Bijeenkomst Regionaal Meetnet ZO Brabant – de presentaties

Wat, waar en hoe?
De regio Zuidoost-Brabant is het eens geworden over een Regionaal Meetnet. Dat heeft nu meer dan een jaar de luchtkwaliteit in Zuidoost-Brabant gemeten. Dat was nog experimenteel, dus niet alle meetreeksen zijn al compleet.

Er is beloofd dat TNO in december 2022 met de eindrapportage over het eerste volledige meetjaar zou komen. Ik kom daar dan op terug. Wat hier nu staat kan het beste als voorbeeld gezien worden.

Op 13 oktober 2022 belegden de gemeente Eindhoven, de provincie, de GGD, het RIVM, TNO, De Universiteit van Utrecht, de Omgevingsdienst ODZOB, en de maatschappelijke organisatie AiREAS gezamenlijk een presentatie in de Stadsschouwburg.
Die bestond uit een algemeen deel, drie gelijktijdig plaatsvindende workshops (Meten&Weten, Complexiteit en Gezondheid) en een loopronde in de foyer, waarbij men de gelegenheid kreeg om even bij twee van de tien tafeltjes met een Stelling met de daar aanwezige gespreksleider en de omstanders te discussieren.

Op 02 november zond de organisatie de samenvatting en de presentaties naar de deelnemers. Mijn hoofddoel nu is om die voor eenieder toegankelijk te maken.

Geluid
In den beginne heette het het Regionaal Meetnet Lucht en Geluid. Maar het geluid is afgevallen, omdat er (nu) geen geld voor is en dat komt mede omdat het ministerie niet wil betalen.
Dat betekent dat men anagewezen is op losvaste incidentele metingen, computermodellen en andere beweringen. Er bestaan weliswaar een oud geluidsmeetsysteem bij en van het vliegveld, maar dat geeft alleen speelgoedresultaten. Zie https://webtrak.emsbk.com/ein . Wat wettelijk van belang is, zijn jaargemiddelde cijfers in Ke en Lden , maar die geeft het systeem niet. Je kunt er dus niets mee controleren, ook niet inofficieel.
De gemeente Best heeft een tijd lang voor eigen rekening vier meetstations gerund (van Geluidsnet/Sensornet) en dat werkte goed. De rapporten zijn te vinden op https://www.gemeentebest.nl/geluid en een artikel is te vinden op https://www.bjmgerard.nl/college-van-bw-in-best-wil-geluidsmeting-voortzetten/ . Daarna is Best  ermee gestopt, in de verwachting dat het Regionale Meetnet die taak over zou nemen. Quod non, helaas.
Hieronder uit de laatste rapportage de jaargemiddelde cijfers in twee van de vier meetpunten, alleen voor de luchtvaart. Zo ziet een goede geluidsrapportage eruit.

Hier ligt een urgente taak. Meer nog als straks de F35 op Volkel en De Peel komt.

Wat ik er van vond
Ik vond het algemene introdeel niet goed. Teveel prietpraat, teveel show (hoewel je dat bij een op de politiek gerichte bijeenkomst enigszins kunt volgen), en teveel het probleem gebracht als iets van de individuele life style, geen systeemingreep. “Daders en slachtoffers, samen de schouders eronder” –  het is niet mijn politieke filosofie.

Ik heb de workshop Meten & Weten bijgewoond, en die is de moeite waard. Hieronder een voorlopige indruk (let wel) van de ultrafijnstof(UFS)-situatie rond het vliegveld. Zoals gezegd komt de definitieve duiding door TNO in december.

De workshop Gezondheid was door de GGD en zal dus wel goed zijn geweest. Let wel dat wat over UFS staat bovenop medische effecten door andere bronnen komt. Zie de afbeelding over bronnen in de vier Brabantse deelgebieden en let op de sterke piek van houtrook in de PM2.5-vervuiling.
Puntbronnen zijn uitgesmeerd over het hele gebied, dus de luchtvaart op Eindhoven Airport over heel Zuidoost-Brabant.

De Werkgroep Complexiteit kon ik achteraf onvoldoende reconstrueren om een mening over te hebben.

Een tien tafeltjes-sessie duurde per thema een kwartier in een luidruchtige omgeving, wat niet echt meehelpt om een ingewikkeld thema als ‘Collectief versus individueel recht’ inzake klimaat, luchtkwaliteit en gezondheid geheel in de picture te krijgen. Het is een continuüm en ik sta op dat continuüm duidelijk dichter bij collectief recht, mits enkele  voorwaarden.
Ook het thema ‘mobiliteit, luchtkwlaiteit en gezondheid’ biedt zoveel discussiestof, dat je in een kwartier niet ver komt.
Laat ik het erop houden dat dit deel van de bijeenkomst een bewustmakend effect gehad heeft.

Hieronder de presentaties.

Vliegen binnen de grenzen

De landelijke organisaties Greenpeace Nederland, Milieudefensie, Natuur & Milieu en de Natuur & Milieufederatie Noord-Holland (die vaker als penvoerder optreedt) hebben op 09 november 2022 de Actieagenda uitgebracht “Vliegen binnen de grenzen – actiepunten voor de actualisatie van de Uitvoeringsagenda Luchtvaartnota”.
De Actieagenda is die dag overhandigd aan de directeur-generaal Luchtvaart van I&W. Bij die aanbieding is een debat georganiseerd tussen Mark Harbers (minister Infrastructuur en Waterstaat), Ruth Clabbers (directeur-generaal Luchtvaart I&W), Marjolein Demmers (directeur Natuur & Milieu), Eric Pels (econoom luchtvaart & transport VU Amsterdam), Richard Emmerink (directeur strategie en airport planning Schiphol) en Matt Poelmans (bewoners omgeving Schiphol).
De Actieagenda is te vinden op https://natuurenmilieu.nl/nieuws-artikel/milieuorganisaties-roepen-op-tot-herziening-plannen-luchtvaart/ via een in de lopende tekst gecodeerde link.

Vanwege de arbeidsomstandigheden heeft ook de FNV meegewerkt aan de Actieagenda, maar niet als auteur.

In 2019 zette het vorige kabinet in de Luchtvaartnota 2020-2050 uiteen wat haar plannen waren voor de luchtvaart. Nu drie jaar later heeft Nederland te kampen met een stevige stikstofcrisis, levert de klimaatcrisis wereldwijd enorme schade op en heeft Schiphol grote problemen. Het kabinet kan niet anders dan haar plannen voor de luchtvaart grondig herzien” aldus Natuur en Milieu op hun site. Inmiddels is de situatie onhoudbaar:” Het stikstofprobleem werd de afgelopen twee jaar steeds urgenter, terwijl Schiphol nog altijd geen natuurvergunning heeft. Vanwege juridisch onhoudbare problemen rondom geluidsoverlast, werd dit voorjaar aangekondigd dat het aantal vluchten van en naar Schiphol eind 2023 voor vijf jaar gemaximeerd wordt op 440.000. Ook werd duidelijk dat de arbeidsomstandigheden voor een deel van de werknemers op de luchthaven onder de maat zijn. Daarnaast neemt de CO2-uitstoot en de luchtverontreiniging van (ultra)fijnstof van de luchtvaart na de tijdelijke coronadip weer sterk toe. Het is maatschappelijk en ecologisch onhoudbaar om het luchtvaartbeleid op deze manier voort te zetten, stellen de milieuorganisaties.”.

Het is niet voor het eerst dat de milieuorganisaties zich met de Luchtvaartnota benoemen. In 2018 hebben ze een Position Paper ingediend, dat tijdens een Knegselvergadering van BVM2 besproken is ( zie https://www.bjmgerard.nl/groene-11-position-paper-over-vliegen-en-klimaat-toegelicht-in-knegsel/ )

De Actieagenda heeft vooral gericht op Schiphol, maar vermeldt in het voorbijgaan ook regionale luchthavens. Gezien de focus van deze site leg ik hier de nadruk op actiepunten die relevant zijn voor Eindhoven Airport. De actiepunten, die specifiek op Schiphol betrekking hebben, steun ik wel.

De Actieagenda benoemt 22 actiepunten, verdeeld over zeven thema’s. Deze actiepunten worden systematisch, een voor een, uitgewerkt.

Inzake thema klimaat de auteurs signaleren dat de luchtvaart voor zichzelf een uitzonderingspositie op het verdrag van Parijs gedefinieerd heeft, en die wil houden. In Glasgow echter is in 2021 afgesproken dat ook de luchtvaart probeert “Parijs” te halen. De milieuorganisaties willen dat deNederlandse luchtvaart daarom in 2030 50% minder CO2 loost, en in 2050 100% minder. Daarom moet er per luchthaven een CO2-plafond komen.
Ook niet-CO2-effecten op grote hoogte moeten in rekening gebracht worden (zie https://www.bjmgerard.nl/ec-niet-co2-klimaateffecten-vliegen-dubbele-van-co2-effect/ ).

Het tweede thema kan worden samengevat met minder vliegkilometers, minder kilo brandstof per vliegkilometer, en minder CO2 en meer boete per kilo brandstof.

(Bedoeld wordt Nederlandse vliegtuig-CO2 als % van alle Nederlandse CO2 )

In het derde thema denken de organisaties aan de invoering van de  WHO-richtlijnen voor geluid en aan het beperken van vluchten aan de randen van de dag.

Voor een betere luchtkwaliteit moeten er, vanwege het voorzorgbeginsel, provisorische normen komen voor ultrafijn stof (en roet! bgerard), moet er zo schoon mogelijk getaxied worden, en voor de rest dat wat vanwege het klimaat ook al moet.
Verder moet er een NO2-norm komen vanwege het allesoverheersende probleem rond de stikstofdepositie. Eindhoven Airport staat 47ste  in de top-100 (zie https://www.bjmgerard.nl/18189-2/ ). Vliegvelden mogen niet proberen alle stikstofellende op anderen af te schuiven.

