandering .
Sandra Fatoric is de lead author en stond met een interview in de NRC van 12 april 2021 (zie www.nrc.nl/nieuws/2021/04/11/monumenten-gaan-lijden-onder-droogte-a4039318 ).

Fatoric (van oorsprong Sloveense, heeft ook in de VS gewerrkt) maakt zich zorgen over 63.389 Rijksmonumenten in Nederland. Het belangrijkste probleem is dat een nationaal beleid voor klimaataanpassing van cultureel erfgoed ontbreekt. Het Deltaprogramma noemt een aantal economisch belangrijke sectoren, maar daar hoort cultureel erfgoed dus niet bij. Terwijl dat erfgoed, behalve een ideële en sociale functie, ook economische voordelen heeft (bijvoorbeeld toerisme). Nederland is dus op dit moment niet in staat te zeggen wat men wil behouden en waarom, en wat men eventueel wil prijsgeven.

Fatoric analyseert het bestand aan de hand van de volgende gevaren:

  1. Overstroming vanuit de zee of de rivieren
    a)        omdat de dijken breken
    b)        de kans op lokale overstromingen
  2. Dat een stad onder water loopt door
    a)        extreme kortdurende regenval
    b)        dagen van intense regenval
    c)         bodemcompactie
  3. Droogte
    a)        vanwege aantasting van houten funderingen
    b)        door bodemdaling
  4. Warmte
    a)        Tropische dagen
    b)        de langste serie opeenvolgende dagen met een maximum T >= 25°C

Het voert te ver om alles te behandelen. Wat voorbeelden met relevantie voor Brabant.

Overstroming door het falen van primaire en regionale waterkeringen
Hieronder het aantal monumenten dat bedreigd wordt, per provincie, als de alleen primaire waterkeringen breken (kolom 1), als de alleen de regionale waterkeringen breken (kolom 2) en als de buitendijkse gebieden overstromen (kolom 3). Primaire waterkeringen liggen langs wateren die in beheer zijn bij Rijkswaterstaat (de grote wateren in West-Brabant en de Maas), regionale waterkeringen zijn in beheer bij het waterschap (bijvoorbeeld langs de Dommel).
Je moet dit dus lezen als (voor Noord-Brabant): als de primaire waterkeringen breken, staan 2135 Brabantse monumenten met de voeten in het water (dat betreft 36% van alle Brabantse monumenten). Als alleen de regionale waterkeringen breken, staan 460 monumenten met de voeten in het water, en als alleen de buitendijkse gebieden onderlopen treft dat 387 monumenten.
Primaire waterkeringen hebben een faalkans van eens in de 1250 tot 10000 jaar. Regionale waterkeringen hebben een faalkans van eens in de 10 tot 1000 jaar.

Dit kan verder uitgesplitst worden per categorie. Onderstaande tabel doet dat voor het falen van de primaire waterkeringen (in Brabant dus bij elkaar 2135 monumenten):

De stad die onderloopt bij korte, hevige regenval
Fatoric ploegt zich op systematische wijze door de bedreigingen heen.
Hieronder als voorbeeld dat het aantal monumenten dat eens per 100 jaar resp. eens per 1000 jaar minstens 20 cm in het water staat:

Dus: in NB staan eens in de honderd jaar 558 monumenten minstens 20cm diep in het water door korte, heftige regenval.

Bodemdaling door droogte
Standaard wordt de bodemdaling in Nederland (tot 2050) als volgt ingeschat:

In Noord-Brabant betekent dat dat 45 monumenten naar schatting 20-40 cm zullen zakken (tot 2050), 32 monumenten 40-60 cm en 56 monumenten meer dan 60cm .
Bodemdaling door droogte is vooral een risico als dat ongelijkmatig gebeurt. Fatoric noemt in de NRC zelf de droogte als grootste probleem, maar dat is inclusief de (hier niet besproken) paalrot in houten funderingen,

Opnieuw ellende door klimaatversterkt noodweer, (on)verzekerde schade eerder hagelbombardement Luyksgestel

Leersum en Alkmaar op 18 juni 2021
In minder dan een minuut maakte een heftige windvlaag (mogelijk een downburst bij een heftig onweer) in Leersum op de Utrechtse Heuvelrug zes woningen onbewoonbaar, verwondde 9 mensen (van wie twee in een ziekenhuis moesten worden opgenomen), en beschadigde door ongewaaide bomen op zeven plaatsen de gasleiding.

Leersum, 18 juni 2021

Tegelijk zette het onweer grote delen van Alkmaar onder water. Onder een viaduct badende mensen waren te zien op het NOS-journaal. Dit hadden ze nog nooit meegemaakt, aldus buurtbewoners.
Zie https://nos.nl/video/2385674-waterballet-in-alkmaar .

Bliksemontladingen volgens het KNMI op 18 juni 2021

Ik leef met de slachtoffers mee, maar ik ga er niet meer van zeggen omdat ik slechts informatie uit de tweede hand heb en het buiten mijn focusgebied ligt.
Het is zeer waarschijnlijk dat de ongekende heftigheid een nieuw voorbeeld is van dat door de opwarming van het klimaat vaker de voedingsbodem gecreëerd wordt (in de vorm van warmere en vochtiger lucht) dan vroeger gebeurd.

Een terugblik op het hagelbombardement in Luyksgestel en Bergeijk
Het toeval wil dat net op de dag (19 juni 2021) dat de onweersgevolgen in Leersum en Alkmaar en Tiel in het Eindhovens Dagblad stonden, daar ook een lange reportage in stond die terugblikte op het beruchte hagelbombardement in Luygestel en Bergeijk. Dat was op 23 juni 2016.
Ik heb hier eerder over geschreven Klimaateffecten in Brabant 10 – de hagelstorm van 23 juni 2016 . De hagelstenen waren soms zo groot als tennisballen en ze gingen overal doorheen.

Herbouw van een dak in Luyksgestel, weken na het hagelbombardement

Zie https://krant.ed.nl/titles/eindhovensdagblad/7156/publications/11605/pages/46 .

De verzekerde schade, schrijft het ED, bedroeg ruim €675 miljoen. “Maar“, zegt een woordvoerder van de verzekeraars in het artikel, “de totale schade was veel groter. Overheidseigendom telt niet mee en bij een storm als deze is er erg veel niet-verzekerde schade“.
Het bombardement duurde maar een paar minuten, maar het veranderde soms levens. Nog steeds slapen kinderen slecht bij onweer en kjken volwassenen bezorgd naar de lucht bij code geel of oranje van het KNMI.

Het artikel beschrijft Jan Martens uit Someren zijn boomkwekerij verloor – na wat omzwervingen heeft hij nu een groenservice. Verzekeringsgeld heeft hij nooit gehad.
De plantenkas van de familie Brugmans uit Bergeijk lag volledig in diggelen, waarna een half jaar touwtrekken met de verzekering volgde. Pas nu weer draait de zaak zoals voor het bombardement.
De familie Van Mierlo’s oude boerderij was dermate gehavend, dat de bouw van een nieuw huis nodig was. Hun verzekering werkte mee, maar er moest uiteindelijk toch nog drie ton bij. Tijdens de bouw van het nieuwe huis kampeerde de familie op de benedenverdieping van de oude boerderij, tussen de lekemmertjes en de zwammen op de muur.

Klimaatrampen hebben ook concrete sociale gevolgen op de korte termijn.

Burgemeester Arinda Callewaert van Bergeijk is nog steeds boos over het gebrek aan aandacht vanuit Den Haag voor de ramp “Al had premier Rutte of het ministerie destijds maar even gebeld. Maar het bleef stil vanuit de regering.

