Maatschappelijke effecten zelfrijdende auto’s

Het Kennis Instituut voor Mobiliteitsbeleid (KIM) heeft de brochure uitgebracht ‘Chauffeur aan het stuur?’ (okt 2015, http://www.kimnet.nl/publicatie/chauffeur-aan-het-stuur ) over zelfrijdende auto’s. Het Rathenau-instituut heeft in okt. 2014 gepubliceerd “Tem de robotauto” ( https://www.rathenau.nl/nl/publicatie/het-bericht-tem-de-robotauto-0 ).
De Rathenau-brochure gaat vooral op de techniek in, die van het KIM vooral op de maatschappelijke implicaties.

Mijn betrokkenheid
Ik verplaats mij bijna uitsluitend per fiets of OV. De autobranche wordt niet rijk aan mij.

Toch heb ik redenen om geïnteresseerd te zijn in het onderwerp.
Ik zit in de kerngroep van het Platform NOC (“De Ruit” om Eindhoven). Die gaat niet door, maar onze argumentatie leunde mede op het overbodig maken van nieuw asfalt door het bestaande beter te benutten. In praktijk betekent dat een verbetering van de N279 binnen het kader van 2*1 en 80 km/uur bij goede inpassing, een capaciteitsoplossing op de A58 en een veiligheidsoplossing op de A67.
Vanuit Milieudefensie ben ik geïnteresseerd in een betere luchtkwaliteit en dus in moderne verkeersontwikkelingen in stedelijk gebied.
Iedere staatsburger is geïnteresseerd in meer verkeersveiligheid en minder brandstofverbruik.

Al deze vraagstukken hebben raakvlakken met de zelfrijdende auto.

De zelfrijdende auto van Google
De zelfrijdende auto van Google

Definities
Het Rathenau-instituut onderscheidt twee soorten zelfrijdende auto’s:
–  de robotauto zoals die van Google, die wel op Internet zit maar niet met de omgeving praat
–  de coöperatieve auto zoals die in Europa ontwikkeld wordt (welke research voor een belangrijk deel op de Automotive Campus in Helmond plaatsvindt).
De robotauto is niet relevant voor het drukke Europese wegennet. Hij vraagt te veel ruimte om zich heen.
Met de nieuwe Tesla is de eerste zelfsturende coöperatieve auto op ons wegennet toegelaten.

De zelfrijdende Tesla. Het loslaten van de handen is overigens niet toegedstaan.
De zelfrijdende Tesla. Het loslaten van de handen is overigens niet toegestaan.

Auto’s zijn te plaatsen op een spectrum met aan de ene kant oude auto’s met niets extra’s, via een continuüm aan steeds verdergaande vormen van rijtaakondersteuning tot een grotendeels zelfrijdende auto.
Cruise Control is inmiddels een bekend begrip. Als auto’s onderling hun afstand registreren en handhaven, en verkeersinformatie doorgeven, heet dat ‘adaptief(A)’. Als auto’s reageren op informatie van langs de wegkant heet dat ‘coöperatief(C)’. De combinatie van beide (CCAC) mondt uiteindelijk uit in (bijna) zelfstandig rijden.
Het adaptieve model werkt vooral ‘bottom-up’, het tweede meer ‘top-down’. De kunst is dit op een goede manier samen te brengen.
Nederland heeft hier een vooraanstaande positie.

De KIM-scenario’s
Het KIM heeft scenario’s ontwikkeld om in te schatten welke invloed de autotechniek op de inrichting van onze maatschappij kan hebben. Voor de duidelijkheid: een scenario is geen prognose, maar een denkoefening!

Het KIM ordent tweedimensionaal.
Op de ene as wordt de haalbare automatisering beschreven. Bij kengetal 1 en 2 monitort de mens de omgeving, bij 3,4 en monitort het systeem de omgeving. Het KIM werkt met 3 (voorwaardelijke) tot 5 (volledige) automatisering.
Op de andere as staat de bereidheid van de mens om zijn auto te delen. Auto’s staan namelijk meestal ongebruikt stil. In die tijd zou men ze beschikbaar kunnen stellen aan anderen, met een range tussen ener-
zijds hooguit je familie (laag) en anderzijds iedereen (hoog).

Zo ontstaan vier scenario’s.
scenario 1: 5/hoog   “Mobility as a service: any time, any place’
scenario 2: 5/laag     “Fully automated private luxury”
scenario 3: 3,4/laag  “Letting go on highways”
scenario 4: 3,4/hoog “Multimodal and shared automation”

Dat leidt tot het volgende verzamelstaatje:
KIM-effecten_verzamelstaat
De vraagstelling is ook tweedimensionaal, namelijk hoe waarschijnlijk en hoe wenselijk elk scenario is.

Over de waarschijnlijkheid durf ik weinig te zeggen. Ik doe alleen aan helderziendheid als ik er niet onderuit kan en er wordt mij nu geen besluit gevraagd. Laat ik het erbij houden dat ik een sceptisch mens ben en niet bij voorbaat overtuigd van het welslagen van automatiserings-
projecten en de niet-hack-baarheid van systemen. Als ik gedwongen word mijn geld erop in te zetten, schat ik in dat automatiseringslevel 3 en 4 zich al beginnen aan te dienen, en dat van level 5 nog moet blijken of dat gebeurt en zo ja, wanneer. De Tesla op de TV werd op de snelweg gedemonstreerd en je moest je handen aan het stuur houden. Dat lijkt mij level 3.
Hoe bereid de Nederlander blijkt om zijn auto te delen is vooralsnog onduidelijk. Tot nu toe is die gestegen van praktisch nul naar een klein beetje. Mogelijk denkt de jeugd daar anders over.
Ik wil in elk geval niet aan jan en alleman mijn fiets uitlenen.

Het scenario ‘automated private luxury’ vind ik in elk geval onwenselijk. Dat heeft vooral nadelen: het autoverkeer stijgt sterker dan de wegcapaciteit, het OV krijgt de nekslag en leefbaarheid en milieu (die vooral gedefinieerd zijn in de steden) worden slechter.