Zoiets als een integrale woningbouwvisie in relatie tot het vliegveld is er in deze regio: niet grootschalig bouwen binnen de 20Ke-zone.

De genoemde aanbevelingen m.b.t. de arbeidsomstandigheden zijn juist, maar nogal Schipholgebonden. De arbeidsomstandigheden in Eindhoven staan veel minder ter discussie, zowel omdat het vliegveld veel kleiner is, als vanwege de andere layout van het terrein.

Mutatis mutandis zijn sommige onderwerpen binnen het thema netwerkkwaliteit ook actueel voor Eindhoven Airport. Niet het hubmodel (dat heeft Eindhoven Airport niet), wel de wenselijkheid van (vooral) zakelijke bestemmingen die relevant zijn voor Zuidoost-Brabant en meer mogelijkheden om met slots om te gaan. Betere internationale treinverbindingen zijn ook belangrijk (betere nationale inmiddels trouwens ook).

Refresco overtrad onttrekkingsvergunning, SP stelt vragen

Refresco Benelux BV te Maarheeze is een bedrijf dat aanleverde suikers en smaakstoffen aanlengt met prik en met ter plekke opgepompt grondwater, en het resultaat in flesjes en blikjes doet waarna het frisdrank heet.

Omwonenden zijn er bang voor dat de voorspelde grondwaterdaling tot verzakkingsschade aan hun woningen leidt.

Refresco wilde meer grondwater oppompen, net toen er bij de provincie een omslag plaatsvond om zuiniger met grondwater om te gaan. De juridische strijd eindigde uiteindelijk bij de Raad van State in het voordeel van Refresco, dat de oude onttrekkingsvergunning  mocht inruimen voor ruimere.

Nu bleek bij de Raad van Staten en ook bij een latere gelegenheid, uit een mededeling van Refresco zelf, dat het bedrijf die oudere vergunning fors overschreden heeft. De Omgevingsdienst ODZOB heeft daar niets mee gedaan.

Grondwaterdaling door Refresco t.o.v. geen onttrekking 9in meter)

SP-woordvoerder in Provinciale Staten Irma Koopman heeft daar vragen over gesteld. Wisten GS hiervan, handhaaft de ODZOB wel onafhankelijk genoeg, nu en in verleden, heden en toekomst, en is Refresco illegaal vooruitgelopen op de nieuwe vergunning.
Ook zijn vragen gesteld over het vervolgtraject, te weten de milieuvergunning voor een nieuw te bouwen hal,  het Monitoringsplan voor de grondwaterspiegel en de natuurvergunning, die mogelijk nodig is omdat de grondwaterdaling nabij gelegen Natura2000-gebieden kan beïnvloeden.

De volledige tekst van de vragen is hieronder te vinden

Labour wil publieke duurzame energie-maatschappij – maar eerst een analyse

Inleiding
Labour gaat in Groot-Britannië verkiezingen tegemoet. Tegenpartij de Tories heeft er in de afgelopen jaren een vreselijke puinzooi van gemaakt, maar een schets daarvan ligt te ver van de focus van deze site. Relevant in deze is dat de Tories een innige liefde hebben voor fossiele energie (zelfs schaliegas is in beeld) en een veel minder innige liefde voor hernieuwbare energie.

Verder staat, mede door de oorlog in de Oekraïne, het hele systeem van brandstofprijzen op zijn kop, tot groot nadeel van de bevolking.

Keir Starmer (Labourleider)

Het mag dan ook geen verbazing wekken dat de toekomst van de energie een heftig verkiezingsthema is. In dat verband heeft de Britse Labourleider Keir Starmer op een congres van zijn partij dd 27 september 2022 het voornemen aankondigde dat hij, mocht hij de baas worden – welke kans zeer reëel is – over wil gaan tot de oprichting van Great British Energy. Dat moet een publieke onderneming worden die de toekomstige opwekking van hernieuwbare elektriciteit uit zon, wind en golfslag gaat betalen en beheren. In 2030 moet alle elektriciteit duurzaam opgewekt worden.
De redevoering  van Starmer is te vinden op https://labour.org.uk/press/keir-starmer-calls-for-new-national-champion-in-clean-energy-great-british-energy-with-a-mission-to-cut-bills-create-jobs-and-deliver-energy-independence/ .

Gelijktijdig met het Labourplan verscheen een analyse van de onafhankelijke denktank Common-Wealth (let op het streepje) met de titel “Power tot he People – The Case for a Publicly Owned Generation Company”. Dit is te vinden op https://www.common-wealth.co.uk/reports/power-to-the-people-the-case-for-a-publicly-owned-generation-company . De hier als eerste stap voorgestelde maatregel lijkt op wat Starmer zegt. In hoeverre er een oorzakelijk verband is (met Common-Wealth als zender en Starmer als ontvangen) is niet te achterhalen.

De redevoering van Starmer bevat, zoals een verkiezingsredevoering betaamt, veel grote woorden en weinig details. De analyse graaft veel dieper.
Vandaar dat ik de analyse als eerste behandel. De eerste twee afbeeldingen komen uit deze analyse.

Analysis by Adam Almeida and Chris Hayes. Source: Common Wealth calculation based on ownership data from the Crown Estate’s 2021 Offshore Wind Report; capacity is from 4C database, and the capacity factor data is from energynumbers.info
Source: Common Wealth calculation based on ownership data from the Crown Estate’s 2021 Offshore Wind Report; capacity is from 4C database, and the capacity factor data is from energynumbers.info

Power tot the People – The Case for a Publicly Owned Generation Company
De analyse begint met de observatie dat 44% van wat er nu staat aan offshore windturbines in de wateren rond Groot-Brittanië publiek eigendom is. Alleen, helaas, niet van Groot-Brittanië zelf maar van andere landen (zie hieronder). De rest is privaat eigendom.

Dit publieke deel is verdeeld over staatsondernemingen uit een aantal landen met Britse publieke eigenaren goed voor 0.03%. De bulk zit bij bij het Deense Ørsted (50.1% staat), het Noorse Statkraft (dat zich alleen met hernieuwbare energie bezighoudt), het Zweedse Vattenfall en het Franse EDF en een niet-benoemde Chinese partij (alle 100% staat).

Ongetwijfeld ziet een Nederlands lijstje er niet wezenlijk anders uit.

De Public Power Britain (PPB) die de analyse voorstelt, zou tot 2030 40 tot 50GW hernieuwbare energie moeten neerzetten over het hele spectrum aan bestaande en nieuwe technieken: wind op land (15GW)en op zee (10GW), getijde-energie (zie als voorbeeld bij Swansea http://www.tidallagoonpower.com/ en https://en.wikipedia.org/wiki/Tidal_Lagoon_Swansea_Bay  ), zon (10GW) en groene waterstof.

swansea tidal Lagoonpool (het verschil tussen eb en vloed is er 11m)

De voorgestelde PPB veronderstelt geen nationalisatie van wat er al is. De PPB wordt gewoon een nieuwe marktpartij die in staatshanden is, dus zoiets als de Britse Vattenfall of Statkraft.

De energie zou verkocht moeten worden via ‘Power Puchasing Agreements’ ( https://en.wikipedia.org/wiki/Power_purchase_agreement ) , wat betekent rechtstreeks van producent naar consument, buiten de markt om. Dan geldt de koppeling van de stroomprijs aan de hoogste fossiele prijs (zijnde gas) niet, en dat scheelt een hoop. Een schatting noemt een paar duizend pond per huishouden per jaar – als de hernieuwbare machines er eenmaal staan. Tot een bepaalde drempel zou elektriciteit zelfs gratis kunnen worden.

Een publieke opzet heeft, behalve genoemde goedkopere tarieven, ook als voordeel dat je tegen een lagere rente kunt lenen en kunt volstaan met een redelijke rentabiliteit, dat het helpt emissies te reduceren, dat je een industriepolitiek kunt opbouwen met bijbehorende werkgelegenheid, en dat je als land minder afhankelijk wordt van de gespannen geopolitiek van olieleverende landen (zelfs energie-export is denkbaar).
Negen van de tien toonaangevende landen in de energietransitie hebben een staatsonderneming.

windpark van Oersted

De redevoering van Starmer
Eigenlijk lijkt het voorstel van Starmer op een het PPB-plan in de analyse, maar dan zonder details en mogelijk afgezwakt. Strikt genomen zegt Starmer, voor wie de analyse gelezen heeft, niets nieuws.

Naast Starmer sprak ook schaduw-minister van Financiën Rachel Reeves, die een fonds van 8 miljard pond wil vormen voor aanvullende taken als batterijfabrieken en groene staalfabrieken.

Eventueel zou de opgedane kennis ene exportproduct kunnen worden.

De reacties op de redevoering van Starmer
Op de rede van Starmer volgden uiteraard reacties van rechts en links.

De industrie, voor zover geciteerd in de redelijke pers, was bepaald niet hysterisch en een deel was het er zelfs mee eens.

De reactie van links was kritischer, in de geest van ‘een stap vooruit, maar niet ver genoeg’.

De energiedenktank Ember ( https://ember-climate.org/ ) meent dat de vrije markt het niet redt. Er zwerft daar geld genoeg rond om heel veel wind- en zonneparken te bouwen, maar daar haal je, zegt CEO MacDonald, 70 tot 80% van de zero emissie-elektriciteit mee. Het resterende deel moet met moeilijker technieken als verbetering van het elektriciteitsnet, waterstof, kleine kernreactoren en koolstofafvang (CCS). Dat ziet hij de vrije markt nog niet doen.

