Tweede Kamer ontvangt CLM-rapport over resistente schimmels bij voedselproductie

Het rapport en de aanbieding
Er bestaat al langer ongerustheid over schimmels die resistent zijn tegen bestrijdingsmiddelen die erg veel lijken op geneesmiddelen die longontstekingen door diezelfde schimmels bij mensen moeten bestrijden.
In concreto gaat het vooral om de schimmel Aspergillus fumigatus, die in de land- en tuinbouw bestreden wordt met azolen. Daarnaast worden er ook een heleboel andere schimmels bestreden. Van die azolen worden er jaarlijks in Nederland 130.000 kg ingezet, met name op wintertarwe, suikerbieten en bollen.
Van verwante azolen worden er jaarlijks 400kg ingezet als geneesmiddel.
Zie:

Op verzoek van RVO heeft het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM) het onderzoek uitgebracht “Verkenning naar de aanwezigheid van resistente Apergillus fumigatus in de land- en tuinbouwketen. Dat is door staatssecretaris Van Weyenberg aangeboden aan de Tweede Kamer. Het is te vinden op https://www.tweedekamer.nl/downloads/document?id=cd3f23a4-3155-4854-9cbb-4755a2a2807a&title=Verkenning+naar+de+aanwezigheid+van+resistente+Aspergillus+fumigatus+in+de+land-+en+tuinbouwketen.pdf .

De Boerderij heeft er een toegankelijk artikel over geschreven op Extra maatregelen tegen resistente schimmel (02 dec 2021)

Ik heb zelf eerder over het probleem geschreven op Resistente schimmels op bloembollenafval en Bollenboeren boos over aanscherping regelgeving azolen  .
Dat ging over bloembollen, die onderzoek over voedsel.

Epoxiconazool (Wikipedia), zit o.a. in Allegro, Opera en Ventura

Samengevat

  • De schimmel groeit massaal in afvalhopen. CLM heeft afvalhopen van uien, aardappelen, suikerbieten en aardbeien onderzocht. Met name bij afval van uien (bijvoorbeeld rotte uien) en van aardbeien was de hoeveelheid resistente schimmel erg hoog.
  • Het CLM vindt zelf dat het te weinig monsters heeft kunnen nemen en wil vervolgonderzoek.
  • Het advies is om uien- en aardbeienafval niet op te stapelen, maar meteen te verwerken of over het land te verspreiden. Voor bloembollen bestaat al een dergelijk protocol.
  • Minder azolen, of zelfs geen meer, zou ook helpen.
  • Blijvende monitoring is gewenst.
  • Gezien de ervaringen met aardbei-afval verdient het aanbeveling ook naar andere vollegrondsgroenten te kijken als bijvoorbeeld kool. Ook daar worden azolen gebruikt.

Onderzoek KiM: de zakelijke luchtvaartreiziger centraal. Milieudefensie: voer een progressieve tickettax in.

Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) deed onderzoek naar zakelijke vliegreizen, de zakelijk luchtvaartreiziger en de toekomst van het zakelijk vliegen. Hieronder is het persbericht van het KiM afgedrukt.
Achter de links in het artikel zit het onderzoek zelf.

De essentie is dat een kleine groep zakelijke vliegers onevenredig veel vliegt.

Niet alles wat het KiM zegt, is vanuit mijn perspectief ideaal, bijvoorbeeld de passage over de treinen. Maar het is inderdaad correct dat het grootste probleem op het internationale spoor, naast de prijs, ook de organisatie is. Daaraan moet nog veel verbeteren. Zie Rli: Internationaal treinverkeer klantonvriendelijk en Actieagenda Trein en Luchtvaart – oude eis overgenomen voor ander doel .

Als tegenhanger tegen de veelvliegersgroep wordt onder het eerste verhaal (dat van het KiM) een voorstel van Milieudefensie geplaatst om tot een progressieve tickettax te komen. Men betaalt dan meer naarmate men vaker vliegt.


Onderzoek KiM: de zakelijke luchtvaartreiziger centraal Nieuwsbericht | 23-11-2021

Ongeveer 5% van de Nederlandse bevolking vliegt zakelijk. Deze groep is goed voor 30% van alle vliegreizen die Nederlanders maken. Zakelijke vliegers reizen lang niet altijd in opdracht van de werkgever. Zij nemen ook zelf het initiatief, bijvoorbeeld om een beurs te bezoeken of om deel te nemen aan een congres. Bij hun keuzes spelen privé-overwegingen ook een rol, zoals de mogelijkheid om het zakelijk doel van de vliegreis te combineren met een korte vakantie of een bezoek aan vrienden. 

Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) deed onderzoek naar zakelijke vliegreizen, de zakelijk luchtvaartreiziger en de toekomst van het zakelijk vliegen. Zie ook Zakelijk vliegen: de reiziger, de reizen, de motieven en de vooruitzichten .

Vergaderen en kennis uitwisselen
In 2019 verwerkten de Nederlandse luchthavens ruim 24 miljoen zakelijke passagiers. De Nederlanders zijn daarbij goed voor 7,7 miljoen passagiersbewegingen. Een klein deel van de Nederlandse zakelijke vliegreizen (10%) vertrok van een luchthaven net over de grens, vanuit België of Duitsland (zie de illustratie ‘Stromen zakelijke passagiers Nederland 2019’).

Illustratie bij het KIM-rapport
De lichtblauwe stroom (3,6) betreft Nederlandse reizigers
De gele stroom betreft niet-Nederlandse reizigers
De paarse stroom betreft transferpassagiers. Die blijven achter de douane.
Let wel dat passagiers gekoppeld zijn aan vliegbewegingen. Een Nederlander die rechtstreeks op en neer naar Italie vliegt, telt als twee passagiers (een vertrekkende en een inkomende).

Nederlanders vliegen zakelijk vooral naar het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Italië, Spanje en de Verenigde Staten. Deze landen zijn samen goed voor de helft van alle door hen gemaakte zakelijke vliegreizen. De afgelegde afstand is bij zakelijke vliegreizen relatief kort ten opzichte van vliegreizen met een ander doel. De helft van de zakelijke vliegreizen is over een afstand van minder dan 1000 km.

Vergaderingen en kennisuitwisseling zijn de voornaamste redenen om zakelijk te vliegen. De zakelijke luchtvaartreiziger is opvallend vaak een man. Hij (of zij) woont bovengemiddeld vaak in zeer hoog-stedelijk gebied. De leeftijdsgroep dertigers is relatief goed vertegenwoordigd. Veel zakelijke luchtvaartreizigers zijn hoog opgeleid. Verder geldt dat hoe hoger het inkomen is, des te waarschijnlijker het is dat iemand zakelijke vliegreizen maakt. 

De ‘andere luchthavens n NL’ zijn Groningen en Maastricht samen

Meer zakelijk vliegen leidt tot meer vliegen
Meer zakelijk vliegen zet aan tot meer vliegen. Verschillende mechanismen gaan hierachter schuil. Het zakelijke en privénetwerk worden dankzij de zakelijke reizen uitgebreid. Om deze netwerken te onderhouden wil men soms vliegen. Daarnaast maken meer zakelijke vliegreizen het luchtvaartaanbod aantrekkelijker door een hogere vluchtfrequentie en meer directe vluchten. Hierdoor vermindert de reisweerstand voor alle reizigers. Zakelijk vliegen is ook een belangrijke inkomstenbron voor luchtvaartmaatschappijen. Zakelijke klanten betalen per km 2,8 keer meer dan niet-zakelijke klanten. Door deze inkomsten kunnen de maatschappijen de kosten voor niet-zakelijke reizigers drukken. Verder sparen de zakelijke luchtvaartreizigers loyaliteitspunten die vaak ingezet worden voor niet-zakelijke vluchten. Bovendien moeten zij blijven vliegen om hun status binnen een loyaliteitsprogramma te behouden.

Privé-overwegingen
De zakelijke vlieger reist lang niet altijd omdat de werkgever dit verlangt. Hij of zij doet dit regelmatig op eigen initiatief, bijvoorbeeld om een beurs te bezoeken of om deel te nemen aan een congres, seminar of training. Bij de keuzes die de zakelijke luchtvaartreiziger maakt, spelen privé-overwegingen ook een rol. Denk daarbij aan de mogelijkheid een partner mee te nemen, de mogelijkheid om een korte vakantie aan de reis te koppelen of het sparen van loyaliteitspunten voor eigen gebruik. De zakelijk vlieger is minder gevoelig voor zaken als prijsprikkels, omdat de werkgever deze kosten draagt.

Invloed coronapandemie
Door de coronapandemie is het zakelijk vliegen zeer sterk afgenomen. Het KiM voorziet dat het in het zakelijk segment langer duurt voordat de passagiers terug zijn, dan in het niet-zakelijke segment. Tegen 2025 ligt het aantal zakelijke passagiers naar verwachting op het niveau van 2019, en dat is 15-30% onder het niveau van de pre-corona prognoses voor dat jaar. Dat hangt samen met aangescherpt reisbeleid vanuit de werkgever, risicomijdend gedrag vanuit werkgevers, investeringen in online vergadermogelijkheden en een aanzienlijke positievere houding ten aanzien van online overleg. 

Niet vliegen, maar treinen?
Wanneer beleidsmakers willen inzetten op meer zakelijke treinreizen en minder op zakelijk vliegen op de kortere afstanden, bijvoorbeeld als onderdeel van het klimaatbeleid, ziet het KiM enkele aandachtspunten. Niet de trein, maar de auto, is de voornaamste concurrent van het vliegtuig op afstanden tot 750 km. Maatregelen die erop gericht zijn om mensen uit het vliegtuig te krijgen, leiden naar verwachting eerder tot meer autokilometers, dan tot meer treinkilometers. De ruimte die ontstaat op luchthavens die aanzitten tegen de capaciteitsgrenzen, wordt waarschijnlijk opgevuld door vluchten over langere afstanden. Het overgrote deel van de C02-uitstoot door de luchtvaart zit in de lange afstandsvluchten en niet op de korte afstanden.


Milieudefensie wil progressieve tickettax

Minder luchtvaart? Zorg dat de veelvlieger betaalt

Een algemene vliegtaks raakt vooral de mensen die toch al weinig vliegen. Voer een tickettaks in die meestijgt naarmate men vaker vliegt. Zo pak je de veelvliegers aan, bepleit Donald Pols van Milieudefensie.

