SP stelt Statenvragen over opvatting VNO-NCW voorman over Eindhoven Airport

Persbericht                                                                                    Eindhoven, 08 juni 2020

In een uitgebreid interview in het Eindhovens Dagblad van 30 mei jl gaf de voorman van VNO-NCW in Brabant en Zeeland, Eric van Schagen (tevens CEO van het ICT-bedrijf Simac uit Veldhoven), een beschouwing over het leven na Corona. Enkele passages daaruit gingen over het transport in het algemeen en Eindhoven Airport in het bijzonder. Hij relativeerde de noodzaak om te vliegen, deels vanuit een persoonlijke motivatie maar mede ook omdat hij verwachtte dat bedrijfsmodellen gingen veranderen.

Daar waar Eindhoven Airport in het advies-Van Geel gepositioneerd wordt als een vliegveld voor vooral Brainport, roept de opinie van de CEO van een typisch Brainportbedrijf als Simac de vraag op of Eindhoven Airport in het post-Coronatijdperk niet zou moeten kiezen voor een bescheidener bedrijfsopzet met minder klimaatschade en overlast voor de omgeving. Dit temeer daar goedkoop massatoerisme voor de regio Eindhoven-Helmond economisch eerder nadeel dan voordeel heeft.

De provincie Noord-Brabant is aandeelhouder van Eindhoven Airport.

De Statenfractie van de Socialistische Partij, bij monde van mobiliteitswoordvoerder Willemieke Arts, heeft daarom aan het College van Gedeputeerde Staten vragen over dit onderwerp gesteld.

De SP-fractie in de gemeenteraad van Eindhoven (ook aandeelhouder van Eindhoven Airport) heeft bij monde van woordvoerder Jannie Visscher vergelijkbare vragen gesteld aan B&W van Eindhoven.

Een eerder bericht over dit onderwerp is te vinden op Werkgeversvoorman Eric van Schagen verwacht minder vliegen .

De volledige tekst van de Statenvragen is in de bijlage te vinden.

Over het EASAC-rapport “Multi-functionality and sustainability in the EU’s forests”

Inleiding
Ik heb veel, en af en toe goede, discussies op Facebook over “biomassa”. Bedoeld wordt dan hout voor energiedoeleinden, wat niet vanzelfsprekend is want lang niet alle biomassa is hout, lang niet alle hout komt uit het bos en lang niet alle doeleinden betreffen energie.
Mijn uitgangspunten, zoals ik die steeds naar voren breng, in slagzinnen:

  • Voor de bosbouw op de gematigde breedtes (bijv. de EU) gelden heel andere stellingen dan voor die in de tropen. De bossen in de EU zijn netto een koolstofsink .
  • We hebben hout nodig omdat het een mooi en duurzaam constructiemateriaal is, dat bovendien klimaatzondaars als plastic, staal en beton kan vervangen
  • Bij de productie van timmerhout ontstaat uit dezelfde bomen een scala aan pulphoutproducten als spaanplaat, papier, celstof, en energiehout
  • Energiehout brengt relatief weinig geld op en is daarom niet de drijvende kracht achter de dynamiek in de bosbouw. Overvloedige statistiek wijst uit dat het bij energiehout om ondergeschikte hoeveelheden gaat t.o.v. de totale houtoogst, zowel in m3 als in €
  • Zonder biomassa haal je de doelen van de energietransitie moeilijk of slechts ten koste van andere nadelen
  • Een categorische afwijzing van ‘biomassa’ of houtige biomassa is daarom schadelijk. Een goede regulering is belangrijk.
Boskenmerken in de EU

In de discussies komt ook naar voren dat er wel reden tot bezinning is. Om het kortheidshalve met een voorbeeld aan te duiden: de kapvlakte van Zembla lag er niet vanwege de biomassacentrales, maar waarom ligt er überhaupt een kapvlakte? Kan dat nou niet anders?
Je komt dan in een bredere discussie die niet zozeer over energiehout gaat, maar over het bredere gebied van de bosbouw. Ik zocht daartoe goede literatuur en heb er het rapport “Multi-functionality and sustainability in the European Union’s forests” bij gepakt van de EASAC (de European Academies Science Advisory Council” . Het rapport dateert van april 2017 . Het is te vinden op https://easac.eu/publications/details/multi-functionality-and-sustainability-in-the-european-unions-forests/ . In de Expert Group zaten 21 zware deskundigen, waaronder voor Nederland professor Nabuurs.

Ik ga dat hierna samenvatten, en daarna geef ik er een reactie op.

Vooraf twee opmerkingen.

De eerste is dat het rapport uit 2017 is. Sindsdien is de politieke omgeving veranderd in die zin, dat de RED II – richtlijn in de EU van kracht is geworden. Op blz 25 en 26 stelt de Expert Group, dat de Europese Commissie (EC) de aanbevelingen grotendeels overgenomen heeft in een voorstel voor de herziening van de RED I – richtlijn. Ik ga er nu even van uit dat het EC-voorstel inderdaad in de nieuwe RED II-richtlijn terecht gekomen is (dat heb ik niet precies gecontroleerd, maar het lijkt er wel op).

De tweede opmerking is dat het cijfermateriaal in de EASAC-studie een ratjetoe is. Er is een boekenkast aan literatuur gebruik die allemaal weer net andere presentatiewijzen hanteren. Andere jaartallen, andere definities, de ene keer wordt CO2 op geslagen, de andere keer C (op elementbasis). Met name in box 4 is dat een probleem en bovendien staat  daar een rekenfout in. Ga dus niet proberen het ene diagram naast het andere te leggen, tenzij je er verstand van hebt en er enkele uren studie voor over hebt.


Multi-functionality and sustainability in the European Union’s forests”

Voor het rapport zijn biodiversiteit en klimaat hoofdzaak en andere aspecten een externe factor.

Er is 161 miljoen hectare (ha) in de EU, waarvan 9% plantage (bijv. olijven en Eucalyptus), 87% semi-natuurlijk en 4% natuurlijk, waarvan de helft ‘strictly undisturbed’. Ongeveer een kwart van het totale areaal is Natura2000 – gebied (N2000). Bos bestaat in allerlei soorten en maten, maar in 1/3de van het Europese bos domineert één soort boom en in maar 20% staan vier soorten bomen of meer.

De bosexploitatie heeft in veel landen een belangrijke economische functie, maar ook het bosbeheer bestaat in allerlei soorten en maten. Noordelijke landen praktizeren vaak clear  cut-oogst, voorafgegaan door periodieke dunningen (dunning betekent dat men onderweg een aantal kleine boompjes weghaalt om één grote boom te laten groeien. Dat is een gebruikelijke praktijk in de bosbouw bg). Een andere beheersvorm is de continuous cover forestry (  https://en.wikipedia.org/wiki/Continuous_cover_forestry ), waarin individuele bomen geselecteerd worden en het bos als geheel blijft staan, retention forestry (https://en.wikipedia.org/wiki/Variable_retention ), waarbij in de exploitatie behoud van milieuwaarden voorop staat, of helemaal geen management.

Het EASAC-rapport bevat (in h.3.2) een uitgebreide beschrijving van hoe de (potentiele) tegenstelling tussen bosbouw en biodiversiteit verzacht kan worden. Bovenstaande begrippen spelen daar een rol in. Voor de biodiversiteit belangrijk zijn liggende dode bomen, holle bomen, zeldzame soorten en grote oude bomen (oud is meestal > 200 jaar). Dat leidt tot enkele actieperspectieven:
– Spaar plukjes oude, maagdelijke bossen
– Handhaaf of introduceer ook in beheerde bossen elementen als dood hout en holle bomen. Certificeringsschema’s als FSC en PEFC moedigen dat aan, maar het is niet genoeg
– Kap delen van beheerde bossen niet als schuilplaats voor biodiversiteit en verhoog hun biodiversiteit

Stroomschema van hout in de EU

Traditioneel levert een bos timmerhout en plaatmateriaal en pulphout, dat vooral voor papier en karton. Celstof is nieuw en nog nieuwer zijn groene chemie-producten via bioraffinage. Brandhout is op zich traditioneel, maar neemt in omvang toe doordat andere producten in de pulphoutsector afnemen.
In het stroomschema komt er in de EU-bossen samen jaarlijks 1277 miljoen m3 hout bij (o.b. betekent Over Bark, dus de schors telt mee).
Daarvan wordt 546 miljoen m3 niet geoogst en 178 miljoen m3 blijft als dood hout in het bos achter (wat van belang is voor de biodiversiteit). Beide verhogen dus de koolstofopslag in het bos.
Verder komt er nog 33 miljoen m3 uit parkonderhoud, rioolwaterzuiveringen etc bij.
De geoogste portie (inclusief het parkenhout etc 731+33) verdeelt zich in vier hoofdstromen: brandhout (209 miljoen m3 = 27%), hout, papier en industriele toepassingen van pulphout. Lussen betekenen recycling.
Na een hoop gezigzag komt uiteindelijk 337 miljoen m3 (=44%) in de energiesector terecht. Deels dus direct en deels als afval.

Men kan op twee manieren kijken naar het specifieke energieaspect.
In de traditionele praktijk op veel plaatsen in de EU (bijvoorbeeld in Scandinavie) is de energieopbrengst deel van de keten. De lokale warmte-krachtcentrale draait op afval van de hoofdproducten hout en papier.
In (veronderstelde) moderne praktijken is de winning van hout voor energiedoeleinden het hoofddoel, hetzij voor warmte, hetzij voor elektriciteit, hetzij voor beide.