Het laatste scenario is eigenlijk een superversie van wat je met het huidige systeem zou willen: er is geen nieuw asfalt nodig, treintje rijden op de snelweg kan, andere vervoerswijzen worden zinvol gecombineerd, er wordt naar behoefte gedeeld, er wordt minder brandstof verbruikt (en dus minder gif in de lucht geloosd), er blijft vervoer mogelijk op het platteland en er staan minder auto’s in de stad. En de mens wordt niet volledig van de computer afhankelijk. Eigenlijk heel mooi.
Laat ik het voorlopig maar eens op het laatste scenario houden.

Een zonnepark op bedrijventerrein Heesch-West? dat kan! (update)

In 2008 zag de wereld er nog heel anders uit. De RABO-bank bracht een onderzoek uit, dat goede kansen zag voor het industrieterrein Heesch-West. Daar hebben de huidige gemeenten Oss, ‘s Hertogenbosch en Bernheze een belang in.

Het plangebied Heesch-West
Het plangebied Heesch-West

In 2015 is Heesch-West nog steeds een onvervulde belofte. Het ligt braak, zoals wel meer beoogde bedrijfsterreinen in Brabant. En het is een financiele molensteen rond de nek van de drie gemeenten.

De gemeenteraad van Bernheze heeft al in 2013 een motie aangenomen om te onderzoeken of het mogelijk is het gebied (voor een deel) te vullen met zonnepanelen. Ook in Den Bosch is daarover gesproken. Tot nu toe echter zijn deze schone ideeën door geldgebrek bij de deelnemende gemeenten blijven liggen.

De Provincie echter heeft een flink energiefonds en heeft in het nieuwe bestuursakkoord grote ambities uitgesproken op het gebied van duur-
zame energie. De gedachte om het een aan het ander te koppelen ligt voor de hand en de provincie Gelderland ging Brabant voor.
De provinciale SP heeft al eerder vragen gesteld over de noodzaak van nieuw natuurwetenschappelijk onderzoek en de onontkoombaarheid van zonneparken in Brabant, alsmede over potentiële lokaties op storten, braakliggende industrieterreinen en vliegvelden. Zie Provinciale SP stelt vragen over toekomstig energiebeleid provincie. Deze vragen zijn dd 9 sept 2015 nog niet beantwoord.

Op 9 september heeft SP-energiewoordvoerder Joep van Meel er vragen achteraan gesteld waarin concreet Heesch-West als ideale locatie voor een zonnepark genoemd wordt.  Directe aanleiding was een persartikel in ED en BD, getiteld “Ruim baan voor het zonnepark”.
Zie hier de tekst van deze vragen –> Zonneparken ivm HeeschWest.

Inmiddels zijn deze vragen op 29 sept 2015 beantwoord. Het college van GS is het eens met de vragen, zegt dat grootschalige zonneparken passen op ‘toekomstige bedrijventerreinen’ en dat het Energiefonds daarbij een rol kan spelen. Ook op Heesch-West zou dat kunnen.
Zie verder beantwoording vragen Heesch-west

In de zomervakantie schreef de pers over een rapport van de Anteagroup, waarin gesteld werd dat men in het gebied ook twee grote of drie kleinere windturbines kwijt kon. Naar mijn smaak zijn windturbines en een zonnepark in dit gebied prima te combineren.
Gezien de uitgestrekte oppervlaktes en volumes, die grootschalige duurzame energie nodig heeft, is de toekomst aan meervoudig ruimtegebruik. Misschien kan men er ook nog eens algenbakken neerzetten. Of. tot die tijd, misschien gewoon koeien en schapen.

Zie voor een analyserend artikel van mijn hand Kleinschalige zonne-energie is mooi, grootschalige is beter .

Omwonenden en het effect van bestrijdingsmiddelen

De Gezondheidsraad heeft in januari 2014 (op verzoek) advies uitgebracht over de gevaren van gewasbeschermingsmiddelen op omwonenden van akkers waar gespoten werd. Dat was naar aanleiding van onrust, die onder andere ontstaan was omdat huishoudens, die aangrenzend aan een bollenveld woonden, effecten ondervonden. Het advies is uitvoerig door diverse belanghebbenden met opinies gevoed.
De hoofdboodschap van de Gezondheidsraad was “blootstelling aan chemische gewasbeschermingsmiddelen vanuit de agrarische omgeving serieuze aandacht verdient en dat nader onderzoek en maatregelen ter beperking van de blootstelling op hun plaats zijn.”
bollenvelden-2

Advies Gezondheidsraad
De Gezondheidsraad heeft enkele zaken geconstateerd.
– De Nederlandse toelatingsprocedure voor gewasbeschermingsmiddelen kent nu nog geen aparte beoordeling van de risico’s voor omwonenden, tenzij die in de buurt van kassen wonen (maar dit advies gaat niet over kassen).
– Er is in Nederland op dit vlak weinig onderzoek verricht. Metingen aan bloed of urine hebben, voor zover bekend, niet plaatsgevonden. Uit buitenlands onderzoek komen “enige aanwijzingen dat er risico’s zijn voor omwonenden van agrarische percelen”. De Gezondheidsraad vindt onderzoek in Nederland gewenst. Blootstelling van niet-beroepsmatige omstanders en passanten is denkbaar.
– de toelatingsprocedure voor bestrijdingsmiddelen heeft tot veel verbetering geleid, maar er komen steeds nieuwe wetenschappelijke inzichten en praktijkervaringen
– bij de boeren zelf is in binnen- en buitenland wel veel onderzoek gedaan, en dat heeft geleid tot “geregelde associaties tussen blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen en het optreden van uiteenlopende gezondheidseffecten, zoals een verminderde vruchtbaarheid, diverse vormen van kanker (ook bij het nageslacht) en aandoeningen van het zenuw-
stelsel. Vooral voor de ziekte van Parkinson en voor leukemie bij de kinderen van agrariërs zijn die bevindingen consistent.
” Niet alle buitenlandse onderzoek is echter direct naar Nederland vertaalbaar en het gebruik van bestrijdingsmiddelen verandert nogal eens.
— Mogelijk ziet de toelatingsprocedure effecten over het hoofd. “Maar omdat agrariërs veiligheid onvoldoende prioriteit geven, acht de commissie het waarschijnlijk dat een gebrekkige naleving van voorschriften een belangrijke oorzaak is van gezondheidseffecten onder agrariërs.” Waardoor deze heftiger en vaker blootgesteld worden aan vergif dan omwonenden. “De Gezondheidsraad vermoedt dat het risico voor omwonenden laag zal zijn t.o.v. het risico voor beroepsmatig blootgestelden.” Maar dus niet bij voorbaat nul.
– Mocht uit het onderzoek blijken dat kritische gezondheidswaarden benaderd of overschreden worden, dan zou het voorzorgbeginsel van kracht verklaard kunnen worden
– Ook worden gedragsaanbevelingen gegeven aan de boeren, de overheid en de omwonende burgers.