Opinie (Algemeen Dagblad, 1 februari 2020)

De luchtvaart is met afstand de meest klimaatonvriendelijke manier van reizen en de uitstoot door de luchtvaart neemt alleen maar toe. Naast de uitstoot van CO2 draagt de luchtvaart flink bij aan de opwarming van de aarde door de wolkenvorming die vliegtuigen veroorzaken. Groen vliegen bestaat niet, het aantal vluchten is te hoog en moet omlaag. De meeste vluchten gaan naar een bestemming op minder dan 750 kilometer. Een afstand die met een goede internationale treinverbinding is te overbruggen. Krimp van de luchtvaart is goed mogelijk. Dan hoeft Lelystad Airport niet open en blijft de overlast van laagvliegende vliegtuigen grote delen van Nederland bespaard.

Kijk je naar wie er vliegt, dan is er in Nederland een zeer scheve verdeling. 8 procent van de bevolking maakt 40 procent van de vluchten, 71 procent vliegt jaarlijks eenmaal, of helemaal niet. Er is een groep fervente veelvliegers, onder wie veel zakelijke reizigers. Daarnaast bestaat een groot deel van de reizigers op Schiphol uit internationale transferpassagiers, die hier alleen landen om even daarna weer op te stijgen. Dit komt doordat Schiphol de laagste luchthaventarieven van Europa hanteert. Leuk voor die transferpassagiers, maar omwonenden krijgen fijnstof en geluidsoverlast op hun dak, terwijl Schiphol maar weinig bijdraagt aan de Nederlandse economie.

De luchtvaart wordt nu uitgezonderd van alle belastingen. Op kerosine wordt geen accijns geheven en op vliegtickets geen btw, laat staan dat de klimaat- en gezondheidsschade door de luchtvaart in rekening wordt gebracht. Dat is gek, want met belastingen betalen we al onze voorzieningen. De luchtvaart niet mee laten betalen, valt niet uit te leggen.

Velen pleiten terecht voor een accijns op kerosine en er komt een ‘platte vliegtaks’. Daardoor wordt vliegen een stukje duurder. Maar wie gaat daardoor minder vliegen? Waarschijnlijk zijn dat jongeren en mensen met lage inkomens die zich nu soms een vliegvakantie kunnen veroorloven. Terwijl mensen hogere inkomens en zakelijke veelvliegers de tickettaks gewoon betalen en veel blijven vliegen. Dat is onrechtvaardig. Als klimaatbeleid gewone mensen op kosten jaagt en verworvenheden ontneemt, terwijl een elite gewoon zijn gang gaat, dan gaan de hakken in het zand.

Milieudefensie wil dat gewone mensen profiteren van ambitieus klimaatbeleid. Dat kan door een tickettaks die stijgt naarmate mensen vaker vliegen. Transferpassagiers betalen natuurlijk ook de tickettaks. Dan levert vooral de selecte groep veelvliegers de krimp in de luchtvaart. Zet de inkomsten via de tickettaks in om internationale treinreizen goedkoper te maken, zodat alle korte vluchten kunnen worden geschrapt, Lelystad Airport een herbestemming kan krijgen en Schiphol kan krimpen. Daar profiteert iedereen van.

Zie https://milieudefensie.nl/actueel/minder-luchtvaart-zorg-dat-de-veelvlieger-betaalt

Ontwikkel geen reflex tegen recyclingsbedrijven, maar verbeter ze.

SP in Brabantse Staten realiseert motie over verbetering recyclingbedrijven

Bij de begrotingsbehandeling in de provincie Noord-Brabant heeft de SP drie moties ingediend over recyclingbedrijven.
De eerste ging over een structurele aanpak van de milieuschade door recyclingbedrijven, de tweede over dat recyclingbedrijven in publieke of publiek-private handen moeten zijn, en de derde dat AVI in Den Bosch verplaatst moest worden.

Huishoudelijk afval

De aanleiding: milieuschade door recyclingbedrijven
Over recyclingbedrijven bestaan vaak gemengde gevoelens.

Enerzijds hebben de Nederlandse overheden, waaronder de provincie, hoge ambities t.a.v. hergebruik van materialen. Ook na reduce en reüse blijft altijd nog recycling nodig. En bovendien, ook als er niet gerecycled wordt, ontstaan er problemen van een andere aard: stort, verbranden of illegaliteit.
Iemand moet ergens die recycling uitvoeren.

Anderzijds zijn niet alle recyclingbedrijven geheel koosjer en is er regelmatig gedoe, onder andere frequent brand. De Eindhovense e-waste recycler Sims Lifecycle Services in Eindhoven, in de volksmond nog bekend onder de oude naam Mirec, vloog in twee jaar tijd vier keer in brand. De Bossche autosloop AVI staat ook bekend om zijn vele branden. Dat bedrijf is geen uitzondering, want in 2020 en 2021 waren er in den lande zes metaalbranden, gekoppeld aan sloop en recycling. Omwonenden balen soms als een stekker en willen beëindiging of minstens verplaatsing van een bedrijf.

Brand bij Mirec op De Hurk (Eindhoven) dd 23 okt 2020

Nadere overwegingen echter roepen de vraag op of deze begrijpelijke reflex ook de verstandigste is. Veeleer lijkt het erop dat sommige recycle-inrichtingen niet tegen moderne ontwikkelingen opgewassen zijn, zoals bijvoorbeeld lithiumaccu’s en ruim gebruik van lichte metalen in auto’s.
De sector, de Vereniging Afvalbedrijven,  zelf baalt ook van de branden en heeft een Task Force opgezet (waarvan toevallig de provincie Noord-Brabant een van de trekkers is) om er iets tegen te doen. Daar is alleen, behalve een voorgestelde statiegeldregeling op lithiumaccu’s (op zich een goed idee), verder nog niet zoveel uit gekomen. Zie https://www.verenigingafvalbedrijven.nl/nieuws/taskforce-afvalbranden-dringt-aan-op-retourpremie-lithiumbatterijen .
De  eerste motie van de SP betreft een pleidooi om de vele incidenten als manifestatie van een structureel probleem te zien, en om kennis en geld te investeren in een verbetering van de sector (bijvoorbeeld een TNO-onderzoek), en om dat in IPO-verband te doen (de koepel van provincies). Deze motie is in iets algemenere bewoordingen aangenomen (met tegen D66, Forum voor Democatie, Groep De Bie).
De SP is blij met de meerderheid.

Publiek of publiek-privaat
De tweede SP-motie bepleitte dat recyclingbedrijven publiek of publiek-privaat moesten zijn.
De afvalinzameling in Eindhoven, Geldrop-Mierlo en Valkenswaard in CURE gebeurt bijvoorbeeld sinds 2014 publiek, maar er zijn netwerkverbanden met bijvoorbeeld Van Gansewinkel.
Deze motie had vooral een principieel karakter. Als je vindt dat een bedrijfstak van strategisch belang is, hoort hij niet op de vrije markt thuis.
Deze motie is afgewezen met alleen de SP voor.

Verplaatsing AVI Den Bosch
De derde motie vroeg om verplaatsing van AVI Den Bosch (Auto Verschrotings Industrie), een autosloop die regelmatig in brand vliegt.
Deze motie is afgewezen met voor de SP, de CU-SGP, Groep Rutjes, Partij voor de Dieren, 50+ en één CDAer.

Eindrapportage ‘Longen van de stad” uit – mijn oordeel gemengd

Het “Glazen huis” t.b.v. de “Longen van de Stad”

Inmiddels is aan dit artikel een update gewijd. Zie Milieudefensie Eindhoven stelt aan gemeente vervolgstudie voor op Stadhuispleinexperiment .
Er is uitvoerig contact geweest met de auteur, en daarmee is de voorlopigheid waarvan hieronder sprake was, er af.
We zijn het, ondanks onderlinge waardering, nog steeds niet geheel eens.

Nog even terug naar vroeger
Eind 2017 en in de eerste helft van 2018 stond er een soort ‘glazen huis’ boven de uitlaat van de parkeergarage op het Stadhuisplein. Dat was het experiment “De longen van de stad”.

Vergelijkbare experimenten vinden overigens ook elders in de wereld plaats.

In het glazen huis stond apparatuur om de lucht uit de parkeergarage door elektrostatische luchtzuiveringsapparaten van de firma Ens uit Cuijk te sturen. Die zou een flinke hap uit de concentraties fijn stof PM10 en PM2.5 nemen (het apparaat werkt alleen tegen fijn stof, niet tegen gassen als bijvoorbeeld NO2 . Dat is, afgezet tegen de wettelijke limiet, het meest kritische gas,).

Ik heb er in die tijd over geschreven, zie https://www.bjmgerard.nl/?p=6056 . Vandaar kan men doorlinken naar eerdere artikelen. Ik ga dat niet allemaal herhalen.
Ik was toen kritisch, maar ik wees het idee van wetenschappelijk  onderzoek niet af.
Dat onderzoek startte (fase 1) met een haalbaarheidsonderzoek in de vorm van een computersimulatie door de afdeling Bouwkunde van de TU/e (o.l.v. prof. Blocken). Van deze fase is een wetenschappelijk onderzoek uitgebracht volgens de regelen der kunst en dat is, netjes als Open Access, te vinden op https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0167610516304536 (2016).

De begroting van het hele project stond voor 1,29 miljoen incidenteel, waarvan 0,23 miljoen voor rekening van de gemeente Eindhoven. De rest zit bij ENS en bij Air Liquide. De TU/e werkt mee met mens- en rekenkracht.
Het was en is dus een publiek-privaat project, maar naar mijn smaak iets te privaat.

Zoals gezegd, hebben er metingen plaatsgevonden (fase 2), te verdelen in de periode 21 december 2017 – 09 april 2018 (fase 2a), en de periode 22 mei 2018 – 22 juli 2018 (fase 2b).

Daarna werd het een hele tijd heel stil, tot het Eindhovens Dagblad er op 10 november 2021 een groot artikel over schreef. De krant had de samenvatting ontvangen van de volledige eindrapportage “Longen van de stad”, waarna ik de volledige eindrapportage opgevraagd en ontvangen heb.