Cruciaal is dan de zogenaamde parity time. Dit voor de leek lastige begrip moet eerst uitgelegd worden.

Uitleg van het begrip parity time

Op het moment T=0 staat er een beginnend bos. Dat groeit en zamelt, steeds langzamer, koolstof op – de curve vlakt af.
Op Tkap wordt er een dot koolstof uit het bos gehaald. Bij verbranding komt die snel in de atmosfeer. Daar hoort bij hout een aantal GJ bij. Datzelfde aantal GJ hoort bij gas bij een dot koolstof die minder dan half zo groot is, en bij kolen bij een dot koolstof die iets kleiner is (afhankelijk van hoe droog het hout is en wat voor soort kolen). Het nadeel van de (rode) neerwaartse sprong wordt dus vergoed door het voordeel (de groene opwaartse sprong) van de CO2 – besparing uit gas en kolen.
Vervolgens wordt het bos herplant (dat is in de EU verplicht) en groeit weer als vanouds. Op een gegeven moment Tpar is de in het bos vastgelegde koolstof plus de bespaarde fossiele koolstof even groot als die in het bos vastgelegd zou zijn als er niet gekapt was en alles verder goed gegaan was met het bos. Na Tpar is er sprake van een netto besparing in het systeem als geheel.
De tijd tussen Tkap en Tpar wordt de parity time genoemd.
Als het fout gaat met het bos (droogte of brand of beestjes of stormen) duikt de blauwe stippellijn omlaag en is de parity time veel kleiner.

Dit model als zodanig (het is van Nabuurs) is niet omstreden.

De parity time kan sterk uiteenlopen, van enkele jaren tot enkele eeuwen en vooral dat laatste leidt tot discussie. Een korte parity time is gunstig voor het klimaat en een lange parity time niet omdat je geen eeuwen de tijd hebt – aldus de EASAC. Het omslagpunt is uiteraard arbitrair, maar vaak neemt men 40 jaar. (Ook de Nederlandse SDE+ – voorwaarden doen dat).

Je krijgt nou dit soort plaatjes (de linkerhelft is t.o.v. kolen en de rechterhelft t.o.v gas, in de legenda moet het derde hokje groen zijn, en coppice is wat wij hakhout of rijshout noemen: je kapt van een individuele boom die verder leeft):

Parity time bij het uitbreiden van boshandelingen tbv energie

Je moet dit als volgt lezen: als je 50% meer residuen uit het bos haalt dan in 2010 gebeurde, heb je dat er t.o.v. kolen in een paar jaar uit en t.o.v. van gas in een jaar of 60.
Als je 10% meer hele Zuid-duitse beuken slechts voor energiedoeleinden zou kappen, heb je dat er qua koolstof t.o.v. kolen in ruim twee eeuwen uit. In de literatuurverwijzing onder de afbeelding zegt Nabuurs overigens dat de kans dat dat gebeurt niet groot is.

Hetzelfde verhaal kan ook op andere wijze worden weergegeven.

In deze tabel is elektriciteit het enige product en wordt de restwarmte van de stroomproductie weggegooid. Er zitten dus omzettingsverliezen in. Zou een deel van de restwarmte gebruikt worden (in bijvoorbeeld de stadsverwarming), dan gaan alle kg CO2 – bedragen in onderling ongeveer gelijke mate omlaag.
In de twee linkerkolommen is biomassa qua broeikasgassen over 40 jaar gunstiger dan aardgas. Alle kolommen zijn over 40 jaar gunstiger dan kolen.

Biomassa verliest van bronnen waaraan over de levenscyclus (<40 jaar) weinig koolstof verbonden is, zoals zon en wind. (Maar daarmee treedt de EASAC-studie buiten de zelfopgelegde focus, omdat dan niet in rekening gebrachte factoren gaan meespelen als ruimtegebruik en landschap bg).

In zijn algemeenheid is de relatie tussen bos en klimaat complex en werkt twee kanten op.
De klimaatverandering kan positief of negatief werken op het bos, en het bos kan positief en negatief werken op het klimaat.
Dat laatste omdat voor het klimaat meer zaken meetellen dan alleen de CO2 , zoalsl methaan- en lachgasontwikkeling in moerasbossen of het effect van en donker bos in de sneeuw. In ongunstige omstandigheden kunnen in de EU de opwarmende effecten van een bos groter zijn dan de koelende effecten.

Tot zover de samenvatting van  het EASAC-rapport.


De RED II-richtlijn en de voorwaarden voor de Nederlandse SDE+ – subsidie

Sinds december 2018 is de RED II- richtlijn (Renewable Energy Directive II) van kracht (breed gesteund in het Europese Parlement). Het is de opvolger van de eerste Directive uit 2009. Die gaat over een breed gebied waarvan energie uit biomassa een deel is en waarvan biomassa uit bossen weer een deel is. Hij is te vinden op https://ec.europa.eu/energy/topics/renewable-energy/renewable-energy-directive/overview_en .
Het is complex, fors boekwerk dat in  dit kader niet volledig behandeld kan worden. Om de geest van het geheel weer te geven noem ik als voorbeeld “overweging 102” uit een lange reeks overwegingen die uitmonden in artikelen waarvan ik  als voorbeeld artikel 29.7 en 29.10 geef.

Overweging 102 stelt als intentie “Om ervoor te zorgen dat bosbiomassa, ondanks de toenemende vraag ernaar, op een duurzame manier wordt geoogst in bossen met gewaarborgde herbebossing, dat er bijzondere aandacht wordt geschonken aan gebieden die expliciet zijn aangewezen ter bescherming van de biodiversiteit, de landschappen en specifieke natuurlijke elementen, dat de biodiversiteit wordt beschermd en dat koolstofvoorraden worden gevolgd, dient houtachtige grondstof enkel uit bossen te komen waarin wordt geoogst volgens de beginselen van duurzaam bosbeheer die zijn ontwikkeld in het kader van internationale bosbouwprocessen zoals Forest Europe en die worden uitgevoerd door middel van nationale wetgeving of de beste beheerpraktijken op niveau van het oorsprongsgebied. De beheerders moeten de nodige stappen zetten om het risico op het gebruik van niet-duurzame bosbiomassa voor de productie van bio-energie tot een minimum te beperken. Daartoe moeten de beheerders een op risico gebaseerde aanpak invoeren. In dit verband is het passend dat de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen operationele richtsnoeren ontwikkelt inzake de controle op de naleving van de op risico gebaseerde aanpak, na raadpleging van het Comité voor de duurzaamheid van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen.”

RED II artikel 29 lid 7
RED II artikel 29 lid 10

De RED II-richtlijn beperkt zich meestal tot kwalitatieve bewoordingen wat, gegeven de veelheid aan landen en biotopen, moeilijk anders kan. De vertaling van de Europese richtlijn naar Nederlandse wetgeving heeft plaatsgevonden in de Wet Milieubeheer en de subsidievoorwaarden voor de SDE+-regeling.
De certificatie, verificatie en handhaving van de duurzaamheidseisen van de vaste biomassa zijn verankerd in  het Besluit conformiteitsbeoordeling vaste biomassa voor energietoepassingen ( https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2017-427.html ). Dit juridische document is vertaald in het inhoudelijks document “Verificatieprotocol vaste biomassa voor energietoepassingen” ( www.rvo.nl/sites/default/files/2019/02/SDE%20verificatieprotocol%20NL.pdf ).

Dit Verificatieprotocol omvat de RED II – richtlijnen, maar daarnaast ook aanvullende. Wat voorbeeld-criteria:

  • C1.1 eist bijvoorbeeld nu al een CO2-reductie van 70%
  • C4.1: De bosbeheereenheid waaruit het hout afkomstig is, wordt beheerd met het oog op het op lange of middellange termijn behouden of vergroten van koolstofvoorraden
  • C4.3 Gemiddeld minder dan de helft van het volume van de jaarlijkse rondhoutproductie uit bossen wordt gebruikt als biomassa voor energieopwekking. Rondhout afkomstig uit dunningen of uit productiebossen met een rotatietijd van 40 jaar of minder is vrijgesteld van deze eis (Wat betekent dat je twee regimes hebt: bomen als wilgen en populieren, die als regel korter dan 40 jaar meegaan; of bomen die langer meegaan, in welk geval minstens de helft van de eindkap geen brandhout mag worden. Een dunning is dat men gaandeweg een aantal jonge kleine bomen weghaalt om één boom groot te laten worden. Het dunningsmateriaal is niet geschikt voor planken. Deze regel gaat verder dan RED II.)
  • C7.1 Terreinen met een hoge beschermingswaarde en representatieve gebieden van bostypen die binnen de bosbeheereenheid voorkomen, zijn in kaart gebracht, geïnventariseerd, worden beschermd en zo mogelijk versterkt. De terreinen kunnen één of meer van de volgende waarden omvatten: diversiteit aan soorten, ecosystemen en habitats, ecosysteemdiensten, ecosystemen op landschapsniveau en culturele waarden.
  • C8.4 On nodige schade aan het ecosysteem wordt voorkomen door toepassing van reduced impact logging en voor de omstandigheden meest geschikte methoden en technieken voor wegenbouw.

Het Nederlandse biomassabeleid is strenger dan RED II.