Kabinetsreactie
Het kabinet heeft op 18 febr 2014 het advies overgenomen.
– “Het kabinet zal een onderzoek opstarten, om te beginnen met bollenvelden, fruitboomgaarden en andere teelten met intensief gebruik van middelen.” Het RIVM is al met de voorbereidingen begonnen voor dit in Nederland nog niet eerder uitgevoerde onderzoek.
– Vooruitlopend op nieuwe Europese richtlijnen vult het College voor Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (CTGB) aan met bestaande Duitse en Britse methoden
– Er komt een betere klachtenstructuur en een versterkte handhaving

Ditis het meldpunt van de actiegroep Bollenboos. Men kan melden op www.gifkikker.nl . De actiegroep zit op www.bollenboos.nl
Ditis het meldpunt van de actiegroep Bollenboos. Men kan melden op www.gifkikker.nl . De actiegroep zit op www.bollenboos.nl

– Het kabinet zou wel spuitvrije zones langs gevoelige bestemmingen willen instellen, maar dat gaat waarschijnlijk niet lukken omdat het juridisch niet handhaafbaar is. Er is immers geen wetenschappelijk onderzoek waarop een dergelijk verbod gebaseerd zou kunnen worden.

Voortgang van het proces
Op 18 mei 2015 stuurde staatssecretaris Mansveld een voortgangsrapportage naar de Tweede Kamer.
Het RIVM heeft een pilot opgezet en een budget gekregen (bijna 9 miljoen t/m 2018 voor bollenvelden en fruitbomen). Men begint met de bollenteelt.
– Het CTGB-voorstel is geaccordeerd
– Volgens de landsadvokaat zijn teeltvrije zones op dit moment juridisch niet oplegbaar, ook niet op basis van het voorzorgbeginsel, omdat er nog geen wetenschappelijke basis is.

Het kabinet zal in overleg met de industrie en de agrarische sector overleggen wat er op vrijwillige basis mogelijk is. Bijvoorbeeld:
– Het afsluiten van convenanten in de geest van het ‘bollenconvenant van de gemeente Hardenberg’. Daarin komen bepalingen voor over het gebruik van bodemontsmetting en gewasbeschermingsmiddelen en over het geven van informatie aan omwonenden.
– Het vrijwillig hanteren van ene teelt- en spuitvrije zone door agrariërs
– De aanleg van ecologische randen m.b.v. subsidies onder het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
– Snelle invoering van good-neighbour-initiatieven

Het lijkt mij een goed idee als de gemeenten, die dit aangaat, en de provincie hier politieke initiatieven gaan ontplooien.

————————

In verband met de komst van de bloembollen naar Brabant heeft de SP al in oktober 2013 (door mij geschreven) vragen gesteld over bodemontsmetting. Zie Vragen over bodemontsmetting . Het daar genoemde grondontsmettingsmiddel metam-natrium (ook monam sodium) is in mei 2014 voor onbepaalde tijd geschorst in afwachting van een nieuw standpunt van de Europese Commissie. Zie verbod metam-natrium_mei2014

metam-natrium
metam-natrium

Onder Bestrijdingsmiddelen in Brabants grond- en oppervlaktewater staan ook een relevante tekst dd juni 2013.

Klimaateffecten in Brabant–4: klimaatadaptatiemaatregelen

Eerdere onderzoek over klimaateffecten in steden en denkbare
maatregelen daartegen is samengebracht in het “Eindrapport Climate Proof Cities” (eindredactie TNO, oktober 2014), (https://www.wageningenur.nl/upload_mm/2/5/5/7716e799-561f-43b1-9a90-3d9593bb5965_CPC%20eindrapport_final.pdf )

Ik bespreek hier de maatregelen.

Ten overvloede: adaptatiemaatregelen tegen de gevolgen van de klimaatverandering vervangen geen maatregelen tegen de oorzaak. Veel steden willen op de lange termijn klimaatneutraal worden. Maar daarnaast vinden de inwoners het ook wel fijn als intussen hun kelder niet onderloopt en oma niet uitdroogt.

Indelingen
Er zijn twee klimaatproblemen: wateroverlast en hitte annex droogte.
Op verschillende schalen: gebouw, straat tot wijk, en stad en regio.
Sommige oplossingen passen bij de bestaande stad, andere vragen nieuwbouw of de stad moet op de schop.
Sommige zijn goedkoop en andere duur.

Maatregelen en hun effecten
UHImax als functie van oorzaken in Rotterdam
Je moet deze tabel over de luchttemperatuur op wijkniveau zó lezen:
– UHImax is het maximale temperatuurverschil tussen het platteland en stukken Rotterdam rondom een weerstation.
– het gebied rond een weerstation kan voor 3 tot 38% bebouwd zijn
– een stuk stad dat voor (bijvoorbeeld) 30% bebouwd is, is gemiddeld 0,34⁰C warmer dan een stuk stad dat voor 20% bebouwd is.
– 10%punt meer groen betekent gemiddeld 0,33⁰C koeler
– Het percentage open water heeft geen duidelijk gevolg. Water kan ’s nachts warmer zijn dan de omgeving, en het effect hangt af van de kenmerken van het water en de windrichting
groenafhankelijkheid van UHI

Op gebouwniveau ligt het soms anders. Zie onderstaande tabel met warmte- en neerslageffecten.
klimaatadaptatiemaatregelen gebouw
– ‘Albedo’ is hoeveel licht iets terugkaatst (100% spierwit). Een hoog albedo kan een woning koelen, vooral bij een slecht geïsoleerd dak.
Een wit dak op 9m hoogte scheelt ongeveer een halve tot hele ⁰C op leefhoogte, maar dat effect reikt minder dan 15m ver.
– De orientatie: met ramen op het oosten en westen heb je het sneller (te) warm, omdat de zon dan laag aan de hemel staat en rechtstreeks binnen schijnt.

