Klimaateffecten in Brabant–4: klimaatadaptatiemaatregelen

Eerdere onderzoek over klimaateffecten in steden en denkbare
maatregelen daartegen is samengebracht in het “Eindrapport Climate Proof Cities” (eindredactie TNO, oktober 2014), (https://www.wageningenur.nl/upload_mm/2/5/5/7716e799-561f-43b1-9a90-3d9593bb5965_CPC%20eindrapport_final.pdf )

Ik bespreek hier de maatregelen.

Ten overvloede: adaptatiemaatregelen tegen de gevolgen van de klimaatverandering vervangen geen maatregelen tegen de oorzaak. Veel steden willen op de lange termijn klimaatneutraal worden. Maar daarnaast vinden de inwoners het ook wel fijn als intussen hun kelder niet onderloopt en oma niet uitdroogt.

Indelingen
Er zijn twee klimaatproblemen: wateroverlast en hitte annex droogte.
Op verschillende schalen: gebouw, straat tot wijk, en stad en regio.
Sommige oplossingen passen bij de bestaande stad, andere vragen nieuwbouw of de stad moet op de schop.
Sommige zijn goedkoop en andere duur.

Maatregelen en hun effecten
UHImax als functie van oorzaken in Rotterdam
Je moet deze tabel over de luchttemperatuur op wijkniveau zó lezen:
– UHImax is het maximale temperatuurverschil tussen het platteland en stukken Rotterdam rondom een weerstation.
– het gebied rond een weerstation kan voor 3 tot 38% bebouwd zijn
– een stuk stad dat voor (bijvoorbeeld) 30% bebouwd is, is gemiddeld 0,34⁰C warmer dan een stuk stad dat voor 20% bebouwd is.
– 10%punt meer groen betekent gemiddeld 0,33⁰C koeler
– Het percentage open water heeft geen duidelijk gevolg. Water kan ’s nachts warmer zijn dan de omgeving, en het effect hangt af van de kenmerken van het water en de windrichting
groenafhankelijkheid van UHI

Op gebouwniveau ligt het soms anders. Zie onderstaande tabel met warmte- en neerslageffecten.
klimaatadaptatiemaatregelen gebouw
– ‘Albedo’ is hoeveel licht iets terugkaatst (100% spierwit). Een hoog albedo kan een woning koelen, vooral bij een slecht geïsoleerd dak.
Een wit dak op 9m hoogte scheelt ongeveer een halve tot hele ⁰C op leefhoogte, maar dat effect reikt minder dan 15m ver.
– De orientatie: met ramen op het oosten en westen heb je het sneller (te) warm, omdat de zon dan laag aan de hemel staat en rechtstreeks binnen schijnt.

Nu eerst iets over water, en dan weer terug naar de tabel.
Je kunt veel fijnmazige precisiegegevens in een computermodel stoppen en dan een forse bui doorrekenen. Dat geeft een situatiegebonden antwoord.
De algemene strategie is simpel: wateroverschotten in de bodem laten inzijgen of op een toegankelijke manier opslaan, de riolering verbeteren en gebieden onder laten lopen waar dat niet veel kwaad kan.

Het beste middel tegen warmte- als wateroverlast is de stad groener maken – op de grond. Een boom geeft schaduw en koelt door verdamping. Een boom is normaliter een koelmachine van 1 tot 2KW, maar dat kan oplopen tot 8 a 11kW. Veel bomen in een straat of park kan een paar ⁰C schelen. Die bomen moeten dan wel water hebben om te verdampen, en dat water moet de bodem in kunnen. ‘Ontharden’ is een goede strategie voor beide doelen.
effect_bomenrijen_straat
Groene daken werken matig.
Een ‘extensief’ groeimedium is dunner dan 15cm. De woning eronder merkt er weinig van, vooral als het dak toch al goed geïsoleerd was. Een dergelijk groen dak kan 5 tot 20 mm regenval tijdelijk vasthouden.
‘Intensieve daken’ zijn dikker dan 15 cm en werken beter als waterbuffer, vooral als ze ingericht zijn op een vertraagde afvoer. Maar op een gegeven moment is de laag verzadigd en moet hij eerst weer opdrogen.
Het thermische effect van groene daken op leefhoogte is niet groot en reikt hooguit een paar meter naast het dak.

Op 28 juli 2014 viel er op Deelen 132mm regen in één etmaal, waarvan 67mm in één uur. Daar is ook het beste riool niet tegen opgewassen. Zie ook http://www.riool.net/thema-s/extreme-buien .
Plekken waar tijdelijk water schadevrij kan worden opgeslagen zijn daarom waardevol. Oppervlaktewater is handig, maar als een plein of park van 4 hectare 2 cm onder water staat, is dat ook 800m3 water. Als dat 5* per jaar gebeurt, is dat niet meteen een ramp.
Het is evenzo verstandig om wegbermen lager te leggen, sloten te graven en wegprofielen aan te passen.

Geld, planning en bevoegdheden
Klimaatmaatregelen zijn zo afhankelijk van micro-omstandigheden dat ze een gemeentelijke taak zijn, die alleen samen met maatschappelijke partijen uitvoerbaar is. De gemeente moet wel op ondersteuning kunnen rekenen.

Aan verschillende oplossingen zijn zeer uiteenlopende kosten verbonden. De oplossingen hoeven echter meestal niet op stel en sprong gerealiseerd te worden. Vaak kunnen ze meeliften op reguliere werkzaamheden (stadsvernieuwing, rioolvervanging, herbestrating). Dat scheelt een slok op een borrel.

De gemeenten, provincies en waterschappen hebben zich verenigd in het Klimaatverbond ( http://www.klimaatverbond.nl ) . Dat is een waardevol initiatief.

GroenLinks roept het iets te hard van de daken
Groen Links Eindhoven heeft een initiatiefvoorstel uitgebracht “Schreeuw het van de daken!”. Dat gaat ook over klimaatadaptatie (plus nog zonne-energie en stadslandbouw en luchtkwaliteit) –> Initiatief-
voorstel GroenLinks Eindhoven_Elk dak een duurzaam dak 151008

Ik vind het jammer dat het voorstel teveel blijft steken in de goede bedoelingen. De uitwerking is mager en de literatuurlijst beperkt. Daardoor staat er bijvoorbeeld een juichverhaal over groene daken, terwijl het nog maar de vraag is wat je daaraan hebt. Bovendien hebben de meeste Eindhovense huizen een schuin dak.
En hoe wil Groen Links èn stadslandbouw doen op het platte dak èn daar groene daken aanleggen? Dat gaat niet samen.
Teveel romantiek en te weinig analyse. Groen Links houdt op met denken juist daar waar het interessant wordt.