Zie voor verzekeringszaken ook nog Klimaateffecten in Brabant – 2: Tilburg en het noodweer van 28 juli 2014 – update dd 1okt2015 .

Bodemdaling kan ook in Brabant huizen doen scheuren (maar dan door de droogte)

Het Brabantse journalistencollectief Spot on Stories heeft voor de Omroep Brabant in beeld gebracht hoe steeds meer huizen in Brabant verzakken door ernstige structurele verdroging van de bodem. Het gevolg daarvan: grote scheuren in muren, kozijnen en vloeren. Experts waarschuwen dat ontwatering door landbouw en drinkwaterbedrijven de problemen verergert. De droogte tast dus niet alleen de landbouw en de natuur aan, maar ook sommige funderingen.

De Omroep Brabant heeft dit op maandag 05 april 2021 uitgezonden op www.omroepbrabant.nl/nieuws/3368865/droge-bodem-zorgt-voor-steeds-meer-verzakkingen-ernstige-schade-aan-huizen  en https://www.omroepbrabant.nl/nieuws/3368903/we-lopen-achter-feiten-aan-roep-om-aanpak-droogteprobleem-zwelt-aan  . Het is de moeite waard daar te kijken.

Voor funderingsperikelen hebben we in Nederland het Kennis Centrum Aanpak Funderingsproblematiek (KCAF). Vroeger was Brabant daar niet zo in beeld, aldus directeur Dick de Jong, maar sinds de droge zomer van 2018 zit er ook veel uit Gelderland en Brabant bij.

Een andere geïnterviewde onderzoeker, Roelof Stuurman, bodemonderzoeker bij Deltares, stelt dat het hem verbaast dat de bodemdaling nog altijd niet of nauwelijks op de politieke agenda in Brabant staat (wat overigens sinds de uitzending niet meer zo is). “Er zijn meer dan genoeg plekken in Brabant waar je zou verwachten dat huizen verzakken.” . Hij legt uit “Je hebt gemeenten die op de overgang van poldergebied naar zandgebied liggen. Daar overheerst veen en is het kleiig. Die ondergrond kan gaan bewegen bij ernstige droogte. Veel huizen daar van voor 1970 houten of ondiepe funderingen” aldus nog steeds  Stuurman. En “Als een houten fundering droogvalt, gaan schimmels de palen aantasten”, zegt Dick de Jong van het KCAF. “Dat was tot voor kort nooit een probleem, maar door de extreem droge jaren komen veel van die funderingen plots droog te staan.

En dat kan behoorlijk vervelend zijn. De Omroep Brabant geeft vier gedupeerden gesproken, die anoniem willen blijven omdat ze bang zijn dat hun huis onverkoopbaar wordt. “

Op het genoemde websiteartikel van de Omroep Brabant staat een interactieve kaart, die hier niet te reproduceren is. Onderstaande afbeeldingen zijn een uitsnede voor Helmond en Venray.

Wie op postcodeniveau wil kijken kan dat doen op de funderingsviewer van de KCAF. Zie www.kcaf.nl/funderingsviewer/  . Hieronder bijvoorbeeld de Funderingsviewer van Noord-Breda.

Funderingsviewer van Noord-Breda

Op deze site is eerder aandacht aan de bodemdaling in Nederland besteed, zie Heel Holland zakt .

Regionaal Water en Bodemprogramma – mooi plan, terugtocht wordt al voorbereid

De vraag naar voldoende en bruikbaar water en een vitale bodem wordt steeds groter en de toestand van ons milieu en ons klimaat verandert snel.
Hierdoor zal op een andere manier met ons water- én bodemsysteem moeten worden omgegaan. Daartoe een nieuw provinciaal  programma,  het Regionaal Water en Bodem Programma 2022-2027 (RWP).
Doel van het RWP is zorgdragen voor veilig, schoon en voldoende water en een vitale bodem in de provincie Noord-Brabant.

Het provinciale Regionaal Water en Bodem Programma 2022-2027 is in bespreking gegaan. De eerste aanzet (nu nog de Contouren) was op 29 januari 2021 aan de orde in de themavergadering Natuur en Milieu van Provinciale Staten (PS) en ontving voorafgaand geschreven bijdragen van o.a. de waterschappen en de Brabantse Milieu Federatie (BMF).
De afkorting is RWP omdat het landelijk RWP is (zonder de B van Bodem), en op de keper beschouwd staat er inderdaad weinig nieuws over de bodem in. Dus RWP.
Dit wordt meegenomen in het formele Ontwerp-RWP dat in maart 2021 door GS vastgesteld wordt en dan de inspraak in gaat. Eind 2021 wordt het definitieve programma vastgesteld en op 1 jan 2022 werkt het.
Het RWP is te vinden op www.brabant.nl/actueel/nieuws/water/2021/nieuw-programma-water-en-bodem-in-de-maak . Het maakt deel uit van een pakket met een ook een korte PlanMER, een Financieel Kader, een brochure met alleen maar mooie plaatjes en een Statenmededeling. Maar de rest van het pakket is hier niet te vinden (desgewenst verstrek ik het).

Het RWP lost het Provinciaal Milieu en Water Plan 2016 – 2021 af. Ik heb daarover toen waarderende woorden gesproken ( www.bjmgerard.nl/?p=1351 ).

Foto Bernard Gerard, 31 jan 2021, vrij over te nemen met vermelding www.bjmgerard.nl
Ondergelopen weiland in Hooijdonk, tussen Nederwetten en Breugel. Dit is een voorbeeld van wat te weinig gebeurt, namelijk water dat niet snel afgevoerd wordt en de kans krijgt om in de grond te zakken. Vooral daarom verdroogt Brabant, want op zich valt er genoeg regen.
De keerzijde zijn uiteraard beperktere mogelijkheden tot agrarisch gebruik.

De Kader Richtlijn Water (KRW)
De KRW is Europese regelgeving die door alle lidstaten wettelijk is verankerd. Het planstelsel in Nederland is daarvan afgeleid, en bestaat uit een Nationaal Water Programma op rijksniveau, Regionale Water Programma’s op provinciaal niveau en waterbeheerprogramma’s op waterschapniveau. Het doel van de KRW is dat uiterlijk in 2027 al het water in Europa schoon en gezond is. De KRW kent drie planperiodes: 2009-2015, 2016-2021 en 2022-2027. Dit planstelsel inclusief Europese regelgeving voor het waterbeleid wordt onverkort overgenomen in de nieuwe Omgevingswet. De zesjarige planperiode van het RWP volgt direct uit de KRW.

Europese milieuwetgeving is vaak goed en ook hier dwingt Europa Nederland tot het goede. Als op de deadline niet aan alle eisen voldaan is, kunnen er boetes volgen. En omdat geen enkel Brabants water momenteel aan de KWR voldoet, omdat alle laaghangend fruit al geplukt is, en omdat niet duidelijk is of Nederland zich er straks onderuit kan sjoemelen, knijpt men hem behoorlijk. Er zou in 2027 een boete kunnen komen en die  boete komt dan in eerste instantie bij de regering terecht, maar die zou hem kunnen doorschuiven naar de provincie in kwestie afhankelijk van de omstandigheden.
Brabant sorteert al voor op de schuldvraag (kan Nederland onder die boete uit, ligt het aan ons?) en dat gebeurt vooral in de Statenmededeling die het Contourendocument vergezelt. Tussen de regels door lees je dat GS (Gedeputeerde Staten, zoiets als van B&W in de gemeente zijn) eigenlijk niet gelooft dat Brabant de KRW haalt. In de commissiebespreking werd het woord ‘dossiervorming’ al gehoord.

De wijzer geeft in de stoplichtmethodiek aan hoever de provincie is met de vijf hieronder genoemde doelen.