Nu eerst iets over water, en dan weer terug naar de tabel.
Je kunt veel fijnmazige precisiegegevens in een computermodel stoppen en dan een forse bui doorrekenen. Dat geeft een situatiegebonden antwoord.
De algemene strategie is simpel: wateroverschotten in de bodem laten inzijgen of op een toegankelijke manier opslaan, de riolering verbeteren en gebieden onder laten lopen waar dat niet veel kwaad kan.

Het beste middel tegen warmte- als wateroverlast is de stad groener maken – op de grond. Een boom geeft schaduw en koelt door verdamping. Een boom is normaliter een koelmachine van 1 tot 2KW, maar dat kan oplopen tot 8 a 11kW. Veel bomen in een straat of park kan een paar ⁰C schelen. Die bomen moeten dan wel water hebben om te verdampen, en dat water moet de bodem in kunnen. ‘Ontharden’ is een goede strategie voor beide doelen.
effect_bomenrijen_straat
Groene daken werken matig.
Een ‘extensief’ groeimedium is dunner dan 15cm. De woning eronder merkt er weinig van, vooral als het dak toch al goed geïsoleerd was. Een dergelijk groen dak kan 5 tot 20 mm regenval tijdelijk vasthouden.
‘Intensieve daken’ zijn dikker dan 15 cm en werken beter als waterbuffer, vooral als ze ingericht zijn op een vertraagde afvoer. Maar op een gegeven moment is de laag verzadigd en moet hij eerst weer opdrogen.
Het thermische effect van groene daken op leefhoogte is niet groot en reikt hooguit een paar meter naast het dak.

Op 28 juli 2014 viel er op Deelen 132mm regen in één etmaal, waarvan 67mm in één uur. Daar is ook het beste riool niet tegen opgewassen. Zie ook http://www.riool.net/thema-s/extreme-buien .
Plekken waar tijdelijk water schadevrij kan worden opgeslagen zijn daarom waardevol. Oppervlaktewater is handig, maar als een plein of park van 4 hectare 2 cm onder water staat, is dat ook 800m3 water. Als dat 5* per jaar gebeurt, is dat niet meteen een ramp.
Het is evenzo verstandig om wegbermen lager te leggen, sloten te graven en wegprofielen aan te passen.

Geld, planning en bevoegdheden
Klimaatmaatregelen zijn zo afhankelijk van micro-omstandigheden dat ze een gemeentelijke taak zijn, die alleen samen met maatschappelijke partijen uitvoerbaar is. De gemeente moet wel op ondersteuning kunnen rekenen.

Aan verschillende oplossingen zijn zeer uiteenlopende kosten verbonden. De oplossingen hoeven echter meestal niet op stel en sprong gerealiseerd te worden. Vaak kunnen ze meeliften op reguliere werkzaamheden (stadsvernieuwing, rioolvervanging, herbestrating). Dat scheelt een slok op een borrel.

De gemeenten, provincies en waterschappen hebben zich verenigd in het Klimaatverbond ( http://www.klimaatverbond.nl ) . Dat is een waardevol initiatief.

GroenLinks roept het iets te hard van de daken
Groen Links Eindhoven heeft een initiatiefvoorstel uitgebracht “Schreeuw het van de daken!”. Dat gaat ook over klimaatadaptatie (plus nog zonne-energie en stadslandbouw en luchtkwaliteit) –> Initiatief-
voorstel GroenLinks Eindhoven_Elk dak een duurzaam dak 151008

Ik vind het jammer dat het voorstel teveel blijft steken in de goede bedoelingen. De uitwerking is mager en de literatuurlijst beperkt. Daardoor staat er bijvoorbeeld een juichverhaal over groene daken, terwijl het nog maar de vraag is wat je daaraan hebt. Bovendien hebben de meeste Eindhovense huizen een schuin dak.
En hoe wil Groen Links èn stadslandbouw doen op het platte dak èn daar groene daken aanleggen? Dat gaat niet samen.
Teveel romantiek en te weinig analyse. Groen Links houdt op met denken juist daar waar het interessant wordt.

Ik hoop dat het voorstel aangenomen wordt, en dat B&W er echte deskundigen opzetten.

 

Parkmanagement op industrieterreinen – mijn 200ste artikel

Dit is mijn (netto) 200ste artikel op deze site. Ik vind het leuk om bij deze gelegenheid een artikel te plaatsen van iemand anders, namelijk van SP-gemeenteraadslid Marcel Lathouwers. Concrete aanleiding was de (nog steeds niet afgewikkelde) modernisering van het stokoude Bestemmingsplan De Hurk 1988, maar de strekking van het artikel is ook van toepassing op andere zware industrie-terreinen.
Marcel Lathouwers
Marcel Lathouwers
Ik heb hierover zelf al eerder geschreven. Met de toenmalige WNM (Werkgroep Natuurbehoud en Milieubeheer) hebben we een zienswijze ingediend over het nieuwe BP De Hurk. Een artikel hierover op deze site kunt u vinden onder --> Inspraakreactie over het nieuwe BP De Hurk in Eindhoven
Hieronder het opiniestuk, gedateerd 6 oktober 2015.
-------------------------------------------------------------------------

‘Rampenbestrijding op industrieterreinen middels Parkmanagement’

Eindhoven kent veel bedrijfslocaties. Een aantal daarvan geeft ruimte aan zware bedrijvigheid, zoals De Kade, De Hurk-Croy en GDC Noord. Zowel De Kade als De Hurk-Croy worden omringd door woonwijken. Een milieuramp, een brand, een catastrofe met menselijke slachtoffers of met grote financiële gevolgen ligt altijd op de loer.

