SDE subsidie en decarbonisatie opbrengsten – gastbijdrage_3

Jos Klomp heeft mij aangeboden zijn visie weer te geven op enkele aspecten van de politieke regulering van CO2 – emissies en energiesubsidies.
Jos Klomp heeft een HBO-opleiding microbiologie  en houdt zich bezig met gas(mengsels) in cylinders voor analytische doeleinden. Hij heeft tevens te maken met de productie van biomethaan en de inzet daarvan om diesel door vloeibare biomethaan te vervangen.
gasworks bv
Hij is directeur van Gasworks BV ( www.gasworks.nl/ ) en woont in Eindhoven.

Klomp heeft andere dan de nu officieel geldende opvattingen over het tegengaan van CO2-emissies en het subsidieren van energieprojecten. Hij heeft gevraagd om zijn mening in deze kolommen te mogen weergeven. Het gaat om een serieus betoog over onderwerpen die voor deze website relevant zijn, en waarin ik mij een heel eind herken.
Desalniettemin blijft het een gastopinie – de meningen zijn die van Klomp.

Dit artikel is de derde in een serie van drie.

——————————————

SDE subsidie en decarbonisatie opbrengsten

Zo´n 10 jaar geleden is men begonnen met het verstrekken van subsidie op geproduceerde duurzame energie. Nu 10 jaar later doen we dat nog steeds, zij met bedragen die ondertussen een tiental miljard Euro benaderen. Het einde is nog steeds niet in zicht.
De subsidievorm waarvoor destijds gekozen kent een bedrag toe aan een hoeveelheid energie die gemaakt is. Maar dat betekent dat als we steeds meer energie uit duurzame bron willen halen, we daaraan steeds meer geld kwijt zijn. Omdat de subsidie bedoeld is om het gat te dichten tussen wat de markt betaalt voor goedkope fossiele energie en wat het kost om duurzame energie te maken, is er geen mechanisme dat ervoor zorgt dat dit gat steeds kleiner wordt. Immers de overheid betaalt toch. Het hele  erge aan deze situatie is boven alles nog dat wanneer de subsidie stopt, ook de productie van duurzame energie acuut stopt. Dus we hebben veel betaald, maar staan uiteindelijk met lege handen.
De grondslag voor subsidiëring moet anders en decarbonisatie zal daarin een doorslaggevende rol spelen. Voortaan zal alleen het productiemiddel zelf subsidie kunnen ontvangen, het geproduceerde daarentegen niet  meer. De prijs voor energie wordt nu nog volledige bepaald door de fossiele energie markt. Daaraan gaat op korte termijn helemaal niets veranderen. Een verandering  waarbij de prijs van buitenaf wordt bepaald wil overigens niemand. Maar dan zitten wel met het gegeven dat duurzame energie kostbaarder is om te maken dan fossiele energie. Daarvoor komt de decarbonisatie in beeld. Wanneer de overheid aan fossiele energie producenten een verplichting tot decarbonisatie oplegt, zullen ze daaraan voldoen òf door bijmenging (voor zolang dat nog zin heeft), òf  door zelf CO2-arme energie op te wekken naast hun fossiele energie, òf door decarbonisatie-prestaties van andere over te kopen.
Duurzame energie producenten met bewezen decarbonisatie kunnen naast een inkomen aan energieverkoop ook de decarbonisatie-prestatie verkopen.

Wanneer we uitgaan van een markt die zich schikt naar een bedrag van €250,- per ton CO2-uitstootvermindering, dan betekent dat per kWh elektriciteit 12,5€cent aan opbrengsten uit de verkoop van prestaties  aan decarbonisatie. Daarmee komt menige installatie beter uit de kosten dan met de subsidie, die ze nu hebben. Daarmee kan de lasten voor de burger aan miljarden SDE gelden komen te vervallen en zal het netto voor de burger niets uitmaken. Sterker nog, wanneer de installatie nog niet technische afgeschreven zijn zullen ze omwille van een nieuwe subsidieaanvraag niet afgebroken dienen te worden, maar pas na hun volledige technische levensduur.
Wanneer we CO2-uitstootvermindering daadwerkelijk een waarde gaan geven, dan kan de volgende stap in het verduurzamen van onze samenleving gemaakt worden.

CO2-uitstootrechten tegenover CO2-uitstootverminderingsplicht – gastbijdrage_2

Jos Klomp heeft mij aangeboden zijn visie weer te geven op enkele aspecten van de politieke regulering van CO2 – emissies en energiesubsidies.
Jos Klomp heeft een HBO-opleiding microbiologie  en houdt zich bezig met gas(mengsels) in cylinders voor analytische doeleinden. Hij heeft tevens te maken met de productie van biomethaan en de inzet daarvan om diesel door vloeibare biomethaan te vervangen.
gasworks bv
Hij is directeur van Gasworks BV ( www.gasworks.nl/ ) en woont in Eindhoven.

Klomp heeft andere dan de nu officieel geldende opvattingen over het tegengaan van CO2-emissies en het subsidieren van energieprojecten. Hij heeft gevraagd om zijn mening in deze kolommen te mogen weergeven. Het gaat om een serieus betoog over onderwerpen die voor deze website relevant zijn, en waarin ik mij een heel eind herken.
Desalniettemin blijft het een gastopinie – de meningen zijn die van Klomp.

Dit artikel is het tweede in een serie van drie.

Het “huidige Europese systeem” hieronder is het Emission Trade System (ETS) van de EU. Dat kent inderdaad de nodige problemen.

——————————————

CO2-uitstootrechten tegenover CO2-uitstoot verminderingsplicht

De titel kan ook gelezen worden als: vervuilingsrechten tegenover niet-vervuilingsplicht. Als de titel zo gelezen wordt dan kan er geen groter verschil tussen beiden bestaan. Echter beide hebben hetzelfde doel, namelijk een prikkel te geven tot minder CO2-uitstoot.