De Green Alliance meent dat het doel van Starmer ambitieus, maar met bestaande techniek uitvoerbaar is.

In het blad Labourlist (onafhankelijk, steunt Labour maar niet kritiekloos) gaat Mary Robertson er met “Great British Energy falls far short of what the public and the planet need”  dieper op in ( https://labourlist.org/2022/09/great-british-energy-falls-far-short-of-what-the-public-and-the-planet-need/  ).
Robertson stelt dat Starmer de diepere oorzaken niet aanpakt, namelijk de nog van Thatcher geërfde energieprivatiseringen. De Great British Energy (GBE) wordt toegevoegd aan een markt die verder ongewijzigd blijft. Naar binnen toe is GBE publiek, maar naar buiten toe is het een marktpartij als alle andere staatsbedrijven.
De GBE is feitelijk een Elektriciteitsplan, geen Energieplan (elektriciteit is maar een beperkt deel van het totaal aan energie). Het gaat alleen over stroom en niet over gas, dat voor de woningverwarming zorgt.  Dat gas blijft privaat.  
Daarom doet  doet het plan op korte termijn niets tegen de energiearmoede.
Bovendien bestaat de energierekening voor huishoudens maar voor 51% uit de kosten van stroom en gas zelf. 11% gaat op aan het vastrecht voor de energieleverancier, en idem 18% aan de netbeheerders (die woekerwinsten maken). Die blijven, ook bij GBE, nog steeds privaat.
En die 8 miljard pond van Reeves is duidelijk te weinig – minder zelfs als Labourt in het verleden al eens genoemd heeft.

Als ik het even in mijn eigen woorden samenvat: Het Great British Energy-plan van Labour is noodzakelijk, maar niet voldoende.

Potentiele energie uit golfslag ( https://en.wikipedia.org/wiki/Wave_power )

Een verzamelartikel over stoom

Inleiding
Vanuit mijn natuurwetenschappelijke achtergrond ga ik altijd graag naar tentoonstellingen, beurzen etc over mijn kerncompetenties energie, klimaat, en milieu. Een mens is nooit te oud om wat te leren, ook niet als je 75 bent.

De Energiebeurs in Den Bosch is een belangrijk uitje. Zo men wil, een goede mogelijkheid tot gratis bijscholing. En een gelukkige combinatie met familiebezoek in Friesland maakte het ook mogelijk bij het Woudagemaal in Lemmer te gaan kijken.

Zuiger van het stoomgemaal in Lemmer

In alle gevallen omvatte mijn interesse stoom. Ik heb er, na een bezoek aan het Stoomplatfom, al eerder over geschreven op https://www.bjmgerard.nl/van-stoom-stoom-stoom/ . Verrassend veel processen vereisen nog steeds hete stoom.
De turbines van de kerncentrale in Borssele draaien op stoom die de door de kernreactor geleverde warmte weggevangen heeft.
Een STEG-centrale is een Stoom- En Gasturbine: de verbranding van aardgas levert hete uitlaatgassen die een gasturbine aandrijven, maar na die gasturbine is het gas nog steeds heet genoeg om hete stoom mee te maken en die drijft als tweede trap een stoomturbine aan. Het systeem kan heel snel aan- en uitgezet worden en wordt o.a. gebruikt om wisselende elektriciteitsvraag op te vangen.
Veel processen eisen hete stoom voor niet-energetische doeleinden. Chirurgische instrumenten bijvoorbeeld worden nog steeds gedesinfecteerd met hete stoom, maar bijvoorbeeld ook zuivelfabrieken (zie bijvoorbeeld https://www.bjmgerard.nl/op-werkbezoek-bij-zuivelboerderij-den-eelder/ ).

Maar de techniek is niet shiny in de moderne high tech-blitz. Ik heb een handvol HBO-opleidingen doorzocht op het woord “stoomtechniek”, maar nop. Het Stoomplatform draait een branche-opleiding ( https://www.stoomplatform.nl/vps ), maar die trekt niet voldoende om het Nederlandse stoomwezen van zijn indruk te ontdoen dat je er vooral witte mannen op leeftijd ziet. Die overigens deze stand van zaken zelf betreuren.

Stoomnet Energietechniek
In  Den Bosch een tijd staan praten bij Stoomnet Energietechniek (https://stoomnet.nl/ ) uit Emmer-Compascuüm. Dat is een servicebedrijf voor de sector. Ze leveren ketels (koop, huur of lease) en doen alle soorten onderhoud. Een goede zaak, want er valt nog heel wat te besparen op stoomgebied en stoomtechniek is bepaald niet zonder gevaar bij slecht onderhoud. In de modernste superkritische gasturbines haalt de stoom 570°C en 270Bar (dat is ongeveer 270 atmosfeer).
Een voor de sector kenmerkend probleem (waarmee Stoomnet adverteert) is dat bedrijven soms geen idee meer hebben hoe hun stoomleidingen lopen. De winstcyclus voor de aandeelhouders is kort en stoomapparatuur gaat lang mee, waardoor de laatste oude witte man met pensioen (gestuurd) is en dat een tijd  later, helaas, niemand meer weet hoe het zit. Komt Stoomnet om dat te reconstrueren.

Schema van de SPH stoomwarmtepomp

De stoomwarmtepomp
Bij Stoomnet adverteerde DPW (Duurzame Proces Warmte) met zijn SPH Stoomwarmtepomp ( https://www.duurzameproceswarmte.nl/ ) uit Veendam. Ik breng dit, niet door enig persoonlijk belang gedreven, als voorbeeld dat er in de industrie vaak best wel een hoop te besparen valt.

Bij veel processen  komt restwarmte vrij. Bij de kerncentrale in Borssele bijvoorbeeld komt 73% van de energie uit het uranium in de Westerschelde terecht, enerzijds omdat er in het dunbevolkte gebied waar de centrale staat geen stadsverwarming te runnen valt, anderzijds omdat de centrale niet noemenswaard behoefte heeft een hete stoom.

Dat kan anders liggen. Bij  een rundveebedrijf kan biogas gemaakt worden en dat kan verbrand worden in een gasmotor, die stroom levert en afvalwarmte. Als de zuivel inpandig verwerkt wordt, vraagt dat om hygiënische redenen hete stoom en in die situatie kan een stoomwarmtepomp zin hebben als het koelwater van de gasmotor niet warm genoeg is.
Als men de hete stoom anders met aardgas opgewekt had, en nu met deze stoomwarmtepomp, kan dat 45 tot 80% aardgasgebruik besparen.

Bovenstaande schets komt uit het rekenmodel dat in een concrete situatie uitrekent wat de besparing is.

De industrie is bepaald niet machteloos, waar het om energiebesparing gaat.

Het IR. D.F. Woudagemaal bij Lemmer, vanaf de landzijde

Het Woudagemaal, een summum van stoomtechniek (en tevens het einde)
Friesland ligt iets boven of onder zeeniveau. Om het waterpeil te reguleren, vertrouwde men na de terpenperiode eeuwenlang op natuurlijke afwatering via sluizen en zijlen bij eb. Vandaar al die waterlopen. Maar het veen klonk  in en steeds meer drasland werd polder. Daardoor werden de hoogwaterproblemen steeds erger.
Al in de 19de eeuw werden er twee stoomgemalen gebouwd, maar die zijn later geëlectrificeerd. In 1910 werd het besluit genomen tot een nieuw stoomgemaal en in 1915 werd dat op de locatie Lemmer verordonneerd. In 1920 was het klaar en in 1921 was het voor de eerste keer echt nodig. Het water in de Friese boezem daalde in 16 etmalen van 60,7 naar 46,6 cm boven zomerpeil.

Ir. D.F. Wouda koos voor stoommachines op kolen in plaats van dieselmotoren, omdat in die tijd de kolen goedkoop waren en de dieselolie in prijs steeg. Het is meteen ook de laatste keer dat die afweging gemaakt werd. Kort erna werd alles elektrisch. Het elektrische Hooglandgemaal in Stavoren gooit er per minuut anderhalf keer zoveel water uit.
Het Woudagemaal is dus zoiets als de laatste der Mohikanen, met dien verstande dat de Mohikaan nog leeft en het nog doet, zij het dat de stoom na een latere verbouwing alsnog uit dieselolie komt, want dat is veel praktischer. Bij extreem veel water wordt het gemaal aangezet (wat in de kolentijd een dag kostte en in de olietijd 8 uur) en dan gooit het met zijn acht grote centrifugaalpompen (nieuw in die tijd) 4000m3 water per minuut naar buiten.  Het is het oudste, nog functionerende, stoomgemaal ter wereld.

Eigenlijk een soort nog functionerende tijdmachine in bovendien een heel mooi gebouw (van binnen en van buiten), en dat in een prachtig landschap. Het gemaal staat niet voor niets op de Unescolijst. Een bezoek valt aan te raden. Er is nadien een bezoekerscentrum gebouwd met een expositie die de moeite waard is over de Friese waterbeheersing en het ontstaan van het huidige waterschap Friesland (dat samenvalt met de provincie) uit zo’n 2800 kleinere waterschappen. Het is niet alleen techniekgeschiedenis, maar ook organisatiegeschiedenis.
Vrijwilligers geven verdienstelijk uitleg.

Woudagemaal – de machinehal
Woudagemaal – een centrifugaalpomp
Woudagemaal – zuigerstang, krukas, vliegwiel en centrifugaalpomp
Woudagemaal – de nokkenas op halve hoogte bedient de kleppen van de machine. Eigenlijk is het een analoge computer avant la lettre.

Als natuurwetenschappelijk geschoolde, met duurzame interesses, loop je met gemengde gevoelens in de hal rond.