Bedrijventerrein De Hurk Eindhoven
Bedrijventerrein De Hurk Eindhoven

Op dit moment worden rampen en incidenten voorkomen doordat veel bedrijven een klein deel van hun personeel laten opleiden als bedrijfs-
hulpverlener (BHV). Daarnaast doet de Veiligheidsregio haar uiterste best om te werken aan het voorkomen van rampen en incidenten. Als er zich toch een brand voordoet, dan zijn het vooral de BHV’ers en de Veiligheidsregio die het gevaar en het aantal slachtoffers zo beperkt mogelijk houden. Maar is dit afdoende?

In het recente verleden hebben zich in Nederland een aantal nood-
situaties voorgedaan. Vorige week maandag nog stond een bedrijfs-
verzamelgebouw op de Hurksestraat in lichterlaaie. Gelukkig stond voornamelijk hout in de fik en zijn er geen gewonden gevallen. Toch is er veel schade ontstaan en werd er gevreesd voor vrijkomende asbestdeeltjes.

In het jaar 2000, brak er brand uit in Dronten en werden 120 mensen ziek van giftige PCB’s. In 2010 brak brand uit bij Timco Plastics in Valkenswaard en werden twee verzorgingshuizen en 46 woningen ontruimd.

In juni 2015 brak er brand uit bij Xycarb Ceramics in Helmond. Xycarb beschikt over een uitgebreide BHV-organisatie, maar toonde het grote gebrek aan hulpverlening buiten de poorten van het bedrijf aan. De chaos op het omliggende industrieterrein bij en kort na de brand is een schoolvoorbeeld van gebrek aan preparatie op het niveau van het
bedrijfsterrein als geheel.

knipsels_xycarb

Zo ook in Moerdijk. In 2012 brak er bij Chemie Pack brand uit, waar 240 brandweerlieden in touw waren, als ook het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum, de locale Veiligheidsregio en verschillende bedrijfsbrandweren. Hierbij vielen op een wonderbaarlijke wijze geen gewonden of doden. Er heeft zich echter wel een flinke milieuramp ontwikkeld. Mensen werden halsoverkop met bootjes over het water geëvacueerd.

De lessen uit onder andere Chemiepack en Xycarb moeten worden toegepast op andere bedrijventerreinen, zoals De Hurk.

Wat leren we van zulke rampen en ernstige incidenten?

Op bedrijventerreinen met zware bedrijvigheid is het noodzakelijk dat de afzonderlijke bedrijven in een collectief, en in samenwerking met de Veiligheidsregio, plannen maken om ernstige incidenten en grote rampen te voorkomen en op te treden als het noodlot toch toeslaat. Het opleiden van BHV’ers is natuurlijk goed, maar lang niet voldoende.

Men moet denkbare scenario’s uitwerken in een draaiboek. Als er zich dan een incident voordoet, weet men precies hoe er gehandeld moet worden, welke informatie er op welke manier moet worden gecommuniceerd en hoe de schade zoveel mogelijk kan worden beperkt. Zo weet men precies welke materialen er staan opgeslagen en kan men inschatten hoeveel personen er mogelijk geëvacueerd moeten worden.

Een vorm van Parkmanagement is dan essentieel. Vele bedrijventerreinen beschikken al geruime tijd over Parkmanagement. Bijvoorbeeld in Moerdijk (pas na de ramp), in Helmond en bij Chemelot in Geleen. De ene in de vorm van een Stichting, de ander in de vorm van een Coöperatie. Waarom kan dat in Eindhoven niet? Het biedt veel meer dan alleen een draaiboek met verschillende rampenscenario’s, het biedt ook de kans aan ondernemers om een gezamenlijke bestrijdingsorganisatie op poten te zetten, eventueel met eigen blusmaterieel.

Wat ondernemers aantrekkelijk zullen vinden is het feit dat men in een – bedrijventerrein breed – Parkmanagement gezamenlijk kan komen tot duurzaamheidsafspraken (o.a. gedeelde energieopwekking, afval-
verwerking en goederentransport in een circulaire economie). Ook kunnen er afspraken gemaakt worden over geluidsruimten, waarbij het ene bedrijf – die geen overlast veroorzaakt – deze ruimte kan verhandelen met de buurman die meer geluid wil produceren.

Zo zijn er vele ideeën die de revue kunnen passeren, maar vooral de veiligheid moet bij een vorm van Parkmanagement voorop staan. Zeker als er duizenden mensen werken en in de directe omgeving wonen.

Ook de Eindhovense Werkgroep voor Natuurbehoud en Milieubeheer (WNM) en Milieudefensie pleiten hiervoor. In de slimste regio van de wereld gaan we voor een beter milieu en een prettigere en veiligere werk- en leefomgeving. Dit najaar buigt ook de gemeenteraad zich hierover. We hopen dan op een krachtige en effectieve aanpak. Pas dan zullen we ook tot de verstandigste regio van de wereld worden benoemd!

Marcel Lathouwers

Namens de Socialistische Partij,

Raadslid gemeente Eindhoven

 

Klimaateffecten in Brabant – 3: de Brabantse steden als hitte-eiland

Het gaat warmer worden in Nederland en dus ook in Brabant. De KNMI’14 – scenario’s geven aan dat het aantal zomerse dagen (dagen waarop het warmer wordt dan 25⁰C) tussen 1951 en 1980 gemiddeld 13 per jaar was; dat het van 1981 t/m 2010 gemiddeld 21 per jaar was; en dat dat er in 2050 ergens rond de 26 a 36 zijn, afhankelijk van het gekozen scenario.
Men stelle zich dit ongeveer als volgt voor (KNMI “Extreem weer en klimaat”):
toename in gemiddelde T en spreiding
Een aantal van dit soort dagen achter elkaar heet een hittegolf. De waarschijnlijkheid daarvan neemt toe, maar daarover durft het KNMI nog niet iets kwantitatiefs te zeggen.

Dit zijn cijfers in De Bildt.
In de steden ligt het aantal zomerse (>25⁰C) en tropische (>30⁰C) hoger dan in De Bildt, omdat steden beduidend warmer zijn dan het platteland erom heen. Het verschil tussen de stad en het omringende platteland heet het ‘stedelijk hitte-eiland’ – effect. Dat kan fors zijn, zelfs groter dan de temperatuurstijging tussen nu en 2050.
extra sterfte per dag per graadC meer
Bij een hittegolf schiet het ziekenhuisbezoek omhoog en neemt de sterfte met 12% toe. Bovenstaande grafiek becijfert de landsbrede extra sterfte op ongeveer 8 personen per dag per extra ⁰C. Over het algemeen gaat het om oude mensen.
Wordt het warmer, dan overlijden er ’s zomers dus meer mensen en ’s winters minder. Het netto effect wordt gunstig. Het zou uiteraard nog gunstiger worden als er ’s zomers minder extra sterfte optrad.