Nu  moet gezegd worden dat enig politiek mededogen (niet te veel) op zijn plaats is. GS hebben te maken met een groot aantal  beleidsstukken en bijbehorende instanties – de vaccinatiecampagne tegen Corona is er niks bij.

En belangrijke wetgeving zit bij het Rijk, zoals de Nitraatrichtlijn en de handhaving daarvan (GS heeft in 2016 een doorwrochte juridische studie uitgebracht wat de provincie op dat moment juridisch wel en niet kon, zie www.bjmgerard.nl/?p=3336 ). Veel zit bij het Rijk en bij het Rijk zitten VVD en vooral CDA die uiterst boervriendelijk zijn.
Teveel politiek mededogen is bij het huidige rechtse College van GS ook niet op zijn plaats, want dat College wil de landbouw zelf ook niet hard aanpakken op onderdelen waar ze dat wel zelf kan.

Overigens somt ook het Financiële Kader nogal wat onzekerheden op. Het beschikbare budget, €68 miljoen voor zeven jaar, is er daar een van. Mogelijk komt daar geld bij uit cofinanciering, bijvoorbeeld Europees.

Systematiek in de KRW om de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater te beoordelen

De KRW gaat over de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater (zie schema hierboven) en over de kwantiteit (zie bijvoorbeeld www.bjmgerard.nl/?p=13951 ). Beide zijn onvoldoende.

Het Project Schoon Water, een belangrijk provinciaal middel om de waterkwaliteit te beschermen, dat in 2020 afliep en geëvalueerd moest worden, gaat door, werd in de zitting gemeld.

Het contourendocument signaleert:

“De kwaliteit van het oppervlaktewater (fysisch, chemisch en biologisch) in onze provincie is niet op orde. De diversiteit en concentraties van antropogene stoffen (PFAS, microplastics, industriële stoffen, bestrijdingsmiddelen, medicijnresten, etc.) nemen daarnaast toe. Het diepe grondwater is nog steeds schoon, maar staat in toenemende mate onder druk. Klimaatverandering leidt tot een extra urgentie, omdat waterkwaliteit beïnvloed wordt door droogte, extreme neerslag, watertemperatuur en het (extra) gebruik van bestrijdingsmiddelen.

Er is inmiddels sprake van structurele droogte en verdroging in grote delen van Brabant en de huidige waterhuishouding heeft grote effecten voor landbouw en natuur. Er valt in Brabant genoeg regen om het ondiepe grondwater te voeden, maar het ont- en afwateringssysteem in landelijk en stedelijk gebied is onvoldoende ingericht op het vasthouden van water.

De watervraag voor drinkwater, landbouw en industrie neemt toe. In dit licht is het relevant dat een groot deel van het drinkwater wordt gebruikt voor laagwaardige toepassingen als toiletspoeling. Zowel in het oppervlaktewater, als in het grondwater zien we dat de voorraden afnemen.

Op korte termijn raken droogte en verdroging vooral de natuur en biodiversiteit en de landbouw. Op langere termijn ontstaan effecten op industrie, leefbaarheid en mobiliteit en is de trend dat er een structureel tekort zal ontstaan.”

De vijf doelen van een veerkrachtig watersysteem

Doelen
Als je optimistisch ingesteld bent en aanneemt dat de diverse praktische problemen opgelost worden, en als je dus gewoon kijkt naar wat de ambtenaren voorstellen die de Contourennota geschreven hebben, en wat Witteveen en Bos in de PlanMER zeggen, staat er een verhaal dat je positief kunt uitleggen.
Het is een soort kaderverhaal met vijf doelen waar niets mis mee is (voldoende water, schoon water, waterveiligheid, vitale bodem en klimaatadaptatie), maar waarvan de uitwerking schetsmatig is.
Bij bijvoorbeeld het doel ‘Voldoende grondwater’ horen zes subdoelen en zeven stuks aanpak die er als volgt uitzien:
Twee subdoelen als voorbeeld:

  • Voldoende grondwater voor de natuur
    De grondwaterstanden in en rondom de 97 natte natuurparels/N2000 gebieden zijn voldoende voor behoud en herstel van de natuurdoeltypen.
  • Voldoende grondwater voor beken en kreken
    De watervoerendheid van alle oppervlaktewaterlichamen(zoals beken en kreken) past bij het watertype.

Het eerste subdoel is goed en concreter dan gemiddeld, het tweede is bovengemiddeld abstract.

Zo ook twee stuks aanpak als voorbeeld:

  • Verminderen beregening landbouw en grondwateronttrekkingen
    Bestuurlijke afspraken beregening en onttrekkingen, indien nodig beperken vergunning ruimte.
  • Waterbesparing en terugdringen laagwaardig gebruik van drinkwater en bij industrie
    Waterbesparende maatregelen en innovatieve oplossingen
    Vergroten van bewustzijn watergebruik bij bewoners en ondernemers  

Dat is allemaal natuurlijk waar, maar de echte vraag is ‘wat ga je nu doen?’ Stapt iemand nu bij de zinkfabriek naar binnen en eist dat Trafigura niet langer hoogwaardig grondwater uit de diepte oppompt?
Zoiets zou je eigenlijk willen lezen, maar uiteraard zal het antwoord zijn dat dat nog komt. De uitwerking van de doelen bepaalt het uiteindelijke succes.

In elk geval, zeggen GS in de Statenmededeling, is het provinciale beleid om geen nieuwe grondwateronttrekkingsvergunningen meer af te geven.

Ambities
Witteveen en Bos benoemen in de PlanMER vier denkbare alternatieven, die men kan lezen als oplopende ambities.  

Op enkele belangrijke aspecten leiden die tot de volgende prestaties:

GS kiezen niet expliciet voor een alternatief/ambitie.
GS wil concreet de tweede helft van de €68 miljoen inzetten tegen de verdroging van 8700 hectare binnen en 27000 hectare buiten verdroogde natte natuurparels. Daarvan zijn er 97 in Brabant, maar onduidelijk is of genoemd aantal hectares genoeg is voor alle 97 gebieden.
De hectares zijn in elk geval concreet.
In een veel waziger formulering zeggen GS dat ze ‘in de zones rondom de 14 stikstofgevoelige N2000-gebieden en in de gebieden met forse water- en klimaatopgaven tempo willen maken in het behalen van de doelen uit de KRW, het realiseren van het Natuur Netwerk Brabant en de instandhoudingsdoelen N2000 (o.a. stikstofreductie) en tevens werken aan een klimaatrobuust Brabant.’

Het klinkt een beetje als alternatief 3 met een vaag plusje.

Voor minstens alternatief 3  lijkt overigens binnen PS breed steun te bestaan, was mijn indruk uit de reacties tijdens de bespreking.

De waterschappen
De meest uitgesproken positie is die van de waterschappen. In een gezamenlijke lobbybrief aan PS stellen ze concrete maatregelen voor (een stuk concreter dan die van de provincie) om meer water vast te houden (waardoor het kan infiltreren).

De spanning tussen de provincie en de waterschappen kwam ook al in het Refrescodossier naar voren (zie www.bjmgerard.nl/?p=12423 en  www.bjmgerard.nl/?p=13469 en www.bjmgerard.nl/?p=13887 )

Gevolg is ‘dat niet alles overal meer kan’, een onschuldig zinnetje met een omineuze strekking.