Enerzijds ben ik gek op oude stoomtechniek. De grootste charme is dat je kunt zien hoe het werkt. Geen dichtgesealde black boxes met chips erin. Het is groot en lomp en (bij intensief onderhoud) onverwoestbaar.
Ik heb tijdens een fietsvakantie van Cycletours in 1996 met vrouw en kindertjes  op een Zweeds meer gevaren op een boot uit 1904 met een houtgestookte compound stoommachine uit 1846, die nog vrolijk rondtufte, en ik heb de hele tocht met mijn neus op die benedendekse machine gezeten met een machinist die alleen maar dialect-Zweeds sprak.
De geur alleen al.

Vanuit de kantine van het bezoekerscentrum van het Woudagemaal over het IJsselmeer

Anderzijds.
Men zegt wel eens dat een nieuwe techniek een oude aflost als die op zijn hoogtepunt is. De eerste stoomboot ging varen tot de clipper-zeilboten het toppunt van raffinement waren. Volgens mij is dit een optische illusie, simpelweg omdat de stoomboot verdere ontwikkeling van de clipper verhinderde. Je weet nooit hoe de evolutie van het zeilschip gelopen zou zijn zonder de eerste stoomboot. Als je de zeilschepen ziet die tegenwoordig over de oceanen racen, dan was er blijkbaar nog veel technische vooruitgang mogelijk.
Zoiets heb ik ook bij het Woudagemaal. Feitelijk was het gemaal al bij de bouw verouderd. Net zoals er goede redenen waren waarom de stoomboot de clipper wegconcurreerde als vrachtvervoerder, zo concurreert een elektrisch gemaal (en zelfs een dieselgemaal) om goede redenen een stoomgemaal met cylinders en zuigers weg. Kijk maar naar de cijfers.
De vier stoommachines zijn elk 500pk en bedienen elk twee centrifugaalpompen. De hele hal is dus goed voor 2000pk, zijnde zowat 1,5MegaWatt. Het rendement van de inrichting is ongeveer 20%, hetgeen betekent dat men ongeveer 7,5MW aan stookolie moet aanleveren (grofweg 15 liter stookolie per minuut).
Kijk je uit het raam, dan zie je windturbines op het land en die zijn meestal rond de 3MW elektrisch (nominaal). Nu draaien windturbines ook wel eens onder hun nominale vermogen en gemiddeld zal zo’n molen iets onder de 1MW draaien. Maar dat verandert het punt niet: de hele hal, met al zijn imposante machines, heeft een vermogen dat te vergelijken is met één van die windmolens, die je uit het raam ziet op het IJsselmeer.

Dat heet vooruitgang.

Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam  kijkt terug op 50 jaar na de Club van Rome

In 1972 publiceerde de Club van Rome het fameuze rapport ‘Grenzen aan de Groei’ –  een gedachte die op dit moment uiterst actueel is. Je zou kunnen zeggen dat die basisgedachte nu echt uit begint te komen.

De 10de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam (IABR) heeft er drie tentoonstellingen aan gewijd. Alle duren t/m 13 november en zijn dagelijks geopend van 12.00 – 19.00 uur (zaterdag starten ze een uurtje later). Het kost €5 (toegang tot alle drie) met soms korting.
De eerste is “IT’S ABOUT TIME” en de tweede het Ministerie van Maak!. Deze tentoonstellingen vinden plaats in de Ferro Dome (de voormalige gashouder) op het adres Keileweg 25.
De derde heet FUTURE GENERATION en vindt plaats in de Keilezaal op het adres Keilestraat 9.
(Let op het verschil tussen de Keileweg en de Keilestraat!).

Inlichtingen, tickets op https://www.architecturebiennalerotterdam2022.nl/nl .

Mijn  partner en ik zijn naar de Ferro Dome  geweest. Hieronder een pretentieloze impressie in zelf gemaakte foto’s.

Het is een apart pand.

IT’S ABOUT TIME heeft een dubbele aanpak.
Allereerst is er een tijdlijn met panelen vanaf 1046 tot nu (niet elk jaar, zwaartepunt jaren ’70). Die is informatief voor als je, als oudere, losgeraakt bent van je eigen geschiedenis (o ja!, had ik regelmatig ookDe andere aanpak ) , en als jongere als je die geschiedenis niet hebt.

De andere aanpak is dat een heleboel bureau’s en instellingen, zowel publiek als privaat, een stuk wand of tafel gekregen hebben om uit te leggen waar ze mee bezig zijn. De nummering loopt tot 77, dus ik kan er maar een paar uitlichten.

“Architectuur” is hier ruim opgevat. Doel of middel gaan over klimaat, circulariteit, footprint, landschap, koolstof etc.


Marco Vermeulen, die uit Eindhoven komt en nu een bureau in Rotterdan heeft,  met de Zonneroute A37 van Hoogeveen (in Drente) naar de Duitse grens. Zie https://www.provincie.drenthe.nl/onderwerpen/natuur-milieu/diversen/drentse-zonneroute-a37/ . Op die 42 km kan potentieel 200MWpiek zonnestroom komen, bij een goede landschappelijke inpassing. OP de Biennale een visualisatie van het project.
Marco heeft trouwens op de middelbare school (indertijd het Eindhovense Bisschop Bekkers College) bij mij natuurkunde geleerd. Leuk om je leerlingen van destijds zo succesvol terug te zien.

A37 Hoogeveen-Duitse grens

Kongjian Yu is een bekende Chinese landschapsarchitect en ontwerper van het ”Sponge City” concept. Zijn bureau heet Turenscape.
Aanvankelijk kreeg hij in staal-en-beton-China geen poot aan de grond, maar nadat er bij een overstroning in Bejing in 2013 79 mensen waren verdronken, flipte het standpunt van de Chinere regering om naar waterbeheersing met de natuur en niet tegen de natuur.
Je kunt een boek van hem kopen op https://www.urpub.org/books/kongjianyu en op https://www.maxborka.com/mapping-the-design-world/red-ribbon-park/ zijn prijswinnende Red Ribbon Park-ontwerp.
Hieronder twee foto’s van presentaties op de Biennale. Er stond niet bij waar het was.


Ik heb staan kijken bij de stand van Kraaijvangers Architects. Dat ging onder andere over de bouw van een van de grootste waterstoffabrieken ter wereld op de Tweede Maasvlakte, via elektrolyse op basis van windenergie. Helaas stond er geen makkelijk fotografeerbaar object bij, dus heb ik dat maar van https://www.kraaijvanger.nl/en/projects/holland-hydrogen-1/ gehaald.

Groene waterstoffabriek Tweede Maasvlakte

Het gebouw moet het omringende landschap versterken en een positieve footprint krijgen.


Het PBL hing aan de wand (zie https://www.bjmgerard.nl/grote-opgaven-in-een-beperkte-ruimte/ ), Wageningen alsmede het particuliere bureau KuiperCompagnons ( https://www.kuipercompagnons.nl/nl/projecten/nl_2121_land_met_een_plan/ ). Ze geven allemaal mooie plaatjes, maar teveel om allemaal af te drukken. Het loont om op hun sites te kijken.

Ik kies die van Wageningen, niet mijn technisch beperkte foto maar het origineel van dezelfde kaart die je kunt downloaden op https://www.wur.nl/nl/dossiers/dossier/nederland-in-2120.htm . Ziet er netter uit.


En, er stond ook een stand met museummateriaal van XR. De club bestaat inmiddels zo lang dat er een bonte verzameling oude en nieuwe attributen ligt. Een foto van de voor- en de achterkant.


Het Ministerie van Maak!
In een aangrenzende zaal word je eerst geconfronteerd met een fictieve redevoering van minister Hugo de Jong tijdens een persconferentie, waar ook aanwezig de ministers of staatssecretarissen Harbers en Heijnen (beide I&W), Jetten (klimaat en Energie), Van der Wal-Zeggelink (Natuur en stikstof) en Schouten (Armoede, Participatie en pensioenen).
Overigens subsidieert het kabinet dit initiatief, evenals enkele sponsors. Zoiets heet ‘de eigen tegenspraak organiseren’. Altijd een verstandig idee.

Zie ook https://www.ministerievanmaak.nl/1-10-000 .

Test-kit

Hugo de Jonge neemt het woord namens bovenstaande aanwezigen.

Landgenoten

De ruimtelijke staat van ons land bevindt zich op een kritiek moment. Het woningtekort, de consequenties van de klimaatverandering, de voorziene bodemdaling, de stikstofcrisis, de energietransitie. We kunnen niet langer toekijken. Niet weer naar de vergadertafels. Samen met mijn collega’s beseffen we dat we ons de luxe van bestuurlijke lagen niet langer kunnen permitteren. Daarom vormden we een nieuw inter-ministerie, het Ministerie van Maak!

Maken, Maak, Maakbaarheidis iets waar we lange tijd in geloofden, zeker een paar eeuwen. Het hoofd in de wolken, de voeten in de klei. Deltawerken, dijken, polders, u kent ze. We bepaalden zelf ons eigen lot. We dachten er ook goed in te zijn, zeker tot ergens in de jaren ’70. We raakten het kwijt omdat het niet altijd leverde wat we hoopten. En we moeten eerlijk zijn: er werden fouten gemaakt. Al die vreselijke bedrijventerreinen, uitgekauwde winkelcentra, saaie slaapbuurtjes. Maakbaarheid werd als naief bestempeld. De markt zou het toch veel beter weten, beloofden we toen. Dat viel ook weer tegen.