De reëel bestaande stadsbewoner heeft met drie temperatuurbegrippen te maken. Het is goed die uit elkaar te houden.
–           De oppervlaktetemperatuur is wat je voelt als je je hand op het dakleer legt of op het gras. Dat is wat de warmtesatelliet (bijv. de NOAA) ziet. Dat heet het Surface Heat Island (SHI) – effect.
–           De temperatuur die je krijgt als je een thermometer, afgeschermd van neerslag en directe straling, 1,5m boven een grasvlakte houdt. Men spreekt dan van een “Urban Heat Island” UHI. Dat is wat een weerstation doet, vaak onder beheer van amateur-weerkundigen.
–           De befaamde “gevoelstemperatuur” (in de vaktaal meestal aangeduid als PET), die een constructie is die de UHI combineert met wind, luchtvochtigheid en directe straling.

De eerste twee zijn direct meetbaar, de derde een combinatie van
meting en modelberekening.
De SHI en de UHI zijn ’s nachts ongeveer hetzelfde, maar overdag kan de SHI fors hoger zijn. Er is dan wel een zekere correlatie, maar die is niet eenduidig.
Dat komt o.a. omdat de satelliet heel veel locaties meet bijna op één moment (met een pixel van 1*1 km), en het weerstation heel weinig locaties op heel veel momenten. Bovendien speelt het microklimaat een rol.
Het is dus wel van belang te kijken wat er staat. In beide gevallen is het verstandig enige bescheidenheid te tonen tegen al te stellige beweringen.

De natuurkundige mechanismen overdag zijn ten dele anders dan die ’s nachts. Het is dus steeds nodig dit er bij te vermelden.

Onderstaande kaart is van 16 juli 2006, 14.07 uur (links) en 17 juli 04.04 uur (rechts). Dat was tijdens de tweede hittegolfperiode van dat jaar.

TN), 2012, de stedelijke hitte-eilanden in kaart gebracht
TN), 2012, de stedelijke hitte-eilanden in kaart gebracht

Vanuit deze kaart is een top-20 afgeleid (die dus, let wel, alleen voor dat moment bewezen is). Het mechanisme onder deze rangorde kan echter toch wel ten dele een structureel karakter hebben.

Er staan verhoudingsgewijs veel Brabantse steden op de overdag-lijst.

De sHI-top20 van 16 en 17 juli 2006
De sHI-top20 van 16 en 17 juli 2006

Nog een andere kaart, meer in detail, van Eindhoven op 26 juni 2013, om 15.00 uur, tijdens een hittegolf.

Hittekaart Eindhoven 26 juni 2013, rond 15 uur
Hittekaart Eindhoven 26 juni 2013, rond 15 uur

Een gemeentebestuur kan op zichzelf maar een heel klein beetje doen aan de oorzaken van de klimaatverandering. Dat vraagt om een collectieve inspanning van de hele wereld.
Een gemeentebestuur kan wel wat doen aan de gevolgen van de klimaatverandering voor de eigen gemeente. Dat heet klimaatadaptatie. Van Tilburg en Breda heb ik al klimaatnotities gezien.

In oktober 2014 is het “Eindrapport Climate Proof Cities” uitgebracht (https://www.wageningenur.nl/upload_mm/2/5/5/7716e799-561f-43b1-9a90-3d9593bb5965_CPC%20eindrapport_final.pdf ). Dit bevat een systematische aanpak van alle klimaatgevolgen in Nederlandse gemeenten.

Ik kom hierop in een volgend artikel te spreken.

Symposium Autisme en Talent

De Stichting Autisme Research had op 14 oktober 2015 een symposium belegd “Autisme en Talent”. Dit als onderdeel van het “Leren in Brainport-festival”. Ik was uitgenodigd.

De belangrijkste sprekers waren Merel van Vroonhoven en Simon Baron-Cohen.
Dagvoorzitter was Greg Shapiro, afsluiter Robert Verwaayen. Daarnaast kwamen nog twee mensen van de “Talentenbank” aan het woord.

Merel van Vroonhoven is na hoge bestuursfuncties bij Nationale Nederlanden en de NS nu bestuursvoorzitter van de AFM (Autoriteit Financiele Markten). Daarnaast is ze moeder van een autistisch kind.
Na het “coming out” van Diederik Weve, ingenieur bij de Shell, als Aspergerklant begon deze een campagne om het taboe op autisme op de werkvloer te doorbreken. Dat leidde uiteindelijk in 2013 tot het programma Vanuit autisme bekeken (http://www.vanuitautismebekeken.nl/ ). De autistische doelgroep zelf is hierbij nauw betrokken. Het programma wordt gesteund door de ministeries van VWS en OCW.

Merel van Vroonhoven en Simon Baron-Cohen
Merel van Vroonhoven en Simon Baron-Cohen

Ze benadrukte dat onze maatschappij teveel gericht is op ‘standaard-mensen’. De maatschappij is niet inclusief genoeg en biedt lichtelijk ongewone mensen met soms ongewone talenten te weinig kansen.
Bijvoorbeeld: 70% van de autistische HBO-ers valt uit op het werk – een grote verspilling van talent. Een ander voorbeeld: een autist kan een prima treinmachinist zijn (kan uren lang geconcentreerd werken), maar knapt af op het gezellige geroezemoes daarna in de bedrijfskantine.
Het aan het werk houden van autistische medewerkers vraagt een apart soort begeleiding, maar dat kan zijn vruchten afwerpen.