Die eindrapportage is geen wetenschappelijk document in de gangbare academische zin des woords. Een dergelijk artikel is in de maak, vermelden de kleine lettertjes, maar is er nog niet. Veeleer is de eindrapportage een popularisering van het nog te publiceren artikel met een wervend karakter. De contactpersoon is dr. Ir. Roel Gijsbers van Ens Technology, die namens de samenwerkingspartners projectleider is.
Voor een samenvatting zie https://www.tue.nl/nieuws-en-evenementen/nieuwsoverzicht/08-11-2021-luchtkwaliteit-eindhoven-aantoonbaar-beter-met-longen-van-de-stad/ . Wie het hele rapport wil (niet via Internet toegankelijk) moet me maar even een mail sturen.

In de eindrapportage zitten wat slordigheden en de gemaakte keuzes en de beschreven claims roepen vragen op. Ik heb die neergelegd bij Gijsbers, maar dd dit artikel had hij die in alle redelijkheid nog niet kunnen beantwoorden. Dit artikel is dus tot op zekere hoogte voorlopig (niet meer, zie de update hierboven).

Wat komt eruit?
Men kan dit het beste opsplitsen in enkele deelvragen.

  • Wat zegt de rapportage over luchtvervuiling en maatregelen?
  • Vangen die apparaten echt stof en is dat veel?
  • Wat voor omgevingseffecten zie je in de verkennende fase 2a?
  • Wat komt er uit de herijking met metingen uit fase 2b van het computermodel uit 2016?
  • Wat betekent het voor de parkeertarieven?
  • Heeft dat nut voor het openbaar bestuur en zo ja, wat dan?

Luchtvervuiling in de rapportage
De eindrapportage bevat een uitvoerig hoofdstuk over kenmerken en gevaren van luchtvervuiling. Niet geheel verbazingwekkend voor een onderneming als Ens die van de strijd tegen de luchtvervuiling wil leven, maar desalniettemin een fatsoenlijk en redelijk goed verhaal, zij het te lang om hier weer te geven. Ik pik er onderwerpen uit.
Elders op deze site staan al veel verhalen over dit onderwerp, o.a. over de sociale kosten van luchtvervuiling, in Eindhoven volgens CE Delft €1276 per persoon per jaar (na Amsterdam het hoogste in Nederland). Zie https://www.bjmgerard.nl/?p=13911 .

MGR-kaart van Eindhovne, RIVM, 2016, Atlas vd Leefomgeving

Verder verwijst de rapportage naar de Milieu Gezondheids Risico Indicator van het RIVM, die weergeeft hoeveel % van ziekte en sterfte (in het jargon gemeten in Daly’s) door milieufactoren komt als luchtvervuiling en geluid (waarvan luchtvervuiling het belangsrijkste is, en binnen de luchtvervuiling fijn stof). Hierboven de kaart voor 2016. Let wel dat in de rode gebieden meestal (bijna) niemand woont, maar bijvoorbeeld in nogal wat gele gebieden wel. Zie https://www.rivm.nl/milieugezondheidsrisico-s en https://www.atlasleefomgeving.nl/nieuws/milieugezondheidsrisicos-mgr-van-overijssel-tot-eindhoven .

(Bovenstaande tabel zit achter een dure betaalmuur bij Elsevier)

Verder moet nog even genoemd worden (hier speciaal relevant) dat de komst van de elektrische auto geen einde maakt aan het fijnstof-fenomeen. Sowieso komt bij alle moderne auto’s minstens driekwart van de fijn stof-emissie niet uit de uitlaat, maar uit slijtage van remmen, banden en wegdek. Bij elektrische auto’s slijt de rem minder, omdat energie geregenereerd wordt, maar banden en wegdek slijten harder, omdat elektrische auto’s zwaarder zijn.
Let wel dat dit alleen over fijn stof gaat en niet over gasvormige uitlaatstoffen, maar met de luchtzuivering van Ens kun je daar niets mee.
Resuspensie is, dat stof, dat er al lag, weer opdwarrelt.
Deze cijfers zijn aan discussie onderhevig. Auke Hoekstra van de TU/e verdedigt elektrische auto’s met hand en tand, ontkent de slijtageproblematiek niet maar houdt vol dat elektrische auto’s wel minder erg zijn. Hij verwijst naar een OECD-publicatie die ik aan fanaten ter lezing aanraad ( https://www.oecd-ilibrary.org/environment/non-exhaust-particulate-emissions-from-road-transport_4a4dc6ca-en ).
Ens wordt dus niet brodeloos door de elektrische auto. .

oogst van zuivering van 5 a 10 miljoen m3 lucht, ruwweg één Aufero-unit 1000 uur

Vangen die apparaten echt stof en is dat veel?
Dat zonder meer.
Het apparaat voorziet de fijnstof-korreltjes van een elektrische lading, waardoor ze gaan klonteren tot grofstof-korrels die uit de luchtstroom vallen.
Hij haalt voor PM10 een rendement van ca 70% en voor fijner stof en roet rond de 40%. Reken je dat uit met 75003/h, dan kom je ergens op de fabrieksopgave van 50 tot 100 gr fijn stof per maand per Aufero-unit. De parkeergarage op het Stadhuisplein zou  toe kunnen met 6 units, dus zou er de garagelucht ca 0,3 tot 0,6kg fijn stof per maand worden afgevangen.  
Bovenstaande smurrie is het resultaat van zuivering van 5 a 10 miljoen m3 lucht, dus (orde van grootte) de oogst van één unit in ca 1000 uur.

De lucht die de garage uitkomt blijkt bij meting schoner dan de lucht die er in gaat.

Maar ga je rekenen met de emissiefactoren uit bovenstaande tabel, dan is de maandelijkse productie op 1 strekkende km Wal (de straat die langs het Stadhuisplein loopt, 16.000mvt/etmaal) grofweg 31kg als je  het opdwarrelend stof wel meetelt, en op pakweg 8kg (als alles elektrisch was) tot 12kg (als alles fossiel  was) als je het opdwarrelend stof niet meetelt. De parkeergarage is dus niet ‘de’ oplossing, maar dat mag je er in alle redelijkheid ook niet van verwachten.

In de rapportage komt deze afweging niet voor. Daar wordt de 31kg in de achtergrond gestopt en wordt alleen de 0,3 tot 0,6kg als resultaat gepresenteerd. Gegeven de bedoeling van de studie is dat te volgen.

Het systeem vraagt niet eens heel veel energie. Eén Aufero-unit is 415W (een  lichte elektrische boor), en kost, als hij non stop aanstaat, ongeveer het stroomverbruik van een huishouden.

(enkele meetpunten liggen buiten het boven aangegeven gebied)

Wat voor omgevingseffecten zie je in de verkennende fase 2a?
Dat is een ingewikkeld verhaal dat rommelig verteld wordt.
Het officiële doel is “het nauwkeurig vastleggen van differentiaties van fijnstofconcentraties in binnenstedelijk gebied, om de omgevingsinvloeden te karakteriseren en hiermee de kans op verhoogde blootstelling met meer nauwkeurigheid te duiden”. Daartoe hebben van 21 december 2017 – 09 april 2018 14 meetstations gefunctioneerd. In het eerste deel van deze periode stonden de Aufero-units in de parkeergarage op het Stadhuisplein uit, in het tweede deel aan. In de verwerking echter zijn deze periodes op één hoop gegooid, een van de slordigheden.

Het resultaat levert soms zinvolle uitkomsten en soms ‘leuk om te weten’- uitkomsten (zoals dat je op het Eindhovense Stadhuisplein goed de Paasvuren in Oost-Nederland kunt meten).
Ik vind van belang de gemiddelde concentraties op locatie in de meetperiode, en het gegeven dat als het regent of hard waait de lucht schoner is (wat je zou verwachten, maar er is ook een indicatieve orde van grootte).

Ik vind dit best wel hoge concentraties en ik onderschrijf de verbazing in het rapport dat het overgrote deel van de fijnstof-massa onder de 1µ zit.

Verder is het een verbrokkeld verhaal. Men mag aannemen dat het als input gebruikt is voor het eigenlijke pièce de resistance, de ruimtelijke fijnstof-effecten van het uitrusten van parkeergarages met x-honderd Aufero-units.

Wat komt er uit de herijking met metingen uit fase 2b van het computermodel uit 2016?
De TU/e had ten tijde van de haalbaarheidsstudie 2016 (het computermodel) een soort maquette van de binnenstad gemaakt, en die als computermodel ingevoerd voor wat Computational Fluid Dynamics heet (CFD). Vervolgens werden daar allerlei gegevens over de achtergrond, de verkeersstromen en andere bronnen in gestopt, en werd daar fictief een zuidoostenwind op losgelaten van 1m/s op 10m hoogte (windkracht 0,5, geen neerslag), en werd het verschil gemeten tussen de uitkomst met 0, 99 en 594 verspreid opgestelde Aufero-units.
Dat leverde mooi gekleurde plaatjes op die in eerdere artikelen te bewonderen zijn.

Overzicht van in het model meegenomen parkeergarages. Blauw is bovengronds, rood ondergronds.

Tot zover is het allemaal model en theorie.
Dit is naderhand dus in eerder genoemde periodes 2a en 2b aangevuld met echte metingen. Die zijn gebruikt om het theoretische uitgangspunt (waarvan de basis ongewijzigd bleef) aan te passen. Een van de uitkomsten is bijvoorbeeld dat je met veel minder units niet veel minder resultaat hebt. Aantallen rond de 600 zijn verlaten, een tussenaantal van 342 is nu hoog, en het verschil met 100 units springt niet eens drastisch in het oog.
Verder bleek dat reëel bestaande parkeergarages vaak op 30% van de ventilatiecapaciteit draaien die ze volgens een NEN-norm verplicht zijn (10,8m3/h*m2 ) en dat mag van een andere NEN-norm, als ze een detector voor koolmonoxide en LPG hebben.

Na aanpassing aan de realiteit scheidt het model opnieuw mooi gekleurde plaatjes af, in diverse varianten. Ik kies er daar één van. De tekening wijst zichzelf.