De roep om een overheid die het toch weer moet doen is luid. We hebben naar jullie geluisterd. We willen dan ook niet in blinde paniek onze mooie weilanden volgooien met lelijke containerbuurten. We vliegen deze crisis aan met lering uit de bestrijding van het Covid-19 virus en kiezen voor een slimmere aanpak. We noemen het Operatie 100a*10k = 1 miljoen woningen. (Of we echt 1 miljoen woningen nodig hebben, daar kunnen we het over hebben.)

We hebben 100 architecten die in Nederland werken gevraagd om ieder 10.000 woningen te plannen op een zelfgekozen plek in het land. We vroegen hen rekening te houden met de gevolgen van klimaatverandering, bodemdaling en mobiliteit. Verder waren ze vrij om te doen en laten wat ze wilden. Ze kregen van ons een test-kit met de basis-ingrediënten om een maquette te maken en ruimte om uit te leggen wat ze vinden. De resultaten worden door het Ministerie bekeken, bergeleken en waar mogelijk ook ondersteund om echt te gaan maken. Jeetje. Maken. Mijn handen jeuken, jongens.

Hoogachtend, de minister.

Het is jammer dat de redevoering fictief is.

De 100 architecten hebben elk een plek gekregen in een grote zaal en samen vormt dat ene plattegrond van Nederland.

Bij elk vierkantje hoort een korte projectcodering.
Op https://www.ministerievanmaak.nl/geselecteerde-teams staan alle 100 teams.
Bij bijvoorbeeld het Eindhovense project Sectie-C (nabij De Geestenberg, code O10) bestaat het team uit Anne Ligtenberg & Mats Horbach. Hun persoonlijke pagina kan worden aangeklikt en dat geeft https://www.ministerievanmaak.nl/geselecteerde-teams/sectie-c .
Er verschijnt een traag soort tekstpresentatie, waarin veel overwegingen en als enige duidelijke kwantitatieve uitspraak dat je daar geen 10.000 woningen kwijt raakt. Hier koop je niet heel veel voor.

Benieuwd hoe dit verder loopt.

Energiecoöperaties willen rol bij warmtenetten

Inleiding
In het Klimaatakkoord is afgesproken dat er op termijn een eind komt aan de inzet van aardgas. Om van dat gas, voor zover dat gebruikt wordt in de gebouwde omgeving, af te komen moesten alle gemeenten een TransitieVisie Warmte (TVW) maken. Een klus, waarmee veel gemeenten moeite hadden en die nog lang  niet definitief af is. Voor Eindhoven zie bijvoorbeeld https://www.bjmgerard.nl/krijgt-mijn-oude-buurt-een-warmtenet/ en https://www.bjmgerard.nl/provincie-ontwerpt-tvw-viewer/ .

In de TVW zal, met name voor dichtbebouwde oudere wijken, soms een systeem voor centrale warmtelevering van een blok of wijk noodzakelijk blijken. Bijvoorbeeld omdat anders geen seizoenopslag mogelijk is, geothermie niet uitvoerbaar is of restwarmte niet nuttig kan worden gebruikt. Grote systemen voor centrale warmtelevering worden vaak ‘stadsverwarming’ genoemd.

Aanleg coöperatief warmtenet Terheijden (nij Breda)


Minister Jetten is bezig om de wettelijke grondslag van centrale warmteleveringssystemen te vernieuwen in de “warmtewet 2.0”. Die moet de beoogde groei van het aantal warmtenetten en de verduurzaming van deze netten gaan aanjagen.

De nieuwe Warmtewet kent op dit moment maar twee smaken: een warmteleverancier is publiek (een overheid is de baas) of is een grote marktpartij (vaak een grote jongen als Essent of Nuon). Of Ennatuurlijk, dat voor 80% van het Nederlandse pensioenfonds PGGM is, waarbij de vraag rijst in hoeverre je dit nog als een typische marktpartij moet zien.
De minister wil dat warmtenetten minstens 51% publiek (= gemeentelijk) worden, wat tot kont tegen de krib-reacties bij de marktpartijen leidt.

De gezamenlijke energiecoöperaties echter (verenigd in de koepel Energie Samen) willen ook in beeld zijn in de centrale warmtelevering, en menen daarvoor goede papieren op tafel te kunnen leggen. Ze baseren zich daarbij vooral op het voorbeeld Denemarken, waar stadsverwarming de norm is, en waar coöperatieve stadsverwarming de norm binnen de norm is.
Energie Samen heeft in zeer recente tijden drie publicaties afgescheiden;

Het wordt een ingewikkelde oefening in de politieke economie om in een concrete situatie concrete keuzes te maken. De theorie en de praktijk liggen niet altijd op één lijn. Ik ga proberen om dat in een vervolgartikel onder te brengen. In dit artikel beperk ik mij tot een samenvattende beschrijving van de drie genoemde publicaties zonder waardeoordeel.

Siward Zomer in De Correspondent
Siward Zomer is een aparte gozer. Hij heeft American Studies en daarna sociale en politieke filosofie gestudeerd in de VS met Marx en Derrida op zijn leeslijst, en is uiteindelijk afgestudeerd op “Connecting the Sun: A Critical Analysis of Karl Marx’s and Herbert Marcuse’s Theories of Technologies Through the Post-Modernist Philosophies of Bruno Latour – A Case Study on Solar Panels
Zijn opvatting van revolutie is dat je geen absolute goed-slecht tegenstellingen moet formuleren, om binnen het huidige systeem lokale autonome systemen te bouwen die democratisch georganiseerd zijn. Zodoende kwam hij bij De Windvogel terecht, werd voorzitter en bleef dat zeven jaar, in welk tijdsbestek De Windvogel van 1000 naar 3000 leden groeide, en verschillende windparken realiseerde.
‘Hou het simpel’ is het motto. Gewoon radicaal democratisch, one man one vote, bescheiden entreegeld, niet rijk willen worden.
De Lehman-crisis van 2008 bleek een recept voort groei. ‘Hoogopgeleide mensen verloren hun baan en kregen een gevoel van onbehagen. Het was een internationale crisis waar ze niks mee te maken hadden, maar ze verloren wel hun baan. Ze verloren hun grip. Ze wilden weer zeggenschap hebben over hun basisvoorzieningen. Rond diezelfde tijd werden zonnepanelen rendabel. Toen zijn er tussen 2008 en nu zo’n 673 energiecoöperaties gekomen.’ Aldus Zomer. Inmiddels heeft de coöperatieve beweging 110.000 leden, nu nog vooral ideologisch gemotiveerd.

De  energiemarkt kan niet uitgeschakeld worden. Als je in een beperkt gebied gelijktijdigheid van vraag en productie kon organiseren, kon je een vaste prijs afspreken. Maar dat lukt niet, dus moet er -in en verkocht worden en zodoende de markt, Op zich werkt die goed. Het probleem is niet de liberalisering, want zonder liberalisering bestonden de coöperaties niet. Het probleem is privatisering.
Ook coöperaties blijven functioneren in een Europabrede markt. Je moet als coöperatie wel competitief functioneren.

Het systeem is opgebouwd zodanig dat transparantie bij grote ondernemingen volledig ontbreekt. Zowel over de, nu grote, baten als over de onbekende kosten. Dit systeem heeft Nederland zo gewild.
In een nog niet zo heel grijs verleden overigens was de productie van hernieuwbare energie zonder subsidie verliesgevend (kostprijs groter dan opbrengstprijs op de stroommarkt).

Er is een ruimtelijke ordening-probleem. RO is in Nederland gedecentraliseerd en ligt bij de gemeenten. Daarom moeten gemeenten in hun ruimtelijke ordening-beleid voorwaarden stellen in de zin van samenwerking met de lokale omgeving.

Bij de nieuwe Warmtewet 2.0 kan men de eerder gemaakte fouten vermijden. “Zorg dat de assets (productiemiddelen) in handen zijn van de bewoners in een coöperatie, óf van een publieke partij, netbeheerder of gemeente.”. De markt ontstaat dan bij uitbesteding van bestektekeningen, communicatie, levering etc. Een coöperatie hoeft niet alles zelf te doen.
De regulering werkt dan intern bij de vereniging, via bijvoorbeeld zoiets prozaïsch als een kascommissie. Dat werkt het beste. Het spaart een acht keer grotere Authoriteit C onsument en Markt uit.
Heel Denemarken staat vol met warmtecoöperaties, en er is er in de afgelopen honderd jaar nog nooit een failliet gegaan, terwijl ze op non profit-basis werken.

Zomer: “We gaan niet naar een coöperatieve heilsstaat. Je krijgt een samenvoegsel van grote bedrijven die grote productie doen, wind op zee, de internationale markt blijft bestaan, er is plek voor die bedrijven. Sommige zullen zich omturnen naar een dienstenbedrijf voor coöperaties. Maar als je honderd procent eigendom wil hebben over zonneparken bijvoorbeeld, dan kom je in conflict met de bewoners van een land, en dat is altijd een verliezende strategie.’

Maak ruimte voor warmtenetten in handen van bewoners
Tot nu toe is de coöperatieve sector geen partij bij het ontwikkelen van de nieuwe Warmtewet.

De politiek geformuleerde inzet is: ‘Energie Samen roept de minister van EZK en de Tweede Kamer om warmteschappen op te nemen in de nieuwe Warmtewet, met dezelfde rechten (en plichten) als de publieke partijen. Europese richtlijnen verplichten nationale overheden, dus ook Nederland, om een definitie voor energiegemeenschappen in wetgeving op te nemen. Op basis van de Europese richtlijnen definiëren wij een warmteschap, of energiegemeenschap op het gebied van warmte, met drie specifieke kenmerken: Coöperatieve netten van warmteschappen zijn (1) democratisch georganiseerd met zeggenschap van de gebruikers, met (2) als doel het realiseren van energie als een basisbehoefte voor de gemeenschap en (3) zonder winstoogmerk.’