Het huidige Europese systeem waarmee voor een bepaalde prijs 1.000kg CO2 in de lucht mag worden gepompt heeft daadwerkelijk ertoe geleid dat naar CO2-uitstoot is gekeken en er effectief maatregelen zijn getroffen om die uitstoot te verminderen.
Tevens heeft men de zwakte van dit systeem benut om z’n werking op bestaande CO2-uitstootbronnen te verminderen. Die zwakte bestaat er hierin dat het systeem uitsluitend administratief is. De uitstootrechten zijn in ruime hoeveelheden en in eerste instantie zonder kosten toegekend. Toen de omvang van de overmatige toekenningen duidelijk werd, is de prijs voor een uitstootrecht in een glijvlucht van €30,- naar €6,- gegaan. Dat de market overspoeld is met uitstootrechten maakt het verschil tussen de boete en de huidige marktprijs overduidelijk. Om de boete van €100,- per ton te ontlopen zijn de kosten nu slecht €6,- per uitstootrecht. Bij een krappe market zou je verwachten dat de marktprijs eerder richting het boetebedrag zou gaan. Niemand ligt wakker van die lage kosten.
Als dat op zich al nog geen grond voor zorgen zou zijn, dan is het wel dat de marktprijs voor een uitstootrecht alleen maar een administratieve handeling is. Dat heeft enkel een effect op de kostprijs van een product of dienst, die daarmee omhoog gaat. Er wordt niets tastbaars tot stand gebracht. De CO2 gaat gewoon de lucht in, de uitstoters investeren niet in toekomstige vermindering van de CO2-uitstoot omdat  in de financiële afwegingen het niet-vervuilen op een te lage rendement staat.
Het publiek wordt eigenlijk niet op de hoogte gebracht over hoe slecht dit systeem werkt.

Een alternatief zou de CO2-uitstoot verminderingsplicht (decarbonisatie) kunnen heette. Het recht om te vervuilen wordt dan tevens gekoppeld aan een plicht om per geproduceerde energie-eenheid een vermindering op de CO2-uitstoot te bewerkstelligen. Het maakt dat de fossiele energie-producenten investeren in CO2-arme productieprocessen, terwijl ze nog steeds hun bestaande productiemiddelen kunnen blijven benutten totdat ze afgeschreven zijn.
Omdat het percentage decarbonisatie steeds verder toeneemt zal opnieuw investeren in fossiele productiemiddelen niet aantrekkelijk zijn. Het opleggen van een decarbonisatie maakt het speelveld tussen bestaande fossiele energieproductie en nieuw te investeren duurzame energieproductie weer enigszins gelijk. De bruinkool-, steenkool- en gascentrales kunnen de ruimschoots aanwezige prestatie in CO2-uitstoot vermindering door de duurzame productie-installaties overkopen om op die manier niet allerlei onwenselijke en onrendabele bijstookproducten te moeten gebruiken. Maar dat alles in gewisse zekerheid dat aan hun manier van produceren een eind gaat komen.

De waarde van een ton CO2-uitstootvermindering volgt als vanzelf uit de hoeveelheid die er op de markt te koop is. De overheid kan administratief geen extra hoeveelheid creëren, het is immers een reëel product. Het enige wat de overheid kan doen is het percentage decarbonisatie onder de beschikbare markthoeveelheid houden, maar meer dan dat kunnen ze niet doen.
Wanneer het percentage decarbonisatie aansluit bij de hoeveelheid die op de markt beschikbaar is zal de prijs zich in de buurt van het boetebedrag voor niet gehaald CO2-uitstoot vermindering begeven. In Duitsland is die voor het decarbonisatie-systeem, geldig voor wegtransportbrandstoffen, gesteld op €470,- per gemiste ton CO2. De markt aldaar schikt zich naar ongeveer de helft van dit bedrag. Een soortgelijk boetebedrag voor de energiemarkt zou de productie van duurzame en decarboniserende energie uit de rode cijfers halen, en daarmee een waarde toekennen aan dit uniek facet van deze vorm van energie, waarvoor al die tijd geen ene cent is worden betaald.

In een volgende bijdrage wordt op de manier van subsidiering van
duurzame energie (SDE) ingegaan en vergeleken met de opbrengsten-
kant van decarbonisatie (CO2-uitstoot verminderingsplicht)om te laten zien  dat decarbonisatie nu netto de burger niets meer kost dan dat het nu al het geval is terwijl het daarvoor terdege blijvend duurzaam wordt geproduceerd.

Klimaattop Parijs: Decarbonisatie – gastbijdrage_1

Jos Klomp heeft mij aangeboden zijn visie weer te geven op enkele aspecten van de politieke regulering van CO2 – emissies en energiesubsidies.
Jos Klomp heeft een HBO-opleiding microbiologie  en houdt zich bezig met gas(mengsels) in cylinders voor analytische doeleinden. Hij heeft tevens te maken met de productie van biomethaan en de inzet daarvan om diesel door vloeibare biomethaan te vervangen.
gasworks bv
Hij is directeur van Gasworks BV ( www.gasworks.nl/ ) en woont in Eindhoven.

Klomp heeft andere dan de nu officieel geldende opvattingen over het tegengaan van CO2-emissies en het subsidieren van energieprojecten. Hij heeft gevraagd om zijn mening in deze kolommen te mogen weergeven. Het gaat om een serieus betoog over onderwerpen die voor deze website relevant zijn, en waarin ik mij een heel eind herken.
Desalniettemin blijft het een gastopinie – de meningen zijn die van Klomp.

Dit artikel is de eerste in een serie van drie.

——————————————

Klimaattop Parijs: Decarbonisatie

Om de opwarming van de aarde tot minder dan 2˚C te laten doen toenemen, moet de uitstoot van CO2 afnemen. Dat kan op twee manieren.