Ik hoop dat het voorstel aangenomen wordt, en dat B&W er echte deskundigen opzetten.

 

Klimaateffecten in Brabant – 3: de Brabantse steden als hitte-eiland

Het gaat warmer worden in Nederland en dus ook in Brabant. De KNMI’14 – scenario’s geven aan dat het aantal zomerse dagen (dagen waarop het warmer wordt dan 25⁰C) tussen 1951 en 1980 gemiddeld 13 per jaar was; dat het van 1981 t/m 2010 gemiddeld 21 per jaar was; en dat dat er in 2050 ergens rond de 26 a 36 zijn, afhankelijk van het gekozen scenario.
Men stelle zich dit ongeveer als volgt voor (KNMI “Extreem weer en klimaat”):
toename in gemiddelde T en spreiding
Een aantal van dit soort dagen achter elkaar heet een hittegolf. De waarschijnlijkheid daarvan neemt toe, maar daarover durft het KNMI nog niet iets kwantitatiefs te zeggen.

Dit zijn cijfers in De Bildt.
In de steden ligt het aantal zomerse (>25⁰C) en tropische (>30⁰C) hoger dan in De Bildt, omdat steden beduidend warmer zijn dan het platteland erom heen. Het verschil tussen de stad en het omringende platteland heet het ‘stedelijk hitte-eiland’ – effect. Dat kan fors zijn, zelfs groter dan de temperatuurstijging tussen nu en 2050.
extra sterfte per dag per graadC meer
Bij een hittegolf schiet het ziekenhuisbezoek omhoog en neemt de sterfte met 12% toe. Bovenstaande grafiek becijfert de landsbrede extra sterfte op ongeveer 8 personen per dag per extra ⁰C. Over het algemeen gaat het om oude mensen.
Wordt het warmer, dan overlijden er ’s zomers dus meer mensen en ’s winters minder. Het netto effect wordt gunstig. Het zou uiteraard nog gunstiger worden als er ’s zomers minder extra sterfte optrad.

De reëel bestaande stadsbewoner heeft met drie temperatuurbegrippen te maken. Het is goed die uit elkaar te houden.
–           De oppervlaktetemperatuur is wat je voelt als je je hand op het dakleer legt of op het gras. Dat is wat de warmtesatelliet (bijv. de NOAA) ziet. Dat heet het Surface Heat Island (SHI) – effect.
–           De temperatuur die je krijgt als je een thermometer, afgeschermd van neerslag en directe straling, 1,5m boven een grasvlakte houdt. Men spreekt dan van een “Urban Heat Island” UHI. Dat is wat een weerstation doet, vaak onder beheer van amateur-weerkundigen.
–           De befaamde “gevoelstemperatuur” (in de vaktaal meestal aangeduid als PET), die een constructie is die de UHI combineert met wind, luchtvochtigheid en directe straling.

De eerste twee zijn direct meetbaar, de derde een combinatie van
meting en modelberekening.
De SHI en de UHI zijn ’s nachts ongeveer hetzelfde, maar overdag kan de SHI fors hoger zijn. Er is dan wel een zekere correlatie, maar die is niet eenduidig.
Dat komt o.a. omdat de satelliet heel veel locaties meet bijna op één moment (met een pixel van 1*1 km), en het weerstation heel weinig locaties op heel veel momenten. Bovendien speelt het microklimaat een rol.
Het is dus wel van belang te kijken wat er staat. In beide gevallen is het verstandig enige bescheidenheid te tonen tegen al te stellige beweringen.

De natuurkundige mechanismen overdag zijn ten dele anders dan die ’s nachts. Het is dus steeds nodig dit er bij te vermelden.

Onderstaande kaart is van 16 juli 2006, 14.07 uur (links) en 17 juli 04.04 uur (rechts). Dat was tijdens de tweede hittegolfperiode van dat jaar.

TN), 2012, de stedelijke hitte-eilanden in kaart gebracht
TN), 2012, de stedelijke hitte-eilanden in kaart gebracht

Vanuit deze kaart is een top-20 afgeleid (die dus, let wel, alleen voor dat moment bewezen is). Het mechanisme onder deze rangorde kan echter toch wel ten dele een structureel karakter hebben.

Er staan verhoudingsgewijs veel Brabantse steden op de overdag-lijst.

De sHI-top20 van 16 en 17 juli 2006
De sHI-top20 van 16 en 17 juli 2006

Nog een andere kaart, meer in detail, van Eindhoven op 26 juni 2013, om 15.00 uur, tijdens een hittegolf.

Hittekaart Eindhoven 26 juni 2013, rond 15 uur
Hittekaart Eindhoven 26 juni 2013, rond 15 uur

Een gemeentebestuur kan op zichzelf maar een heel klein beetje doen aan de oorzaken van de klimaatverandering. Dat vraagt om een collectieve inspanning van de hele wereld.
Een gemeentebestuur kan wel wat doen aan de gevolgen van de klimaatverandering voor de eigen gemeente. Dat heet klimaatadaptatie. Van Tilburg en Breda heb ik al klimaatnotities gezien.

In oktober 2014 is het “Eindrapport Climate Proof Cities” uitgebracht (https://www.wageningenur.nl/upload_mm/2/5/5/7716e799-561f-43b1-9a90-3d9593bb5965_CPC%20eindrapport_final.pdf ). Dit bevat een systematische aanpak van alle klimaatgevolgen in Nederlandse gemeenten.

Ik kom hierop in een volgend artikel te spreken.

Van stoom stoom stoom

Ik ga altijd naar de Energiebeurs in de Brabanthallen. Daar kun je gratis goede bijscholingen opdoen en, als je wilt dagen, rondsjouwen wat er allemaal te doen is. Omdat ik geen dagen de tijd heb selecteer ik van tevoren. Op basis van een artikel op de site van ENSOC was ik naar het Stoomplatform gelopen (www.stoomplatform.nl ). Dat werd een weg-van-de-snelweg ervaring. Het domein ligt volstrekt buiten de mainstream van de huidige ICT/high tech en dat is volstrekt ten onrechte.

refrein:
Als m’n Manometer goed staat
Weet ik wel dat alles goed gaat
En als je net als ik de stoomwet hebt gelezen
Dan heb je van explosies niks te vrezen
Daarom slaap ik nu na al m’n klussen
Met de stoomwet onder m’n kussen
Dan krijg ik alleen nog maar een mooie droom
Van stoom stoom stoom

Manometer
Manometer

De ouden van dagen onder ons (zoals ikzelf) kennen het beroemde stoomlied van Ed en Willem Bever nog. En verdomd, de gelijkenis is meer dan oppervlakkig. Bij de stand lopen allemaal blanke mannen rond van minstens 50 en die klagen zelf over die situatie. De een na de ander gaat met pensioen of wordt buitengewerkt, en er is geen opleiding voor de sector meer. Er loopt nu nog rond wie het 35 jaar geleden geleerd heeft. De kennis van het stoomwezen in bedrijven holt achteruit en daar zitten grote jongens tussen: de petrochemische industrie, de papier, de procesindustrie in de voedingssector, de turbines die de stroom opwekken. Een Syrier met een goede kennis van het Stoomwezen kan acuut aan de slag.