In peilgestuurde gebieden (gedraineerd) moet het grondwater 10cm hoger komen te staan en op de hoogste delen van de hellende zandgronden moet dat minstens meerdere decimeters zijn (zonder dat dit tot ‘grootschalige’ wateroverlast leidt). Op de meest kritische plekken komen klimaatbuffers. Er wordt maximaal water uit de kanalen aangevoerd en de stuwen staan als regel dicht.
Alle nieuwe verhard oppervlakte vanaf 500m2 moet vanaf 01 april 2021 worden afgekoppeld. Na een overgangssituatie mag ook bestaand verhard oppervlak niet meer versneld afvoeren.
Kleine grondwateronttrekkingen (<10m3 per uur) worden in kaart gebracht en teruggedrongen.
Diepe onttrekkingen moeten aan voorwaarden worden gebonden: laagwaardig gebruik van diep water vermijden en meer oppervlaktewater of gezuiverd water gebruiken
Water moet meer ruimte krijgen en dat moet sturend worden in de ruimtelijke ordening van de provincie en de Brabantse gemeenten.

De brief van de waterschappen is te vinden op

Uit de Atlas van de Ondergrond, https://eindhoven.nazca4u.nl/atlas/ .
Men ziet het dal van de Gender (links) en de Dommel (rechts). Men ziet het PSV-stadion (de ring midden boven), ten Zuiden daarvan het Vonderkwartier en ten Oosten het stationsgebied met de tunnels).

Grondwaterstijging in stedelijk gebied
Een decimeters hogere grondwaterstand zou in Eindhovense hoofden alarmbellen moeten doen afgaan (mogelijk ook in andere gemeenten, maar daar heb ik geen zicht op). Dat is namelijk al eens eerder gebeurd en dat leidde tot een van de grootste burgerbewegingen in de Eindhovense geschiedenis, het Grondwatercollectief.

Grote delen van Eindhoven zijn gebouwd op vroegere drassige gebieden, die door de industriële onttrekkingen zover ontwaterd waren dat erop gebouwd kon worden. Namen als Gijzenrooi, Genderdal, Genderbeemd, Jan van Eyckgracht en Vonderkwartier (‘t Vondertje over de Gender) doen daaraan herinneren.
Om de verdroging te bestrijden besloot de provincie ergens kort voor 2000 een heffing op grondwater oppompen op te leggen. Daardoor (en bijvoorbeeld ook door ontwikkelingen binnen Philips) werden de industriële onttrekkingen in Eindhoven grotendeels beëindigd. De grondwaterspiegel veerde terug en in Gijzenrooi kon je vis gaan kweken in de kruipruimtes. Voor Brabant was het beleid een zegen, maar voor delen van Eindhoven een vloek. In www.bjmgerard.nl/?p=13887 ziet men de stijging vanaf 2000 (van maar 15 cm…).
Het kostte de gemeente een hoop publieke werken om dat weer goed te krijgen. De stad lag open voor nieuwe riolen. Koudenhoven werd een semi-polder met bemaling, er kwam een reusachtige waterberging onder de Fellenoord bij het station, en we danken er de Woenselse Waterstaat Werken in Jagershoef aan ( www.bjmgerard.nl/?p=3868 ).
Grosso modo heeft het goed geholpen, maar nog steeds kent het Vonderkwartier vochtige kelders.

De zwarte streep geeft ongeveer de constructie van de Woenselse Waterstaat Werken aan

Terecht vroeg in de provinciale themavergadering van 29 januari Irma Koopman, die voor de SP debuteerde als opvolgster van Henri Swinkels, aandacht voor een mogelijke herhaling van deze gang van zaken. Nu met minstens enige decimeter grondwaterverhoging.
Het antwoord was dat er t.b.v. de provinciale Visie Klimaatadaptatie een stresstest gedaan was en/of dat gemeenten gesubsidieerd dat zelf konden (laten) doen. De uitkomst van die stresstest werd niet vermeld.
Op dezelfde pagina www.brabant.nl/actueel/nieuws/water/2021/nieuw-programma-water-en-bodem-in-de-maak waar het Contouren RWP te downloaden is, is ook deze visie te downloaden. Zoeken op ‘stresstest’ levert de passage ‘Wij stimuleren (o.a. via subsidieregelingen) het uitvoeren van klimaatstresstesten en adaptatiedialogen door gemeenten. In 2020 voeren we zelf ook een provinciale stresstest uit om inzicht te krijgen in de kwetsbaarheden voor de provinciale opgaven, taken en verantwoordelijkheden.”.

Ongetwijfeld komt men met compartimentering van de grondwaterstijging en met nieuwe publieke werken weer een heel eind. Maar de Eindhovense politiek zou er verstandig aan doen om een en ander eens goed na te vragen.

Wateropvang bij het Eindhovense Catharinaziekenhuis

Rechtbank verbiedt extra water oppompen bij Refresco Maarheeze (update mbt Raad van State dd 01 feb 2021)

Vooraf
Refresco Benelux BV in Maarheeze is een bedrijf dat voor anderen frisdranken produceert ( een ‘contractfiller’). Vrachtauto’s brengen ingredienten, die met ter plekke opgepompt grondwater worden aangelengd, waarna het in flesjes en blikjes gedaan wordt. Het merendeel daarvan  is voor de export.
De productie is grotendeels geautomatiseerd en er werken maar weinig mensen. Het economische belang voor de omgeving is gering en het ecologische nadeel is groot.

Vanaf 1997 mag Refresco 500.000m3 grondwater oppompen(383.000 ondiep – ca 50m – en 117.000 diep -ca 200m.
Eerst wilde het bedrijf 500.000m3 extra uit diepe lagen, maar het systeem Maas Slenk Diep is al overbelast. De door de provincie al afgegeven vergunning werd door de Raad van State vernietigd.
Daarna diende Refresco een vergunning in (volgens op een suggestie van de provincie) om 250.000m3 extra uit de ondiepe laag te pompen. Ook daarvoor had de provincie al een vergunning afgegeven.

Maar ondertussen is het denken over het grondwater omgeslagen.
Nu wordt het even ingewikkeld.
De provincie mag op papier, volgens de toen geldende cijfers, jaarlijks feitelijk 250 miljoen m3 grondwater laten oppompen omdat er jaarlijks zoveel aangevuld wordt. De drinkwaterbedrijven Brabant Water en Evides (waarvoor de provincie bevoegd gezag is) gebruiken jaarlijks 222 miljoen m3 en de landbouw (waarvoor het Waterschap bevoegd gezag is) ook nog enige tientallen miljoenen, afhankelijk van het weer. Netto is er momenteel een negatieve balans (voor recentere cijfers zie Onderzoek | Herstel grondwaterbalans van groot belang voor Brabantse natuur ) en Provincie, waterschap en het grondwater (II) .
De provincie had echter 300 miljoen m3 aan vergunningen uitgezet. Dat getal werd dus feitelijk niet gebruikt, maar er stonden wel rechten uit om dat ooit wel te doen en die konden niet zomaar worden ingetrokken.
De denkomslag vond zijn weerslag in nieuw provinciaal beleid vanaf 07 september 2018, waarin de vergunninggrens verlaagd werd tot 250 miljoen m3. Het verschil tussen de oude vergunde 300 miljoen en de nieuwe 250 miljoen-grens blokkeert nu elke grootschalige uitbreiding . Pas als de uitstaande oude vergunningen samen onder de 250 miljoen m3 duiken, kan er weer wat. Pogingen om de uitstaande vergunde hoeveelheid terug te dringen lukken nog niet zo best (recentelijk van 300 naar 292 miljoen).
En misschien zelfs daarna nog niet, want intussen is ook de werkelijkheid verder verslechterd.
De  aanvraag tot de tweede vergunningsprocedure was  vóór de kritische datum 07 sept 2018, maar de feitelijke verlening van erna. Onder het beleid van vóór 07 sept 2018 had Refresco kunnen uitbreiden, onder dat van na 07 sept 2018 niet.