Wat betekent het voor de parkeertarieven?
Bijlage B.2.2.1 slaat er een beetje een slag naar en komt (bij een afschrijvingstermijn van 10 jaar) op een opslag van 6,5 cent per uur om in die 10 jaar kostenneutraal te zijn. Als de afschrijvingstermijn, en daramee de terugverdientermijn, langer zijn (wat kan), zou het uurbedrag lager zijn.
In plaats van een uurbedrag zou ook een vast entreebedrag van €0,25 werken.

Heeft dit nut voor het openbaar bestuur en zo ja, wat dan?
Dit verhaal is gemengd met persoonlijke politieke oordelen.

Uiteraard is er een gezondheidswinst. Vraag is hoe groot.

De grote wetenschappelijke zwakte van de opzet is dat het geheel opgehangen is aan één weertype dat weinig voorkomt, de eerder genoemde windkracht half (1m/sec op 10m hoogte), zuidoost (en dus droog).
Als je voor modelaanpak een uitgangspunt zou moeten kiezen dat de effecten maximaal zichtbaar maakt (en voor een nieuw ontwikkeld model valt dat te volgen), kom je op deze keuze uit. Die geeft het grootste contrast (en de mooiste verkoopplaatjes voor de firma Ens).

Maar het overgrote deel van de tijd zijn de omstandigheden anders. De meest voorkomende windrichting is zuidwest en de gemiddelde windsnelheid in Eindhoven e.o. ergens rond de 6m/sec. Als men zich bovenstaand plaatje in die omstandigheden voorstelt, ligt de pluim in andere richting, wordt dezelfde reductie (in absolute zin)  over een fors groter gebied verspreid en door extra turbulentie eerder verdund. Met andere woorden, de aanpak staat niet toe jaargemiddelde concentratieverbeteringen door te rekenen.
En precies op die jaargemiddelde concentraties worden de lokale overheden afgerekend in bijvoorbeeld het NSL.

Het rapport neemt aan dat de zeldzame combinatie windsnelheid 1m/sec, zuidoost en dus droog, representatief genoeg is voor alle andere combinaties, maar heeft daartoe, mijns inziens, geen deugdelijke onderbouwing. Het is natte vingerwerk.
Maar als je dat model toch zou geloven, zou de gezondheidswinst zijn dat de Milieu Gezondheids Risico indicator daalt. Die ligt nu in flinke delen van Eindhoven rond de 3 a 4% voor rekening van de luchtvervuiling (soms meer), en daarvan zou 0,5 tot 1,5%punt afkunnen. Dwz, er zou een kwart van de gezondheidsschade door luchtvervuiling afgaan – als je de representativiteit van het model gelooft, wat ik niet doe.
Plastischer uitgedrukt: de gemiddelde Eindhovenaar wordt passief gerookt ter waarde van 7 sigaretten per dag en in het centrum 9. dat zou 1,8 tot 3,6 minder moeten kunnen, vooral in de nauwe straatjes va het centrum.

In de gemeente Alblasserdam (in de eindrapportage als voorbeeld genoemd) is aangetoond dat de fijnstofzuiger van de firma Ens inderdaad de fijnstofvervuiling nabij de Noordtunnel in de A15 met 70-90% terugdrong ( https://www.alblasserdam.net/nieuws/innovatieve-fijnstofzuiger-bij-noordtunnel-alleen-effectief-vlakbij-tunnel-2020-10-21 ).  Echter, als men ging doorrekenen hoe de schone lucht uit de tunnel zich mengde met de vuilere lucht buiten de tunnel, dan was het effect al binnen 100m (waar de eerste huizen stonden) grotendeels verdwenen.
Alblasserdam heeft uiteindelijk niet verder geïnvesteerd in luchtreiniging in de tunnel.

Vooralsnog gaat de gemeente Eindhoven dat ook niet doen, bleek uit het Eindhovens Dagblad van 12 nov 2021 ( https://krant.ed.nl/titles/eindhovensdagblad/7156/publications/12354/articles/1480839/36/1 ). B&W vinden dat ze al genoeg doen. Bovendien heeft de gemenete niets te vertellen over de vier private garages, en slechts beperkt iets over de vier verpachte garages. Eindhoven laat het bij vrijwilligheid. De gemeente gaat het onderzoek uitdragen bij partijen die iets met stadsontwikkeling en parkeergarages doen, en hoopt dat die het initiatief oppikken.

Nu zou men in Eindhoven kunnen redeneren dat er erg veel  gebouwd gaat worden in het centrum (Stadhuisplein, Stationskwartier), dat daar, ondanks alle ontmoedigende initiatieven, toch meer auto’s bij horen, en dat de ambitie niet stadsbreed zou kunnen zijn, maar slechts centrumbreed. Zou iets voor te zeggen zijn. Men zou ook kunnen redeneren dat voor welke winst dan ook slechts een bescheiden meerprijs in de parkeergarages betaald hoeft te worden. Een maatregel richt geen financiele rampen aan.
Het is jammer dat het zo’n eenzijdig opgezet onderzoek is. Het had beter kunnen zijn, als de TU/e er meer weer-voorbeelden ingestopt had zodat er een realistisch jaarbeeld had kunnen ontstaan. Het is eigenlijk zonde van het mooie onderzoek. Misschien kan het nog?

Asfaltcentrales worden mogelijk schoner (update dd 28 dec 2021)

Inleiding
Er wordt veel onderzoek gedaan naar technieken om asfaltcentrales schoner te maken. Dat is zowel in het belang van omwonenden (en werknemers) als van de bedrijven zelf. De eerste groep vanwege de gezondheid, de tweede groep omdat ze steeds meer te maken krijgen met protestacties en zeer kritische gemeentes, uitlopend in o.a. dwangsommen.

De asfaltcentrales hebben drie soorten probleememissies (in uiteenlopende mate, want de ene centrale is de andere niet): benzeen, Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK’s), en geur. Dat die nu een probleem zijn en vroeger niet of minder, terwijl het toch om dezelfde centrales gaat, komt door twee nieuwe wettelijke voorschriften, namelijk de bepaling dat centrales steeds hogere percentages gerecycled asfalt moeten verwerken, en een aanscherping (per 01 januari 2019, na een overgangsperiode) van de benzeenemissienorm van 5 naar 1 mg/Nm3 in schoorsteengassen, en de bestaande wettelijke bepaling dat de emissie- en immissienorm voor PAK’s uiterst streng is.
Het samenkomen van deze drie milieutrends heeft de meeste asfaltcentrales in den lande in de problemen gebracht.

Voor eerdere artikelen over dit onderwerp zie Asfalt Centrale Eindhoven heeft een benzeenprobleem en een groter PAK’s-Probleem en vandaar af teruglinken.

De dreiging van dwangsommen en gedeeltelijke sluiting, maar ook het eigen en het maatschappelijk belang, hebben geleid tot een kleine uitbarsting aan researchactiviteiten, waarvan ik er hier twee behandel, namelijk de studie van de brancheorganisatie VBW (Vakgroep Bitumineuze Werken) van Bouwend Nederland, en het onderzoek van AsfaltNu, een holding met acht vestigingen (waaronder in Noord-Brabant in Bergen op Zoom en Den Bosch.

Asfaltcentrale met directe verwarming (vlam in de trommel). Afbeelding Infomil.
Schema van een centrale met indirecte verwarming (vlam buiten de trommel)

Het VBW onderzoeksprogramma reductie benzeenemissie bij asfaltproductie
De VBW heeft op 29 juni 2021 bovengenoemde studie uitgebracht.
De studie is het makkelijkste te downloaden op VBW-onderzoek benzeen en uitstootnorm .

De studie beperkt zich tot de stof benzeen en tot de vraag welke kenmerken van het productieproces maken dat er benzeen vrijkomt.  De studie kijkt niet naar andere stoffen (geur en PAK’s) en niet naar nabehandelingstechnieken van de rookgassen.
De belangrijkste punten:

  • De benzeen komt vrij uit de “zwarte trommel”, in het schema aangeduid als de ‘paralleltrommel’.
  • Het probleem bestaat vanwege het oude asfalt. Zonder recycling zou het probleem niet of veel minder bestaan
  • Het is onduidelijk of het benzeen al als benzeen in het oude asfalt zit (dus alleen maar vrijkomt door verdamping), of dat de zware moleculen in het bitumen door verhitting ontleden (‘kraken’).
  • Benzeenvorming begint pas significant ergens boven de 170°C
  • De piektemperatuur van asfaltgranulaatdeeltjes in de zwarte trommelis bepalend voor de benzeenemissie, zelfs al is de temperatuur gemiddeld veel lager.
  • Waardoor direct gestookte zwarte trommels de kwaaie peer zijn, omdat daar vanwege de vlam in de trommel piektemperaturen kunnen heersen van veel meer dan 300°C, terwijl de eindtemperatuur bijvoorbeeld maar 110-115°C is
  • In indirect gestookte zwarte trommels is de temperatuur veel gelijkmatiger verdeeld, waardoor zelfs bij 170°C de benzeen onder de EmissieGrensWaarde (EGW) van 1 mg/Nm3 zit.
  • De fijne fractie (40% van het geheel) in het granulaat zorgt voor onevenredig veel benzeen, want wordt onevenredig snel heet, met name bij direct gestookte centrales

  (Gemeten benzeenconcentraties in een direct en indirect verwarmde trommel. Juridisch tellen de half uur-gemiddeldes van deze grafieken).

HERA-opstelling van Volker-Wessels bij de Asfaltcentrale Rotterdam, voorbeeld van een indirect verhitte trommel. Daarvan zijn er slechts twee in Nederland.
Volker-Wessels claimt dat deze opstelling ook het energieverbruik terugdringt, minder vluchtige stoffen uitstoot en beter asfalt aflevert.

Nabehandeling van afgassen
De holding AsfaltNu (met acht centrales in den lande, waaronder de APM in Bergen op Zoom en Heijmans Den Bosch) is een samenvoeging van de asfaltcentrales van BAM en Heijmans. AsfaltNu heeft zich op een ander onderdeel van de keten toegelegd, namelijk op de behandeling van afgassen.

Op 15 juli 2021 heeft AsfaltNu een onderzoek gepresenteerd “Plan van Aanpak AsfaltNu reductie emissies”. Het is te vinden op https://www.bouwendnederland.nl/actueel/nieuws/19495/onderzoek-benzeen-wijst-de-weg-naar-circulaire-asfaltproductie-binnen-uitstootnorm .