En de klacht is dat de aandeelhouders meer, en de technische mensen minder, te vertellen hebben binnen ondernemingen. De afschrijvingstermijn van en stoomketel is een stuk langer dan de roulatieperiode van een directeur of een business cycle waarmee aandeelhouders rekenen. De beroepstrots is gekrenkt.

Van mij mag de sector het lijflied van Ed en Willem Bever gebruiken als Geuzenlied.
aardgasverbruik in nederland
Nederland verbruikt jaarlijks rond de 45 miljard m3 aardgas. Daarvan wordt in 3000 ketels ongeveer 7,5 miljard m3 gebruikt voor de productie van stoom.
Daarvan gaat ongeveer 5 tot 7% zinloos verloren door een slechte afstelling van de ketels, door ontbrekende leidingisolatie, ontbrekende warmteterugwinning uit rookgas, etc. Met eenvoudige mogelijkheden kunnen die verliezen weggewerkt worden. Rekent u even mee: 5 a 7% van 7,5 zit rond de 0,4 a 0,5 miljard m3 en van het totale Nederlandse aardgasverbruik is dat ongeveer 1%. Dat is veel – Kamp zou er een moord voor moeten doen.

Als de ketel maar verkeerd genoeg is afgesteld, komt er overigens (net als bij een Volkswagen) onverwacht veel NOx uit.

CE Delft heeft er een studie over geschreven (febr 2014) “Laaghangend fruit in de industrie” ( https://ce.nl/publicaties/laaghangend-fruit-in-de-industrie/ ).
Hieronder wat laaghangend fruit:
eenvoudige besparingen in de industrie
Nu heeft de regering met de industrie MeerJarenAfspraken (MJA) gemaakt over energiebesparing. In MJA-2, dat liep van 1998 t/m 2012, zijn convenanten gesloten waarin de deelnemende bedrijven zich verplichtten om investeringen door te voeren die zichzelf binnen vijf jaar terug zouden verdienen. In ruil daarvoor werd hen de energiebelasting kwijtgescholden.
De vraag is of die vijf jaar-investeringen werkelijk gedaan zijn. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland heeft geen eigen politie die (in dit specifieke geval) controleert of de investeringen met een terugverdientijd van bijvoorbeeld drie, vier of vijf jaar feitelijk uitgevoerd zijn. Er bestaat twijfel. De kennis vloeit geheel voort uit zelfrapportage.

Het komt mij voor dat een en ander niet altijd bevorderlijk is voor het concurrentievermogen van Nederland.

Ongeïsoleerde afsluiters
Ongeïsoleerde afsluiters

Klimaatklappers voor huishoudens

De organisatie Milieu Centraal heeft een voorlichtingssite geopend, die speciaal gericht is op het vermijden van de productie van CO2 door huishoudens. De site is te vinden op http://www.milieucentraal.nl/klimaat-en-aarde/klimaatklappers/ .

Algemeen overzicht van de mogelijkheden tot vermindering CO2 - uitstoot
Algemeen overzicht van de mogelijkheden tot vermindering CO2 – uitstoot

De teksten zijn eenvoudig en er staan heel veel blije plaatjes in. Desal-
niettemin is de uitkomst serieus.

De vier toppers, niet onverwacht maar toch relevant:
– Ga dichter bij huis op vakantie
– Ga met het OV naar je werk (fiets nog beter)
– Isoleer je spouwmuur
– Neem zonnepanelen

Ons gezin volgt in praktijk deze aanbevelingen redelijk trouw op. We zijn wel een paar keer ver weg geweest (verst = Griekenland), vliegen alleen als er geen alternatief is, we fietsen of OV-en bijna alles, we hebben spouwmuur- en dakisolatie en modern themopane, en we hebben een zonneboiler en drie zonnepanelen (meer kregen we er niet met goed fatsoen kwijt).
Desalniettemin ga ik nog wel wat rondsnuffelen op genoemde site.

Raad ik u ook aan.

klimaatklappers-2

Klimaatverandering en financiele stabiliteit

Op 29 september 2015 sprak Mark Carney de redevoering uit ‘Breaking the Tragedy of the Horizon – climate change and Financial stability’.
Carney is Governor van de Bank of England en voorzitter van de Financial Stability Board (FSB) van de G20.
Zijn publiek was evenmin het eerste de beste: Lloyds Insurance. Dat is een markt, waar de leden over het verzekeren van projecten onderhandelen (zie https://www.lloyds.com/lloyds/about-us/what-is-lloyds ). Het is het fundament van het verzekeringswezen in Groot Brittanie.
Die club bestaat sinds 1688 en heeft sindsdien veel meegemaakt.

Ik kwam op deze redevoering via mijn verhaal over de overstroming in Tilburg (zie Overstroming Tilburg )

Mark Carney
Mark Carney

Voor Carney staan de effecten van de klimaatverandering onomstotelijk vast, en de gevolgen ook. “Sinds de jaren ’80 is het aantal weergerelateerde schadegevallen verdrievoudigd. De bijbehorende (inflatiegecorrigeerde) schade is toegenomen van $10 miljard in de jaren ’80 tot $50 miljard in het laatste decennium. De uitdagingen … op dit moment verbleken bij wat nog zou kunnen komen…. U moet denken aan bezit, migratie, politieke stabiliteit, voedsel- en waterzekerheid.”

Maar het probleem ligt ‘over de tijdshorizon’. De monetaire politiek denkt niet verder vooruit dan 2 tot 3 jaar en overwegingen van financiele stabiliteit reiken niet verder dan een jaar of tien. “Dus als de klimaatverandering de financiele stabiliteit gaat bepalen, kan het al te laat zijn”.