Men bespaart CO2-uitstoot door afname van energiegebruik. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, omdat het op enig moment ingrijpt op het handelen van de mens, z’n manier van leven of het raakt aan zijn economische activiteit. Allemaal zaken waar we allen van weten dat ze een behoorlijk belemmering zijn om CO2-uitstoot te laten afnemen.

Men kan ook CO2-uitstoot besparen door de hoeveelheid CO2  die het energieverbruik uitstoot, te verminderen. Decarboniseren heet dat. Dan kan het energieverbruik gewoon blijven wat het is, maar vervangen we de energieproductie door een energieproductie uit CO2-arme bronnen.

Maar, zult u zeggen, dat doen we toch al. We maken toch al duurzame energie. Dat klopt, maar wat we niet laten meewegen in die duurzame energieproductie is de CO2 die ontstaat. Daar wringt de schoen. Voor wind en zon is daar geen probleem mee. Voor aardwarmte alleen als het grondwater niet vervuild raakt. Voor biomassa ligt het een stuk moei-
lijker. Daar kan het zelfs zo zijn dat het middel erger is dan de kwaal, maar aan de andere kant zijn er ook bewezen nuttige toepassingen met behoorlijke rendementen op decarbonisatie.

Het inzicht dat duurzame energie ook een rendement moet hebben in decarbonisatie is vooralsnog alleen voor transportbrandstoffen in bindende EU-richtlijnen komen vast te liggen. Daar staan de doelstellingen op 10% duurzame brandstof  en 6% decarbonisatie in 2020. Dat is voor elke Lidstaat gelijk.

De doelstelling voor 6% decarbonisatie echter worden op grond van 10% duurzame brandstof niet met zekerheid gehaald. De Duitse regering heeft in 2014 bij wet de 6% decarbonisatie leidend gemaakt ten opzichten van de 10% duurzame brandstof doelstelling. Met andere
woorden, Duitsland vindt het belangrijker dat de brandstof blijvend minder CO2 uitstoot. Maar om de duurzaamheid niet uit het oog te verliezen, is in dezelfde wet opgenomen dat alleen decarbonisatie wordt meegeteld als de duurzame brandstoffen gecertificeerd zijn conform EU-richtlijnen.

Hoe werkt zo’n regelgeving?  Aan fossiele vloeibare brandstof (diesel en benzine) is in de EU een CO2-uitstoot toegekend van 83,8gram per MegaJoule. Op die uitstoot is de decarbonisatie van toepassing. In 2016 is dat nog 3,5% en in 2020 zal dat 6% zijn. Om op 83,8gram 3,5% CO2-uitstoot reductie te bereiken moet de uitstoot met 2,933gram afnemen. Echter, fossiele brandstoffen blijven altijd evenveel CO2 uitstoten. Dus zal in de verkoop van brandstoffen een andere brandstof opgenomen moeten worden die een veelvoud van 2,933gram minder CO2-uitstoot kent, een CO2-arme biobrandstof. Dat kan door bijmengen, of met een aparte brandstof ernaast, of door bewezen CO2-uitstoot reductie (decarbonisatie) van andere over te kopen.  

Stel men verkoopt voor 1.000.000MJ aan fossiele brandstof dan zal voor 2,933ton CO2 van totaal 83,8ton aan decarbonisatie plaats moeten vinden. Door bijvoorbeeld een 5% bijmenging betekent dat, dat de bijgemengde biobrandstof een 20-voudige decarbonisatie prestatie in zich moet hebben om het geheel aan de 3,5% verplichting te laten voldoen. Oftewel  83,8 -20×2,933= 25,14gram CO2 per MegaJoule biobrandstof.
Doordat de verplichting steeds verder wordt verhoogd, neemt de vraag naar beter presterende biobrandstoffen alsmaar toe en worden CO2-arme brandstoffen waardevoller.

Een soort gelijk systeem zou voor duurzame energie ook kunnen gelden. De rol van bruinkool, steenkool en nucleair is dan vrij snel uitgespeeld, en daarna die van aardgas. Van de duurzame energiebronnen zouden dan biomassa´s zoals landbouwgewassen en hout op termijn geen functie meer kunnen vervullen als een primaire energiebron.

Alles laten bestaan uit duurzame energie, zonder dat die een rendement op decarbonisatie moeten aantonen, is een weg die weinig voortgang maakt met de afspraken die gemaakt zijn in Parijs. Decarboniseren maakt dat er wel CO2-uitstoot vermindering plaats heeft, maar dat er niet dwingend gestuurd wordt op energiegebruik.

In een volgende bijdrage wordt de werking van het beprijzen van CO2-uitstoot (de CO2 -uitstootrechten) afgezet tegen het beprijzen van decarbonisatie (CO2-uitstoot verminderingsplicht) om te zien hoe die ten opzichte van elkaar functioneren.

 

LIDL gaat alle winkels van zonnepanelen voorzien en begint met gratis laadpalen (update)

(Bron: Solar Magazine 25-2016)

De LIDL gaat in Nederland elk jaar 10 supermarkten van zonnepanelen voorzien. Daar steekt het bedrijf elk jaar €2 miljoen in. Men denkt aan 400 tot 500 panelen per winkel. De LIDL heeft in totaal in Nederland 407 locaties (winkels en distributiecentra).
Op dit moment liggen er op ruim 20 locaties 12.000 panelen.
LLIDL zonnepanelen-r

Daarnaast heeft de LIDL ook andere duurzaamheidsprojecten. In 2020 bijv. moeten alle winkels door LED’s verlicht worden.