Bij een pilot in Bergen op Zoom, waarbij een deel van de afgassen door een nabehandelingsinstallatie  werd geleid, werd voor dat deel een reductie met 90% van ‘de emissies’ bereikt. De tekst noemt zowel benzeen, PAK’s en geur, maar is niet specifiek of die 90% voor elk van die categorieën bereikt is.

De bedoeling is om de eerste opgeschaalde installatie in Den Bosch te plaatsen, die daartoe eind dit jaar dicht zou gaan voor een revisie. De nieuwe installatie zou in maart 2022 moeten werken- aldus de planning dd 15 juli 2021.
UIteraard moet nog in praktijk blijken of de opschaling werkt zoals men dta bedoeld heeft.

De tekst zelf van het Plan van Aanpak specificeert niet hoe die nabehandeling er concreet uitziet. Uit een lang interview met directeur Oosting van AsfaltNu in Cobouw van 19 november 2021 gaat het om een zelf ontwikkeld actief kool-filter. Op zich een gangbaar systeem in de industrie en bijvoorbeeld ook in sommige afzuigkappen, maar tot nu toe nog niet bij asfaltcentrales.
Na verloop van tijd is het filter vol en moet het op hoge temperatuur geregenereerd worden.

Heijmans Den Bosch

Gecombineerd
Volgens de milieukundige orthodoxie verdienen bronmaatregelen (in casu ombouw op indirecte verhitting) de voorkeur boven overdrachtsmaatregelen als filters (AsfaltNu). Beide samen zou natuurlijk nog beter zijn.

Maar overgaan van directe op indirecte verwarming betekent dat men de hele inrichting moet verbouwen, en dat kost een smak geld. Waar tegenover staat dat het ook voordelen heeft in de vorm van minder energie en beter asfalt.
Afgassen behandelen is misschien een goede next best-oplossing.

De initiatieven tonen aan, dat er op dit gebied technisch nog zeer veel te winnen is.

Ligging van de Bossche asfaltcentrale t.o.v. twee meetpunten en maandcijfers over september 2021.
Zie https://www.s-hertogenbosch.nl/actueel/tijdelijke-paginas/asfaltcentrale .
Het meetpunt Haven ligt 40% van de tijd windafwaarts van de asfaltcentrale, maar dat weerspiegelt zich niet in een zichtbaar ander maandgemiddelde. De bijdrage van de asfaltcentrale aan de algemene benzeenbelasting ter plekke is gering.
Dat is te volgen als men zich realiseert dat een asfaltcentrale pakweg 100kg benzeen per jaar lost en Nederland als geheel 2 miljoen kg (beide orde van grootte).
Het aanscherpen van de benzeennorm over de volle breedte van de emissies  baat vooral het algemeen belang, maar het lokaal aanscherpen van de benzeennorm heeft weinig invloed op het lokaal belang

Update dd 28 december 2021

In een persbericht heeft Rijkswaterstaat (in het bezit van 90km2 asfalt) bekend gemaakt dat het in 2030 volledig klimaatneutraal en circulair wil werken. Die ambitie staat de komende jaren bij Rijkswaterstaat centraal. Om de transitie naar duurzame wegverharding te versnellen, zijn nu 2 voorstellen uitgewerkt: een emissieloze, circulaire asfaltcentrale en biobased bitumen.

Rijkswaterstaat wil dat nieuwe asfaltcentrales emissieloos en circulair worden. Asfaltcentrales moeten daartoe vooralsnog aangedreven gaan worden door elektriciteit. Nieuwe energiebronnen, zoals waterstof, zijn een mogelijke eindoplossing.
Daarnaast wil Rijkswaterstaat de grondstof in asfalt, bitumen, vervangen door lignine. Hierdoor ontstaat biobased bitumen. Dit draagt bij aan het terugdringen van de CO2-uitstoot en het gebruik van fossiele grondstoffen.

Een emissieloze, circulaire asfaltcentrale en biobased bitumen zijn dan ook disruptieve voorstellen, volgens projectleider Nieswaag. ‘Je bent ideeën aan het bedenken, die nog niet eerder zijn bedacht. Daarvoor moet je uit je comfortzone stappen en lef tonen.’

De voorstellen zijn ingediend bij het Nationaal Groeifonds.

Voor het persbericht zie https://www.rijkswaterstaat.nl/nieuws/archief/2021/12/over-de-transitie-naar-duurzame-wegverharding .

Commentaar mijnerzijds:
De ambitie lijkt goed, maar het is even afwachten wat dit gaat betekenen. Ook lignine zal een bindmiddel nodig hebben en er staat niet bij wat dat dan wel is. Dat soort details staan er niet bij. Dus of emissievrij alleen op de CO2 betrekking heeft of ook op de geur en meer algemeen op de Vluchtige Organische Stoffen, valt nu moeilijk te beoordelen.
In elk geval zal elektrificatie het productieproces, naar alle waarschijnlijkheid, minder primitief en daarmee beheersbaarder maken. Dat alleen al lijkt winst.

Ook onduidelijk is wat dit betekent voor asfaltcentrales die niet van Rijkswaterstaat zijn. Moeten die ook mee vanuit de aanbestedingsvoorwaarden?

Gewasbeschermingsmiddelen en neurodegeneratieve ziekten: mogelijkheden om de toelatingsvereisten te verbeteren

Ik heb onderstaand persbericht van het RIVM overgenomen. Elders op deze site staat ook al over dit onderwerp geschreven, zie SP stelt vragen over Gezondheidsraad-rapport over bestrijdingsmiddelen. Parkinson als beroepsziekte?

Het binnenkort in de EU verboden anti-schimmelmiddel Mancozeb, dat in verband gebracht wordt met Parkinson. Zie ook https://www.parkinson-vereniging.nl/archief/bericht/2020/11/03/Doek-valt-voor-Mancozeb-in-Europa

18 nov 2021

Gewasbeschermingsmiddelen en neurodegeneratieve ziekten: mogelijkheden om de toelatingsvereisten te verbeteren

Gewasbeschermingsmiddelen beschermen planten tegen organismen waar planten ziek van kunnen worden zoals schimmels en insecten. Om ervoor te zorgen dat deze middelen veilig zijn voor mens, dier en milieu worden ze uitgebreid getest. Er zijn aanwijzingen dat mensen die in het verleden lang met chemische stoffen hebben gewerkt, zoals telers met gewasbeschermingsmiddelen, een grotere kans hebben om ziekten te krijgen die het zenuwstelsel aantasten (neurodegeneratieve ziekten), zoals Parkinson en Alzheimer.

Deze ziekten ontstaan door een combinatie van factoren zoals ouderdom, leefstijl en langdurige blootstelling aan stoffen in het milieu of op het werk. Dit maakt het moeilijk om één stof als oorzaak aan te wijzen. Het is daarom belangrijk om al voor de goedkeuring te bepalen of een stof een aandoening kan veroorzaken.

In dat verband is in Europa de vraag ontstaan of de vereiste informatie voor de risicobeoordeling van gewasbeschermingsmiddelen kan aantonen of werkzame stoffen in deze middelen schadelijk zijn voor het zenuwstelsel. Het RIVM adviseert op basis van een verkennend onderzoek om de datavereisten en testrichtlijnen te verbeteren.

In de datavereisten voor werkzame stoffen in gewasbeschermingsmiddelen wordt niet standaard informatie gevraagd over de effecten van deze stoffen op het zenuwstelsel. Ook geven de huidige testrichtlijnen onvoldoende inzicht of een stof een kleine, onopvallende veranderingen in de hersenen kan veroorzaken waardoor aandoeningen als Parkinson kunnen ontstaan.

Er zijn mogelijkheden om aan de bestaande testrichtlijnen effecten toe te voegen om aandoeningen als Parkinson te kunnen onderzoeken. Voor deze aandoeningen was het lange tijd niet duidelijk welke effecten gemeten moeten worden. Het RIVM raadt aan een werkgroep op te richten waarin alle Europese kennis over mogelijke effecten kan worden samengebracht. De resultaten van dit onderzoek kunnen gebruikt worden om de testrichtlijnen verder te ontwikkelen.

Ook beveelt het RIVM aan om testen zonder dier (in vitro) te ontwikkelen om meer informatie te krijgen of stoffen in gewasbeschermingsmiddelen eraan kunnen bijdragen dat aandoeningen als Parkinson ontstaan.

Klokkenluider onthult nieuwe feiten over Energy Charter Treaty

Eerdere artikelen
Ik heb op deze site al eerder artikelen geschreven over het Energy Charter Treaty (ECT). Dat is een op fossiele energie toegesneden verdrag dat in de grotere klasse hoort van vrijhandelsverdragen als TTIP en CETA (deze woorden als zoekterm leveren op deze site meer verhalen op). Een illustratief verhaal gaat over Vattenfall in Hamburg op https://www.bjmgerard.nl/?p=2960 .
Dit artikel kan gelezen worden als update van het eerdere artikel over het ECT op deze site, op https://www.bjmgerard.nl/?p=14427 .

Klokkenluider over het ECT
Yamina Saheb werkte tot 2018 op het secretariaat van het ECT, waarna ze uit protest opstapte.
Ze stapte met veel informatie naar d Engelse krant The Guardian. Die schreef op basis daarvan een artikel op 03 november 2021 “Secretive court system poses threat to Paris climate deal, says whistleblower“ Dat is te vinden op https://www.theguardian.com/environment/2021/nov/03/secretive-court-system-poses-threat-to-climate-deal-says-whistleblower  .
Bij het artikel hoort een explainer “Why activists fear little-known treaty could slow fossil fuel phase-out“ en dat is zelfstandig te vinden op  https://www.theguardian.com/environment/2021/nov/03/why-activists-fear-little-known-treaty-could-slow-fossil-fuel-phase-out .

Saheb is tevens medeauteur van het IPCC-rapport over mitigatie.

Dr Yamina Saheb, photo courtesy https://www.carbonclick.com/

De inhoud
De hoofdgedachte is dat grote fossiele energiebedrijven het ECT gebruiken om miljarden aan schadevergoeding te eisen van regeringen die hun fossiele installaties willen uitfaseren, of zelfs die nog niet gebouwde installaties tegen willen houden. We spreken dat over zeer vele miljarden. Zoveel, dat het Akkoord van Parijs er onuitvoerbaar door zou kunnen worden.