Carney noemt drie categorieën waar de klappen vallen of kunnen gaan vallen.

  • Directe schade, zoals overstromingen en stormschade.
    Lloyd heeft bijvoorbeeld becijferd dat de stijging (sinds de jaren ’50) van de zeespiegel bij de punt van Manhattan met 20 cm verantwoordelijk is voor 30% van de schade, die de superstorm Sandy in New York aangericht heeft. Die wordt geschat op $42 miljard (Wikipedia). (Overigens wordt lang niet alle schade vergoed, want Sandy staat voor het complete traject bij herverzekeraar Munich Re in de boeken voor 29,5 miljard. Zie 10-costliest-storms-ordered-by-insured-losses

    Superstrom Sandy
    Superstrom Sandy

    The catastrofic norms of the future can be seen in the tail risks of today’ (oftewel, de uitzondering wordt norm).
    Dat kan leiden tot hogere premies en slechtere dekking. De uitgeschreven tekst heeft gezellige voetnoten, zoals dat na een paar orkanen de premies in delen van Florida met 40% omhoog schoten en dat bepaalde laaggelegen delen van de Bahama’s überhaupt niet meer tegen overstromingen verzekerd zijn.

    Rood loopt onder als de zeespiegel 1m stijgt, geel als die 5m stijgt. De stijging kan geleidelijk gaan, maar ook in korte tijd bij de orkaan met stormvloed.
    Rood loopt onder als de zeespiegel 1m stijgt, geel als die 5m stijgt. De stijging kan geleidelijk gaan, maar ook in korte tijd bij de orkaan met stormvloed.
  • De aansprakelijkheid voor schade, als aannemelijk gemaakt kan worden dat de aangesproken partij de regels niet nageleefd heeft of nalatig is geweest. Carney noemt hier asbest in de VS als voorbeeld, goed voor ca $85 miljard aan uit te keren claims ‘ongeveer drie Sandy’s’.

    Het is alsof de Tilburgse Kapelstraat, in navolging van Urgenda, de niet gedekte schade bij de Staat der Nederlanden gaat claimen. Zou een mooie stunt zijn.
    Carney gaat er van uit dat op termijn in deze categorie de hardste klappen gaan vallen.

  • Herbepaling van de waarde van bedrijven.
    Carney gaat ervan uit dat het IPCC gelijk heeft, en dat een tempera-
    tuurstijging op aarde onder de 2⁰C vereist dat 67 tot 80% van de fossiele brandstofreserves ‘unburnable’ geworden is, tenzij de geproduceerde CO2 opgeslagen kan worden – wat ook weer nadelen heeft. Dat heeft grote gevolgen voor ondernemingen die deze brandstoffen winnen of verwerken.
    Aan de andere kant ziet Carney voor verzekeraars en lange termijn-
    financiers grote kansen in het financieren van koolstofarme
    bedrijvigheid. Dat moet veel sneller, maar liever niet met zo’n schok dat die schok zelf ook weer tot instabiliteit leidt. ‘The more we invest with foresight, the less we regret in hindsight’.
    Het IPCC schat (in die gezellige voetnoten) dat men alleen al in de energiesector $190 tot 900 miljard per jaar moet investeren om de temperatuurstijging onder de 2⁰C te houden.

Het is niet aan centrale bankiers, zegt Carney, om dit soort omslagen te maken, maar van regeringen. Hij meent dat dat via ‘de markt’ moet en kan.
Firma’s moeten hun klimaat-footprint publiceren en zeggen hoe die past binnen een +2⁰C-scenario. Dat is een noodzakelijke voorwaarde voor het doorvoeren van een koolstofbudget. 90% van de ondernemingen op de FTSE 100 – index doen dat al. De G20 zou een Task Force kunnen opzetten om een standaard voor dit soort Climate Disclosures op te zetten.
De aanstaande Klimaattop in Parijs zou kunnen uitmonden in een ‘pad’ voor de koolstofprijs. Die is nu heel laag. De Klimaattop zou een pad kunnen uitzetten (met steeds een minimum- en een maximum-waarde) waarlangs deze prijs geleidelijk aan stijgt tot hij de echte prijs van koolstof bereikt – die waarbij alle externe effecten meegenomen zijn.
Verder ziet Carney een rol voor stress testing, die voor verschillende soorten ondernemingen de kosten en baten van klimaatverandering in kaart moeten brengen, mede in het licht van de groeiende risico’s. Dit leek hem zeer relevant voor de aanwezige verzekeraars.

Om af te sluiten met ‘While there is still time to act, the window of opportunity is finite and shrinking’.

De volledige tekst van de rede staat hier –> Breaking the Tragedy of the Horizon – climate change and financial stability

Klimaateffecten in Brabant – 2: Tilburg en het noodweer van 28 juli 2014 – update dd 1okt2015

In een oneliner samengevat wordt het warmer in Brabant en krijgt de neerslag een extremer fiks of niks – karakter.

Vooral de heftige rampen halen de krant met doden en gewonden, zoals de overstromingen in Engeland en de VS en de droogte in Californie. Zie bijvoorbeeld Overstroming Krymsk .
Mijn inschatting is dat je die in Nederland niet gauw krijgt. Het waterbeheer, zowel in droge als in natte tijden, is er te goed voor. Ons land is er traditioneel op ingericht.
Dat neemt niet weg dat de niet-meteen-dodelijke effecten wel verdomd hinderlijk kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld het noodweer van 28 juli 2014. Dat woedde in grote delen van Nederland, maar vanwege het Brabants karakter van dit weblog prik ik Tilburg en omgeving. Daar was het heel erg.
wateroverlast_Tilburg_28juli2014-4
Voor de thematiek van deze serie behandel ik hier twee hoofdvragen:
1)            Is er sprake van uniek grote schade?
2)            Kun je die op het klimaat terugvoeren?
De vraag hoe steden zich kunnen aanpassen aan het klimaat behandel ik een andere keer.

SP-Tweede Kamerlid Eric Smaling heeft naar aanleiding van dit noodweer vragen aan de minister gesteld over de schade en de beleidsmatige consequenties voor de toekomst (–> antwoorden op kamervragen over ernstige wateroverlast op 28 juli 2014 ) .

Uniek grote schade?
De subjectieve beleving van in de pers geciteerde Tilburgers ‘Zo erg heb ik het nog nooit meegemaakt’ en ‘de vissen zwommen in de Kapelstraat’ klopt heel behoorlijk met de Tilburgse feiten.