Siward Zomer: “In tegenstelling tot bepaalde energiebedrijven die dreigen de energietransitie te vertragen door niet meer te willen investeren in warmtenetten als ze in publieke handen komen, zijn energiecoöperaties op volle snelheid bezig om van de warmtetransitie op lokaal niveau een succes te maken.”

Voorbeeld is het lokale coöperatieve warmtebedrijf Thermo Bello in Culemborg, dat al meer dan vijftien jaar in bedrijf is ( http://www.thermobello.nl/ ). Dat haalt de meeste warmte uit drinkwater van het waterleidingbedrijf. Het drinkwater gaat van 12°C naar 10°C. De consument ontvangt water van 40°C a 50°C. Er is een aparte tapwatervoorziening nodig.
Thermo Bello is die ene (kleine) operationele coöperatie die in de eerste tabel vermeld staat.

De vergelijking Nederland-Denemarken
Nederland en Denemarken zijn landen die enerzijds op elkaar lijken (met dien verstande dat er in Denemarken drie keer zo weinig mensen wonen op een grotere oppervlakte dan Nederland), maar hun energiegeschiedenis loopt sterk uiteen.  Dat komt omdat Nederland heel aardgas had en Denemarken in het geheel geen fossiele brandstoffen in de eigen bodem heeft zitten.

Dat gaf een forse schok bij de oliecrisis van 1973. Dat leidde tot een energetische heroriëntatie, waarvan een grote uitbreiding van het warmtenetsysteem deel uitmaakte. Passend bij de Deense traditie van onderlinge zelfhulp op het platteland, leidde dat in de kleinere steden tot coöperatieve vormen en in de grote steden tot gemeentelijke warmtebedrijven. Anders dan in Nederland, is en blijft de rol van commerciële leveranciers zeer gering. De Denen zijn heel tevreden over de situatie en het systeem groeit nog steeds. Het is democratisch, controleerbaar, goedkoop en stabiel.

In de decennia dat het systeem draait, heeft het zich, naast maatschappelijk, ook wettelijk en organisatorische gesetteld. Er bestaat bijvoorbeeld een structureel ingebedde relatie met gemeenten en woningbouwverenigingen, en het Kommunekredit zorgt voor leningen.

De voorgeschiedenis werkt door in het klimaatbeleid, dat in Denemarken ambitieuzer is, en bovendien die ambities beter waarmaakt, dan in Nederand.

Zoals gezegd verwarmt 65% van de Denen zijn huis met een warmtenet (grofweg 4 miljoen mensen). Van het bij die 4 miljoen horende aantal huishoudens wordt links het aantal warmteleveranciers aangegeven in een categorie (absoluut en als %), en rechts de door die categorie verstrekte hoeveelheid warmte (als %).
De categorieën zijn gemeente-eigendom (donkerblauw), coöperatief eigendom (lichtblauw), en commercieel (grijs). De uiteenlopende kleurverdelingen komt omdat er veel coöperaties zijn in kleine steden (323), en weinig grote gemeentelijke bedrijven in grote steden (49).

De Nederlandse coöperatieve beweging kijkt jaloers naar het Deense voorbeeld en zou daar graag het een en ander van overnemen. Daarom hebben Energie Samen en het Deense EBO Consult de studie opgesteld “Cooperative district heating in the making”. EBO Consult is de serviceorganisatie van de warmtenetten in de regio Kopenhagen.
Deze studie is te vinden via https://energiesamen.nu/nieuws/3334/cooperatieve-warmtenetten-in-de-maak . Het is geen lichte kost en bovendien Engelstalig. Daarom is op dezelfde pagina een Nederlandstalige samenvatting bereikbaar, die ik gemakshalve hieronder heb weggezet.

Verder blijkt uit het rapport dat er gesprekken zijn (geweest?) tussen Samen Energie en Ennatuurlijk. Op beider sites is daarvan niets terug te vinden.

Bovenstaande URL is zoiets als de samenvatting van de samenvatting. Ik kopieer hem hieronder en daar laat ik het in dit site-artikel bij.

Coöperatieve warmtenetten in de maak 24-10-2022

In Denemarken zijn ze gemeengoed: coöperatieve warmtenetten. In Nederland komen coöperaties ook veel voor in de energiesector. Sinds de jaren 80 zijn er windcoöperaties opgericht, maar de warmtevoorziening werd georganiseerd met goedkoop aardgas uit de grote Nederlandse gasbel in de provincie Groningen.

In 2008 is de eerste stadsverwarmingscoöperatie opgericht. In de periode 2010 tot 2015 mislukten enkele coöperatieve pogingen om stadsverwarming te realiseren. Sinds 2015 is het aantal stadsverwarmingsinitiatieven gegroeid naar 80 in 2021. De vooruitzichten voor coöperatieve warmtenetten zijn groot omdat voor een belangrijk deel van wijken, waarvoor (voorlopig) geen centrale en grootschalige warmteoplossing beschikbaar is, een kleinschaligere en collectieve warmte-oplossing mogelijk is. Dit zou een oplossing kunnen zijn voor 45% van de 13.000 wijken in Nederland. De open coalitie heeft de ambitie gepubliceerd minimaal 1000 warmtecoöperaties te hebben opgericht in 2030. 

Waarom warmtecoöperaties?

De reden waarom warmtecoöperaties wijdverbreid zijn in Denemarken, is omdat ze:

– Eén van de meest effectieve manieren zijn om consumenten te beschermen door zich te richten op het zo laag mogelijk houden van de warmtetarieven.
– Lokaal geworteld zijn met een hoge betrokkenheid en steun van de lokale samenleving, wat cruciaal is bij het veranderen van de energie-infrastructuur.
– Belangrijke spelers in de groene transitie zijn vanwege hun focus op langetermijnplanning. De focus ligt niet op het maken van winst op korte termijn.
– Belangrijk zijn om een goed functionerende regelgeving in stand te houden. De Deense regelgeving is effectief omdat ze gebaseerd is op transparantie in de warmtetarieven en op de werkelijke kosten van de warmte coöperatie. De enige bedrijven met prikkels om hun werkelijke kosten met de regelgever te delen, zijn de warmtecoöperaties.
– Belangrijk zijn voor burgers: 70% van de Denen die deelnamen aan een onderzoek van Voxmeter voor de Deense Vereniging van Stadsverwarming vindt het belangrijk om coöperaties en het non-profitprincipe in de stadsverwarmingssector te behouden.

Coöperatieve warmtenetten hebben ook in Nederland veel voordelen:

– Als burgers zelf hun warmtevoorziening regisseren, voelen ze daar een grote verantwoordelijkheid voor en dat leidt tot meer draagvlak en snellere realisatie. Dat blijkt ook uit de evaluatie van de Proeftuinen Aardgasvrije Wijken.
– Burgers die zich organiseren voor het ontwikkelen van een coöperatief warmtenet zijn meer gericht op lage warmtetarieven dan de op winst gerichte warmtebedrijven.
– Beter gebruik van lokaal beschikbare lage temperatuur warmtebronnen.
– En warmtecoöperaties zijn goed gepositioneerd om de pieken en dalen in de levering van (groene) stroom te dekken met warmtelevering en warmteopslag, zeker als de coöperaties ook de productiemiddelen voor duurzame elektriciteit bezitten. Coöperaties die stadsverwarmingssystemen van de 4e of 5e generatie exploiteren, kunnen vraag en aanbod van hernieuwbare energie in de wijk in evenwicht brengen en netcongestie voorkomen. Congestie van elektriciteit in het net is in snel tempo een groot probleem geworden in het Nederlandse energiesysteem.

Take aways uit Denemarken voor coöperatieve warmtenetten in Nederland 

Het succes van warmtecoöperaties in Denemarken is het resultaat van een reeks voorwaarden die sinds de jaren 70 zijn gecreëerd en geoptimaliseerd. De bouwstenen voor het Deense succes kunnen naar Nederland worden overgebracht en de uitbreiding van coöperatieve warmtenetten in Nederland versnellen. Vertaald naar de Nederlandse context bestaan de bouwstenen die nodig zijn uit:

– Markttoegang met regulering die warmtecoöperaties aanmoedigt
– Toegang tot goedkope financieringsbronnen voor ontwikkelingsuitgaven en kapitaaluitgaven
– Bestuursmodellen van gemeenten en warmtecoöperaties
– Toegang tot kennis voor coöperaties en gemeenten.


Voor meer artikelen op deze site zie Het Deense en Zweedse model voor de stadsverwarming – update na reactie (al weer vijf jaar oud!) en Moderne warmtenetten .

Stoppen met kolen levert mondiaal vier maal zoveel op dan het kost

Na elke duizendste bezoeker aan mijn home page een artikel met een wat ongewone strekking. Na de 33000ste een artikel op basis van een tekst van, voorwaar, het IMF

Inleiding
Klimaatbeleid gaat tot nu toe vooral over wat het kost, niet wat het oplevert. Het wordt teveel als een onaangename plicht gezien in plaats van als een zinvolle investering.

De geleerden Tobias Adrian van het International Monetary Fund (IMF), Patrick Bolton van Columbia Business School en Imperial College, en Alissa M. Kleinnijenhuis (Stanford Institute for Economic Policy Research and Institute for New Economic Thinking at University of Oxford ) – niet de geringste instituten – hebben voor kolen een volledige kosten-batenanalyse berekend van het afschaffen van kolen, en het invullen van de daardoor ontstane energiebehoefte met hernieuwbare energie.

Alleen voor kolen, omdat het ondoenlijk is om alle mogelijke brandstoffen in één studie mee te nemen, omdat kolen per GJ onevenredig veel CO2 uitstoten (het dubbele van gas en anderhalf maal olie), en goed zijn voor 42% van de mondiale uitstoot van fossiele brandstoffen.