De koolstofbalans van de gezamenlike bossen in de EU (C op elementbasis)

Eindoordeel
De positie van de EASAC lijkt een beetje op die van de virologen in het OMT.
Als het virus de enige afwegingsfactor zou zijn, ging Nederland langdurig op slot. Maar het virus is niet de enige afwegingsfactor. Er is ook nog zoiets als de economie en het dagelijkse leven. Dat weten de virologen zelf ook heel goed en daarom komen er in het spanningsveld maatschappelijke compromissen tot stand.
Als de bosdeskundigen van de EASAC helemaal hun zin zouden krijgen, gebeurde er heel weinig in het bos (en dan nog zouden er vanwege het klimaat en andere oorzaken problemen bestaan). Maar  de maatschappij wil terecht hout en papier en energie en groene chemie, en daarom komen er maatschappelijke compromissen tot stand.
In beide gevallen zijn de compromissen mogelijk niet ideaal.

De EASAC-studie brengt mij tot een paar uitspraken:

  • Er is geen sprake van massale ontbossing in de EU. Integendeel, het bosareaal groeit gestaag. Exploitatie en koolstofvastlegging kunnen samen gaan.
  • Dat wil niet zeggen dat er geen problemen zijn (integendeel), maar die problemen zijn niet het gevolg van ontbossing.
  • Je kunt grofweg een termijn aanduiden voor de parity time waaronder het verbranden van hout uit bossen het klimaat kan dienen, en waarboven dat verbranden schadelijk is. Onder de 40 jaar overheerst de winst en boven de 100 jaar overheerst het verlies.
    Hele bomen vellen voor brandhout komt altijd boven de 100 jaar uit. Uitsluitend ten behoeve van de energiewinning moet je dat niet doen (maar het gebeurt ook niet).
  • Het vastleggen van hout in planken en plaatmateriaal kan langdurig koolstof opslaan en kan het klimaat dienen, ook als dat uit oude bomen komt (een goede houtrecycling zou dan nuttig zijn bg). Bovendien vervangt het hout en staal.
    Er is niets mis met een zorgvuldig vormgegeven houtproductie.
  • In het traditionele scenario is de energiewinning deel van een keten waarvan de dynamiek gedomineerd wordt door traditionele producten en energieproductie een afgeleide is.
    De diverse statistieken en stroomdiagrammen, alsmede de prijsverhoudingen, maken aannemelijk dat de bosexploitatie nog steeds grotendeels dit traditionele scenario volgt. Er worden geen grote gezonde bomen gekapt met brandhout als enig doel en in Nederland val je dan buiten de SDE+subsidie.
  • De logica is dan dat de hoeveelheid energiehout beperkt blijft tot wat bijproduct van de algemene houtexploitatie is.
  • De traditioneel vaak toegepaste clear cut-techniek is niet wetmatig nodig. Er zijn alternatieven die in plaats van of in combinatie met de clear cut de biodiversiteit van een bos kunnen verbeteren. Onvermijdelijk gaan hier compromissen opgesteld worden en keuzes gemaakt.
  • De emoties worden gekoppeld aan de energieproductie, maar zijn in feite een natuurdiscussie. Zembla toonde niet de houthonger van de verbrandingsovens aan, maar de onaangenaamheden van de clear cut-bosbouw.
  • De emotiediscussie in de Schoorlese Duinen gaat over natuurbeheer (wat moet je aan met een honderd jaar oude monocultuur van dennebomen). De verkoop van vrijkomend hout is een bijzaak.
  • Programma’s in Nederland om meer bos aan te leggen moeten gesteund worden

Ik voel mij in mijn uitgangspunten bevestigd, maar nu met een betere onderbouwing.

Tenslotte staat mij één zaak niet aan in de EASAC-opstelling, en dat is hun preoccupatie met bos als enige bron van natuur en biodiversiteit. Ik vind dat ook van Nabuurs in persoon.
In de strikte logica van EASAC zou je de Strabrechtse Heide en de duinen en de Limburgse kalkgraslanden en de Peel moeten gaan bebossen. Ik ben het daar helemaal niet mee eens, om twee redenen.

  • Die natuurgebieden zijn een eigenstandige bron van biodiversiteit en natuurbeleving. Klokjesgentianen en zandhagedissen en hoogveenmoerassen en gladde slangen vind je niet in het bos. Als Natuurmonumenten of Staatsbosbeheer dus een laagwaardige partij dennen kapt ten gunste van een natte heide-biotoop, kan dat een vooruitgang zijn.
  • Driekwart van de bossen in de EU (zegt EASAC) is geen Natura2000-gebied , en een groot deel van de Natura2000-gebieden is geen bos.
    De EU-landen zijn wettelijk verplicht hun Natura2000-gebieden te behouden en zelfs te verbeteren. Als Staatsbosbeheer in het Schoorlese bos oude dennenbomen die geen Natura2000 zijn voor een deel vervangt door stuifduin dat wel Natura2000-gebied is, voert SBB zijn wettelijke taak uit.
    De, soms emotionele, campagne om elk bos te behouden ten faveure van welke andere bestemming dan ook, wordt op die manier indirect een aanval op het Natura2000-principe en dat helpt de PVV en Forum, die niets liever zouden willen dan al Natura2000 opdoeken.
    De Natura2000-gebieden zijn het voornaamste wapen in de strijd tegen de stikstofdepositie.
Zandhagedis

Minneapolis

Ik beperk me op deze site over het algemeen tot zaken waar ik een beetje verstand van heb en waarvan ik hoop dat ze in praktijksituaties bruikbaar zijn. Dat betreft als regel energie, milieu en transport in ruime zin, en weinig daarbuiten.

Van het racisme in de Verenigde Staten heb ik niet meer kennis dan de gemiddelde goede krantenlezer kan hebben. Maar de moord op een ongewapende en machteloze zwarte man in Minneapolis is dermate schandalig, en het achterliggende structurele racisme dermate grof, dat ik er nu deze korte tekst aan wil wijden.
Het zijn vooral rechtsextremistische en neonazistische bendes die nu te keer gaan, Trump  staat er bij en kijkt er met genoegen naar.

Trump begint op Mussolini te lijken.

Ik kan mij verplaatsen in mensen die vinden dat ook de Nederlandse samenleving racistische trekken heeft.

Overigens zijn het dezelfde maatschappelijke krachten die de eindigheid van de planeet ontkennen en zich keren tegen alles wat het milieu en het klimaat ten goede komt. In die zin is er toch een verband.

Ik heb tijdens de Black Liver Matter-demonstratie in Eindhoven op 06 juni 2020 enkele foto’s gemaakt. Hieronder heb ik er twee afgedrukt.

Racisme-demo Stadhuisplein Eindhoven 06 juni 2020
Racisme-demo Stadhuisplein Eindhoven 06 juni 2020

Werkgeversvoorman Eric van Schagen verwacht minder vliegen

Eric van Schagen is topman van het Veldhovense ICT-bedrijf Simac (een typisch Brainportbedrijf) en voorzitter van de werkgeversorganistie VNO-NCW in Noord-Brabant en Zeeland (zeg maar van alles wat 25 man of meer in dienst heeft).
In een interview over drie pagina’s in het Eindhovens Dagblad van 30 mei 2020 geeft hij een brede beschouwing over de Coronacrisis en hoe het verder moet met de wereld. Het is een lezenswaardig verhaal. Het staat op www.ed.nl/eindhoven/afkicken-van-onze-verslavingen-wat-we-moeten-leren-van-de-coronacrisis~a62f0fc8/ (als u er aan kunt, want het is premium).

Eric van Schagen, CEO Simac (Veldhoven)

Voor een actiegroep als het Beraad Vlieghinder Moet Minder (BVM2), waarvan ik secretaris ben, is dat deel van het verhaal relevant dat over het vliegen gaat. Hieronder de drie alinea’s waarin dat aan de orde komt.

Corona heeft bij u blijkbaar de alarmbellen doen rinkelen. Wat moet er veranderen?
,,Veel bedrijven moeten op een andere manier waarde gaan creëren, zich op andere sectoren concentreren. Zorg, voeding, duurzaamheid, sociale sectoren hebben veel minder last van de coronacrisis dan andere vluchtige sectoren. Van heel veel zaken kun je je afvragen of die moeten blijven zoals ze waren. Neem de luchtvaart: die moeten nadenken of ze gewoon blijven vliegen. Stappen we straks nog in de auto naar het werk nu we uitstekend blijken te functioneren met videobellen? De werkgelegenheid gaat structureel veranderen. Veel mensen die nu in sectoren zoals de luchtvaart, toerisme en automotive werken zullen de omschakeling moeten maken naar duurzaamheid of zorg.”

Zelf deed hij het ook, met de auto rijden naar een afspraak op de vestiging in pakweg Oosterhout. Kostte alles bij elkaar gauw een uur of drie. Hij pakte regelmatig het vliegtuig om ergens in de wereld een opera te bezoeken en vloog daarnaast vier keer per jaar naar Praag voor besprekingen op zijn bedrijf, zonder zich daarbij te realiseren voor hoeveel vliegkilometers je als bedrijf dan verantwoordelijk bent. Eens in de drie weken een videobel-gesprek met Praag levert een beter contact op, heeft de coronacrisis hem geleerd. 

Van Schagen heeft de opgave van de leasemaatschappij voor het wagenpark van Simac voor de maand april in zijn geheugen gegrift. ,,We hebben 600.000 kilometer minder gereden, in Nederland alleen al. Daarmee hebben we 10.000 uren bespaard, en 70.000 euro aan brandstofkosten. Kijk wat dat scheelt aan CO2-uitstoot.” Simac is al bezig om reistijden voor medewerkers te bekorten door op verschillende locaties kleine kantoren te huren. Het zijn eerste voorbeelden van structurele veranderingen die zichtbaar zullen worden, denkt de ondernemer.