In Nederland bijvoorbeeld wil RWE €1.4 miljard voor de sluiting in 2030 van hun kolencentrale aan de Eemshaven uit 2015, en zo wil Uniper tussen de €0.85 en 1.0 miljard voor idem op de Maasvlakte.
Nu is Nederland wel stom geweest om de aan deze jaren voorafgaande periode zoveel kolencentrales toe te staan en zelfs aan te moedigen, en dat genoemde grote ondernemingen geld willen zien is op zich te volgen. Maar normaliter zou het conflict dienen onder gangbaar Nederlands recht en niet onder schimmige arbitragehoven, die zeer eenzijdig allerlei juridische mogelijkheden wel en moeilijkheden niet hebben waar de normale rechtsgang wel mee te maken heeft. Alles verloopt bijvoorbeeld achter gesloten deuren. Het is een parallel juridisch traject (zie het verhaal over Vattenfall in Hamburg).

Kolencentrale Eemshaven_04aug2019_ef

Vanaf de feitelijke start in 1998 (het verdrag is in 1994 getekend) zijn er onder het ECT minstens 142 zaken tegen regeringen aangespannen, maar waarschijnlijk zijn het er meer omdat er geen registratieplicht is, zelfs niet bij het ECT-secretariaat.

Saheb schat in dat investeerders, opgeteld tot 2050,  zullen proberen €1300 miljard bijeen te sprokkelen in het rechtsgebied van het ECT, waaronder 54 landen vallen.
In 49% van de zaken wint de aanklager, in 39% wint de aangeklaagde regering, en de resterende 12% zal wel gemengd zijn (staat er niet bij).

De ironie (zij het een bittere) van het ECT is dat het ooit opgericht is om Westerse investeerders zekerheid te geven dat ze zich zonder risico’s meester konden maken van de fossiele brandstofvoorraden in de voormalige Oostbloklanden. Aanvankelijk bleek het verdrag niet nodig, want er gebeurde nauwelijks iets.
De eerste keer dat het wel gebeurde was toen dictator en boef Poetin ruzie kreeg met roofkapitalist Khodorkovsky die teveel politieke aspiraties had, toen voor €50 miljard onteigend werd, en dat met het ECT probeerde terug te draaien de zaak loopt nog steeds. Poetin heeft het ECT overigens niet geratificeerd.

Nieuwe Uniper kolencentrale Maasvlakte

Voor de eeuwwisseling richtte het ECT zich meestal tegen regeringen in midden- en oost-Europa en midden-Azié, Met de verduurzamingstrend hapt de ECT-hond steeds vaker naar het West-Europese baasje. Na 2014 richt tweederde van de klachten zich tegen regeringen van lidstaten van de EU. Een soort Frankensteinmonster…
Inmiddels horen de regeringen in de midden-Aziatische lidstaten tot de felste verdedigers van het ECT. Immers, het maakt het moeilijker om ze als leverancier aan de dijk te zetten.

De opzegtermijn van het ECT is 20 jaar.

Zie ook https://www.reuters.com/legal/litigation/energy-lawsuits-pact-seen-threatening-paris-climate-deal-2021-10-01/  en https://eutoday.net/news/politics/2021/energy-charter-treaty-drama-deepens .

Het Preferendum?

David van Reybrouck is een Belgisch cultuurhistoricus, archeoloog en schrijver. Zoals de aanduiding al suggereert, is het iemand die niet in één hokje past en ik vind het een van die onconventionele schrijvers die wel eens wat zegt waar je over na kunt denken, en waar je misschien zelfs wel wat aan hebt.
Zijn Wikipediapagina is https://nl.wikipedia.org/wiki/David_Van_Reybrouck .

David van Reybrouck wint de Libris Geschiedenis Prijs tijdens de Nacht van de Geschiedenis op 23 oktober 2010.

Een van zijn onderwerpen is hoe de burger realiter invloed kan krijgen op wat er in zijn land gebeurt. Daartoe bestaan meer mogelijkheden dan alleen eens in de zoveel jaar verkiezingen of een enkel referendum over een ja/nee vraag, en dat blijkt soms verrassend goed te werken. Een soort combiverhaal is het ‘Preferendum’ ( https://nl.wikipedia.org/wiki/Preferendum ).

In een groot artikel in de NRC ( https://www.nrc.nl/nieuws/2021/10/08/geef-burgers-echte-invloed-op-het-klimaatbeleid-met-het-preferendum-a4061204 ) legt Van Reybrouck uit waarom hij dat een goed idee vindt dat typisch op zijn plaats is in de ingewikkelde klimaatdiscussie die nu loopt, en die iedereen existentieel kan gaan raken.

Het Preferendum is in de optiek van Van Reybrouck een middel om door de bevolking gedragen beleid mee te ontwikkelen waarbij nuances mogelijk zijn, en dat uitgaat van bestaande bouwstenen. Ik citeer:

“Landen hebben maar drie manieren om hun burgers formeel aan het woord te laten: verkiezingen, referenda of burgerberaden.

Verkiezingen zijn het instrument van de representatieve democratie, referenda van de directe democratie, burgerberaden van de deliberatieve. Elk van deze instrumenten heeft zijn voor- en nadelen. Verkiezingen hebben het onmiskenbare voordeel dat iedereen met stemrecht de kans krijgt zijn vertegenwoordigers aan te wijzen, maar het nadeel is dat inspraak beperkt blijft tot het aanduiden van anderen. De dag dat je macht hebt, is eigenlijk de dag dat je hem weggeeft.

Bij referenda geeft de burger de macht niet uit handen. Hij of zij beslist zelf over belangrijke inhoudelijke kwesties. Het nadeel is echter dat complexe vraagstukken dikwijls worden gereduceerd tot eenvoudige binaire opties. Kiezers hoeven zich ook niet vertrouwd te maken met de materie. Vaak krijg je een antwoord op een vraag die je niet hebt gesteld, zoals de populariteit van de zittende regering. En politieke partijen misbruiken ze vaak voor eigen gewin. De Nederlandse politiek wetenschapster Saskia Hollander onderzocht hoe referenda in Europa in de praktijk werken. Haar conclusie: wat een instrument van het volk moest zijn, is al te vaak verworden tot een speeltje van de partijpolitiek.

Gelote burgerberaden tenslotte, zorgen voor sterke inhoudelijke input. Doordat een willekeurige steekproef van gewone burgers zich vertrouwd moet maken met een onderwerp, krijg je weldoordachte aanbevelingen. Maar de rest van de samenleving is niet per se betrokken bij het proces. Meedoen aan een burgerberaad is vaak een geweldige ervaring voor zij die ingeloot werden (denk maar aan die 150 Fransen) maar de rest van het land kan enkel toekijken.

Het is, kortom, altijd iets. Maar het preferendum combineert het beste van de drie: het eerbiedigt het ‘één persoon, één stem’-beginsel van verkiezingen, het huldigt de inhoudelijke kant van het referendum en het versterkt de doordachte uitkomst van het burgerberaad. Idealiter vertrekt het initiatief vanuit de regering die over een bepaald onderwerp een burgerberaad bijeenroept, zoals Macron deed, om de voorstellen van dat beraad vervolgens voor te leggen aan de gehele bevolking en de uitkomst van die bevraging als leidraad te hanteren voor het regeringsbeleid. Die manier van werken is goed voor de burger (iedereen is betrokken), goed voor het beleid (duidelijke en genuanceerde input) en goed voor de democratie (mensen hebben eindelijk weer reële, concrete invloed op het bestuur).”

Er zijn geheel of gedeeltelijk geslaagde voorbeelden.
Het Ierse burgerberaad over een nieuwe abortuswetgeving is een geslaagd voorbeeld. Geen politicus durfde zich er in het katholieke Ierland aan te wagen, tot in een burgerberaad bleek dat de Ieren dat zelf wel durfden.
De burgerraad van Macron (na de Gele Hesjes) was een half geslaagd voorbeeld. De burgerraad werkte wel, maar de vertegenwoordigende democratie daarna niet.

Ook in het recente rapport “Betrokken bij Klimaat” van de vroegere ombudsman Brenninkmeijer (geschreven op verzoek van de Tweede Kamer) wordt voorgesteld om jaarlijks een burgerberaad over het klimaat te organiseren, gevolgd door een preferendum.
Dit om de burgers maximaal te betrekken bij de giga verandering, die er in Nederland aan zal komen.

Het NRC-artikel is de moeite waard.

Naomi Klein, klimaat en kapitalisme, en Nederlandse politieke partijen

Ik was al een tijd van plan om de boeken van Naomi Klein over klimaat en kapitalisme te lezen. De politieke actualiteit, waaronder de steeds zwaardere stempel die het  klimaat zet, de massabewegingen en de discussies binnen mijn partij, de SP, maken dat ik dat voornemen nu uitgevoerd heb.

Naomi Klein
Naomi Klein is zoiets als een participerende journalist. Ze beschouwt bijvoorbeeld de strijd tegen de Keystone XL (de nog niet uitgevoerde delen van een pijpleiding van de Canadese teerzanden naar de Golf van Mexico) niet van een afstand, maar neemt deel aan de acties.

Kaart van het netwerk van oliepijpleidingen in Canada en de VS (Alberta = Canada, Montana = VS). De recente strijd gaat over fase 4.

Naomi Klein heeft een aantal boeken geschreven over uitwassen van het kapitalisme, maar twee daarvan gaan speciaal over het klimaat. Ze zijn het makkelijkste te vinden op de Wikipediapagina over haar https://en.wikipedia.org/wiki/Naomi_Klein . Daarnaast heeft ze een groot aantal artikelen geschreven, lezingen gegeven, aan films meegewerkt.

Het eerste boek (2014) over klimaat en kapitalisme is https://en.wikipedia.org/wiki/Naomi_Klein#This_Changes_Everything:_Capitalism_vs._the_Climate , in het Nederlands vertaald als “Verander nu voor het klimaat alles verandert”.
Alleen al het voetnotenapparaat is een boek op zich.

Het tweede boek (april 2019) heet https://en.wikipedia.org/wiki/Naomi_Klein#On_Fire:_The_(Burning)_Case_for_a_Green_New_Deal en is in het Nederlands vertaald als “BRAND! Een vurig pleidooi voor een nieuwe groene politiek”.