Het IMF heeft de studie uitgebracht als “Working paper”. Dat betekent dat het documenten zijn van de auteurs om wetenschappelijke discussie over hun werk aan te gaan, maar dat het IMF er niet per definitie achter staat. Desalniettemin bewijst de tekst dat het denken bij het IMF behoorlijk veranderd is.

De studie is te vinden op https://www.imf.org/en/Publications/WP/Issues/2022/05/31/The-Great-Carbon-Arbitrage-518464 .

De studie handelt alsof maatregelen in 2024 ingaan en rekent tot 2100, met tussentijdse stappen in 2050 en 2070.

De studie is in eerste instantie mondiaal, maar verbijzondert soms naar landencategorieën en werelddelen. Iets daarover op het eind.

NGFS staat voor Network for Greening the Financial System

De  methode – ter voorbereiding
De studie bevat nogal wat economisch vakjargon, gebruikt databases die niet bij het grote publiek bekend zijn en de wiskunde van de studie is op zich niet moeilijk in de diepte, maar wel ingewikkeld in de breedte . Ik raad lezers dezes af om zich erin te verdiepen, maar een paar dingen moeten toch even uitgelegd worden.

  • Een Amerikaans triljoen dollar is 1000 miljard dollar. (In continentaal Europa zouden we dit een biljoen noemen).  Ik hanteer echter, in navolging van de studie, consequent de VS-eenheid triljoen.
  • Het GNP is in het Engels wat het Bruto Nationaal Product (BNP) is in het Nederlands. Het is (Wikipedia) totale toegevoegde waarde van alle goederen en diensten die in een jaar door een bepaald land wordt geproduceerd. Per hoofd van bevolking is het een primitieve welvaartsmaat. Het BNP van Nederland bedroeg in 2020 0,91 triljoen.
  • ‘Present Value’ (PV) is in het Engels wat Netto Contante Waarde (NCW) in het Nederlands is. Dat is een standaardtechniek om een jaarlijkse stroom bedragen in de toekomst terug te rekenen naar het heden. Je benoemt een klein getal, bijvoorbeeld 2,0% = 0,020 (dat heet het disconto). Als je met ingang van 2024 t/m 2099 elk jaar een bedrag ontvangt van €100, telt het bedrag van 2024 voor 1 mee, van 2025 voor 0,98, van 2026 voor 0,982, voor 2027 voor 0,983 , enz t/m voor 0,9875 in 2099. Opgeteld geeft dat €3900 . Idem bij uitgaven.
    Als je het systeem naar het verleden gebruikt in plaats van naar de toekomst, beantwoord je eigenlijk de vraag welk vast bedrag je vanaf 76 jaar geleden op de bank had moeten zetten om nu aan € te komen in ene rente op rente -systeem met 2% rente.
  • De Social Cost of Carbon (SCC).
    Dat is een abstract begrip waarin geprobeerd wordt de extra economische schade te vangen die een geloosde extra ton CO2 aanricht (‘marginale kosten’). Het gaat dus alleen om klimaatschade (dus niet om bijvoorbeeld luchtkwaliteitschade, dat is een ander verhaal).
    Het elektriciteitstarief van een kolencentrale is, zonder nadere wettelijke maatregelen, geheel opgebouwd uit voor de centrale direct relevante input zoals de kolenprijs, de kapitaalslasten, de lonen en een winstmarge.
    Daarnaast  richt de centrale ‘collateral damage’ aan. De zee stijgt er een beetje door, de Povlakte wordt nog wat droger, mensen worden door de tijgermug ziek gemaakt en werken minder hard in een hittegolf.
    Dergelijke zaken kun je met veel mitsen en maren in een getal vangen en dat heet de SCC. Men kan zich afvragen of in een land iedereen hetzelfde denkt over mitsen en maren, maar dan verzeil je in sferen van de dagelijkse politiek en dat voert hier te ver.
    Economenlogica is nu om belastingen op te leggen ter grootte van de SCC zodat de vervuiler opdraait voor zijn vervuiling. Als het stroomtarief met SCC-belasting boven de alternatieven uitkomt, is het dan exit kolencentrale.
    Dat zou nu al het geval zijn (of binnen afzienbare tijd worden) als die belasting bestond, want kolen met vervuilingsopslag zijn duurder dan zon en wind. Helaas bestaat die belasting mondiaal niet. Alleen de EU heeft met het Emission Trade System (ETS) iets wat er redelijk op lijkt (maar dan voor alle fossiele brandstoffen).
In dit schema stelt de blauwe lijn het kolengebruik voor als er niets verandert (Business As Usual, BAU). De groene lijn is wat de gezamenlijke landen hebben afgesproken in het Klimaatakkoord van Parijs. De oranje lijn het Net Zero Scenario 2050 van het Network for Greening the Financial System (NGFS) en dient in deze studie als referentie, en de rode lijn is het onuitvoerbare scenario dat in 2024 alle productie van kolen verboden wordt.


De methode in zijn basisvariant
Ontdaan van alle ingewikkeldheden is de methode simpel.

De auteurs willen de mondiale afschaffing van kolen als een transactie zien.

‘De wereld’ koopt af wat de kolenmaatschappijen van 2024 t/m 2099 hadden kunnen verdienen. In bovenstaand schema betekent dat elk jaar het verschil tussen de blauwe en de oranje lijn. Dat is de kolen-kostenpost.
Vervolgens betaal je wat er daarvoor aan hernieuwbare energie in de plaats moet komen. Dat is hernieuwbare energie-kostenpost.
Beide samen zijn de kosten van de operatie als geheel.

Vervolgens vermenigvuldig je de SCC met aantal ton CO2 en dat is dan de batenpost.

Gerekend wordt met een disconto van 2,8%.

Voor kolen (kostenpost) is behoorlijk betrouwbare kennis beschikbaar tot op het niveau van de individuele mijn, inclusief individuele kenmerken als het soort kolen, de productie, de tijdlijn etc. De enige aanname is dat het beschikbare databestand volledig is en blijft, dus weinig of geen nieuwe mijnen.

Voor hernieuwbare energie (kostenpost) moet je wel zaken aannemen.
In het basisscenario wordt verondersteld dat die voor 50% uit zon bestaat, 25% uit wind op land en 25% voor wind op zee. Verondersteld wordt verder dat die respectievelijk voor 16,1% , 36% en 40% van het jaar vollast draaien, dat de levensduur 30 jaar is, en dat investeringskosten een experimenteel bevestigde schaal- en leercurve blijven volgen, de wet van Wright (die steeds vlakker daalt).

In een SCC-waarde kun je een veelheid aan aannames stoppen, wat er voor zorgt dat er een hele range aan SCC-waardes is (die ook nog eens in variërend tempo kunnen oplopen richting 2100).
De IMF-studie kiest voor $75 per ton CO2 . Ter vergelijking: Het ETS schommelt in 2022 rond de €80/ton CO2 .

Dit alles gezegd zijnde, komt er het volgende opmerkelijke plaatje uit:

Hierbij een toelichting:

  • De eerste dat het uitvoeren van deze operatie sec de temperatuurstijging van de aarde ten opzichte van nu 2,14°C kleiner doet zijn. Dus als nietsdoen (een irreële aanname) op 5,14°C zou zijn uitgekomen, dan met alleen deze operatie op 3,0°C . Dit als fictief uitlegvoorbeeld.
  • De operatie spaart 1426 Gton CO2 uit.
  • De kosten van de operatie zijn 29 triljoen $ en de baten van de operatie zijn 117 triljoen dollar (dus Netto Contante Waarde). Per saldo is dat 78 triljoen $ netto.
  • Binnen de kosten van 29,03 triljoen $ gaat 0,05 triljoen naar het uitkopen van de kolenindustrie (de ‘opportunity costs’) en 28,98 triljoen naar investeringen in hernieuwbare energie. Het uitkopen van de kolenindustrie is dus verhoudingsgewijze peanuts.

De methode en er mee spelen
In essentie hebben de auteurs een computerprogramma gebouwd waarin men allerlei waarden kan stoppen. Je kunt er ook andere waarden instoppen, en dat hebben de auteurs dan ook gedaan. Dat heet een gevoeligheidsanalyse.

Wat onmiddellijk opvalt is dat elke Spielerei met uitkoopkosten van de mondiale kolenindustrie (0,05 triljoen$ = 50 miljard $) voor het grote geheel irrelevant is.
Vanwege het systeem zitten bijvoorbeeld personeelskosten alleen maar in de basisvariant zolang deze mensen nog voor de kolenmijn werken, en zit er bijvoorbeeld geen omscholing en een sociaal plan in, maar dat valt eenvoudig in te voeren en is niet in de afronding terug te zien, zelfs als het om 10% van de uitkoopwaarde gaat.

Uit een rits controlevragen blijkt dat sommige dingen er wel toe doen en andere niet of nauwelijks. Steeds verander je één ding en de rest niet.