Door Corona is het vliegverkeer op Eindhoven Airport dramatisch ingezakt.
De regering gaat er in de recente Luchtvaartnota van uit dat Corona op de lange termijn niet meer dan een dip is, en dat de luchtvaart vroeg of laat terugkeert naar Business as Usual. Mogelijk is de wens bij deze VVD-minister de vader van de gedachte.

In diezelfde Luchtvaartnota zegt de minister ook, dat regionale luchthavens er op de eerste plaats zijn voor hun eigen regio. (In hoeverre ze dat meent, is een tweede.)
Nu geeft de voorzitter van de VNO-NCW in Brabant en Zeeland (welke provincies het grootste deel van het voedingsgebied van Eindhoven Airport bedekken) expliciet aan dat de luchtvaart moet gaan nadenken of ze gewoon blijven vliegen, dat eens in de drie weken een videogesprek met Praag een beter contact oplevert dan vier keer per jaar op en neer, en dat je met kleine kantoortjes op verschillende locaties beter af bent.

Als Eindhoven Airport het vliegveld van de Brainportregio wil zijn, en als een belangrijk man met een voorbeeldfunctie als Van Schagen expliciet aangeeft minder vaak te willen vliegen, zou men in het kantoor op de Luchthavenweg, en ten burele van de aandeelhouders Schiphol, de gemeente Eindhoven en provincie kunnen gaan nadenken over een beperkter bedrijfsmodel van het vliegveld.

Immers, ook aan het toerisme heeft onze regio geen snars. Ruim 90%  is uitgaand toerisme waar de regionale horeca alleen maar verlies door ondervindt. En het inkomend toerisme reist per omgaande door naar Amsterdam, waar ze al tot hun nek toe in de toeristen zitten.

Misschien is 30.000 vliegbewegingen per jaar als eindsituatie helemaal zo’n gek getal nog niet.

Kantoor van Simac (Veldhoven)

Antwoord op vragen in PS over Peelbrand

De Peel op Wikipedia

Even terug in de tijd
Op 21 april ontstond er brand in de Deurnesche Peel, een Natura2000-gebied. Door de droogte, de wind en de ontoegankelijkheid brandde uiteindelijk 800 van de 1000 hectare af.  Het werd de grootste natuurbrand uit de bekende Nederlandse geschiedenis.
Het smeult overigens ondergronds nog steeds.

Over dit onderwerp heb ik eerder geschreven op Deurnsche Peel minivariant Australische bosbrand?https://www.bjmgerard.nl/?p=12337 .

In Provinciale Staten hebben de VVD en de SP vragen gesteld aan Gedeputeerde Staten (GS). Die zijn onlangs beantwoord. Het leest alsof het zo ongeveer de laatste politieke handeling van ex-gedeputeerde Grashoff (GroenLinks) geweest is.

Peel met stikstofoverschot
Peel zonder stikstofoverschot

De VVD-vragen en het antwoord erop
De belangrijkste VVD-vragen waren de laatste twee:
“5. Bent u het met de VVD-fractie eens dat er een goed evenwicht moet bestaan tussen enerzijds de inspanningen die gevraagd worden van de Brabantse samenleving (zoals stikstofreductie in alle sectoren en financiële bijdragen voor natuurherstel) en anderzijds de mate waarin het geloofwaardig is dat gebieden die vatbaar zijn voor brand zich kunnen herstellen tot het niveau wat gewenst is volgens de Natura-2000 aanwijzing?
6. Bent u in verband hiermee bereid om een onderzoek te doen naar de effectiviteit van voornoemde (financiële en maatschappelijke) inspanningen in relatie tot de kans dat de betreffende gebieden ooit hersteld kunnen worden tot de kritische depositiewaarden?”

Met andere woorden, de VVD suggereert eigen wel van de Deurnesche Peel als Natura2000-gebied af te willen. Of ze echt denken dat dat kan, of dat het vooral een show richting de boerenachterban is, laat ik in het midden.
In elk geval krijgt de VVD in het antwoord, vanwege Corona ondertekend namens GS door de ambtelijk programmamanager Natuurontwikkeling, geen poot aan de grond.
Algemeen kan worden vastgesteld (zei het antwoord) dat ons menselijke voortbestaan mede afhankelijk is van de natuurlijke soortenrijkdom en het daaraan gerelateerde ecologisch evenwicht. Het gevraagde verband tussen kosten en natuurbaten is vertaald in de wettelijk vastgelegde beheerplannen voor de Natura2000 gebieden. En die plannen moeten gewoon worden uitgevoerd. De brand was wel groot, maar niet op alle plaatsen even intens. Er is mogelijk nog flora en fauna over die als basis voor herstel kan dienen.
Daartoe is het project Leegveld geformuleerd, dat onder andere een verdere vernatting van de Peel wil. Het geld ligt klaar, maar er lopen nog Raad van State-procedures.

Het antwoord op vraag 6 was dan ook treffend kort : “Nee. Zie het antwoord op vraag 5.”

De vragen van de VVD en de antworoden erop zijn te vinden hieronder:

Topografische kaart De Peel

De SP-vragen en het antwoord erop
De SP vond dat de brand wel een mini-uitvoering van de Australische bosbranden leek, en vroeg zich af de droogte een klimatologisch beïnvloede trend was en of het provinciale beleid daar wel tegen opgewassen was. De SP haalde de KNMI-curves van het neerslagtekort aan.

De beantwoording door dezelfde projectmanager was een stuk enthousiaster dan de beantwoording op de VVD-vragen.
Er ligt “een gebiedsgerichte aanpak, zoals opgenomen in de Visie klimaatadaptatie, inclusief de uitwerking van de bestuursopdracht ‘Stoppen van de verdroging met een waterrobuuste inrichting van Brabant’ en via de lijn van klimaatstresstesten, adaptatiedialogen en het Uitvoeringsprogramma klimaatadaptatie Zuid-Nederland dat we samen met de gemeenten en waterschappen opstellen.” Aldus GS. De droge zomers van 2018 en 2019, en het droge voorjaar van 2020 dat tot de Peelbrand leidde, laten zien dat dat nodig is.
Behalve de droogte, spelen ook de aangrenzende landbouw en de grondwateronttrekkingen voor beregening, drinkwater en industrie een rol bij de verdroging van natuurgebieden als de Peel, die door die verdroging weer brandgevaarlijker wordt.
Het inrichtingsplan Leegveld, waarin vernatting van de Deurnesche Peel, kan bij een gunstioge uitspraak van de Raad van State in 2021 worden uitgevoerd.

Het Deltaplan Hoge Zandgronden werkt op zich wel, maar de kans op te weinig zoetwater in de toekomst bestaat.

Er is beleid om de natte natuurgebieden weer nat te maken, en ook om de bestaande bossen te revitaliseren, o.a. door naaldbossen te diversificeren met loofbomen.

Het feitelijke beheer zit sinds 2016  bij een driemanschap van gemeente, Veiligheidsregio annex Brandweer, en de natuurbeheerder(s). Een van de gesignaleerde problemen is dat niemand bij natuurbranden volledig probleemeigenaar is, en dat daarom niemand volledig doorzettingsmacht heeft. Er bestaan al wel natuurbrandbestrijdingsplannen.
Het driemanschap gaat de brand en de bestrijding daarvan (die opgeschaald is geweest tot GRIP3) evalueren.

De volledige tekst van SP-vragen en -antwoorden zijn hieronder in te zien.

Laat vervuilers niet wegkomen met een slappe CO2-heffing

Ik neem hier een actie van Milieudefensie landelijk over. Die actie wil bereiken dat de industrie een hogere CO2-heffing gaat betalen. Het is nu te weinig en te laat.
Er ligt nu een formeel consultatietraject voor de nieuwe wet. Men kan daarop reageren. Ik roep mensen op om dat te doen.


Dit consultatietraject is nu verlopen. Ik laat dit bericht staan ter informatie. De site waarnaar toe verwezen wordt, bestaat nog.


We kunnen de klimaatcrisis alleen stoppen als vervuilen duurder wordt. Daarom moet er een ambitieuze CO2-heffing worden ingevoerd voor de industrie. Op dit moment maakt de overheid hiervoor een nieuwe wet. Maar die kan echt stukken beter. Gelukkig kunnen we invloed uitoefenen. Help je mee? Het kost je maar een paar minuten.

Ja, ik help graag mee!

Probleem: de industrie stoot nog steeds veel te veel CO2 uit

De vervuiler betaalt. Logisch toch? Helaas is nu precies het omgekeerde het geval: de vervuiler wordt juist beloond. Met grote gevolgen voor mens, dier en natuur. 

Dat zit zo: Grote vervuilende bedrijven – zoals staalfabrieken, olieraffinaderijen en chemiegiganten – stoten meer CO2 uit dan alle Nederlandse huishoudens bij elkaar. Tegelijkertijd betalen ze veel minder mee aan duurzame oplossingen. Oneerlijk toch?

Oplossing: een ambitieuze CO2-heffing voor de industrie

Grote vervuilende bedrijven helpen helaas niet uit zichzelf mee om de klimaatcrisis aan te pakken. Dus is er beleid nodig vanuit de overheid: een CO2-heffing.  Alleen op die manier prikkel je de industrie om beter met onze aarde om te gaan. Lees hier meer over wat een CO2-heffing precies is.