Een interview met de manager energiezaken van de LIDL, Arnold Baas, is te vinden –> lidl gaat alle winkels van zonnepanelen voorzien

——— (toevoeging dd 26 juni 2016)—–

De LIDL gaat in 2016 ook laadpalen zetten bij diverse nieuwe vestigingen in Nederland. Daar kunnen de klanten tijdens hun boodschappen doen gratis de auto-accu opladen. Volgens de berichten kost dat 20 minuten.
Uit een opinie-onderzoek onder 320 gebruikers van een elektrische auto blijkt, dat die wel een eindje willen omrijden en bij de LIDL inkopen, als ze daar elektrisch kunnen tanken.

laadpaal LIDL

Op werkbezoek bij zuivelboerderij Den Eelder

Tijdens het provinciale Energiefestival op 1 juni 2016 waren er allerlei workshops en excursies. Een interessante excursie ging met de bus naar zuivelboerderij Den Eelder, bij Kerkwijk en Ammerzoden. Eigenaar is de familie Van der Schans.
Zie ook http://www.deneelder.nl .
koeien op Den Eelder
Op Den Eelder hebben ze momenteel 550 melkkoeien en 350 stuks jongvee op eigen (zware klei)grond. Het is dus een relatief grote boerderij. Een deel van de koeien staat een deel van de tijd in de wei.

Den Eelder draait (het zijn mijn woorden, niet die van hen) half-biologisch. De familie zegt veel elementen van biologisch boeren toe te passen, maar ze gebruiken kunstmest en ze passen in een eerder stadium dan biologische boeren curatieve antibiotica toe. Preventieve antibiotica worden niet toegepast.

De familie Van der Schans wilde wat betekenen voor een duurzamer aarde. Op zijn minst moest het eigen bedrijf energieneutraal. Ze wilden niet aan een windturbine en kozen uiteindelijk voor het vergisten van de mest van hun koeien.

Daar kun je twee kanten mee op: mono- en covergisting. Bij monovergisting wordt alleen de mest zelf vergist, bij covergisting gaat er plantaardig materiaal en bepaalde soorten afval en reststoffen bij. Elk van beide technieken heeft voor- en nadelen.
Covergisting brengt makkelijk 5 tot 10 keer zoveel op (in mest zelf zit niet heel veel energie, die zit vooral in de maïsstengels en het bermgras dergelijke), maar de prijzen van covergistingsmateriaal kunnen omhoog schieten bij schaarste en/of als ze in Duitsland gesubsidieerd worden.
Uiteindelijk heeft men op Den Eelder voor monovergisting gekozen op het eigen erf.

De mestschuif
De mestschuif

De mest wordt verzameld met een permanent doorlopend schuifsysteem, naar de vergister gevoerd en daar in real time verwerkt. Daardoor komt er maar heel weinig methaan uit de mest in de atmosfeer. Dat is een groot voordeel, want het is een krachtig broeikasgas.

Omdat er in mest op zich relatief weinig energie zit (het is veel water), is voor een bescheiden vermogen een forse installatie nodig.

De monovergister. (op de foto dhr. Gosselink van de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij BOM)
De monovergister.
(op de foto dhr. Gosselink van de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij BOM)

De installatie verwerkt 15.000 ton dagverse mest per jaar en produceert daarmee jaarlijks via een gasmotor 0,50 miljoen kWh elektrische energie (1,8TJ) en (via die motor en een kachel) 1,5 kWh miljoen warmte (5,4TJ) in de vorm van water van 110⁰C.
De installatie heeft €800.000 gekost en bespaart jaarlijks voor 10% van dat bedrag aan stroom en gas. Daarnaast krijgt  Den Eelder 12 jaar lang SDE+ subsidie. Het komt net uit.

Het processchema
Het processchema

Daarnaast liggen er bij Den Eelder ongeveer 1100 zonnepanelen op het dak van de bedrijfsgebouwen. Die moeten volgens de gangbare statistiek jaarlijks ongeveer 0,85TJ leveren.

Een deel van de 1100 zonnepanelen
Een deel van de 1100 zonnepanelen

Als je alles optelt (wat officieel niet mag) kom je aan 8,0TJ per jaar. Dat dekt volgens Van der Schans ongeveer de eigen jaarlijks energiebehoefte. Hij levert niet veel terug aan het net.

Van der Schans erkent de gangbare wijsheid dat het vergisten niet helpt voor de fosfor- en stikstofproblematiek, waaraan de wettelijke bepalingen zijn opgehangen. Hij zou ooit nog wel eens een scheidingsinstallatie achter zijn vergister willen hangen om het restproduct uit de vergister, het digestaat, tot kunstmestvervanger op te waarderen..

Een blik op de melkverwerkingstechniek
Een blik op de melkverwerkingstechniek

Als men de zaal met de melkverwerkingstechniek ziet, en de vergister en de zonnepanelen, rijst de vraag in hoeverre het eigenlijk zinvol is een scherpe scheiding te hanteren tussen een agrarische en een industriële bestemming.
Bij de Raad van State speelt dat ongetwijfeld een rol. Maar als die niet in beeld is, kan men zich gevoeglijk de vraag stellen hoe materieel eigenlijk het verschil is tussen een groot boerenerf en een klein industrieterrein.

Brabants Energie Akkoord officieel getekend

Tijdens het Energiefestival in het Provinciehuis in Den Bosch, op 1 juni 2016, is het Brabantse Energie Akkoord (BEA) door een groot aantal partijen getekend. Voor het officiële verhaal van de provincie zie www.brabant.nl/actueel/nieuws/2016/juni/16-partijen-gaan-voor-duurzaam-brabant.aspx .

Het gezelschap ondertekenaars van BEA 2.0
Het gezelschap ondertekenaars van BEA 2.0, inclusief  een glimmende gedeputeerde Annemarie Spierings (D66)

Door de ondertekening is de oude tekst uit 2015 van het Brabantse Energie Akkoord opgewaardeerd tot BEA 2.0 . De tekst zelf is niet veranderd, maar er is een mooi kaftje aan toegevoegd en, wat belangrijker is, een groot aantal handtekeningen.