Beroemde geleerden, vermoedelijk met autisme
Beroemde geleerden, vermoedelijk met autisme

Baron-Cohen’s verhaal viel in twee delen uiteen.
Eerst liet hij met psychologische en medische argumenten zien dat autisme berust op een andere organisatie van de hersenontwikkeling, met onder meer een correlatie met hoger dan gemiddelde testosteron-gehaltes in de baarmoeder. Eén op de 48 mannen en één op de 189 vrouwen heeft de diagnose.
Het verschil in ontwikkeling heeft een duidelijke genetische en/of epigenetische component en is onophefbaar. Wel kunnen de effecten in het dagelijks leven verzacht of beheersbaar gemaakt worden.
Het tweede deel van het verhaal ging over de verschijnselen: aandacht voor detail, een aangeboren neiging om systemen te bouwen, aandacht voor mathematische patronen. Als je een kind van 14 maand oud een plaatje van een gezicht laat zien en een plaatje van een kleurige mathematische vorm, en als het kind meer dan 70% van de tijd naar het
mathematische patroon kijkt, is het bijna zeker autistisch (stond op een van de sheets van Baron-Cohen).
Autisme heeft een duidelijke correlatie met exacte beroepen. Wiskundestudenten zijn zeven maal zo vaak autistisch als andere studenten. Vaders en grootvaders van autistische kinderen zijn dubbel zo vaak ingenieur. Genoemde Weve bijvoorbeeld is een wereldwijde specialist op het gebied van geluidsbeheersing – zo specialistisch, zegt hij zelf in de NRC van 15 juni 2011, dat hij niet op mensen hoeft af te stappen, maar dat ze naar hem toe komen.
Wereldberoemde geleerden (zie boven) worden in verband gebracht met autistische trekken, waarbij als relativering gezegd moet worden dat deze opinie niet op een test gebaseerd is, maar op biografieën. Van Einstein werd het citaat geprojecteerd “I don’t socialize because it would distract me from my work”. De uitzonderlijk mensenschuwe Cavendish was de eerste man die de aarde gewogen heeft (in 1798 met 1% nauwkeurigheid!).

Het kan ook misgaan. Wie een extreme combinatie wil zien van autistisch talent en onaangepast gedrag, moet maar eens op Wikipedia gaan kijken onder Gary McKinnon, de man die begin deze eeuw ruim 90 Pentagon- en Nasacomputers binnenwandelde.

Het is geen toeval dat het symposium onderdeel was van ‘leren in Brainport’. Eindhoven trekt als een magneet technici en wiskundigen aan en je kunt verwachten dat er relatief veel autisten en nog meer autistische kinderen rondlopen. Dat blijkt ook inderdaad zo te zijn: bij een vergelijkend eerder onderzoek in Eindhoven, Haarlem en Utrecht was het aantal autisten per 10000 mensen resp. 230, 80 en 60. Ik heb over dit onderzoek al eerder geschreven (–> Autismezorg belangrijke productiefactor in techniekregio

autism-patterns-science
Baron-Cohen wil zijn onderzoek in Eindhoven graag voortzetten, maar dat vraagt om cofinanciering vanuit de regio. De Stichting Autisme Research (http://www.autisme-research.nl/ ) collecteert daarvoor. Ter afsluiting hield stichtingsvoorzitter Robert Verwaayen een aanbevelend praatje. Robert Verwaayen is van het Techfonds Keen Venture Partners, dat hij samen met o.a. zijn vader Ben Verwaayen, de voormalige CEO van PTT Telecom, British Telecom en Alcatel-Lucent, opgericht heeft.

Baron-Cohen wil ook graag onderzoek doen in Silicon Valley, maar zover heeft hij het nog niet gebracht. Het schijnt daar allemaal nog een graadje extremer te zijn dan in Eindhoven.

Ik hou mijn lezers op de hoogte van het vervolg.

Vervolg op TTIP-demonstratie

De demonstratie tegen TTIP van 10 oktober 2015 in Amsterdam is niet het eind van de activiteiten tegen TTIP.

Fotoverslag demonstratie
Er staat een mooi fotoverslag van de demonstratie op https://milieudefensie.nl/ttip/nieuws/fotos-ttip-demonstratie/?utm_source=nb&utm_medium=email&utm_campaign=nb151013-ttip .
het TTIP-paard van Troje-rr

Petitie
Milieudefensie organiseert een petitie, waarin gevraagd wordt niet deel te nemen in TTIP en CETA (het Canadese zusje van TTIP). Als dat idee toch doorgezet wordt, moet er een referendum over komen.

Men kan meedoen aan deze petitie via https://milieudefensie.nl/ttip/teken-ttip-referendum?utm_source=nb&utm_medium=email&utm_campaign=nb151013-ttip .

Eindhovense gemeenteraad neemt motie tegen TTIP aan
De Eindhovense gemeenteraad heeft op 13 oktober 2015 over een motie gestemd, waarin de Raad  na een lijst overwegingen

uitspreekt het TTIP-verdrag niet te accepteren, zolang de in de lijst met overwegingen aangegeven bezwaren niet weggenomen zijn

het College van B&W oproept dit Eindhovense standpunt actief uit te dragen richting Minister van Buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking, Tweede Kamer, Europese Commissie, Raad van Ministers van de EU en het Europees Parlement

De motie was ingediend door de SP, het Ouderen Appel Eindhoven, Groen Links, de Brede Beweging Linksom, de Lijst Pim Fortuynen de Partij van de Arbeid.

De volledige tekst van de motie staat hier –> TTIP-motie Eindhoven

TTIP – demonstratie

Op zaterdag 10 oktober 2015 was de anti-TTIP-demonstratie in Amsterdam. Ik heb ook meegelopen als een van de ruim 7000 deelnemers, waaronder mijn broer Jacques. Leuk die te zien.
Die opkomst werd als een groot succes beschouwd. Een jaar eerder trok een demonstratie over hetzelfde onderwerp zo’n 70 mensen. De groei zit er wel in.

De organisatie was in handen van o.a. Milieudefensie, het FNV, Greenpeace en Foodwatch.
het TTIP-paard van Troje-rr
Milieudefensie had een groot ‘houten’ opblaaspaard van Troje neergezet op het Jonas Daniel Meijerplein. Daar verzamelden de demonstranten zich bij het podium.