Zo ontstond een interessante bestuursrechtcasus tussen de provincie enerzijds (met Refresco als belanghebbende partij) en de Dorpsraad en de Vereniging Duurzaam en Groen, beide te Maarheeze, en de Brabantse Milieu Federatie (BMF) anderzijds (met het Waterschap als belanghebbende.
Die sleepte zich een hele tijd voort met een jegens de provincie erg kritisch tussenvonnis dd 28 april 2020.

Zie ook Refresco, Maarheeze, het grondwater en het proces (twee updates) .

Refresco

De uitspraak
Dd 25 november 2020 vernietigde de Rechtbank Oost-Brabant ook de tweede vergunning. Refresco mag dus niets extra’s oppompen. De provincie moest de proceskosten betalen.

De rechter oordeelde (vrij door mij vertaald)

  • Dat het verhaal over de 250 en de 300 miljoen, en de datum 07 sept 2018, helder was
  • Dat de provincie vergeten was vanwege Refresco een overgangsbepaling op te nemen
  • Dat nog te realiseren reducties in reeds vergunde volumes onzeker waren en dat de provincie dus iets beloofd had wat ze niet kon waarmaken
  • Dat de provincie geacht mag worden bij volle verstand de gewijzigde beleidsregel ingevoerd te hebben, deze noodzakelijk achtende voor goed grondwaterbeheer
  • Dat van Refresco verwacht had mogen worden dat ze rekening hield met een beleidswijziging

Update dd 01 februari 2021: de Provincie heeft besloten niet naar de Raad van State te stappen, omdat de uitspraak vnan de Rechtbank bij het nieuwe grodnwaterbeleid van de provincie past.
Refresco is wel naar de Raad van State gestapt. De zaak dient op 31 januari 2022.


Voor een reactie van de BMF zie www.brabantsemilieufederatie.nl/nieuws/rechtbank-zet-streep-door-uitbreiding-refresco/ .

De publicatie van het vonnis op de officiele rechtbank-site: https://uitspraken.rechtspraak.nl/#zoekverfijn/zt[0][zt]=ECLI%3ANL%3ARBOBR%3A2020%3A1946&zt[0][fi]=AlleVelden&zt[0][ft]=Alle+velden&so=Relevance&ps[]=ps1


Voor de tekst van het vonnis zie ook hieronder


Voor een publicatie in het blad H2O zie www.h2owaternetwerk.nl/h2o-actueel/rechter-tikt-provincie-noord-brabant-op-de-vingers-over-grondwaterbeleid .

Voor de reactie van de twee organisaties in Maarheeze zie hieronder:

Uitbreiding watervergunning Refresco Maarheeze vernietigd door Rechtbank

In april 2018 gaf de Provincie Noord-Brabant aan Refresco een vergunning voor de uitbreiding van haar wateronttrekking met 250.000 m³ water, dat is 250 miljoen liter bronwater per jaar extra. Bedoeld om de productie van Refresco uit te breiden. De omwonenden, verenigd in ‘Duurzaam en Groen Maarheeze-zuid’ dienden beroep in tegen dit besluit, samen met de Dorpsraad en ook de Brabantse Milieu Federatie maakte bezwaar.  De bestuursrechter te Den Bosch verklaarde 17 november 2020 het beroep gegrond, vernietigde het besluit van de Provincie uit 2018 en daarmee ook de verstrekte vergunning. De wateronttrekkingen en de klimaatverandering verdrogen ónze leefomgeving. We kennen daardoor verschilzettingen bij woonhuizen, verdrogende bomen en de kwetsbare zandgronden verschralen, de biodiversiteit verdwijnt definitief. Zo ziet HSV ’t Tipke haar waterpeil  al jaren sterk dalen bij het huidige niveau van de wateronttrekkingen. Het groeiende zware vrachtverkeer op de Driebosweg en de Oranje Nassaulaan van en naar afslag 37 stemt tot zorgen. Er zitten grenzen aan dit soort multinationals met als eigenaren, de Franse investeerder PAI en het Canadese British Columbia, een pensioenverzekeraar. De belangen, de veiligheid en het welzijn van onze inwoners en die van onze eigen lokale ondernemers, die ook ruimte nodig hebben, horen door onze bestuurders beter gewogen te worden. Wij zijn blij met deze winst na jarenlang procederen.

Mailadres:  duurzaam-en-groen@maarheeze-zuid.nl

Wat staat er in de VS-Green New Deal? Hoe toepasselijk is die voor Nederland en Europa?

Inleiding
Na elk jubileum op deze site (in dit geval de 25000ste bezoeker) een artikel dat net iets anders is dan wat hier gangbaar is.

De Green New Deal in de VS trekt de aandacht. Onder andere de SP noemt hem als inspiratiebron  in “Een rood antwoord op de Europese Green Deal”, en ook binnen bijvoorbeeld Groen Links is het een thema.

Wat staat er in, en wat heb je daaraan in Nederland?
Een leerzaam stukje geschiedenis, een samenvatting en een commentaar.

Geschiedenis in de VS
Zie https://en.wikipedia.org/wiki/Green_New_Deal .
De zinsnede ‘Green New Deal’ als beschrijving van een ‘enorm industrieel project’ is als eerste bekend uit de pen van journalist Thomas Friedman in de New York Times van 19 januari 2007. Hij schreef zijn opinieartikel midden januari, tussen zijn bloeiende narcissen. Hij zag het als een investeringsproject in de orde van grootte van het Manhattan Project (dat tot de eerste atoombom leidde).

De oorspronkelijke New Deal was van Roosevelt en beëindigde de economische crisis van 1929.

De term Green New Deal sloeg aan binnen en buiten de VS (o.a. in het United Nations Environment Program (UNEP). In diverse landen en onlangs ook in de EU.

In de VS werd de ‘Green New Deal’ vanaf 2010 het handelsmerk van de Green Party bij verkiezingscampagnes, zoals die voor president (Jill Stein in 2012 en 2016, en Howie Hawkins in 2020).

Een groep Democraten, waaronder afgevaardigde Alexandria Ocasio-Cortez (AOC in de volksmond) nam het plan van de Green Party in afgezwakte vorm over. Zie https://en.wikipedia.org/wiki/Alexandria_Ocasio-Cortez .
AOC was aanwezig bij een demonstratie in het kantoor van Nancy Pelosi (de fractievoorzitter van de Democraten in het Huis van Afgevaardigden). Dat was lichtelijk tegen de politieke etiquette. Daar werd het democratische voorstel naar buiten gebracht.

Demonstranten bij het kantoor van Pelosi (nov2018)

Technisch gesproken wil AOC een apart Committee dat zich specifiek bezig houdt met de Green New Deal. Pelosi had in 2007 al een vergelijkbaar Committee ingesteld, maar dat mocht minder en kon minder en werd door de latere Republikeinse meerderheid kaltgestellt.
Op 07 febr 2019 werd het voorstel in de vorm van een niet-bindende resolutie aangeboden en door de democratische meerderheid in het Huis van Afgevaardigden aangenomen.
Tegelijk bracht de (buiten de VS minder bekende) senator Ed Markey het in de Senaat in, waar het voorstel met procedurele trucs onmiddellijk door de republikeinse meerderheid werd afgeschoten.

Wat staat er in de resolutie?
Het is een hele brede maatschappelijke visie die zowel energie-, milieu- en klimaatdoelen noemt, maar ook sociaal-economische. De resolutie beslaat dan ook 14 kantjes. Daarom hier een samenvatting. Voor de volledige tekst zie hieronder.

Je hebt eigenlijk vijf hoofdstukken.

HOOFDSTUK 0            OVERWEGINGEN
Er wordt verwezen naar het laatste IPCC-rapport, dat bij overschrijding van de 2°C-temperatuurstijging (waar de VS zelf onevenredig schuld aan is) veel leed voorspelt, onder andere in de VS zelf. Tegelijk is er een crisis rond de positie van werknemers en achtergestelde groepen, resulterend in grote ongelijkheden en massale verarming. De nationale veiligheid wordt bedreigd. En dat terwijl het allemaal veel beter kan.