BMF-directeur Nol Verdaasdonk tekent
BMF-directeur Nol Verdaasdonk tekent

Ik ben niet enthousiast over de originele tekst van BEA. De tekst bestaat vooral uit monologen van afzonderlijke deelnemers met onvoldoende centrale regie die van dat verhaal een geheel maakt. De tekst spreekt wel goede bedoelingen uit (1,5% per jaar bezuinigen en daarna in 2020 14% duurzaam), maar is technisch niet goed genoeg om een concreet programma op te baseren en dat te kunnen afrekenen. Zie https://www.bjmgerard.nl/?p=695 .
Er zit bijvoorbeeld onwaarschijnlijk weinig zonne-energie in het ak-
koord en onwaarschijnlijk veel biomassa. Ik heb geen principieel bezwaar tegen biomassa (mijn mening is ja, mits mits mits), maar de 28PJ in het BEA zou ik niet meteen voor mijn rekening durven nemen.
Het verhaal is indertijd teveel in haast afgeraffeld, zodat de tekst beschikbaar was bij het aantreden van het nieuwe College van GS. Dat is gelukt.

Goed. Een product dat de goede bedoelingen heeft, is nu breed onder-
tekend. Laten we het erop houden dat een matige tekst, die breed ondersteund is, beter is dan een goede tekst die niet ondertekend is.

Niet dat het een gelopen race is dat de goede voornemens in 2020 inderdaad gerealiseerd zullen blijken. Er wordt veel te weinig deugdelijk kwantitatief gedacht. Dat had moeten gebeuren in de Uitvoeringsagenda Energie, waarover ik ook het nodig geschreven heb ( zie o.a. https://www.bjmgerard.nl/?p=2702 en www.bjmgerard.nl/?p=2722 en https://www.bjmgerard.nl/?p=2755 ).

Mijn Open Podium-presentatie
Mijn Open Podium-presentatie

Ik verwacht dat in 2020 gebleken zal zijn dat de kwantitatieve doelstelling niet gehaald zal zijn. Daarom heb ik voor gesteld om alvast een reserveprogramma te definieren, bestaande uit 5PJ zonne-energie uit parken op de grond. Ik heb dat verwoord in een podiumpresentatie tijdens de lunchpauze. Voor de tekst –>  Verhaal bij het provinciale Energiefestival op 1 juni 2016 .

Ik blijf de ontwikkelingen volgen en zal ook mijn SP-fractie in PS over dit onderwerp adviseren.

Tijdens het festival vond een groot aantal workshops en excursies plaats. Ik heb er enkele bij kunnen wonen. De excursie naar een melkveebedrijf loonde genoeg de moeite voor een apart verhaal.

 

Verslag demonstratie Duitse bruinkoolmijn – Ende Gelände

Ik heb in deze kolommen een aankondiging gezet van een demonstratie bij de de Duitse bruinkoolmijn in de Lausitz. Die demonstratie is een succes geworden.

Actievoerders bij Ende Gelände 2016
Actievoerders bij Ende Gelände 2016

In het online-blad De Correspondent staat een verslag. Zie https://decorrespondent.nl/4574/Demonstreren-voor-het-klimaat-Deze-mensen-deden-het-wel .

Ik vind overigens De Correspondent een goede krant. Ik lees hem zelf al een tijd en haal er veel uit. Dat leidt soms tot artikelen op deze site.

Ik raad anderen aan zich ervoor in te schrijven.

Belgische nucleaire prof tegen heropstart van Doel3 en Tihange2 – update2: ondeugdelijk staal gebruikt

In een groot interview in het Belgische blad Knack (http://www.knack.be/nieuws/belgie/de-scheuren-in-doel-3-en-tihange-2-kunnen-groeien/article-longread-672639.html ) stelt professor Walter Bogaerts “Met wat ik nu weet, zou ik een heropstart van de kerncentrales niet langer aanbevelen.”

Walter Bogaerts
Walter Bogaerts

Bogaerts is niet de eerste de beste. Hij is specialist in corrosie en metaalmoeheid in roestvrij staal, hoogleraar in Leuven en Gent, en een wereldwijd geraadpleegde expert in de petrochemie en de nucleaire sector.
Hij is geen activist tegen kernenergie. Integendeel, hij is ruim vijf jaar CEO geweest van Belgoprocess, een bedrijf dat geconditioneerd is in de verwerking, conditionering en opslag van kernafval.

Desalniettemin is hij het niet eens met de Belgische nucleaire waakhond, de FANC (Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle), en met het StudieCentrum voor Kernenergie SCK. Het verschil van inzicht gaat over Bogaerts’ vak, corrosie, in dit geval in de 20 cm dikke wand van het reactorvat (waarbinnen zich water van 3400C onder 150 atmosfeer bevindt. De corrosie leidt tot dunne, maar behoorlijk lange behoorlijke scheuren die evenwijdig aan het oppervlak lopen.
De discussie is niet zozeer of er corrosie kan optreden (dat staat vast), maar over a) hoe erg het is en met name b) of het erger wordt en c) of het metaal het zodanig kan begeven dat het water uit het vat loopt.
Het FANC en het SCK geven op deze drie vragen een geruststellend antwoord, Bogaerts (en zijn collega Digby Macdonald) niet (zie FANC-standpunt )

In de politiek moet men soms op basis van tegenstrijdige gegevens een besluit nemen, ook al zou je dat niet willen. De vraag is dus wie je gelooft als de deskundigen het oneens zijn.
Voor zover ik het probleem begrijp (corrosie is mijn vak niet), zijn er drie redenen waarom een stalen reactorvat kan gaan corroderen:
– Waterstofverbrossing (er zamelt zich in en tussen de kristallen steeds meer waterstof op, een bekend probleem). Als je aanneemt dat die waterstof alleen in het metaal terecht gekomen is bij de fabricage van de vaten, zit je op de lijn van de FANC, en als je aanneemt dat het een voortschrijdend proces is omdat de straling in het reactorvat steeds opnieuw watermoleculen splitst en waterstof en zuurstof, kom je dichtbij het standpunt van Bogaerts terecht (die in het interview dit niet met zoveel woorden gezegd heeft)
– Neutronenbestraling is een bekende oorzaak van verbrossing, die voortdurend doorgaat.
– Thermische stress in het materiaal door aan- en uitzetten van de centrale, wat op gezette tijden plaats vindt.
Volgens mij zijn het allemaal structurele en cumulerende oorzaken, die bovendien in vereniging werken.