Op 28 juli 2014 viel op vliegveld Deelen (waar een bui toevallig een automatisch meetstation trof) in één etmaal 131,6 mm regen (waarvan 67mm binnen één uur). Het KNMI neemt voor enkele stations in NBrabant (waar dus niet toevallig net een bui op viel) ongeveer dezelfde etmaalwaarde aan (voor een goed begrip: buien zijn meestal veel kleiner dan de gemiddelde afstand tussen meetstations. Veel buien komen dus naast een weerstation terecht).

Het Verbond van Verzekeraars meldde al snel dat er, alleen aan schade bij particulieren, in den lande zeker voor 10 miljoen schade aangericht is. Daarnaast komt in Tilburg nog de schade omdat een dak instortte, het Twee Steden ziekenhuis onbereikbaar was, een trafo het begaf waardoor 16000 mensen zonder stroom zaten, een hoop auto’s in het water eindigden etc. Hiervan zijn geen schadebedragen bekend.
schade_tilburg
Is 10 miljoen, alleen door neerslag, veel?

Het Centrum voor Verzekeringsstatistiek (CVS) rekent al heel lang aan rampen. In ‘Neerslag en schade’ dd september 2010 zegt het CVS dat in 2008 de totale opstalschade in Nederland als gevolg van neerslag ca 80 miljoen bedroeg, en de totale inboedelschade ca 10 miljoen.
Dat is ongeveer €12 per Nederlands huishouden.

De Tilburgse Kapelstraat
De Tilburgse Kapelstraat

Een slechts in een deel van het land en slechts door neerslag veroor-
zaakte schade, die in deze categorieën één dag later al op 10 miljoen stond, mag dus inderdaad zeer fors genoemd worden.
Voor de volledigheid en ter vergelijking: de van 2000 t/m 2013 gemiddelde jaarlijkse stormschade bedroeg 50 miljoen, en idem de hagelschade 35 miljoen (deze laatste twee cijfers komen uit een latere publicatie van het CVS ‘Klimaatverandering & Schadelast’).

Nog wat vergelijkingsmateriaal: de storm Christian van 28 oktober 2013 telde op tot 100 miljoen, de storm van 5 dec 2013 tot 16 miljoen en die van 28 juli 2015 op tot minstens 13 miljoen.
Overigens wordt dit soort schade niet altijd of niet altijd volledig door de verzekering vergoed.

Het uiteindelijke antwoord is dat de neerslag van 28 juli 2014 landelijk gezien misschien niet uniek is, maar toch wel zeer zeldzaam.

Kun je die op het klimaat terugvoeren?
28 juli 2014 is in elk geval zo uniek, dat het KNMI er een aparte terugblik aan gewijd heeft (‘Hoe vaak komt extreme neerslag zoals op 28 juli tegenwoordig voor en is dat vaker dan vroeger_KNMI’). Het antwoord is ja. Het KNMI zegt dat het jaarlijkse aantal dagen met zware regen (meer dan 50mm/dag -!!) in 70 jaar tijd toegenomen is van gemiddeld 5 naar 10 per jaar.
ontwikkeling aantal dagen 50mm per dag
Het kan ook anders worden uitgedrukt.
jaarmax totale neerslag
De horizontale lijn van 131,6 mm/dag geeft aan dat in 1951 per afzonderlijk meetstation een bui van 131,6 mm/dag een herhaalfrequentie had van 15 tot 350 jaar, en in 2014 van 6 tot 25 jaar. Dit soort buien komt dus ruim twee maal zo vaak voor.

Voor het Verbond van Verzekeraars is de klimaatafhankelijkheid van hun jaarlijkse schade al lang geen vraag meer. Hun CVS rekent er alleen nog aan hóe het gebeurt, niet òf het gebeurt.
Het CVS rekent op basis van de vier klimaatscenario’s van het KNMI en verwacht (o.a.) dat de totale regenschade bij particuliere opstal- en inboedelverzekeringen tussen 2015 en 2085 met 23 tot 139% gaat stijgen.

Toevoeging dd 1 okt 2015:
Mark Carney, de gouverneur van de Bank of England, waarschuwt (zie de NRC van 1 okt 2015) voor financiële crises als gevolg van de klimaatverandering “Als klimaatverandering eenmaal een beslissend onderwerp wordt voor de financiele stabiliteit, is het misschien te laat.” De man is ook voorzitter van de Financial Stability Board van de G20. Overstromingen en stormen kunnen volgens Carney veel schade aanrichten. ‘Verzekeraars zagen hun uitbetalingen voor weergerelateerde schade in de afgelopen dertig jaar verviervoudigen.’ Ook ziet Carney de kans dat slachtoffers compensatieclaims indienen tegen landen en bedrijven, die zij verantwoordelijk houden.

Het belangrijkste financiele risico echter is volgens Carney, dat energiebedrijven met ‘onverbrandbare’ voorraden aan fossiele energie blijven zitten. Het IPCC heeft berekend dat deze eeuw nog hooguit 20 tot 33% van de bewezen brandstofreserves mag worden opgestookt.

De waarschuwing is niet nieuw, maar Carney is wel een van de hoogste financiele functionarissen, die dit tot nu toe zegt.

Zie http://www.bankofengland.co.uk/publications/Pages/speeches/2015/844.aspx of Speech given by Mark Carney_climate and financial crises_29sept2015

In de fossiele sector zelf is verontwaardigd gereageerd. Hoe durft de man?

Klimaateffecten in Brabant – 1 Het Deltaplan hoge zandgronden

Ik ga een serie artikelen schrijven over de effecten van het veranderende klimaat en de reacties daarop, die zo specifiek mogelijk afgestemd is op mijn provincie Noord-Brabant.

In een oneliner samengevat wordt het warmer in Brabant en krijgt de neerslag een extremer fiks of niks – karakter.

Het zijn vooral de heftige rampen, die de krant halen, zoals de overstromingen in Engeland en de VS en de droogte in Californie. Mijn inschatting is dat je die in Nederland niet gauw krijgt. Het waterbeheer, zowel in droge als in natte tijden, is er te goed voor. Ons land is er traditioneel op ingericht.
Dat neemt niet weg dat de niet-meteen-dodelijke effecten wel verdomd hinderlijk kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld de Tilburgse overstroming van 28 juli 2014. Ik kom daar nog op terug.

Vooralsnog lijken klimaateffecten in Brabant vooral schade te veroor-
zaken. Soms erg veel schade.