HOOFDSTUK 1            DOELEN
De VS moet streven  naar netto geen emissie van broeikasgassen; miljoenen goedbetaalde banen; investeringen in infrastructuur; toegang tot schone lucht en water, klimaatveerkracht, gezond voedsel, tot de natuur en een duurzame omgeving; en een einde aan het racisme

HOOFDSTUK 2            PLANNEN
Hiervoor moet een 10 jaar durende nationale mobilisatie komen, om projecten te definiëren

  • Om klimaatrampen op te vangen
  • Die de infrastructuur repareren en opwaarderen en die iedereen schoon water bezorgen
  • Die ertoe leiden dat de energiebehoefte van de VS afgedekt wordt met “100% clean, renewable and zero-emission energy sources”
  • Die het elektriciteitsnet verbeteren en het mogelijk maken dat iedereen betaalbare elektriciteit krijgt
  • Waardoor alle bestaande en nieuwe gebouwen zo efficiënt mogelijk met energie en hulpbronnen omgaan
  • Waardoor de lozing van vervuilende en broeikasgassen van de industrie zo ver mogelijk teruggedrongen wordt
  • Waardoor de lozing van vervuilende en broeikasgassen van de landbouw zo ver mogelijk teruggedrongen wordt, en die ook aandacht besteden aan de bodem, aan een goed voedselsysteem en die aandacht geven aan gezinsbedrijven
  • Die de lozing van vervuilende en broeikasgassen van het transport zo ver mogelijk terugdringen
  • Die koolstof uit de luchthalen door herbebossing en bodemherstel
  • Bestaande gevaarlijke vuilstorten saneren
  • Andere vervuilingsbronnen verwijderen
  • Kennis, producten en diensten internationaal uitwisselen, zodat de VS de intgernationale leider op klimaatgebied wordt en ook andere landen hun New Green Deal bereiken

HOOFDSTUK 3            PROCES
De Green New Deal moet bereikt worden via een transparante en inclusieve samenwerking met kwetsbare gemeenschappen, vakbonden de zakenwereld en de academische wereld

HOOFDSTUK 4            VOORWAARDEN
De Federale regering moet

  • voor publiek geld zorgen, voor technische kennis en voor andere vormen van steun
  • alle sociale en omgevingskosten meenemen in bestaande wetten en sociale programma’s
  • onderwijs en opleiding aanbieden zodat iedereen mee kan doen in de Green New Deal
  • Investeren in R&D t.b.v. nieuwe vormen van schone energie en industrie
  • voor economische ontwikkeling zorgen en voor goede banen, met voorrang voor kwetsbare gemeenschappen
  • voor democratische participatieprocessen zorgen
  • arbeidersbelangen respecteren
  • banen creëren waarmee men een gezin kan onderhouden, inclusief goede secundaire arbeidsvoorwaarden
  • vrijheid van organisatie van werknemers garanderen
  • gezond werk garanderen
  • een handelssysteem optuigen, inclusief grensbeperkingen, zodat er meer binnenlands geproduceerd wordt en er geen banen en vervuiling geëxporteerd worden
  • optreden tegen de vervuiling van land, water en de oceanen
  • de rechten van inheemse volkeren respecteren
  • zorgen dat ondernemingen niet blootgesteld worden aan oneerlijke concurrentie en monopolies
  • een goede gezondheidszorg, adequate en betaalbare huisvesting, economische veiligheid schoon water, schone lucht, betaalbaar en gezond eten, en toegang tot de natuur

Wat vond men er in de VS van?
Zoals te verwachten, was er rechtse, linkse en min of meer neutrale kritiek. Er was ook veel maatschappelijke steun.

  • De rechtse kritiek kan men eenvoudig voorspellen, de huidige cultuur bij de Republikeinse Partij kennende – zie het lot van de resolutie in de Senaat.
    Dat het niet te betalen was, was nog de vriendelijkste kritiek. Een niet al te wilde centrumrechtse club  kwam op 95 – 177 triljoen over de eerste tien jaar (een triljoen is in de VS miljoen*miljoen. Wij zouden 1000 miljard zeggen).
    Overigens stelde Bloomberg Businessweek (vrij vertaald) dat Wall Street best wel met een hoop geld over de brug wilde komen als het Congres tot een fatsoenlijk plan kwam.
    Niet al te linkse Democraten en bijvoorbeeld ook de vakbonden hadden hun reserves, die met een wat rustiger woordkeus geuit werden.
  • De meest fundamentele linkse kritiek was dat de Green New Deal niet de oorzaak aanpakte, te weten de eindeloze groei en de consumptie in het kapitalisme.
    Men zal in de resolutie inderdaad nergens het woord ‘capitalisme’ tegen komen. De resolutie wil een vèrgaand overheidsoptreden binnen de bestaande structuur.

Het verschil tussen het oorspronkelijke voorstel van de Green Party (dat van 2016) en dat van de democraten is ook aan te wijzen in concrete passages.

  1. De Green Party wil in 2030 van alle fossiele brandstoffen af, maar de Democraten willen in hun resolutie  ‘net-zero greenhouse gas emissions’ en ‘meeting 100% of the power demand through clean, renewable and zero-emission energy sources’ . Het verschil is groter dan het op het eerste oog lijkt.
    De Democraten laten met deze formulering bijvoorbeeld de mogelijkheid tot kernenergie en Carbon Capture and Storage (CCS) open, de Green Party niet.
  2. De Green Party wil een carbon taks (belasting op CO2), de Democraten spreken met geen woord over welke vorm van belasting dan ook op koolstof
  3. De Green Party spreekt over ‘20 miljoen banen’, de Democraten over ‘miljoenen’.

Een andere discussie is wat er allemaal NIET mag. Op 10 januari 2019 spraken 626 milieu-organisaties zich uit voor de New Green Deal , zie

Maar dat met de toevoeging van wat er allemaal niet mocht: “any definition of renewable energy must also exclude all combustion-based power generation, nuclear, biomass energy, large scale hydro and waste-to-energy technologies “ en “market-based mechanisms and technology options such as carbon and emissions trading and offsets, carbon capture and storage”.  Wat er wel moest: stoppen met het winnen van fossiele brandstof (merkwaardig genoeg staat er niets over import van fossiele brandstof in), met het subsidiëren van vuile energievormen (waaronder, behalve fossiele, ook bovengenoemde vallen), 100% hernieuwbare energie uiterlijk 2035 (minus wat daar niet onder mag vallen), een beter elektriciteitsnet, meer openbaar vervoer, een verbod op voertuigen op fossiele brandstof uiterlijk 2040, het aanscherpen van de Clean Air Act voor klimaatdoelen, en sociale doelen in de geest van die welke ook in de resolutie staan.
Het is de eeuwige discussie over hoe recht in de leer men moet zijn.
Enkele grote, gevestigde en bekende clubs, waarvan de Sierra Club in Nederland de bekendste is, tekenden de brief bewust niet vanwege de beperkende toonzetting.