Kristalfouten bij de fabricage zijn meestal, zoals Bogaerts zegt, ‘een vingernagel groot’. Bij de stillegging in 2012 vond men scheuren tot ruim 2 cm, en na de stillegging in 2014 van 15 tot 18 cm. Intussen zijn ook de detectiemethodes verbeterd, maar ‘ook in de vroege jaren ’80 bestonden er wel degelijk methoden om scheuren op te sporen’. En waarom ze toen dan niet ontdekt werden (Bogaerts) ‘omdat ze er niet waren of alleszins niet zo groot waren.’ en de FANC ‘de ingenieurs die destijds de ultrasooninspecties hebben uitgevoerd op basis van hun ervaring geoordeeld hebben dat er geen fouten gevonden waren die expliciet in het inspectieverslag moesten worden vermeld. Dat was conform de praktijken van die periode.’ En de FANC vindt de 15 tot 18 cm overdreven hoog ingeschat.
Een praktijktest met intensieve neutronenbestraling leidde tot spectaculair slechte en tot nu toe niet uitgelegde resultaten.
Bogaerts en de FANC zijn het erover eens dat deze reactievaten afgekeurd zouden worden, als je er nu mee kwam aanzetten.

Tihange

De discussie heeft internationaal aandacht getrokken, onder andere van de overheden uit naburige landen. De stad Aken heeft de exploitant van Tihange voor de rechter gedaagd. Die rechter krijgt daar een aardige klus aan.
De Duitse deelstaten NoordRijnland-Westfalen en Rijnland-Palts hebben aangekondigd een gezamenlijke klacht in te gaan dienen bij de EU en de Verenigde Naties.
De discussie laait nog hoger op omdat het kabinet net in deze tijd jodiumpillen ging verspreiden.

Op 11 maart 2016 meldde de Rheinische Post, dat de Belgische kerncentrales in Doel en Tihange niet over een gefilterd overdrukventiel beschikken. Dat is een voorziening die het mogelijk maakt om bij een calamiteit (bijvoorbeeld het smelten van de reactorkern) de ontstane overdruk gefilterd en gecontroleerd te lozen in plaats van ongefilterd en ongecontroleerd (bijv. bij een gunstige windrichting).
Alle Duitse centrales hebben na Tsjernobyl zo’n voorziening gekregen. Andere landen waren daar later mee, maar Fukushima heeft ook daar de doorslag gegeven.
Overigens helpt een filter alleen tegen deeltjes en niet tegen gasvormige splijtingsproducten zoals krypton en xenon.

Op 14 mei meldde de Belgische krant De Tijd dat de kans bestaat dat de kerncentrales stalen onderdelen bevatten die niet aan de normen voldoen. Men heeft het vele decennia niet al te nauw genomen in de Franse Creusot-fabrieken waar het staal vandaan komt. De Franse kerncentralebouwer Areva heeft de onderneming een jaar of tien geleden overgenomen. Areva heeft moeten opbiechten dat bij 400 onderdelen ‘onregelmatigheden’ waren vastgesteld.

Uitbater Electrabel van Doel en Tihange heeft gezegd dat het ‘te vroeg is voor conclusies‘.
De nucleaire waakhond FANC is sinds kort met de zaak bezig en heeft opheldering bij Areva gevraagd.

Voor het artikel in De Tijd zie http://www.tijd.be/ondernemen/milieu_energie/Onderzoek_sjoemelstaal_in_kerncentrales.9766259-3088.art .

Mijn politieke oordeel is dat het verhaal tegen heropening van Doel3 en Tihange2 een stuk sterker is dan het verhaal vóór heropening.

Dit oordeel is gebaseerd op de specifieke kenmerken van deze situatie. Mijn negatieve houding tegenover kernenergie is niet principieel. Als men ooit een centrale-ontwerp bedenkt dat bij atmosferische druk werkt, beheersbare corrosieproblemen kent, vanzelf stopt bij een ongeluk, afval produceert dat niet langer dan een paar honderd jaar radioactief blijft, en waarmee men moeilijk kernwapens kan maken, dan ben ik daar niet om principiële redenen tegen. Zo’n centrale bestaat nu niet en mogelijk is hij niet meer nodig als we twintig jaar verder zijn.
Maar dat laatste moet eerst nog blijken.

De demonstratie in Antwerpen tegen heropening van Doel en Tihange op 12 maart 2016
De demonstratie in Antwerpen tegen heropening van Doel en Tihange op 12 maart 2016

Op 19 januari hebben de Brabantse en Zeeuwse Milieufederaties, samen met WISE en de West-Brabantse milieuorganisatie Benegora, een openbare avond georganiseerd over hetzelfde onderwerp. Er waren ca 150 mensen.

Een verslag van de avond treft u aan hier –> Geslaagde informatieavond over kerncentrales Doel_19jan2016_BMF .

Waarom is de stroom zo goedkoop – en hoe gaat dat verder?

De prijsontwikkeling
Niet iedereen zal zijn stroomrekening goedkoop vinden. Ik betaal nu bij Greenchoice €0,20 per kWh en daarnaast vastrecht en netbeheerkosten per dag.