Ze werden er welkom geheten door wethouder Laurens Ivens (SP) namens de ‘TTIP-vrije gemeente’ Amsterdam. Het geheel werd gepresenteerd door de uit Kameroen afkomstige Anousha Nzume, die in haar enthousiasme de indruk wekte dat ze ook zonder geluidsinstallatie de aanwezigen wel had kunnen toespreken.
blik op het podium_TTIP 10okt2015-rr
Verder spraken onder meer Geert Ritsema voor Milieudefensie, Ewald Engelen (financieel geograaf en bekend vanwege zijn vele kritische commentaren op de toestand in de wereld), Marianne Thieme van de Partij voor de Dieren en ook Jasper van Dijk van de SP nog even.

Enkele sprekers tijdens de demonstratie
Enkele sprekers tijdens de demonstratie

Allen benadrukten de gevaren van het omlaag gelijk schakelen van de standaarden op het gebied van het arbeidsrecht, de voedselveiligheid, het dierenwelzijn en vergelijkbare onderwerpen.

Publiek met een mening over dierenwelzijn
Publiek met een mening over dierenwelzijn

De medewerking vanuit Eindhoven
In Eindhoven hebben het FNV en Milieudefensie op 1 october 2015 een openbare avond georganiseerd over het onderwerp. Die was succesvol. Zie TTIP – informatieavond in Eindhoven geslaagd

Daarna hebben deze organisaties geprobeerd zoveel mogelijk mensen mee te krijgen naar Amsterdam. Het FNV met gratis kaartjes voor eigen leden, Milieudefensie met een groepsretour.

Die groepsretour heb ik geregeld. Het is een mooi ding, als je eenmaal snapt hoe de bureaucratie van het ding werkt – wat na enig gepuzzel lukte. Maar toen kon men dan ook voor een tientje op en neer naar Amsterdam.

Milieudefesnie Eindhoven had een flyer gemaakt om zoveel mogelijk mensen op de hoogte te stellen van de TTIP- avond en TTIP-demonstratie. Zie –> flyer_TTIP_Eindhoven

 

Van stoom stoom stoom

Ik ga altijd naar de Energiebeurs in de Brabanthallen. Daar kun je gratis goede bijscholingen opdoen en, als je wilt dagen, rondsjouwen wat er allemaal te doen is. Omdat ik geen dagen de tijd heb selecteer ik van tevoren. Op basis van een artikel op de site van ENSOC was ik naar het Stoomplatform gelopen (www.stoomplatform.nl ). Dat werd een weg-van-de-snelweg ervaring. Het domein ligt volstrekt buiten de mainstream van de huidige ICT/high tech en dat is volstrekt ten onrechte.

refrein:
Als m’n Manometer goed staat
Weet ik wel dat alles goed gaat
En als je net als ik de stoomwet hebt gelezen
Dan heb je van explosies niks te vrezen
Daarom slaap ik nu na al m’n klussen
Met de stoomwet onder m’n kussen
Dan krijg ik alleen nog maar een mooie droom
Van stoom stoom stoom

Manometer
Manometer

De ouden van dagen onder ons (zoals ikzelf) kennen het beroemde stoomlied van Ed en Willem Bever nog. En verdomd, de gelijkenis is meer dan oppervlakkig. Bij de stand lopen allemaal blanke mannen rond van minstens 50 en die klagen zelf over die situatie. De een na de ander gaat met pensioen of wordt buitengewerkt, en er is geen opleiding voor de sector meer. Er loopt nu nog rond wie het 35 jaar geleden geleerd heeft. De kennis van het stoomwezen in bedrijven holt achteruit en daar zitten grote jongens tussen: de petrochemische industrie, de papier, de procesindustrie in de voedingssector, de turbines die de stroom opwekken. Een Syrier met een goede kennis van het Stoomwezen kan acuut aan de slag.

En de klacht is dat de aandeelhouders meer, en de technische mensen minder, te vertellen hebben binnen ondernemingen. De afschrijvingstermijn van en stoomketel is een stuk langer dan de roulatieperiode van een directeur of een business cycle waarmee aandeelhouders rekenen. De beroepstrots is gekrenkt.

Van mij mag de sector het lijflied van Ed en Willem Bever gebruiken als Geuzenlied.
aardgasverbruik in nederland
Nederland verbruikt jaarlijks rond de 45 miljard m3 aardgas. Daarvan wordt in 3000 ketels ongeveer 7,5 miljard m3 gebruikt voor de productie van stoom.
Daarvan gaat ongeveer 5 tot 7% zinloos verloren door een slechte afstelling van de ketels, door ontbrekende leidingisolatie, ontbrekende warmteterugwinning uit rookgas, etc. Met eenvoudige mogelijkheden kunnen die verliezen weggewerkt worden. Rekent u even mee: 5 a 7% van 7,5 zit rond de 0,4 a 0,5 miljard m3 en van het totale Nederlandse aardgasverbruik is dat ongeveer 1%. Dat is veel – Kamp zou er een moord voor moeten doen.

Als de ketel maar verkeerd genoeg is afgesteld, komt er overigens (net als bij een Volkswagen) onverwacht veel NOx uit.

CE Delft heeft er een studie over geschreven (febr 2014) “Laaghangend fruit in de industrie” ( https://ce.nl/publicaties/laaghangend-fruit-in-de-industrie/ ).
Hieronder wat laaghangend fruit:
eenvoudige besparingen in de industrie
Nu heeft de regering met de industrie MeerJarenAfspraken (MJA) gemaakt over energiebesparing. In MJA-2, dat liep van 1998 t/m 2012, zijn convenanten gesloten waarin de deelnemende bedrijven zich verplichtten om investeringen door te voeren die zichzelf binnen vijf jaar terug zouden verdienen. In ruil daarvoor werd hen de energiebelasting kwijtgescholden.
De vraag is of die vijf jaar-investeringen werkelijk gedaan zijn. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland heeft geen eigen politie die (in dit specifieke geval) controleert of de investeringen met een terugverdientijd van bijvoorbeeld drie, vier of vijf jaar feitelijk uitgevoerd zijn. Er bestaat twijfel. De kennis vloeit geheel voort uit zelfrapportage.

Het komt mij voor dat een en ander niet altijd bevorderlijk is voor het concurrentievermogen van Nederland.

Ongeïsoleerde afsluiters
Ongeïsoleerde afsluiters