De wereld op z’n kop: gewone mensen betalen de rekening

Er ligt nu een wetsvoorstel voor zo’n CO2-heffing. Mooi zo. Maar de wet is echt nog niet ambitieus genoeg. Zo hoeven bedrijven bijvoorbeeld geen heffing te betalen over het overgrote deel van hun uitstoot. De eerste jaren hoeven ze zelfs helemaal niets te betalen. Vervolgens krijgen ze ook nog eens miljarden subsidie om te vergroenen. En wie draait er (via de belastingen) voor die subsidie op? Juist. Huishoudens en het midden- en kleinbedrijf. De wereld op z’n kop.

Zo wordt de nieuwe wet veel beter

Een ambitieuzere CO2-heffing is echt noodzakelijk. Nu is de heffing nog veel te slap.  De wet wordt stukken beter door deze drie verbeterpunten:

  • Een hoge prijs per ton CO2 , minimaal  €50, en oplopend per jaar (de Nederlandse Bank berekende dat dit nauwelijks invloed heeft op de economie)
  • De industrie krijgt geen vrijstellingen en voordelen meer
  • De heffing gaat snel van start, niet pas in 2024, zoals nu gepland is

Als de opbrengst van de CO2-heffing  vervolgens gebruikt wordt om de vergroening van de grote vervuilers te betalen, hoeven wij dat niet voor hen te doen. De opbrengst kan daarnaast ook huishoudens en kleine ondernemingen helpen met duurzame oplossingen, zoals woningisolatie en zonnepanelen. 

Op deze manier gaat de vervuiler betalen. Zo simpel kan het zijn.Kijk en/of luister ook onze vodcast over dit onderwerp!

Hoe jij kan helpen

Wil je ook dat de vervuiler betaalt? Help ons dan door mee te doen met de zogenoemde ‘consultatie’. Hiermee geef je jouw reactie op de nieuwe wet. Het mooie is dat de overheid verplicht is om jouw reactie mee te nemen in de besluitvorming. Je hebt dus direct invloed!

Let op: de deadline is op vrijdag 29 mei.

Zo doe je mee (het duurt maar een paar minuutjes):

  • Stap 1: Ga naar: www.internetconsultatie.nl/co2heffingindustrie 
  • Stap 2: Druk op de blauwe knop ‘Geef uw reactie op deze consultatie’.
  • Stap 3: Geef je reactie in het open veld. Je kunt zelf een reactie schrijven, of – lekker makkelijk – ons voorbeeld hieronder kopiëren en plakken:

Ik wil een ambitieuze en effectieve CO2-heffing voor de industrie. Dat is dus een heffing:
– Met een hoge prijs per ton CO2 , minimaal  €50, en oplopend per jaar
– Waarbij de industrie geen vrijstellingen en voordelen meer blijft krijgen
– Die snel ingaat, niet pas in 2024, zoals nu gepland is

Met de opbrengst van de heffing kan de vergroening van grote vervuilers mooi 
worden betaald. Dan hoeven wij dat niet voor hen te doen, zoals nu het geval is. De opbrengst kan daarnaast ook huishoudens en kleine ondernemingen helpen met duurzame oplossingen, zoals woningisolatie en zonnepanelen.

De vervuiler betaalt. Logisch toch? Laten we bouwen aan een duurzaam en eerlijk Nederland. Voor iedereen.

  • Stap 4: Druk op de knop ‘Verder’, vul je gegevens in, en verzend jouw reactie.
  • Stap 5: Check je mail en bevestig jouw inzending.

Ziezo, het is gelukt. Heel erg bedankt!

SolarEcoPlus

Ik druk hier een persbericht af van het Nationaal Consortium Zon in Landschap over het initiatief SolarEcoPlus. Dit is te vinden op https://zoninlandschap.nl/projecten/i216/solarecoplus .

Het consortium zegt van zichzelf “Het Nationaal Consortium Zon in landschap is een initiatief van ECN part of TNO en richt zich op ondersteuning van grootschalige integratie van zonne-energie in het landschap, zodanig dat dit als ontwerpopgave wordt gezien en de uitvoering zorgvuldig en verantwoord plaatsvindt, en de energietransitie versnelt. De potentie van grondgebonden zonneparken in 2050 is 45.000 MWp op ca. 1.5% van het Nederlandse landbouw areaal (325km2).“.

In het consortium zitten inmiddels flink wat onderzoeksbureau’s, universiteiten, natuurorganisaties, bedrijven en ook de provincies Drente, Flevoland, Noord- en Zuid-Holland, Overijssel en Utrecht.
Goede vraag is waarom Noord-Brabant en Limburg en bijvoorbeeld de Brainportregio ontbreken. Zie https://zoninlandschap.nl/deelnemers .


Het schema van SolarEcoPlus

Een samenwerkingsverband van LC Energy, TNO, Wageningen University & Research, Eelerwoude en SolarCentury gaat onderzoek doen naar het effect van zonneparken op de bodemkwaliteit en biodiversiteit. Het streven is om voor dit onderzoek 6 nieuwe test-zonneparken in Nederland te realiseren. Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) subsidieert het SolarEcoPlus-project met 3,6 miljoen euro. Dit initiatief is ontstaan binnen het Nationaal Consortium Zon in Landschap.

Het hoofddoel van het onderzoeksproject SolarEcoPlus is om ecologische en economische opbrengsten van zonneparken opgebouwd met innovatieve tweezijdig werkende panelen te bepalen voor de meest voorkomende grondsoorten in Nederland: zand, veen en klei. ‘We zijn blij met de verleende subsidie voor ons project. De ecologische consequenties van een zonnepark zijn op dit moment onbekend’, zegt Friso Huizinga van LC Energy. ‘Dat maakt het nemen van een beslissing over de komst van een park lastig voor gemeentes en vertraagt daarmee de energietransitie. Daarom is het heel belangrijk dat er onderzoek wordt gedaan.’

Ruimte tussen panelen
Uit recent Duits onderzoek blijkt dat er positieve effecten kunnen zijn op biodiversiteit en bodemkwaliteit als er ruimte tussen de panelen blijft. In een standaard zonnepark zou dit echter leiden tot hogere stroomkosten. Met technologisch innovatieve tweezijdig werkende (bifacial) zonnepanelen levert een grotere afstand tussen panelen juist meer op omdat ook de achterkant van de panelen zonlicht omzet in stroom. Omdat de productiekosten van tweezijdig werkende panelen marginaal verschilt van de standaard zullen de ecologische condities in deze parken kunnen verbeteren voor dezelfde business case.

Primeur voor Nederland
Tijdens het onderzoek worden in elk testpark minimaal 700 kWp aan bifacial zonnepanelen op vier verschillende manieren gepositioneerd; zuid, oost-west, verticaal, en zonvolgend (draaiend om één as), om te bepalen wat de relatie is tussen effecten op de bodemkwaliteit, biodiversiteit en de stroomopbrengst. Hierdoor is het mogelijk om op basis van kwantitatieve gegevens eco-positieve zonneparken te ontwerpen. Voor Nederland is het testen van zonnepanelen in verticale opstelling en met een zonvolgend systeem in deze toepassing een primeur. Wageningen Research heeft een meetprotocol opgesteld om de ecologische impact te monitoren en te vergelijken met een nulmeting.  Daarbij zal zowel biodiversiteit boven de grond (flora, vogels, insecten) als ondergronds worden gemeten. Ook de bodemvruchtbaarheid en koolstofopslag in de bodem zijn onderwerp van studie.


Zonnepark Bockelwitz-Polditz aan de Mulde (Dld) (foto bgerard) (Dit park telt 14000 panelen, samen goed voor 3,15MW piek, en was daarmee in 2010 het 130ste park van Duitsland).

Op deze site is al vaker aandacht besteed aan zowel bifaciele panelen als aan bodem- en natuuraspecten van zonneparken.

Bifaciele panelen staan bijvoorbeeld als geluidsscherm langs de A50 bij Uden. Die weg loopt daar pal Noord-Zuid, maar omdat licht vanuit het oosten en westen kan invallen, valt de totale opbrengst bepaald niet tegen. Zie https://www.bjmgerard.nl/?p=11499 .

Ik heb ook aandacht besteed aan de effecten van zonneparken op de bodem. Onder bepaalde voorwaarden kunnen die beter zijn dan van het agrarische gebruik dat ze vervangen. Niet voor niets zit bijvoorbeeld ook de Vlinderstichting in het Consortium.
Zie www.bjmgerard.nl/?p=12475 en www.bjmgerard.nl/?p=11263

Refresco, Maarheeze, het grondwater en het proces (twee updates)

Na publicatie van onderstaand artikel heeft de SP in Provinciale Staten vragen gesteld over een deelaspect van de vergunning, namelijk de monitoring van grondwater. Over de andere aspecten kan nog niet wat gevraagd worden, omdat die op dat moment (dd 09 juni 2020) nog onder de rechter waren. Je krijgt dan bij voorbaat geen antwoord. Dd 20 juli 2020 is de zaak nog steeds onder de rechter.
Tot de grondwatermonitoring is inmiddels een eerste aanzet gemaakt. Die was niet naar tevredenheid van de omgeving, vandaar de vragen. De vragen zijn te vinden op www.bjmgerard.nl/?p=12841 .
Inmiddels zijn deze vragen ook al weer beantwoord. Het is geen flutantwoord, maar het kon wel beter. Zie www.bjmgerard.nl/?p=13085 .
Er vindt nader contact met omwonenden plaats.