Het tweede boek kan  men zien als een meer praktijkgerichte uitwerking van het eerste.

Een samenvatting
Het zijn twee forse boeken. Een volledige samenvatting gaat de mogelijkheden van deze site te boven. Vandaar puntsgewijze de standpunten (uit beide samen):

  1. De klimaatcrisis bedreigt ons door zijn gevolgen (branden, droogte, stormen, oceaanverzuring) allemaal en dat is urgent. De aarde is eindig en de capaciteit om vervuiling op te vangen ook.
  2. De schuld ligt niet in zoiets als de ‘menselijke natuur’.  Het is een systeemprobleem.
  3. Individueel handelen, hoe zeer ook te prijzen, lost het probleem niet op
  4. Drijvende kracht zijn grote ‘extractivistische’ bedrijven en het economisch systeem waarbinnen ze werken. Dit ‘extractivisme’begrip wordt vooral toegepast op kolen, olie en gas (inclusief fracken en de teerzanden), maar ook op andere vormen van mijnbouw.
    Laat olie en gas in de grond.
  5. Technische maatregelen en economische prikkels (als CO2 – handelssystemen) zijn onvoldoende, maar moeten binnen hun beperkte mogelijkheden dienstbaar gemaakt worden (Klein is op dit punt in haar eerste boek radicaler dan in haar tweede boek waarvan de geest hier weergegeven is)
  6. Meer specifiek is geo-engineering een slechte zaak (door Klein beperkt tot sulfaatkristallen in de stratosfeer om zonlicht terug te kaatsen en ijzerbemesting va de oceanen ter bevordering van algengroei, die vervolgens na hun overlijden koolstof meenemen naar de diepte)
  7. Vrijhandelsverdragen (bijvoorbeeld Energy Charter Treaty) spelen een funeste rol en geven grote bedrijven een handvat om nationale overheden in hun richting te dwingen (zie ook Weg met de mythes rond het Energy Charter Treaty – dat hoort in dezelfde spelonken als TTIP en CETA – update met RWE )
  8. Er is slechts een economie volhoudbaar die past binnen de grenzen van de aarde. Dat betekent o.a. ingeperkt koopgedrag, geen economische groei voor zover die tot meer materie- en energiegebruik leidt, en daarvoor  is verregaande nivellering van de welvaart nodig. De grote vervuilers moeten betalen
  9. Afschaffing van het kapitalisme (geheel of gedeeltelijk laat Klein in het midden) is daartoe een noodzakelijke voorwaarde
  10. Maar geen voldoende voorwaarde, want regimes met marxistische roots als Rusland en China maken ook een potje van klimaat en milieu
  11. Centralisme is fout en de oplossing moet gezocht worden in bondgenootschappen van onderop die gevormd worden in het kader van acties (‘Blockadia’) tegen concrete zaken als oliepijpleidingen, steenkoolhavens, mijnbouwprojecten, etc.
    Ook de productie van duurzame energie moet decentraal georganiseerd worden.
  12. De rechten van inheemse volkeren moeten versterkt worden
  13. De zeggenschap over extractivistische projecten moet bij de direct gedupeerden liggen
  14. Sommige milieu- en natuurbeschermingsgroepen denken dat grote bedrijven omgeturnd kunnen worden, en zijn daardoor te intiem met het grootkapitaal geworden
  15. Omdat het kapitalisme meer op zijn geweten heeft dan alleen het ‘extractivisme’, biedt deze insteek kansen om ook andere wereldproblemen aan te pakken, zoals migratie, democratisering, vrouwenrechten, mensenrechten, enz. Omgekeerd biedt een verbreding van de basis meer kans in de klimaatstrijd.
    Het geheel moet een rechtvaardig en uitvoerbaar totaalpakket zijn.
  16. Er is een Green New Deal nodig, die gelijkenissen heeft met de New Deal van Roosevelt (1932, zie Roosevelt New deal op Wikipedia ). Die loste in een omvattende aanpak een groot aantal economische, sociale en fysieke problemen op. Roosevelts New Deal volgde op een golf van arbeidersopstanden en andere massabewegingen.
    In de VS is een Green New Deal-plan voorgesteld door de Demokratische politici Ocasio-Cortez en Markey. Zie Wat staat er in de VS-Green New Deal? Hoe toepasselijk is die voor Nederland en Europa?
  17. Uiteindelijk slaat de massastrijd neer bij de instituties van de staat. Klein roept op om die te beïnvloeden, niet om ze omver te werpen.
  18. Landen met een sterke demokratisch-socialistische traditie doen het op het gebied van milieubeleid het beste.
  19. Maar sommige traditionele linkse partijen zijn teveel blijven steken in alleen maar sociaal-economische conflicten.
  20. Er is een nieuwe vorm van ecosocialisme nodig
Naomi Klein

Wat ik er persoonlijk van vind
Beide boeken van Klein zijn zeer de moeite waard om te lezen, ook al ben ik het niet met alles eens.
Voor Klein geldt wat vaker bij  milieu- en klimaatgroepen geldt, dat de abstracties mooi zijn, maar dat onaangename feiten en tegenstellingen, die bij de uitvoering naar voren komen, ontweken worden. De manifesten moeten glanzen en niet modderig worden.
Klein heeft met het LEAP-manifest moeite gedaan om een nieuw wereldbeeld te schetsen, maar dat heeft hetzelfde probleem. Zie https://leapmanifesto.org/en/the-leap-manifesto/
In een activistisch manifest is dat tot op zekere hoogte onvermijdelijk.

In wat ik er van vind, volg ik de nummering. Met de nummers die  ik niet noem, ben ik het zonder toevoeging eens.

Ad 3.
Eens, met dien verstande dat grootschalig georganiseerd individueel handelen niet de oplossing is, maar wel een actievorm kan zijn (boycot)

Ad 4.
Dit ligt gecompliceerder. Klein hinkt in deze stelling op een paar benen tegelijk.
Dat ‘extractivistische activiteiten’ als regel door grote bedrijven plaatsvinden is juist. Daaruit volgt niet automatisch dat die activiteiten niet moeten plaatsvinden. Dat wordt inhoudelijk door de aard van die activiteiten bepaald.

Ik kan Kleins stelling volgen waar het om kolen, olie en gas gaat, omdat die vanaf nu voor  het overgrote deel in de grond moeten blijven zitten – in  elk geval geen nieuwe projecten meer.

Ik kan Kleins stelling niet in zijn algemeenheid volgen waar het om de mijnbouw naar andere stoffen gaat. Voor windturbinemasten is staal nodig, voor de magneten neodymium en samarium, voor doping in zonnepanelen indium en gallium, voor accu’s lithium, etc etc. Mogelijk wordt er straks naar thorium gegraven.
En ook voor goud (Klein fulmineert tegen een Griekse goudmijn) zijn zinvolle toepassingen, naast sieraden bijvoorbeeld in elektronica en ruimtevaart.
De materialenschaarste schreeuwt om een goede reduce-reuse-recycle aanpak, maar bij sterk groeiende activiteiten is die per definitie onvoldoende, als deze aanpak nu sowieso al bestaat. Die aanpak te ontwikkelen is een belangrijk deel van het verhaal, waar Klein niet over spreekt.
Klein heeft ongetwijfeld gelijk dat het merendeel van de mijnbouwactiviteiten uitgevoerd wordt door grote, particuliere ondernemingen – waarbij dat ze groot zijn en dat ze particulier zijn twee verschillende dingen zijn. Ik ben niet a priori tegen groot, maar in principe wel tegen particulier, hoewel ook dat niet alles zegt. Chinese (semi)staatsmijnbouwbedrijven zijn ook niet alles.
De grootste milieuproblemen ontstaan als een machtige mijnbouwonderneming de tegenstander is van een zwakke staat.
Het geeft geen pas om deze grote problemen weg te definieren door het er gewoon niet over te hebben, zoals Klein doet. Geen serieuze politieke kracht kan hier omheen manoevreren.

Ad 5.
Er is een continuüm tussen twee extremen.
Het ene extreem is dat je alleen maar het kapitalisme hoeft af te schaffen en klaar is kees, de wereld is automatisch gered, en je hoeft  niet over technische en financiële maatregelen te praten.
Het andere extreem is dat de wereld met alleen technische en financiële maatregelen gered kan worden, en dat het kapitalisme ongewijzigd kan voortbestaan in een groen jasje.
Klein zit tussen beide extremen in. Ze erkent expliciet dat ‘gewone’ maatregelen die het klimaat helpen en kapitalisme-neutraal zijn zin kunnen hebben, maar zit verder dicht op het eerste extreem.
Ik zit zelf ook tussen beide extremen in, maar wat verder van het eerste af. Ik ben sceptisch geworden over grote woorden en ik wil graag over maatregelen nadenken. We kunnen niet wachten tot het kapitalisme eindelijk afgeschaft is, want dan zijn we te laat

Een kenmerkend voorbeeld is dat van emissiehandelssystemen. Klein moet daar niets van hebben en ik sta daar genuanceerder in. In 2014, toen Klein haar eerste boek schreef, en ook nog in 2019 waren  de bestaande handelssystemen (het mondiale van Kyoto en het Europese ETS) beide inderdaad knudde.
Kyoto is nog steeds knudde, maar het ETS begint nu sinds kort te functioneren omdat de Europese Commissie het drastisch aangescherpt heeft.
Emissiehandelssystemen kunnen een goed instrument zijn in handen van de juiste overheid. Overigens zijn emissiehandelssystemen een kapitalisme-neutrale financiële techniek. China is er ook mee bezig.
Zie ook CO2 -prijs onder het EU ETS schiet door de €50 per ton (update 6 juli) .

Verloop van de ETS-prijs t/m aug 2020. Inmiddels staat de prijs dd nov 2021 op €60/ton.


Ad 6.
Er bestaan verschillende vormen van geo-engineering, onder te verdelen in vormen die wel en die geen CO2 uit de lucht halen. In het laatste geval worden de CO2 – symptomen bestreden en niet de CO2 zelf.
Klein beperkt zich tot twee vormen van geo-engineering, namelijk witte sulfaatkristalletjes in de stratosfeer brengen en oceanen bemesten met algen.