  • De neutrale kritiek is niet gebaseerd op onwil, maar richt zich vooral op de feitelijke uitvoerbaarheid.
    Ik laat hier model staan (voor een ruimer palet aan meningen) een artikel uit de MIT Technology Review ( www.technologyreview.com/2019/01/18/137792/lets-keep-the-green-new-deal-grounded-in-science/ ).
    De ene vraag is of een breed pakket, zoals AOC dat op tafel gelegd heeft, de kans op realisatie groter of kleiner maakt. Hierover wordt in het artikel wisselend gedacht.
    De andere vraag is of je met zoveel beperkingen als de brief van de 626 organisaties eist, in staat bent een deuk in een pakje klimaatboter te slaan. Het algemene antwoord daarop is NEE. “You don’t confront a crisis with a limited tool set,” says Jesse Jenkins, a postdoctoral environmental fellow at Harvard, who has closely studied the costs and feasibility of varying approaches to decarbonization. “You throw everything you’ve got at it.” en “As long as organizations hold onto a rigid set of ideas about what the solution is, it’s going to be hard to make progress,” says David Hart, director of the Center for Science, Technology, and Innovation Policy at George Mason University. “And that’s what worries me.”

Maatschappelijke steun voor de Green New Deal is ruim voorradig: onder andere Naomi Klein, Al Gore, Jill Stein van de Green Party, Ban Ki-moon, de Nobelprijswinnende economen Stiglitz en Krugman.

Alexandria Ocasio-Cortez
By Matt Johnson from Omaha, Nebraska, United States – IMG_3973, CC BY 2.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=83956630

Hoe ging het verder?
Uit een artikel in The Atlantic van 12 juni 2019 ( www.theatlantic.com/science/archive/2019/06/whats-green-new-deal-nobody-knows/591391/ ) rijst het beeld op dat (in elk geval op dat moment) de overwinnaars niet goed wisten hoe om te gaan met hun overwinning. Brede vergezichten in gloedvolle woorden zijn mooi, maar nu ter zake.

De detaillering is toevertrouwd aan de denktank “New Consensus” ( https://newconsensus.com/ ), maar daar is weinig informatiefs te vinden.
Ook verder onderzoek levert weinig op. Nu zijn daar ongetwijfeld redenen voor te vinden die niet met de Green New Deal te maken hebben. Ongetwijfeld is het een onderwerp waar de huidige Republikeinse Partij en zijn vertegenwoordiger in het Witte Huis niets mee te maken willen hebben.

Maar uit het Atlantic-artikel komt ook naar voren dat er interne oorzaken zijn. Een ervan is kennis. De New Green Deal is het resultaat van een campagne van actievoerders die de bestaande grote milieuorganisaties links hebben laten liggen. Daardoor zijn de verhoudingen gespannen.
Geen van de vijf mensen die de denktank New Consensus runnen, had veel ervaring met energie of milieupolitiek.
Daarom werd er een meeting gepland die op vier basale vragen antwoord moest geven: “welke vragen moeten we stellen?”, “Op welke debatten moeten we letten?”, “Met welke mensen moeten we praten?” en “hoe moeten wij. Volgens jullie, dit als organisatie gedaan krijgen?”. Als je die vragen na een belangrijke resolutie nog moet stellen, is er iets mis.
Plus waren ze voor de meeting vergeten de vakbonden uit te nodigen. Het uitnodigingsbeleid werd op zichzelf al een punt van discussie.

En woorden luisteren soms erg nauw binnen de klimaatbeweging die zichzelf al gauw de tent uitvecht. Een zinnetje uit de Resolutie als “100% clean, renewable and zero-emission energy sources” leent zich uitstekend voor een farizeïsche discussie over de precieze betekenis van het woordje “and”. Want staat dat “and” wel of geen kernenergie en Carbon Capture Storage (CCS)-technieken toe?
Vakbonden willen Carbon Capture, want dan kunnen de kolenmijnen nog wat langer doorwerken. Ook het IPCC en soortgelijk wil CCS, want elk denkbaar computermodel geeft aan dat je er zonder CCS gegarandeerd niet komt.
Maar de actievoerders willen bomen planten, waar op zich niets mis mee is, maar koolstofopslag in bomen is te weinig, te langzaam en te onbetrouwbaar.
In de november 2018-versie van de resolutie stond nog “massive investment in the drawdown and capture of greenhouse gases.” In de definitieve stond “Carbon dioxide should be reduced through proven low-tech solutions … such as land preservation and afforestation.” De politieke steun was daardoor breder, maar dat wat gesteund werd een heel stuk machtelozer.

Op het Party Platform van de Democratische Partij in verkiezingstijd dat over de Climate Crisis and Environmental justice gaat (te vinden op https://democrats.org/where-we-stand/party-platform/combating-the-climate-crisis-and-pursuing-environmental-justice/ ) staat dd 06 okt 2020 een lang verhaal waarin wel een toonzetting en een thematiek terug te vinden is uit de Green New Deal, maar waarin die term zelf niet voorkomt. Ongetwijfeld zijn er meer invloeden in dit verhaal terecht gekomen. In elk geval staat er de expliciete passage in “Recognizing the urgent need to decarbonize the power sector, our technology-neutral approach is inclusive of all zero-carbon technologies, including hydroelectric power, geothermal, existing and advanced nuclear, and carbon capture and storage”.

(Uit de Green Deal van de EU)

Mijn mening en het Rode antwoord op de Europese Green Deal
Als SP-lid zou mijn referentiekader moeten zijn de recente publicatie “Een rood antwoord op de Europese Green Deal” (25 juni 2020, www.sp.nl/rapport/2020/rood-antwoord-op-europese-green-deal ). Dat is echter slechts ten dele zo.

De SP-publicatie noemt Ocasio-Cortez als voorbeeld (samen met Bernie Sanders).

De SP deelt met de New Green deal de basisgedachte dat energie- en klimaatbeleid slechts in samenhang met andere grote maatschappelijke kwesties behandeld kunnen worden. Deze basisgedachte vind ik juist.
De meeste uitwerkingspunten zijn dat ook, al is de lijst onvolledig.

De SP heeft echter van drie dingen last.

De eerste is dat de SP een instinctief anti-Europagevoel heeft dat haar parten speelt. Zelfs als Europa iets goed doet, is het niet goed en elders is het beter. Ik waag mij hier niet aan een omvattend oordeel over de EU als geheel, want daar heb ik te weinig verstand van, maar ik heb dat instinctieve anti-gevoel niet. Als Europa met goede initiatieven komt op gebieden die ik snap, vind ik dat fijn. Zoals de schone lucht-directives, de brandstofrichtlijn, de RED II-richtlijn voor biomassa en bovenal het kunstwerk op eenzame hoogte in de wereld, de REACH-systematiek voor gevaarlijke stoffen.
De SP ziet de European Green Deal als iets dat functioneert binnen een markteconomie. Dat klopt. Vervolgens neemt de SP aan dat dit een unieke EU-slechtheid is en dat klopt niet, want de als voorbeeld aangevoerde Green New Deal van Alexandria Ocasio-Cortez doet precies hetzelfde. Wat logisch is, want aan beide kanten van de oceaan komt het initiatief in essentie van sociaal-democratische politici. Ocasio-Cortez is eigenlijk de Amerikaanse Frans Timmermans, maar ze ziet er alleen een beetje anders uit.
Als de SP een bij haar analyse passend voorbeeld zou willen noemen, zou ze eigenlijk in de VS de Green Party moeten noemen, want die is fundamenteel anti-kapitalistisch. Maar die propageert ook de eindigheid van de groei en het remmen van het consumentisme, en daar is de SP (nog?) niet aan toe.
Ik vind overigens de onderbouwing van de Europese Green Deal oneindig veel beter dan die van die in de VS.
De SP is wel voor een Europese aanpak van vervuiling, maar blokkeert vanwege haar reflexen de maatregelen die daar op Europese schaal voor nodig zijn, zoals het Emission Trade System (ETS) – net nou het een beetje begint te werken. De EU moet van alles, maar mag niks.