De Brabantse Milieu Federatie heeft in haar nieuwsbrief een long read aan dit artikel gewijd. Ik ben hier blij mee.

Van Winters tot Refresco
In Maarheeze (gemeente Cranendonck) wordt al heel lang drank gefabriceerd en daar hoort al sinds achter in de 19de eeuw de naam ‘Winters’ bij, toen nog in brouwerijvorm. Die ging in 1914 failliet en in 1918 begon een andere Winters (Everard) een likeurenfabriek. Na vele ups en downs, die er hier niet toe doen, werd het uiteindelijk een bottelarij, die steeds meer in opdracht werkte voor andere merken zoals Seven-Up. Dat liep goed en in 1957 werd er een fors pand gebouwd ten zuiden van Maarheeze. Toen werd Winters Frisdranken BV opgericht.
Die BV kwam in 1989 in zwaar weer terecht en na weer de nodige besognes kwamen Winters en zijn pand in 2007 in handen van de multinational Refresco, een ‘contractfiller’.
Refresco is overigens een jong bedrijf (1999) en heeft nooit een lokale binding gehad. Die probeert het bedrijf wel te suggereren.

Refresco en het grondwater
In al die flesjes samen gaat heel veel water en dat werd ter plekke uit de grond getrokken. De grondwaterspiegel in de tot dan toe vochtige omgeving daalde, ongeveer 10 a 15 cm door Refresco maar mogelijk ook door de landbouw en de ruilverkaveling. Het gebied is nu droger, waardoor het bebouwbaar werd. De bebouwde kom rukte op en vanaf 1970 staan de huizen tot aan de rand van het terrein.

Refresco draait momenteel op een vergunning uit 1997. Die staat het bedrijf toe om 500.000m3/jaar grondwater op te pompen. Dat  gebeurt in twee watervoerende pakketten: in laag 3 van 30m tot 58m diepte (383.000m3), en in laag 8 van 174 tot 216m diepte (117.000m3) . De onderste laag voldoet aan het formele kwaliteitskeurmerk ‘mineraalwater-bronwater’.

Overigens blijkt voor 1,00 liter eindproduct 1,85 liter grondwater nodig te zijn. In de vergunning wordt geëist dat dat teruggebracht wordt naar 1,4 in 2025.
Deelt men de huidige toegestane 500.000m3 door 1,85, dan zit het bedrijf met 270.000m3 netto dicht onder de bestaande milieuvergunning van 290.000m3 . De voorgenomen groei maakt dus ook een nieuwe omgevingsvergunning nodig.

Refresco wil uitbreiden.

In eerste instantie (2016) wilde het bedrijf de winning verdubbelen: 125.000m3 uit de ondiepe laag en 875.000m3 uit de diepe laag. De provincie NBrabant (zijnde in deze het bevoegd gezag) wees dit af  omdat de diepe laag al over-geëxploiteerd was. Er ging systematisch meer water uit dan in.
In de terminologie van de Europese KaderRichtlijn Water (KRW) was dit grondwaterlichaam, de ‘Maas Slenk Diep’ ‘in slechte toestand’.

De provincie gaf gelijktijdig aan dat het beleid zich niet verzette tegen meer grondwater uit de ondiepe lagen. Dat is bij Refresco minder populair, want het telt niet als mineraalwater en de laag is vatbaarder voor vervuiling.
Maar ‘impopulair’ is iets anders als ‘onmogelijk’. Er kwam een nieuwe aanvraag op 09 augustus 2018, inhoudend 633.000m3 uit de ondiepe laag en ongewijzigd 117.000m3  uit de diepe laag oppompen. De provincie heeft deze vergunning verstrekt bij besluit dd 01 april 2019.











De tekening hieronder is genomen langs de doorsnede A A’.
Bij de stip ligt Maarheeze.

https://atlas.brabant.nl/documenten/milieu/bodem/bodemwijzer/kaartinformatie/Geohydrologische_deelgebieden_en_profielen.htm . De stip is Maarheeze. Dit is de macro-kaart.
UIt de N2000-effect studie van Haskoning (bijlage). Dit is de micro-kaart van de bodemopbouw rond de fabriek. De impliciete aanname is hier dat de lagen netjes continu zijn en dat er geen gaten in zitten. Zo micro echter is de bodemstructuur niet bekend.

Inmiddels had de provincie op 07 september 2018 een nieuwe beleidsregel ingevoerd.
Nu wordt het even ingewikkeld.

De totale provincie NBrabant krijgt, over alle lagen samen, per jaar 260 miljoen m3 grondwater binnen en kan ergo op papier zoveel grondwater uitgeven.
De feitelijk door industrie en drinkwaterbedrijven opgepompte hoeveelheid grondwater, over alle lagen samen, in de totale provincie NBrabant bedraagt per jaar ca 220 miljoen m3 water. Dit getal is tamelijk constant. Het is exclusief de landbouw, die gemiddeld goed is voor 35 miljoen m3 water, maar dat getal fluctueert sterk.

Vóór september 2018 was er in de hele provincie NBrabant voor alle onttrekkingen samen vergund 300 miljoen m3 water, waarbij de provincie aanvragen stopte vanaf 250 miljoen m3 water. De vergunde situatie lag (en ligt) dus hoger dan de feitelijk gerealiseerde situatie. De bedrijven pompen dus minder op dan waar ze recht op hebben. Ondertussen is dat recht wel een recht.
Ná september 2018 werd het vergunningsplafond voor alle onttrekkingen samen in NBrabant op 250 miljoen m3 water vastgesteld.
Dat is de macrowerkelijkheid. De som echter van alle microwerkelijkheden is nog steeds de oude vergunde ruimte van 300 miljoen m3 water. Om de som van alle oude micro-vergunningen op de nieuwe macro-limiet te krijgen, moeten de bedrijven ongebruikte vergunningsruimte inleveren. Daar kunnen ze niet zomaar toe worden gedwongen. De provincie moet dus bij al die instanties gaan bedelen of de een kleinere vergunning willen accepteren. Dat is nog niet gebeurd.

Als de vergunningaanvraag van Refresco (ter grootte van 0,75 miljoen m3 waarvan 0,25 miljoen m3 nieuw) behandeld zou worden volgens de wetgeving dd de aanvraag 09 aug 2018, moest de provincie de opgetelde limiet van de andere bedrijven van 300  naar 299,75 miljoen m3 water terugpraten. De provincie zag dat als haalbaar gedurende de looptijd van het vervolg van de vergunningverlening, maar het moest nog wel eerst gebeuren.
Als de vergunningaanvraag behandeld zou worden volgens de beleidsregel dd het besluit (01 april 2019), moest de provincie de opgetelde limiet van de andere bedrijven van 300  naar 249,75 miljoen m3 water terugpraten. Dat is uitzichtsloos.

De provincie nam de situatie ten tijde van de aanvraag als uitgangspunt. Men kan de aanvraagdatum, zo vlak voor de datum van de nieuwe beleidsregel, als een wel erg opmerkelijk toeval zien.

Grondwaterlichaam Maas Slenk Diep (KRW), waarin geen nieuwe boringen mogen plaatsvinden

Zienswijzen en een proces
De ontwerpbeschikking leidde tussen 27 november 2018 tot 07 januari 2019 tot erg veel zienswijzen, onder andere van de Brabantse Milieu Federatie (BMF), van een Collectief Burgerinitiatief van 58 omwonenden, het waterschap, de gemeente, de hengelsportvereniging, de ZLTO en enkele individuele personen.
Men komt in de zienswijzen redelijk heftige taal in tegen, waarin onder meer gerefereerd werd naar Groningse taferelen en nog eens een reeks eerdere milieuovertredingen van Refresco opgelepeld werd (waarbij in 2018 bijna de waterzuivering van Soerendonk het begeven had).
Verder maakt de logistiek om suiker aan te voeren, en de bijbehorende machinerie, volcontinu een pokkeherrie, en veroorzaakt forse trillingen in de nabije woonwijk. Een aantal zienswijzen begaf zich dus buiten de sfeer van de Waterwet. Een deel daarvan werd verwezen naar het vervolgtraject.

De formulering  dat een multinational ter plekke voor een prikje goed grondwater kon oppompen en met weinig productiepersoneel (als regel niet uit het typische forensendorp Maarheeze) voor 80% voor de export werkt, vond de provincie juridisch geen geldig argument.
Het effect van het klimaat op het grondwater (is die 250 miljoen kuub per jaar straks nog steeds 250 miljoen kuub?) was nog niet te voorspellen, aldus weer de provincie – en dus juridisch onbruikbaar.

Voor zover binnen de Waterwet vallend was er volgens de provincie niets ernstigs aan de hand. Volgens het model bleef de grondwaterdaling aan de oppervlakte beperkt tot centimeters. De 1 cm-daling contour reikt tot ca 3 km van Refresco en is tegen die tijd ononderscheidbaar van toevallige factoren. Met de zettingen door inkrimpende kleilagen zou het wel meevallen en schade, die vooral optrad bij ongelijke zettingen, waren niet te verwachten.
Zo allemaal niet, dan was er de schaderegeling.
En als je het model niet vertrouwde en waarnam dat Haskoning zowel voor Refresco werkte als voor de provincie, dan had je als bewoner maar een second opinion moeten vragen. En tja, een ander model, dat bestond niet.

In zijn zienswijze keerde het waterschap De Dommel zich tegen de provincie.