Het Deltaplan hoge zandgronden
Een kort berichtje in het BD van 11 september 2015 “Sproeien mag weer”. Er heeft bijna drie maand een beregeningsverbod gegolden “omdat het voorjaar behoorde tot de vijf droogste van de afgelopen 100 jaar” aldus dijkgraaf Verheijen. “Augustus was juist extreem nat. 2015 is een jaar van extremen.
Het is niet spectaculair, maar wel zeer vervelend voor de boeren dat ze bij droogte niet mochten sproeien en dat daarna de plassen op de velden stonden.
deltaplan hoge zandgronden-1
De overheid en de maatschappelijke partijen bereiden zich in het Deltaplan Hoge Zandgronden al enkele jaren voor op het veranderende neerslagregime. Dat plan is relevant voor de zandgronden in Oost- en Zuid-Nederland (Brabant en Limburg). Ik beperk me hier tot Brabant.
In dit Deltaplan werken waterschappen, gemeenten, drinkwater-
bedrijven, terreinbeheerders, landbouworganisaties en het Rijk samen aan maatregelen om de gevolgen van de klimaatverandering op te vangen. Zeer in het kort komen de maatregelen er op neer om het water in grotere gebieden op te vangen als er teveel van is, en om het efficiënter in te zetten als er te weinig van is. “Dat had ik ook wel kunnen bedenken” zal men denken, maar ondertussen vraagt het wel organisatie, planning en geld.
Die zijn vastgelegd in het werkprogramma “Wel goed water geven!”. Op 7 september 2015 hebben de regionale partijen een bestuursakkoord met het Rijk getekend om dit programma uit te voeren. Voor de regio tekende de Limburgse gedeputeerde Prevoo (SP), voor het Rijk Minister Schultz van Haegen.
De minister bracht 33 miljoen uit het Deltafonds mee, de regio zelf moet 106 miljoen schokken (grofweg 60 – 46 miljoen verdeeld tussen Brabant en Limburg). Daarnaast hebben de twee zuidelijke provincies een regionaal pluspakket gereserveerd van 84 miljoen. Het programma loopt van 2016 t/m 2020.
De klimaatverandering kost Brabant en Limburg samen dus zeker 28 miljoen per jaar (het pluspakket niet meegeteld). Dit alleen voor het beheer van het zoete water en  exclusief de gemeentelijke rioleringsuitgaven.
deltaplan hoge zandgronden-2
Er zitten best wel slimme plannen in het werkprogramma, zoals de ‘Waterkringloop Tilburg-Dongen’. Daarin wordt het gezuiverde restwater van vier grote industrieën gebruikt om de droogte in aangrenzend landbouw- en Natuurmonumentengebied te bestrijden. Tot nu toe gaat dat water het Wilhelminakanaal in.
Een ander plan is om op precisieberegening over te gaan, en om de beekdalen robuuster als waterberging uit te voeren. Met name worden genoemd de Mark en de Gender.
Nog een ander idee: Eindhoven heeft op sommige plaatsen chronisch teveel grondwater, omdat delen van de stad op voormalig moerasgebied gebouwd zijn. Eindhoven pompt bijvoorbeeld permanent bij Vredeoord. Dat water kan best wel gebruikt worden om elders de droogte te bestrijden.

Van de Brabantse 77 miljoen komt 17 miljoen van het Deltafonds, 17 miljoen van de provincie, en 43 miljoen van drie de gezamenlijke waterschappen.

Hier wordt niet spectaculair, maar wel goed gewerkt.
deltaplan hoge zandgronden-3

Een analyse van het SER-energieakkoord 2013 m.b.v. het nationale stroomdiagram

Ik heb ter verdere verdieping van de kennis van de Tweede Kamerfractie van de SP een analyse gemaakt van het in september 2013 gesloten SER Energieakkoord, waarbij ik gebruik gemaakt heb van het stroom-
diagram 2013 van het Compendium voor de Leefomgeving (dat op zijn beurt weer gebaseerd is op het CBS). Tevens heb ik uitleg bij dit stroomdiagram gegeven.

stroomdiagram energie NL 2013 compendiumL

Omdat het verhaal in deze kolom anders te lang wordt, heb ik de uitleg van het stroomdiagram en van het Energieakkoord in twee doorklik-
teksten ondergebracht.

Een uitleg van het stroomdiagram zie –> Uitleg stroomdiagram 2013
Een uitleg van het energieakkoord zie –> Over-het-SER-Energieakkoord-sept-2013

Het is van belang te begrijpen dat er een netto-bruto – verhaal is. Bruto is de productiekant en netto is de verbruikskant.
Als men 50PJ kolen verbrandt, geeft dat 20PJ stroom en 30PJ warmte. Als van die 30PJ 10PJ de stadsverwarming ingaat, heet dat nuttig. Aan de verbruikerskant wordt dan 30PJ nuttig gebruikt.
De 50PJ heet ‘bruto’ (deel van het Primair binnenlands verbruik), de 30PJ ‘netto’ of ‘finaal’ en de overblijvende 20PJ afvalwarmte.
Gemiddeld over alles en iedereen is in Nederland netto = 0,65 * bruto.

Het totale Primair binnenlands verbruik van Nederland was in 2013  3255PJ.

Samenvattend is mijn mening over het akkoord:
– Het akkoord is een bescheiden stap vooruit, die vooral waardevol is omdat hij door veel maatschappelijke groepen gesteund wordt en een integrale opzet heeft (ook volkshuisvesting, economie en werkgelegenheid spelen een rol)
– Het akkoord wil van 2014 t/m 2019 9% besparen en van wat dan overblijft 14% duurzaam opwekken (is nu 4%)
– Het akkoord was bij het verschijnen slechts voor een deel onderbouwd met concrete maatregelen (pakweg ruim de helft)
– Als de eerste tranche van het akkoord in 2020 geheel uitgevoerd zou zijn, hoeft men in 2020 ongeveer 571PJ minder aan fossiele energie te verstoken dan nu
– Als de eerste tranche van het akkoord in 2020 uitgevoerd zou zijn voor zover er nu maatregelen onder liggen, hoeft men in 2020 ongeveer 235PJ minder aan fossiele energie te verstoken dan nu.
– Hier is aangenomen dat er geen dubbeltellingen optreden (bijv. zonnepanelen op een dak die èn als besparing èn als duurzame energie
dienen)
– Om deze hoeveelheden te plaatsen:
* De Nederlandse kolencentrales waren in 2013 goed voor 342PJ (bruto).
* Borssele is in een normaal jaar goed voor 41PJ (netto).
* 1 miljard m3 Gronings is aardgas 32PJ (dat kan netto of bruto zijn). In Groningen werd in 2013 57,2 miljard m3 aardgas opgepompt.