Toch bedriegt de schijn.
prijsverloop elektriciteit en aardgas

De blauwe lijn geeft de gemiddelde kWh-prijs. Als je op de beurzen kijkt, zit momenteel de prijs, die momenteel meestal onder de €30/MWh ( 3,0 cent/kWh) zit, zelfs nog onder de blauwe lijn. Greenchoice gooit er
bedrijfskosten op en rekent mij een kWh-prijs van zowat 6 cent/kWh.
De rest van het bedrag, 14 cent/kWh is een optelsom van drie belastingen waarvan er één, de ODE, specifiek voor duurzame energie bedoeld is, in casu de SDE+ regeling dekken.

Stroom wordt onder de kostprijs verkocht
De productiekosten per kWh van nagenoeg alle vormen van energieopwekking liggen een stuk hoger. Voor de duurzame vormen van energie geeft de jaarlijkse SDE+ – tabel een goede indruk van de kostprijs, die een gemiddelde inrichting in Nederland moet maken om één kWh stroom op te wekken. Ik heb over de SDE+ regeling al eerder geschreven (zie Voorbeelden van de SDE+ regeling voor duurzame energie (update 2016) ) .

Die laat zich het beste uitleggen met een plaatje hieronder. Het komt uit de Kamerbrief van Kamp over de SDE+ van december 2015.
Een standaard-inrichting wordt geacht om op het moment van de subsidietoekenning stroom te kunnen maken voor 8,0 cent/kWh (waarin inbegrepen rendementsaannames). Die prijs wordt geacht gedurende de rest van de looptijd dezelfde te blijven (de horizontale bovenste lijn).
Zie nu als voorbeeld jaar 5 in het plaatje. Dan blijkt dat ‘de markt’ 5,0 cent/kWh betaald te hebben (de rechtopstaande groene lijn bij 5 jaar). Het Rijk betaalt dan het resterende bedrag, zijnde 3,0 cent/kWh (de
rechtopstaande paarse lijn bij 5 jaar).
In voorbeeldjaar 14 blijkt de marktprijs boven de kostprijs gelegen te hebben en krijgt de exploitant niets (subsidie overbodig).
In voorbeeldjaar 2 en 3 zakt de marktprijs onder een in de wet vastgesteld ondergrens, in dit geval 4,0 cent/kWh (de middelste horizontale blauwe lijn). De subsidiering zakt dan niet mee en blijft uitgaan van 4 cent/kWh. De inrichting krijgt dus 3,0 cent uit de markt en 4,0 cent uit subsidie en haalt dus de kostprijs van 8 cent/kWh niet. Deze situatie doet zich momenteel bij een anatal duurzame energie-inrichtingen voor.
Bovendien krijgen in de nieuwe SDE+ regeling de meeste producenten niets als de stroomprijs negatief wordt (wat kan).
Niet voor niets meldt het Financieel Dagblad op 14 april 2016, toen de marktprijs 2,6 cent/kWh was, dat volgens de Windunie 30% van haar leden ‘in de gevarenzone’ zat, vooral die met de kleinere molens.

Werking van het SDE+ systeem
Werking van het SDE+ systeem

De lage stroomprijs nekt de oude fossiele mastodonten op energiegebied en sommige milieuorganisaties tonen zich daar blij over. De lage stroomprijs nekt echter even goed de duurzame sector, die het soms zelfs met subsidie niet meer dreigt te redden.

Feitelijk is het raar. Voor kolenstroom (de goedkoopste bron) wordt meestal een kWh-kostprijs genoemd (kaal, dus zonder aandacht voor de neveneffecten) van 4 tot 6 cent/kWh , voor gas rond de 8 cent/kWh en voor kernenergie 9 – 11 cent/kWh.
Je vraagt je af hoe het eigenlijk überhaupt nog mogelijk is om elektriciteit op te wekken tenzij als de kolen tegen dumpprijzen verkocht worden. En inderdaad, zelfs het grootste particuliere steenkolenbedrijf ter wereld Peabody is in april 2016 failliet gegaan.

De (inmiddels failliete) kolenmijn Peabody
De (inmiddels failliete) kolenmijn Peabody

De oorzaken
De beheerder van ons hoogspanningsnet Tennet schrijft hier jaarlijks over, Het meest recente bericht (dd 7 april 2016) is te vinden op http://www.tennet.eu/nl/nl/nieuws/article/marktprijzen-elektriciteit-in-nederland-dalen-verder.html .
Nederlands productievermogen 2014-2015
duits productievermogen 2014-2015

Tennet noemt twee hoofdoorzaken:
–  de hoge importvolumes uit Duitsland als daar veel zonne- en windenergie geproduceerd wordt. Er liggen inmiddels drie verbindingskabels en de vierde is in de maak.
De import (vooral uit Duitsland) bedroeg in 2015 bijna 31GWh, de export (vooral naar Belgie en Groot –Brittanie 22GWh.
–  In 2014 en 2015 kwam er in Nederland 3,3GW aan kolencentrales bij, waar tegenover stond dat er 2,2GW aan gascentrales in de mottenballen gingen.
Er is dus een klassiek overproductieprobleem, waarvan de onrendabele top gedragen wordt door de bedrijfsreserves en door de Duitse en Nederlandse staat uit de belastinggelden. “De consument profiteert” zoals Tennet blij vertelt, maar de belastingbetaler betaalt meer.
Niet voor niets heeft minister Kamp de belangrijkste subsidieregeling voor duurzame energie, de SDE+ , verhoogd van bijna 4 naar 8 miljard Euro in 2016, gesplitst in twee gelijke tranches. Voor de eerste tranche is inmiddels voor ruim 8 miljard aan aanvragen ingediend.

In feite is een belangrijk deel van het verhaal dat het Duitse subsidiesysteem concurreert  met het Nederlandse subsidiesysteem.