  • De hoogte van de SCC doet er heel erg toe. Bij een SCC van 61$/ton CO2 bedraagt het netto saldo 58,5 triljoen$, bij een SCC van 75$/ton CO2 bedraagt het netto saldo de 78 triljoen$ uit het basisscenario, en bij een SCC van 168$/ton CO2 bedraagt het netto saldo 211 triljoen$.
    Maar pas onder de 20$/ton CO2 verdwijnt het netto saldo.
  • Alle kolenmijnen per 2024 meteen dichtgooien heeft t.o.v. het basisscenario een bescheiden meerwaarde: 87 i.p.v. 78 triljoen $
  • Schuiven binnen de verhouding zon-wind (50-50 of 56-44) maakt niet veel uit
  • Een deel van de energie uit aardgas blijven halen verslechtert de uitkomst dramatisch: bij 45% zon, 45% wind en 10% gas blijft er van het netto saldo 23 triljoen$ over (van de 78). Reden is dat gas duurder is dan kolen (de uitkoopkosten nemen toe) en dat de baten minder worden want meer CO2 .
  • Wat flink scheelt is de leer- en schaalcurve. Met die curve eindigt het saldo op de 78 trillioen$ van de basisvariant, zonder die curve op 62 trillioen$
  • Wat een heel forse invloed is, is de levensduur van de hernieuwbare installaties. De 30 jaar van het basismodel leidt tot 78 trillioen$, een levensduur van 50 jaar tot 98 trillioen$ en een levensduur tot ze zo ongeveer omvallen tot 214 trillioen$
  • Redelijke alternatieve discontoaannames hebben betrekkelijk weinig invloed.

De studie neemt geen andere vormen van hernieuwbare energie mee als geothermie, biomassa en waterkracht, omdat zon en wind mondiaal domineren en dat vanwege de leer- en schaalcurve nog meer gaan doen (voor genoemde alternatieven bestaat nog geen leer- en schaalcurve). De uitsluiting is niet principieel.

Mijn mening (even in aanvulling op de bespreking van het rapport) is dat in Nederland, waar het hernieuwbare energieprobleem gedomineerd wordt door ruimtegebrek, ook energievormen een kans moeten krijgen die economisch minder ver gevorderd zijn, maar wel minder ruimte vragen.

De Bear Run Mine van Peabody in de VS (van de Peabody-website)


Hoe kom je aan die 29 triljoen ?
Het is en blijft een IMF-document en dus zoekt met zijn heil in internationale financiele constructies tussen landen en grote actors.
Betrekkingen tussen het IMF en landen hebben een lange geschiedenis, met wortels in het kolonialisme en in onrechtvaardige handelsverhoudingen, en hebben bijvoorbeeld ook te maken met grote bezuinigingsoperaties. Ik weet hier te weinig van om er een verhaal over te kunnen schrijven.
Daarom beschrijf ik hier sec hoe het IMF deze 29 triljoen-operatie denkt uit te voeren.

Het IMF bepleit publiek-private constructies met vier partijen: een private partij die een concessie beheert en een overheidsorgaan (met alleen die twee heb je zoiets als de NAM in Groningen), en daarnaast een ontwikkelingsbank en institutionele beleggers (bijvoorbeeld verzekeraars en pensioenfondsen). De ontwikkelingsbank zou dan de daadwerkelijke uitrol van hernieuwbare energie organiseren.
Een bestaande aanpak, die van IFC-Amundi, levert een rekenvoorbeeld. De IFC is een zusterorganisatie van de Wereldbank en Amundi (een Franse onderneming) is een grote investeringsbeheerder. Met de samenwerking is een Maatschappelijk Verantwoord Investeringsorgaan opgericht (alles naar eigen zeggen, er staat het een en ander op https://en.wikipedia.org/wiki/Amundi , kopje social responsible investment). Bij  elkaar was de totale deal 2 miljard , waarvan de 10% meest riskante voor rekening van de overheid kwam.
De moraal is dat weinig publiek geld (bijvoorbeeld 10% van 29 trijoen) veel privaatgeld in beweging kan brengen (te weten 90% van 29 triljoen). Een en ander wisselt sterk van land tot land, maar in de context van deze site voert het te ver om daarop door te gaan.

Wat zou helpen, zeggen de auteurs, is als de $100 miljard per jaar, die in het Klimaatakkoord aan de ontwikkelingslanden beloofd is, aan de voorwaarde gekoppeld worden dat kolen vervangen moeten worden door hernieuwbare energie – waarbij de beloofde $100 miljard per jaar wel uitbetaald wordt.

De IMF-tekst is primair mondiaal. Zo heb ik hem behandeld. Maar de gedachte is op te splitsen per werelddeel of landencategorie. Dit diagram geeft daarvan een indruk. De grote linkse balk boven ‘world’ is genoemde 29 triljoen, die vervolgens op verschillende wijze opgesplitst is.
Bedenk opnieuw dat het gaat om vervanging van kolen door hernieuwbaar. Als er nauwelijks kolen verbruikt worden (Latijns Amerika), wordt er nauwelijks hernieuwbaar voor teruggeplaatst.
Dit kolen-verhaal gaat over een deel van een groter geheel.

Goede Knegselbijeenkomst BVM2 over toerisme en de toekomst van Eindhoven Airport

De vier sprekers, BVM2-voorzitter Wim Scheffers en gespreksleider Hans Horsten (geheel rechts)

Op zaterdag 15 oktober vond een sessie plaats in de traditionele reeks Knegselbijeenkomsten van het Beraad Vlieghinder Moet Minder (BVM2) .

Inhoudelijk ging het over de toekomst van het toerisme, en daarmee over de toekomst van Eindhoven Airport omdat het toerisme de bulk van het gebruik van Eindhoven Airport is.

Sprekers waren

  • Paul Peeters, Professor Duurzaam Toerisme Breda University of Applied Sciences
  • Frank van Oostdam, Directeur Algemene Nederlandse Vereniging van Reisondernemingen
  • Bram van Liere, Campaigner Klimaat Rechtvaardigheid en Verkeer Milieudefensie
  • Jan van Burgsteden, Wethouder Meierijstad

Peeters is een erkend criticus van het massatoerisme per vliegtuig. Het vliegverkeer gaat op middellange termijn alle Nederlandse klimaatruimte opslokken en dat is onaanvaardbaar. De maatregelen die de vliegsector zegt te willen nemen om dat tegen te gaan, zijn  voorspelbaar onvoldoende. Mensen kunnen best nog wel op vakantie, maar niet meer over grote afstanden want dat tikt voor de CO2 (en de niet CO2 – effecten) het meeste aan. En over kleine afstanden moet je de trein nemen. Economisch en voor de werkgelegenheid valt dat allemaal erg mee.

Van Oostdam verdedigde, vanuit zijn positie logisch, de belangen van de toerismesector. Hij benadrukte de welvaartsgroei sprak zich tegen krimp uit.  Maar Van Oostdam is geen rücksichtloze diehard. Hij  vindt vliegen onder de 500km asociaal, vindt de  voor een paar tientjes naar Barcelona slecht is voor het imago van de luchtvaart, en stelt dat alle maatschappelijke kosten van de luchtvaart in de ticketprijs verwerkt moet worden – die daardoor een stuk duurder worden.
Hij vindt de luchtvaartsector te aarzelend.

Van Liere besprak de aanschrijvingsactie door Milieudefensie van 29 bedrijven (in navolging van het Shelldossier). Schiphol doet het slecht.
Van Liere pleit namens Milieudefensie voor een progressief tarief voor veelvliegers.
Hierover is op deze site vaker geschreven. Eindhoven Airport stelt zich beter op dan moederconcern Schiphol Group en de intentie moet in elk geval gewaardeerd worden. Zie Milieudefensie wil dat Eindhoven Airport een klimaatplan maakt en Eindhoven Airport reageert op duurzaamheidsaanschrijving Milieudefensie – en hoe Schiphol daarin staat .

Van Burgsteden besprak bouw en functioneren van het Luchthaven Eindhoven Overleg (LEO). Het Van Geel-advies is voor hem heilig.

Knegsel 15 oktober 2022

Na de pauze was er een discussie tussen de sprekers onderling en met de zaal (gevuld met ruim 80 mensen).

De presentaties van de sprekers (aan elkaar gekoppeld tot één file) is te vinden op

SP voorstel meer zeggenschap over onze energie aangenomen

Onderstaand bericht staat op de SP-site dd 22 september 2022.
De SP heeft het energiedossier te lang verwaarloosd, zodat er in de SP nog maar weinig mensen die er verstand van hebben. Er zijn veel vragen en te weinig antwoorden. Dit echter kan een goed nieuw begin zijn.

Wat de SP aanvullend zou moeten doen, is werk maken van zeggenschap op regionaal en lokaal niveau. Bijvoorbeeld contacten leggen met energiecoöperaties, kijken wat de mogelijkheden zijn voor lokale of regionale energiebedrijven, en bijvoorbeeld kijken hoe participatieregelingen geoptimaliseerd kunnen worden.

Windpark De Krammer is ontwikkeld door de burgerwindcoöperaties Deltawind en Zeeuwind. Samen realiseerden zij het grootste burgerinitiatief van Nederland: 34 windturbines met een gezamenlijk vermogen van 102 MW op de Krammersluizen, op de grens van de Zeeuwse eilanden en het Zuid-Hollandse Goeree-Overflakkee.

Energie is een basisvoorziening die in publieke handen zou moeten zijn zodat we er democratische controle en zeggenschap over hebben. Een voorstel van de SP, ingediend samen met de ChristenUnie, om te onderzoeken hoe het publieke belang in de Nederlandse energievoorziening vergoot kan worden is aangenomen door een meerderheid in de Tweede Kamer.

SP-leider Lilian Marijnissen: ‘Onze energie zou geen markt moeten zijn. Het verkopen van onze energiebedrijven en dit tot een geliberaliseerde markt maken is iets waar de SP altijd tegen heeft gestreden. Nu steeds meer mensen hun energierekeningen niet kunnen betalen, gaat de overheid miljarden overmaken aan energiebedrijven. Daar zouden we minimaal zeggenschap voor terug moeten eisen. Nog beter is om onze energie te nationaliseren. Ons aangenomen voorstel om het publieke belang in onze energievoorziening te vergroten is een eerste stap.’

Zie https://www.sp.nl/nieuws/2022/09/sp-voorstel-meer-zeggenschap-over-onze-energie-aangenomen .