 

Overstroming Krymsk veroorzaakt door warmere Zwarte Zee – Noordzee ook warmer

Velen zien een correlatie tussen de opwarmende aarde en het steeds vaker optreden van extreem weer.
Een correlatie echter is nog geen bewijs. Het verband kan op toeval gebaseerd zijn of kan worden veroorzaakt door een onderliggende derde oorzaak. Een causaal verband vraagt om meer bewijs dan alleen het optreden van een correlatie, hoe suggestief ook. In de hieronder beschreven situatie is werkelijk zo’n causaal verband aangetoond.

Op 7 juli 2012 brak er een regenstorm los boven de Zuid-Russische stad Krymsk en trof de stad om 2 uur ’s nachts. In één nacht kwam er op sommige plaatsen evenveel regen naar beneden als normaal in vijf maand. Krymsk ligt in een dal. Zie onderstaande afbeelding uit Wikipedia (de grote blauwe ellips is Krymsk). Het water kwam zeven meter hoog. 171 mensen stierven en 13000 huizen werden verwoest of beschadigd.

De ligging van Krymsk en de regenstorm vanuit de satelliet
De ligging van Krymsk en de regenstorm vanuit de satelliet

Een team van Russische en Duitse geleerden heeft onderzocht hoe dit kon gebeuren. Het onderzoek is gepubliceerd in Nature Geoscience van 15 juli 2015. Langdurige metingen in combinatie met een computersimulatie spreken boekdelen.
krymsk_wolkbruek_2012
In a) de regenval door de jaren heen (jaarlijks en JJA = Juni Juli Augustus). De hoog uitschietende lijn in 2012 is de regenvloed.
In b) de luchtdruk (witte lijnen) en in tinten hoeveel water er in de lucht zat, als de damp in gedachten op locatie in één vloeistofkolom zou condenseren.
In c) de gemiddelde oppervlaktetemperatuur van de Zwarte Zee in juni en juli, door de jaren heen.
In d) de in de computersimulatie gebruikte temperatuurverschillen tussen een wel en een niet opgewarmde Zwarte Zee. Het kruisje is Krymsk en de vage lijnen zijn hoogtelijnen van de heuvels ten Oosten en Zuiden van de stad.

Het bleek in dit geval mogelijk om de reactie van de atmosfeer op de warmere Zwarte Zee te modelleren. Dat kon tot op zo’n enorm hoge
resolutie dat het mogelijk was instabiliteiten en convectieprocessen op te lossen.
De uitkomst was dat de ramp niet gebeurd zou zijn als de Zwarte Zee nog even warm was geweest als begin jaren ’80. Een ‘highly nonlinear precipitation response” op de geleidelijk aan stijgende oppervlaktetemperatuur veroorzaakte zware buien die meer dan vier keer zoveel water op het land dumpten dan tot dan toe gebruikelijk.

“Highly nonlinear respons” zijn omineuze woorden in de klimaatwetenschap. Er is een regionale drempel overschreden waardoor het gebied ineens in een ander wetmatighedenregime schiet.

De Noordzee
Hoe gedraagt de Noordzee zich?
Het Alfred Wegener Instituut meet al heel lang de temperatuur van de zee bij Helgoland (zie http://www.awi.de/forschung/biowissenschaft/oekologie-der-schelfmeere/ags/ag-langzeitbeobachtungen-lto.html ) . Dat leidt tot het volgende plaatje:

De gemiddelde zeewatertemperatuur bij Helgoland
De gemiddelde zeewatertemperatuur bij Helgoland

Daar zit een nette stijgende trendlijn in. De zee is in ca 50 jaar ca 1,5 graad C warmer geworden. Genoeg reden te kijken hoe die trend verder gaat.

Voorbeelden van de SDE+ regeling voor duurzame energie (update 2016)

Ik had op maandag 31 augustus 2015 een verhaal voorbereid voor de fractievergadering van de SP-fractie in PS, waarvan ik onbezoldigd medewerker ben.
Eigenlijk ging het verhaal over mestverwerking. Mijn mening daarover is dat mestverwerking (behalve voor kippen) geen gevolgen heeft voor het aantal dieren wat maximaal gehouden kan worden, en dat specifiek mestvergisting een onmisbare  bron van duurzame energie kan zijn als je in Brabant de doelstellingen van het Energieakkoord wil halen. Ik heb mijn opvattingen daarover in deze kolommen neergelegd in de bespreking van het Tweede Kamerstuk ‘Nut en risico’s van covergisting‘.

De discussie waaierde al gauw uit naar het veronderstelde gebrek aan rentabiliteit van mestvergisting. Daar strijden verouderde opvattingen soms met geloofsartikelen, en dat niet alleen bij mijn SP-fractie. Maar ik had niet de vraag voorgelegd gekregen om een en ander financieel te
onderbouwen.
Dat vond ik eigenlijk wel jammer en ik heb het verzuim vandaag (dinsdag 1 september 2015) goedgemaakt. Dat is niet heel moeilijk, want we hebben de SDE+ regeling en daartoe zijn heel veel dingen goed uitgezocht. IK heb zitten grasduinen in de cijfers van 2015 en kom tot het volgende verhaal.

Ik heb drie basale opvattingen over het onderwerp energie, nl:
1)  de nood is zo hoog is dat je basisreflex moet zijn om te kijken of iets wel kan, en niet of iets niet kan
2)  niet op losse gronden energetische mogelijkheden tot taboe te ver-
klaren

3)  de feiten te laten spreken.

Ik heb daarom uitgezocht hoe het feitelijk zit met het financiele aspect van enkele vormen van duurzame energie. Dat is niet heel moeilijk, want de SDE+ subsidieregeling geeft uitgebreide informatie. Ik stel aan geïnteresseerden op aanvraag gaarne nadere informatie beschikbaar.