Wat zou de stroomprijs gaan doen?
In de elektronische Nieuwsbrief van Ensoc (april 2016, www.ensoc.nl/kennisbank/wordt-elektriciteit-steeds-goedkoper ) stond een verhaal van Eric Velthuizen met een eenvoudig matrixje wat verhelderend is.
prijsmatrix energie_ensoc_vVelthuizen_mei2016
Velthuizen is zomaar een privépersoon, dus geen officieel erkende beroepswaarzegger, maar zit in beroepen waardoor hij enige ervaring heeft. OP zijn minst is zijn schema een nuttige denkhulp.
Velthuizen meent dat op korte termijn scenario 3 geldt: de subsidies worden niet afgeschaft en de overproductie groeit. Zelfs als de kolencentrales allemaal dicht gaan, komt er meer duurzame GW bij als er fossiele af gaat. De stroomprijs daalt dan nog verder.
Op de lange termijn hangt het van de politiek af. Velthuizen acht dan een hogere prijs “mogelijk en aannemelijk”, mede omdat hij verwacht dat de besparing steeds moeilijker wordt.

Wat is wijsheid?
Velthuizen drukt het onder zijn kopje “Kosten Energiewende” als volgt uit:” De kosten van de Energiewende nemen toe; ook in Nederland. De situatie wordt op termijn onhoudbaar. Het is nu al zo dat de kosten voor de aan energieverbruik gerelateerde belastingen hoger zijn dan de commodity zelf. De roep om aanpassing in Nederland en daarbuiten wordt luider, en zal mijns inziens op termijn worden gehonoreerd. Dan speelt nog de aanpassing van ETS; vanaf het begin teveel rechten, teveel beschermen van nationale belangen en te weinig samenhang met andere EU-regelgeving of teveel gesegregeerd beleid. Daling van het fossiele energieverbruik doet het overschot aan rechten toenemen.”  En onder het kopje “Subsidies en salderen” Subsidies en salderen geven de energietransitie een enorme impuls. Het maakt de bouw van enorme windparken mogelijk en maakt van consumenten prosumenten. Het ongestraft kunnen leveren en terugleveren drijft de negatieve spiraal steeds harder aan. Meer subsidies leiden tot een grotere onrendabele top en hinderen de introductie van innovaties, zoals opslagsystemen of nieuwe leveringsproducten. Leveranciers wensen nu een capaciteitsvergoeding en netbeheerders staan voor voor een grote uitdaging bij het investeren in de netten. De kosten blijven gelijk of nemen toe; de inkomsten dalen. Inmiddels is duidelijk dat een ongebreidelde uitbreiding niet wenselijk is. Er wordt voorzichtig gesproken over het beperken van het salderen.”
Klagen over de salderingsregeling doen bijvoorbeeld bedrijven die thuisbatterijen aanbieden, en doet de TUE die ook met allerlei opslagtechnieken bezig is.

De Duityse zonne-energiepiek
De Duitse zonne-energiepiek

In feite doen wij waar het IMF over klaagt, namelijk een steeds zwaarder systeem van energiesubsidies optuigen. De SDE+ is immers niet de enige subsidie. Er zijn ook afnamesubsidies (zoals die voor grensoverschrijdend luchtvaart- en scheepverkeer en de grootverbruikerskorting) die Nederland miljarden per jaar kosten en hun eigen perverse werking hebben.
Zie ook IMF over mondiale energiesubsidies en Energiesubsidies in Nederland

Vooralsnog wil ik hier niet meer wijsheid tonen dan ik heb.
Het lijkt mij dat het systeem in een overgangsperiode, die een nader te bepalen aantal jaren duurt, een zachte landing moet maken en dat men voor elektriciteit gaat betalen wat het kost. Maar dan wel op basis van enkele belangrijke voorwaarden:
–  Het ETS wordt rigoureus aangescherpt, om te beginnen tot minstens €40 per ton CO2 (nu €5/ton), zodat de klimaateffecten een reële prijs krijgen.  Als er teveel ETS-rechten zijn, moeten die uit de markt worden genomen.
–  Ook andere neveneffecten, zoals die op de luchtkwaliteit en de winningsmethode en de recycling, moeten in de prijs worden opgenomen
–  Ook de grootverbruikerskorting wordt afgeschaft of op zijn minst sterk beperkt
–  Belastingvoordelen voor grensoverschrijdende lucht- en scheepvaart moeten verdwijnen
–  Subsidies moeten weer worden wat hoort, namelijk tijdelijk met een looptijd die te overzien is en vooral voor innovaties
–  Een goed gespreide elektriciteitsmix (productie en opslag) is wat waard en mag wat geld kosten. De stroom hoeft niet alleen uit de goedkoopste bron betrokken te worden.
–  Een flink deel van de bespaarde subsidiegelden wordt omgezet in belastingverlaging.

Ik moet eerlijk zeggen, ik zie dit allemaal nog niet zo snel gebeuren, mede omdat het alleen Europees kan of zelfs nog ruimer internationaal. Maar het is in elk geval iets waar naar toegewerkt zou moeten worden.

Hoogste CO2-concentratie ooit gemeten

In de online-editie van de Scientific American van 14 april 2016 schrijft David Biello dat men op het bekende station op de Hawaiaanse Mauna Loa-bergtop op 9 april 2016 de hoogste CO2 – concentratie ooit gemeten heeft, nl 409.44ppm.
Niet alleen de waarde zelf, maar ook de stijging ernaar toe, zijnde ruim 5 ppm, is een record.

De eerste meting op de Mauna Loa, in 1958, zat bijna 100ppm lager. Die 100ppm is grofweg goed voor 1ºC extra.

CO2-registratie op de Mauna Loa van mei 2014 t/m april 2016
CO2-registratie op de Mauna Loa van mei 2014 t/m april 2016

The world may have seen the last of air with CO2 levels below 400 parts per million” geeft Biello als tussenkop.

Hij geeft de specifieke schuld (bovenop de algemene trend) aan El Niño, aan de aangestoken bosbranden in Indonesie en aan de niet-aangestoken bosbranden overal ter wereld.

Zie de link naar het artikel van Biello