Vooral de omwonenden zitten in een moeilijk parket. Die vrezen zowel een probleem als het grondwater daalt als wanneer het grondwater stijgt.
Als het daalt, zou dat kunnen betekenen dat de kleilagen in de grond gaat zetten en dat hun huizen bijvoorbeeld scheuren.
Als daarentegen Refresco het gezeur zat zou zijn en ‘toedeloe’ zou zeggen, zou het grondwater weer met 10 a 15 cm stijgen en zouden bijvoorbeeld de kruipruimtes kunnen onderlopen. (Zoiets is bijvoorbeeld in Eindhoven gebeurd toen de industrie stopte met pompen en voormalige, maar inmiddels bebouwde moerasgebieden weer terug richting moeras gingen. Dat werd een complete massabeweging waar ik als gemeenteraadslid veel contact mee heb gehad.) De bewoners wilden al bij voorbaat boter bij de vis. Waarop het antwoord van de provincie was dat er in de oude vergunning überhaupt niets geregeld was en dat het nu tenminste op papier geregeld was.

Uiteindelijk werd het concept-besluit zonder substantiele wijzigingen omgezet in het definitieve besluit.

https://atlas.brabant.nl/documenten/milieu/bodem/bodemwijzer/kaartinformatie/Geohydrologische_deelgebieden_en_profielen.htm . De stip is Maarheeze.

Dat kwam voor de rechter met als eisers de BMF, de Dorpsraad Maarheeze en de Vereniging Duurzaam en Groen te Maarheeze. De rechter kwam op 01 april 2020 tot een tussenvonnis, dat op 28 april 2020 gepubliceerd werd. Zie https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBOBR:2020:1946&showbutton=true&keyword=refresco .

De rechter vond dat de provincie ten onrechte, bij wijze van uitzondering, had gehandeld op basis van de oude regelgeving en daarbij slechts het belang van Refresco had laten meewegen. De rechter vond daarmee het provinciale besluit onvoldoende gemotiveerd. De letterlijke tekst:

  • 9.3)      Tussen partijen is niet in geschil dat de gevraagde vergunning niet kan worden verleend bij toepassing van het ten tijde van het besluit geldende beleid. Een aanvraag hoort in beginsel getoetst te worden aan het beleid zoals dat geldt ten tijde van het besluit. Dat heeft verweerder op zichzelf ook onderkend, gezien de motivering om daarvan in dit geval af te wijken en het beleid toe te passen zoals dat gold ten tijde van de aanvraag.
  • 9.4       Hoewel dat niet met zoveel woorden is gedaan, heeft verweerder in feite toepassing gegeven aan artikel 4:84 van de Awb. Uit de motivering van het besluit (zie pagina 12 van de ontwerpbeschikking) blijkt immers dat verweerder van opvatting is dat toepassing van de beleidsregel voor Refresco wegens bijzondere omstandigheden onevenredige gevolgen zou hebben.
  • 9.5       De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij zijn afwegingen om af te wijken van het geldende beleid op zichzelf de genoemde belangen van Refresco heeft kunnen betrekken. In het feit dat er al lange tijd overleg is gevoerd met Refresco en de gang van zaken rond de afwijzing van de vorige aanvraag ziet de rechtbank echter geen omstandigheid die afwijking van het geldende beleid rechtvaardigt. Met het verstrijken van de tijd heeft Refresco ook het risico genomen dat het vigerende beoordelingskader zou worden gewijzigd. Uit het besluit kan verder niet worden afgeleid dat verweerder bij zijn afweging ook andere betrokken belangen voldoende heeft betrokken, respectievelijk dat de gevolgen voor Refresco zorgvuldig zijn afgezet tegen de met het beleid te dienen doelen.
  • 9.6       Tegenover het belang van Refresco bij vergunning van meer grondwateronttrekking staat het grote belang van goed grondwaterbeheer dat met de beleidsregel wordt gediend. Verweerder heeft opgemerkt dat uit onderzoek is gebleken dat in het watersysteem jaarlijks circa 250 miljoen m3 grondwater van nature wordt aangevuld. Een goed grondwaterbeheer conform de doelstellingen van de Waterwet impliceert dat er niet structureel meer water wordt onttrokken dan er wordt aangevuld.
  • 9.7       Verweerder heeft desgevraagd ter zitting uiteengezet dat er weliswaar aan ongeveer 300 miljoen m3 onttrekkingen is vergund, maar dat die feitelijk niet gerealiseerd wordt. Door in afwijking van de beleidsregel de vergunning te verlenen wordt de grens van 250 miljoen m3 aan feitelijke onttrekkingen niet overschreden, aldus verweerder. Verweerder is voornemens om de vergunde hoeveelheid terug te brengen en heeft aangegeven daarom in gesprek te treden met vergunninghouders waarvan bekend is dat zij jaarlijks (duidelijk) minder feitelijk onttrekken dan vergund, om te bezien of afspraken kunnen worden gemaakt over de onttrekking. Verweerder heeft echter niet kunnen aangeven wat concreet de beoogde reductie van vergunde hoeveelheid is. Duidelijk is verder dat de gesprekken waarop verweerder doelt vooralsnog vrijblijvend zijn en dat er (nog) geen concrete voornemens zijn om vergunningen al dan niet gedeeltelijk in te trekken. Zodoende heeft verweerder bij vergunningverlening een voorschot genomen op de uitkomst van gesprekken met andere vergunninghouders, zonder concrete aanleiding om aan te nemen dat die gesprekken zullen leiden tot vermindering van de vergunde hoeveelheid te onttrekken grondwater én dat die vermindering zo groot zal zijn dat de vergunde onttrekking zal worden gereduceerd tot 250 miljoen m3. De rechtbank merkt daarbij op dat het nog maar de vraag is of een vergunninghouder geheel vrijwillig afstand zal willen doen van zijn vergunde rechten.

De provincie krijgt zes weken om alsnog een deugdelijke motivering aan te leveren.
Het is mij, als niet-jurist, niet duidelijk wat dat inhoudt. Moet de provincie de werkelijkheid verbeteren of alleen maar het verhaal over de werkelijkheid?

www.kwrwater.nl/projecten/droogte-in-zandgebieden-van-zuid-centraal-en-oost-nederland/

Nabeschouwing
De vraag is in hoeverre macrogetallen, die jaargemiddeld en voor Brabant als geheel  gelden, ook voor afzonderlijke delen en tijdstippen gelden (bijvoorbeeld bij een hete en droge zomer op de zandgronden), als de landbouw juist meer beregent.
Een recente KNMI-studie geeft aan dat het neerslagtekort in de zomer in Oost- en Zuid-Nederland trendmatig lijkt toe te nemen.

Volgens de BMF bestaat er geen deugdelijk kwantitatief model waarin de watervraag van de natuur meegenomen wordt.
De provincie heeft onderzoeker Bartolomeus van de KWR (het wetenschappelijk bureau van de waterleidingbedrijven) gevraagd systematisch onderzoek te doen naar de uitwerking van meteorologische en hydrologische droogte op systemen, en om een handelingsperspectief te ontwikkelen. Zie www.kwrwater.nl/projecten/droogte-in-zandgebieden-van-zuid-centraal-en-oost-nederland/ .
De BMF laat ook eigen onderzoek doen. Dat zou voor de zomer van 2020 klaar moeten zijn.

Refresco

Het grondwaterbeheer is verdeeld tussen het Waterschap en de provincie, vindt de BMF. Daardoor wordt het te weinig als een integraal vraagstuk behandeld. De regie zou geheel bij de provincie moeten liggen. Het Deltaplan Hoge Zandgronden is vooral een subsidieregeling voor vrijwillige projecten. Er gebeuren goede dingen in (waaronder met rijksmiddelen), maar je wint er de oorlog niet mee zolang de landbouw mag blijven beregenen. Het is dus geen leidend beleidskader.
Daartoe zou de provincie het onttrekkingsbeheer moeten aanscherpen en aan de beleidskant meer moeten sturen. Enerzijds op een doordachte rantsoenering, anderzijds op een vergroting van de koek door het water in het gebied beter vast te houden.

De ultieme vraag is natuurlijk of je zo zachtjes aan de eindigheid niet in het politieke systeem moet gaan inbouwen. In alles rondom Refresco is nog niet aan de orde geweest of het publiek steeds meer frisdrank moet willen drinken. Misschien moet men daar nee opzeggen en het productievolume bij Refresco gewoon zo laten. De status quo zou voor de omwonenden de beste oplossing zijn.
Misschien gaat een suikertaks ons grondwater redden?

Bij de suikertax-actie van Foodwatch
www.foodwatch.org/nl/onze-campagne-themas/onze-campagnes/voeding-en-gezondheid/suikertaks/


Binnen zes uur dood aan een hittegolf?

Uit de Knack

De factcheck van Knack
Het Belgische blad Knack deed op 20 mei 2020 een factcheck op een uitspraak van klimaatactiviste Anuna de Wever “Over enkele jaren krijgen we hittegolven die mensen in zes uur kunnen doden”. Men kan het nalezen  op www.knack.be/nieuws/factchecker/factcheck-over-enkele-jaren-krijgen-we-hittegolven-die-mensen-in-zes-uur-kunnen-doden/article-longread-1600901.html?cel_hash=0960a4a580559e4e9bceb4a409d4d417957030b1&utm_source=Newsletter-21/05/2020&utm_medium=Email&utm_campaign=Newsletter-RNBAVUKN&

Nu bleek desgevraagd De Wever niet “binnen enkele jaren” gezegd had, maar “tegen het einde van deze eeuw”. En het gevaar bleek vooral gekoppeld aan buiten zijn en aan RCP8.5, het scenario waarin er geen maatregelen genomen werden (Business As Usual, BAU). Verder overleefde de uitspraak de check en dat werd onderbouwd met een aantal goede literatuurartikelen, waarvan ik er één uitpik, dat van MIT (Massachusetts Institute of Technology) over de Noord-Chinese vlakte.