De systematiek van de SDE+ werkt als volgt:
1)  het is een exploitatiesubsidie, geen investeringssubsidie. De regeling past per geproduceerde kWh geld bij
2)  de regeling gaat van een soort fictieve grijze stroom-prijs uit, die momenteel (afhankelijk van de categorie) ergens op de 2 tot 4 cent/kWh gesteld wordt. Aangenomen wordt dat de duurzame exploitant dit bedrag voor zijn stroom, gas of warmte vangt.
De werkelijke groothandelsprijs voor elektriciteit in Noord-Europa was in 2014 feitelijk 4,4 tot 4,9 cent/kWh. Deze gemiddelde prijs wordt onder andere mogelijk gemaakt door kolen en atoom en omdat sommige indirecte maatschappelijke kosten niet worden meegeteld.  Elke andere energiebron is op deze basis jaargemiddeld onrendabel.
3)  er wordt door ECN en DNV GL jaarlijks een basisprijs vastgesteld, die gelijk is aan de kostprijs per kWh waarvoor een bepaalde duurzame techniek door een grote meerderheid van de exploitanten geleverd kan worden.
4)  het verschil wordt uitgekeerd als subsidie op basis van feitelijk gerealiseerde kWh
5)  De subsidie heeft een eindige looptijd
6)  De mogelijkheid om subsidie aan te vragen wordt stapsgewijze ge-
opend met oplopende
drempelbedragen. Op 31 maart 2014 kon bijvoorbeeld iedereen een aanvraag voor een WKK-covergister indienen die dacht voor 7 cent/kWh duurzame stroom en warmte te kunnen maken. Op 20 april 2014 idem voor 8 cent/kWh, enz.
Hiermee is een zekere zakelijkheid in de systematiek ingebouwd.
7)  Het totaal te vergeven bedrag is 3,5 miljard.
Update dd febr 2016: vanaf 1 jan 2016 is het bedrag 8,0 miljard, verdeeld over een tranche in het voorjaar en in het najaar.

Nu wat voorbeelden:

Een WKK-covergister (WKK = WarmteKrachtKoppeling: zowel de stroom als de warmte worden gebruikt)
Looptijd van de subsidie 12 jaar, geschat aantal vollasturen 5732 (=65% van de capaciteit)
Geschatte kostprijs (basisprijs) = 11,3 cent/kWh
Grijze prijs = 3,4 cent/kWh
SDE+ subsidie = 11,3 – 3,4 = 7,9 cent/kWh

Windenergie in Westbrabant, gemiddelde windsnelheid 7 – 7,5 m/sec
Looptijd van de subsidie 15 jaar, geschat aantal vollasturen onduidelijk (ergens rond de 2000)

Geschatte kostprijs (basisprijs) = 8,6 cent/kWh
Grijze prijs = 3,9 cent/kWh
SDE+ subsidie = 8,6 – 3,9 = 4,7 cent/kWh

Windenergie in Westbrabant, gemiddelde windsnelheid 6,5 – 7 m/sec
Looptijd van de subsidie 15 jaar, geschat aantal vollasturen onduidelijk (ergens rond de 2000)

Geschatte kostprijs (basisprijs) = 9,8 cent/kWh
Grijze prijs = 3,9 cent/kWh
SDE+ subsidie = 9,8 – 3,9 = 5,8 cent/kWh

Zonnepanelen (PV) > 15 kWpiek
Looptijd van de subsidie 15 jaar, geschat aantal vollasturen 1000

Geschatte kostprijs (basisprijs) = 14,1 cent/kWh
Grijze prijs = 4,5 cent/kWh
SDE+ subsidie = 14,1 – 4,5 = 9,6 cent/kWh

Zonneboiler > 100 m2
Looptijd van de subsidie 15 jaar, geschat aantal vollasturen 700

Geschatte kostprijs (basisprijs) = 13,7 cent/kWh
Grijze prijs = 5,5 cent/kWh
SDE+ subsidie = 13,7 – 5,5 = 8,2 cent/kWh

Diepe geothermie tbv warmte (diep is meer dan 3500 m onder het maaiveld)
Looptijd van de subsidie 15 jaar, geschat aantal vollasturen 7000
Geschatte kostprijs (basisprijs) = 5,5 cent/kWh
Grijze prijs = 1,9 cent/kWh
SDE+ subsidie = 5,5 – 1,9 = 3,6 cent/kWh

Ik ben er een groot voorstander van om discussies over duurzame
energie op kwantitatieve basis te voeren. Het onderwerp is belangrijk genoeg om het niveau van de goede bedoeling en het warme gevoel te overstijgen.

Als je naar de prijs in 2015 kijkt, is  mestvergisting bijvoorbeeld goedkoper dan zonne-energie (wat waarschijnlijk niet lang zo blijft).
Zo bekeken is op dit moment is geen enkele energievorm buiten kolen en misschien atoom rendabel, omdat de prijs van grijze stroom zo idioot laag is. Zelfs de meeste gasgestookte centrales staan momenteel stil.
Dat komt mede, maar niet alleen, omdat kolen, atoom en (in mindere mate) gascentrales hun externe kosten niet in de prijs hoeven te ver-
werken. Als dat wel moest, zag het plaatje er heel anders uit.

En qua leveringsvorm: mestvergisting kan energie opleveren in de vorm van materie (zoals methaan). Voor sommige toepassingen is dat onmisbaar, zoals voor vliegtuigen, voor de chemische industrie, en voor heel veel Nederlandse huishoudens die niet in de komende vijf jaar gasloos worden.

En toen ik toch bezig was, heb ik meteen maar twee plaatje van het effect van schaal- en leercurves opgezocht om te laten zien dat kostprijzen van duurzame energie door de jaren heen dalen.

De daling van de kostprijs van windenergie door de jaren heen (NWEA). De NWEA is iets te propagandistisch over de blauwe lijn (de prijs van grijze stroom). Die blijft al een paar jaar steken rond de 4 a 5 cent/kWh.
De daling van de kostprijs van windenergie door de jaren heen (NWEA). De NWEA is iets te propagandistisch over de blauwe lijn (de prijs van grijze stroom). Die blijft al een paar jaar steken rond de 4 a 5 cent/kWh.

De ontwikkeling van de kWh-prijs van zonnestroom door de jaren heen. De gele lijn is inmiddels al weer verder gedaald.

De ontwikkeling van de kWh-prijs van zonnestroom door de jaren heen. De gele lijn is inmiddels al weer verder gedaald.
Hieronder een prognose tot 2025. Reken voor Nederland ongeveer 900 kWh/kWpiek, dus iets boven de blauwe lijn.

Prognose kostprijs kWh uit PV-panelen. Bron http://www.itrpv.net/.cm4all/iproc.php/Reports%20downloads/ITRPV_Roadmap_2015_Rev1_July_150722.pdf?cdp=a
Prognose kostprijs kWh uit PV-panelen. Bron http://www.itrpv.net/.cm4all/iproc.php/Reports%20downloads/ITRPV_Roadmap_2015_Rev1_July_150722.pdf?cdp=a

Voor vergisters bestaat nog geen serieproductie, en dus nog geen schaal- en leercurves.
Diepe geothermie bestaat in Brabant nog überhaupt niet.