Sulfaatkristalletjes (als grootschalig toegepast, zou de hemel witter worden) kaatsen zonlicht terug maar doen niets tegen de oorzaak CO2 . Sommige grote vulkaanuitbarstingen (Tambora 1815, Krakatau 1883, Pinatubo 1991) hebben dit experiment op natuurlijke wijze uitgevoerd en het resultaat is dat er een verkoeling op volgt die een paar jaar duurt en dan weg is. Je blijft dus aan het strooien. In die paar jaar (waargenomen bij de Tambora) kunnen de mondiale gevolgen drastisch zijn.
Contrails van straalvliegtuigen zijn in feite een vorm van geo-engineering in deze categorie.
Deze techniek verdient inderdaad de grootst mogelijke voorzichtigheid.

Daken en wegen wit schilderen helpt ook een beetje en dat hoef je niet elk jaar te doen. Ik zie hier geen probleem.

Met ijzer (dat is soms een kritisch element) de oceaan bemesten om algenbloei te bevorderen geeft nog onbekende effecten. Het natuurlijke experiment is Saharazand dat bij zandstormen ver de oceaan in waait en bemestend werkt.
Ik heb hierover op dit moment geen mening.

Een andere techniek om CO2 uit de lucht halen is fijnverdeeld olivijn of basalt in waterig milieu te brengen. Dat is het versneld uitvoeren van een natuurlijk erosieproces. Ik zie geen wezenlijk probleem als het materiaal zuiver genoeg is, maar je blijft ook hier alsmaar bezig met nieuw olivijn te malen en uit te strooien. Vraag is hoe het verweerde olivijn zich op de lange duur houdt. Zie Zeven km3 olivijn om de aarde te redden?

Het IPCC promoot sterk wat BECCS heet ( Bioenergy with carbon capture and storage ): haal CO2  uit de lucht met biomassa, gebruik die biomassa energetisch, vang de  CO2  op en stop het onder de grond. Dat kan overigens ook door directe vangst van CO2  uit de lucht of de schoorsteen.

Ik heb geen algemeen afwijzend standpunt over geo-engineering. De verschillende vormen verdienen hun eigen beoordeling.

Ad 9.    en 10.
Ik ben het hier een eind mee eens, maar ik ben er nog niet precies uit welk  eind. Klein trouwens ook niet, want die presenteert geen ander politiek-economisch model dan een progressief demokratisch-socialisme
Ik ben zelf geneigd tot zoiets als een gemengd model met essentiële zaken bij de overheid en kleinere zaken gedecentraliseerd (bijvoorbeeld op licentiebasis). Maar ik weet te weinig van politieke economie om een antwoord te kunnen geven.

Ad 11.
Wat Klein in feite wil, is decentrale actiebewegingen van onderop bundelen om centraal zaken tot stand te brengen. In de context van de VS in 2019 is dat de Green New Deal van Ocasio-Cortez en Markey via de Demokraten. Zie Wat staat er in de VS-Green New Deal? Hoe toepasselijk is die voor Nederland en Europa? .
In  hoeverre die Demokraten ook actief zijn op grassroots-niveau in de actiebewegingen, vermeldt Klein niet.
Globaliter deel ik de mening van Klein, maar ik ben centralistischer. Ik wil niet alleen van onderop werken, maar ook op partijniveau en ten behoeve van besluitvormende organen.
Ik vind het teveel gevraagd van grassrootsbewegingen dat ze, allemaal voor zich en steeds opnieuw, bruikbare systeemkritiek ontwikkelen en dat die ook nog eens belangen afwegen buiten hun eigen beperkte territorium.

Ik vind in een land als Nederland, met een kwalitatief uitstekend elektriciteitsnet dat kwantitatief uitpuilt, decentralisatie van de opwekking van elektrische energie eerder een noodzakelijk kwaad dan een ideaalbeeld. Het is een gegeven dat er veel gedecentraliseerde kleinschalige opwekking is die ingepast moet worden, maar de echte grote getallen komen nog steeds uit grootschalige voorzieningen.
Het elektriciteitsnet liefst Europabreed en dat is al heel  sterk het geval.
Kleinschaligheid berust te vaak op romantiek.

Ad 13.
Hier ligt een groot spanningsveld.
Klein gaat ervan uit dat de mening van omwonenden altijd haar kant op werkt, omdat ze alleen maar strijdsituaties opzoekt die bij haar passen. Maar ik ken ook heel wat anti-windturbine en -zonneparkprotesten waar de opvattingen van de omwonenden tegen het klimaat werken.
In een dichtbevolkt land als Nederland ligt dat toch iets anders als in de VS.
En er is ook nog zoiets als het algemeen belang. We hebben een klimaatakkoord en daar staan getallen in (49% minder CO2 in 2030), en we hebben de Regionale Energie Strategieën waar eveneens streefgetallen in staan aan wind- en zonne-energie. En elke gemeente heeft klimaatneutraalambities met bijbehorend jaartal.
Voor mij staat voorop dat die getallen gehaald worden, en staat dus de autonomie van omwonenden niet bij voorbaat voorop.
De taak van de politiek is om grote en de kleine schaal zo goed mogelijk in harmonie te brengen met instrumenten als inhoudelijke en financiële participatie, maar uiteindelijk staat het collectieve eindresultaat voorop. Als er geen draagvlak is, moet dat bij voorkeur gemaakt worden.
Klimaatstrijd in Nederland gaat letterlijk over pompen of verzuipen.

Ad 14.
Er bestaat ook in Nederland risico, bijvoorbeeld doordat beheerders van natuurgebieden van donaties afhankelijk zijn. Verder wil ik hier niet wat over zeggen.

Ad 16.
Eens. De Green New Deal van de Europese Commissie (Timmermans) heeft in elk geval goede ambities. Het is een enorm boekwerk dat ik nog niet gelezen heb. In hoeverre alles goed uitgewerkt is (bijvoorbeeld de sociale paragraaf ), en in hoeverre de Europese Green New Deal binnen de kaders van het kapitalisme kan en wil blijven, kan ik nu dus nog niet zeggen. Laat ik me beperken tot het vooralsnog uitspreken van een positieve grondhouding en afwachten hoe de praktijk uitpakt.
De Green New Deal van Ocasio-Cortez en Markey blijft overigens ook binnen de grenzen van het kapitalisme.

Ad 17.
Zie 11.

Ad 19.
Voor Nederland klopt dit. Het geldt bijvoorbeeld voor de PvdA en de SP. Zie verderop.

Prominent op de foto Bill McKibben


In de Nederlandse politieke context
Er bestaat in Nederland nu geen politieke partij die zich met recht ecosocialistisch kan noemen. Ze zijn of eco- (Groen Links en de Partij voor de Dieren) of  democratisch-socialistisch (zoals de SP en de PvdA), maar niet beide tegelijk. Geen van de partijen ontplooit in praktijk een uitgewerkte  antikapitalistische theorie die past bij de moderne tijd, al heeft de SP (mijn partij) intenties in die richting, en schuift het milieu- en klimaatbewustzijn in de SP de laatste tijd een beetje de goede kant op.

Ik ga nu verder niet de andere partijen de maat nemen. Ik heb er geen vijandige gevoelens bij en kan er in  klimaat- en milieuzaken in Eindhoven en omgeving goed mee samenwerken.

De SP zou zich met een goede ecosocialistische aanpak uitstekend kunnen profileren op een manier, die een bredere en jongere doelgroep aanspreekt dan nu het geval is.
De bestaande praktijk hoeft er niet voor te wijken. Integendeel, als men duidelijk vaststelt dat de mogelijkheden van de aarde eindig zijn, wordt het verdelingsvraagstuk des te scherper. Een uiterst onrechtvaardige verdeling is bij een eindige voorraad nog acuter dan bij een voorraad met een diffuse omvang. Om het klimaat te redden, moet extreme rijkdom worden afgeschaft.

Een ecosocialistische aanpak berust op een ruimer pakket aan mogelijkheden. Je kunt makkelijker switchen en combineren, zoals Klein doet – dat is een van de sterke punten in haar betoog. En je krijgt een betere aansluiting op het bonte palet aan actiegroepen op dit gebied.

Milieustrijd (en daar moet tegenwoordig klimaatstrijd aan toegevoegd worden) heeft zelfs van lang geleden een traditie in de SP, nog uit de tijd van Poppe. Helaas is die traditie vele jaren verwaarloosd, met als gevolg dat die strijd bij actiegroepen als bijvoorbeeld Milieudefensie terecht gekomen is (waar ik ook actief in ben), of in  de anti vlieg-actiegroepen, of in vele andere. In die actiegroepen denken nog maar weinig mensen als eerste reflex aan de SP als de politiek in de arm genomen moet worden.
Voor de SP valt hier een wereld te winnen.

Er loopt nu de discussie over de actualisatie van Heel de Mens. De SP heeft er indertijd voor gekozen om zich te baseren op drie ethische beginselen menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid  en solidariteit. Ik breng nu op diverse plaatsen in de lopende discussie in om hiervan te maken vier ethische beginselen: menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid, solidariteit en zorg voor onze eindige planeet.
Bij de verruiming van de ethische beginselen hoort een navenante uitbreiding van de actiepraktijk, zowel in eigen beheer als in bestaande actiegroepen.

Ik zou verder de SP adviseren om meer aansluiting te zoeken bij de coöperatieve sector (in casu hernieuwbare energie). In de geschiedenis van het socialisme hebben de coöperaties een rol gespeeld.

Klimaatmars op 06 november 2021

De Klimaatmars van 06 november 2021

Bijgevoegd wat zelf gemaakte foto’s.

In het Westerpark
De belangrijkste initiatiefnemers van de Klimaat Crisis Coalitie. De demonstratie is door ruim 100 andere organisaties gesteund.

Ik was van tevoren in Eindhoven ontvangst- en distributiepunt voor de posters en flyers, en aanspreekpunt voor het collectief busvervoer. Een groep mensen uit Eindhoven kon meerijden met een bus uit Maastricht.

Om meer bekendheid te geven aan de demonstratie van 06 november in Amsterdam, is er in Eindhoven een soort kleine voor-demonstratie geweest van StrijpS naarhet 18 septemberplein. Zie Klimaatdemonstratie in Eindhoven .