(Verloop van de CO2 – prijs in het ETS)

De tweede is dat doorklinkt (zonder dat dat expliciet gezegd wordt) dat in een kapitalistische markteconomie geen grote en soms goede werken mogelijk zouden zijn.
Maar de Amerikanen hebben hun Manhattanproject (de eerste atoombom) en de eerste man op de maan, en wij hebben de Deltawerken. Die zijn toch echt in een kapitalistisch land door grote kapitalistische bedrijven aangelegd onder krachtige publieke sturing. En met visserijgemeenschappen die er de dupe van waren en geholpen zijn. Het socialisme is er niet dichterbij door gekomen, maar Nederland had toch echt moeilijk zonder de Deltawerken gekund.

De derde is dat het voor eenieder die zich in de klimaatbeweging waagt, onvermijdelijk is dat men in de gebruikelijke loopgraafgevechten terecht komt tussen politieke zuiverheid aan de ene kant en het halen van reële doelen aan de andere kant.
De SP heeft te weinig ervaring met milieu en klimaat, en daardoor te weinig dossierkennis.
Daardoor kiest de SP en New Green Deal tot voorbeeld die geen voorbeeld is, althans niet op de beoogde manier.
Dat speelt haar bijvoorbeeld parten in het standpunt over houtige biomassa (waar de premisse van de redenering aantoonbaar onjuist is), en in een teveel aan fiducie in het planten van bomen als oplossing. Er is op zich niets op tegen en veel voor als men veel bomen plant (als dat tenminste de juiste bomen op de juiste plaats zijn), maar het is slechts een bescheiden oplossing voor het koolstofprobleem.
Mijn positie ligt het dichtste bij die welke ik geciteerd heb van het MIT. Ik ben resultaatgericht en ik wil meters maken, en dat lukt niet als je bij voortduring bezig bent je te verschansen achter wat er allemaal niet mag. Je hebt alles nodig en meer dan dat.

In Nederland is die dossierkennis nog harder nodig dan in de VS, omdat Nederland veel dichter bevolkt is. In de VS kun je nog wel ergens 100km2 bos aanleggen en verderop 50 km2 zonnepark zonder dat je veel mensen in de weg zit. In Nederland heeft elke vierkante meter al een bestemming en men zit meestal hutje mutje op elkaar. Dat vraagt om veel moeilijker afwegingen.

Antwoord op vragen in PS over Peelbrand

De Peel op Wikipedia

Even terug in de tijd
Op 21 april ontstond er brand in de Deurnesche Peel, een Natura2000-gebied. Door de droogte, de wind en de ontoegankelijkheid brandde uiteindelijk 800 van de 1000 hectare af.  Het werd de grootste natuurbrand uit de bekende Nederlandse geschiedenis.
Het smeult overigens ondergronds nog steeds.

Over dit onderwerp heb ik eerder geschreven op Deurnsche Peel minivariant Australische bosbrand?https://www.bjmgerard.nl/?p=12337 .

In Provinciale Staten hebben de VVD en de SP vragen gesteld aan Gedeputeerde Staten (GS). Die zijn onlangs beantwoord. Het leest alsof het zo ongeveer de laatste politieke handeling van ex-gedeputeerde Grashoff (GroenLinks) geweest is.

Peel met stikstofoverschot
Peel zonder stikstofoverschot

De VVD-vragen en het antwoord erop
De belangrijkste VVD-vragen waren de laatste twee:
“5. Bent u het met de VVD-fractie eens dat er een goed evenwicht moet bestaan tussen enerzijds de inspanningen die gevraagd worden van de Brabantse samenleving (zoals stikstofreductie in alle sectoren en financiële bijdragen voor natuurherstel) en anderzijds de mate waarin het geloofwaardig is dat gebieden die vatbaar zijn voor brand zich kunnen herstellen tot het niveau wat gewenst is volgens de Natura-2000 aanwijzing?
6. Bent u in verband hiermee bereid om een onderzoek te doen naar de effectiviteit van voornoemde (financiële en maatschappelijke) inspanningen in relatie tot de kans dat de betreffende gebieden ooit hersteld kunnen worden tot de kritische depositiewaarden?”

Met andere woorden, de VVD suggereert eigen wel van de Deurnesche Peel als Natura2000-gebied af te willen. Of ze echt denken dat dat kan, of dat het vooral een show richting de boerenachterban is, laat ik in het midden.
In elk geval krijgt de VVD in het antwoord, vanwege Corona ondertekend namens GS door de ambtelijk programmamanager Natuurontwikkeling, geen poot aan de grond.
Algemeen kan worden vastgesteld (zei het antwoord) dat ons menselijke voortbestaan mede afhankelijk is van de natuurlijke soortenrijkdom en het daaraan gerelateerde ecologisch evenwicht. Het gevraagde verband tussen kosten en natuurbaten is vertaald in de wettelijk vastgelegde beheerplannen voor de Natura2000 gebieden. En die plannen moeten gewoon worden uitgevoerd. De brand was wel groot, maar niet op alle plaatsen even intens. Er is mogelijk nog flora en fauna over die als basis voor herstel kan dienen.
Daartoe is het project Leegveld geformuleerd, dat onder andere een verdere vernatting van de Peel wil. Het geld ligt klaar, maar er lopen nog Raad van State-procedures.

Het antwoord op vraag 6 was dan ook treffend kort : “Nee. Zie het antwoord op vraag 5.”

De vragen van de VVD en de antworoden erop zijn te vinden hieronder:

Topografische kaart De Peel

De SP-vragen en het antwoord erop
De SP vond dat de brand wel een mini-uitvoering van de Australische bosbranden leek, en vroeg zich af de droogte een klimatologisch beïnvloede trend was en of het provinciale beleid daar wel tegen opgewassen was. De SP haalde de KNMI-curves van het neerslagtekort aan.

De beantwoording door dezelfde projectmanager was een stuk enthousiaster dan de beantwoording op de VVD-vragen.
Er ligt “een gebiedsgerichte aanpak, zoals opgenomen in de Visie klimaatadaptatie, inclusief de uitwerking van de bestuursopdracht ‘Stoppen van de verdroging met een waterrobuuste inrichting van Brabant’ en via de lijn van klimaatstresstesten, adaptatiedialogen en het Uitvoeringsprogramma klimaatadaptatie Zuid-Nederland dat we samen met de gemeenten en waterschappen opstellen.” Aldus GS. De droge zomers van 2018 en 2019, en het droge voorjaar van 2020 dat tot de Peelbrand leidde, laten zien dat dat nodig is.
Behalve de droogte, spelen ook de aangrenzende landbouw en de grondwateronttrekkingen voor beregening, drinkwater en industrie een rol bij de verdroging van natuurgebieden als de Peel, die door die verdroging weer brandgevaarlijker wordt.
Het inrichtingsplan Leegveld, waarin vernatting van de Deurnesche Peel, kan bij een gunstioge uitspraak van de Raad van State in 2021 worden uitgevoerd.

Het Deltaplan Hoge Zandgronden werkt op zich wel, maar de kans op te weinig zoetwater in de toekomst bestaat.

Er is beleid om de natte natuurgebieden weer nat te maken, en ook om de bestaande bossen te revitaliseren, o.a. door naaldbossen te diversificeren met loofbomen.

Het feitelijke beheer zit sinds 2016  bij een driemanschap van gemeente, Veiligheidsregio annex Brandweer, en de natuurbeheerder(s). Een van de gesignaleerde problemen is dat niemand bij natuurbranden volledig probleemeigenaar is, en dat daarom niemand volledig doorzettingsmacht heeft. Er bestaan al wel natuurbrandbestrijdingsplannen.
Het driemanschap gaat de brand en de bestrijding daarvan (die opgeschaald is geweest tot GRIP3) evalueren.

De volledige tekst van SP-vragen en -antwoorden zijn hieronder in te zien.