De natte bol-temperatuur en de sterfte van de mens
Cruciaal in het verhaal is de natte bol-temperatuur. Dit moet eerst  uitgelegd worden, waartoe , zoals vaker, Wikipedia bruikbaar is.

Lucht bevat als regel waterdamp. Bij elke temperatuur hoort een maximale waterdampdruk. Daar zijn tabellen voor. Bij 20°C is de  maximale druk 23,4mBar. Meer water kan er niet bij. De lucht heet dan 100% verzadigd. Kurkdroge lucht heet 0% verzadigd en halverwege (dus 11,7mBar) heet 50% verzadigd. Het aantal mBar is de absolute vochtigheid en het % de relatieve vochtigheid.
Bij 30°C is de maximale druk 42,4mBar. Dezelfde lucht die bij 20°C verzadigd is, is dat bij 30°C dus niet.

( Door Svdmolen op de Nederlandstalige Wikipedia, CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=3256535 )

Men stelle zich nu het volgende voor.
Je hebt twee identieke thermometers, waarvan er één een katoentje om de bol heeft dat met een slangetje nat gehouden wordt vanuit een tank met water. Je blaast er dezelfde luchtstroom langs. De onbedekte thermometer geeft gewoon de temperatuur van het lucht-waterdampmengsel aan (bijvoorbeeld 30°C ).
Bi de bedekte thermometer gaat er water vanuit de katoen verdampen (niet anders dan bij wasgoed aan de lijn). Daardoor daalt de temperatuur van die thermometer en van de aanhangende katoen zolang er verdamping mogelijk is. Die verdamping houdt op als de katoen, en het microlaagje rondom de katoen, de temperatuur bereikt waarbij de luchtvochtigheid 100% is. Stel dat dat 20°C is. Dan weet je dat de absolute waterdampdruk in de lucht de 23,4mBar is die bij 20°C goed is voor verzadiging.
De passerende lucht van 30°C heeft dus een relatieve vochtigheid van 23,4/42,4 = 55%.

In deze situatie heet 20°C de natte bol-temperatuur TW. Die hangt dus af van hoe warm de lucht is en hoeveel vocht er in zit.

De natte bol-temperatuur is medisch van groot belang, omdat het katoentje een goede benadering is van de huid van een zwetende mens.
Een mens koelt zonder hulpmiddelen vooral door te zweten. Geen zweet, geen koeling en omdat de stofwisseling nog steeds warmte produceert, wordt het lichaam steeds warmer. Bij 42°C ga je binnen korte tijd dood.

Jonge fitte mensen kunnen zodoende in rust, zonder technisch ondersteunde koeling en ook in de schaduw, bij een natte bol-temperatuur van 35°C binnen zes uur sterven. Daar komt de uitspraak van de Wever vandaan.

De vraag is nu of natte bol-temperaturen van 35°C in realistische omstandigheden mogelijk worden. Het antwoord daarop is ja. De MIT-studie laat dat zien voor de Noord-Chinese vlakte. Dat is het Chinese heartland waar 400 miljoen mensen wonen en waar veel geirrigeerde landbouw plaats vindt. Irrigatie brengt extra waterdamp in de lucht.

De MIT-studie
Die is public domain en te vinden op https://www.nature.com/articles/s41467-018-05252-y.epdf?author_access_token=t6nQp_IhfAfEhYGHD2PPiNRgN0jAjWel9jnR3ZoTv0OlNTCn7V3lS_xMUTRD84MrjLPQIdxJVNEj43qF8pmuzHrURlUJJ1plNunWPKFEIF5FMgB59U-OM2PmsPbpstkCN8UzzeGYu_Pe-XzAQg-YDA== . Lead author is Suchul Kang uit Singapore.

( Spatial distribution of extreme wet-bulb temperature. Ensemble average of the 30-year maximum TWmax (°C) for irrigation activity and each GHG scenario: historical without irrigation activity (a), RCP4.5 without irrigation activity (b), RCP8.5 without irrigation activity (c), historical with irrigation activity (d), RCP4.5 with irrigation activity (e), and RCP8.5 with irrigation activity (f). Averages for irrigated region (IRR) and North China Plain (box in plot, NCP) are indicated in each plot. Extent of irrigated area is shown in Supplementary . TWmax is the maximum daily value from 6-h running average for each day (bias correction described in the Methods section). The figure was created using the NCAR Command Language (https://www.ncl.ucar.edu) )

Het gaat hier om computermodellen.
De Noord-Chinese Vlakte (NCP) wordt voorgesteld door de rechthoek.
HIST heeft betrekking op een gemiddelde over 1975-2005, de RCP-plaatjes op de periode 2070-2100 , waarbij RCP8.5 voor het BAU-scenario staat (er wordt geen enkele maatregel genomen) en RCP4.7 voor een ‘gematigd’ scenario staat. Beide scenario’s komen van het IPCC en worden algemeen gebruikt.
‘IRR’ boven aan het hok slaat  op modellen waarin de irrigatie wel meegenomen is, in ‘CONT’ (voor control) is de irrigatie niet meegenomen.   
Er worden zowel uitspraken gedaan voor alle geïrrigeerde gebieden als voor de NCP.
Elke dag wordt  TWmax bepaald als zijnde het hoogste gemiddelde over een verschuivend tijdvenster van 6 uur. Met ‘Extreme TWmax ‘ wordt de allerhoogste TW bedoeld op een dag op één tijdstip, dus zonder middelingsperiode van zes uur (dus de piekwaarde op die dag). Fysiologisch is een gemiddelde over 6 uur relevanter.
De kleuren in de grafiek geven de over dertig jaar gemiddelde waarde van de extreme TWmax (dus van de dagelijkse piekwaarden), per afzonderlijk pixel. (Zoals het er in het artikel staat, zit in dat gemiddelde ook de winterperiode, maar dat klinkt onwaarschijnlijk. Bedoeld is waarschijnlijk het gemiddelde over juni, juli, augustus en september, zie verderop. Het artikel is af en toe een beetje slordig.)
De cijfers in elk van de zes hokken ontstaan als de 30-jaar gemiddelde van de extreme TWmax ook nog eens over alle pixels gemiddeld wordt (de resultaten zijn dan dus twee keer ingedikt). ‘Irr’ onderaan het hok betekent dat ruimtelijk gemiddeld is over alle nu geïrrigeerde gebieden, ‘NCP’ onderaan het hok betekent dat ruimtelijk gemiddeld is over de NCP.

Dus de cijfers onder in het hok rechtsboven moeten gelezen worden als volgt:
Als alle gebieden die nu geïrrigeerd zijn, niet geïrrigeerd zouden zijn, zou de piekwaarde van TW, gemiddeld over alle dagen van 2070 tot 2100 en gemiddeld over alle pixels van het nu geïrrigeerde gebied, en op basis van het BAU-scenario, 31,6 °C zijn. Idem in de NCP 30,9 °C .

Na al dit detailgepeuter kunnen er enkele eenvoudige vaststellingen tot stand komen.

  1. Een Chinese boer loopt in 2070 in het BAU-scenario dodelijke risico’s als hij zes uur buiten werkt. Weliswaar geeft de kaart de piekwaarde per dag en niet het zes uur-gemiddelde per dag, maar daar staat tegenover dat de boer bepaald niet in rust is.
  2. De irrigatie voegt aan de hoogste TW-piek (dubbel ingedikt) ongeveer 0,3 tot 1°C toe (de  bovenste min de benedenste rij)
  3. De klimaatverandering voegt in het ‘gematigde scenario’ in een eeuw 1,8°C toe (middelste plaatje minus linkse plaatje).  De klimaatverandering voegt in het ‘BAU-scenario’ in een eeuw 3,0°C toe (rechtse plaatje minus linkse plaatje).
  4. De analyse spreekt over jonge, fitte personen in onbeschermde toestand buiten die bij een zes uur-gemiddelde TW van 35°C met bijna 100% kans zullen overlijden. Aangenomen mag worden dat minder jonge en fitte personen al bij een lagere zes-uur gemiddelde TW dan 35°C met grote waarschijnlijkheid zullen overlijden. De Amerikaanse NOAA noemt 30°C al ‘extreem gevaarlijk’.

Het MIT-artikel presenteert zijn resultaten ook op een andere wijze, namelijk per Chinese stad. Eigenlijk heb je daar voor politiek en bestuur meer aan. Dat ziet er als volgt uit:

Histogram of daily maximum wet-bulb temperature in 16 cities over Eastern China. Histogram of the JJAS season of TWmax (°C) for each GHG scenario’s ensemble: historical (black), RCP4.5 (blue), and RCP8.5 (red). The histogram bin interval is 1.0 °C and the values on the y-axis indicate the number of exceedances. Values indicated within each plot represent the 50th and 95th percentile event thresholds. TWmax is the maximum daily value from 6-h running average for each day (bias correction described in the Methods section). The figure was created using the NCAR Command Language (https://www.ncl.ucar.edu), but the background image was obtained from NASA Visible Earth

Ook dit vraagt voor niet-geleerden enige uitleg. Voor het gemak heb ik daartoe het hok van Sjanghai uitvergroot afgedrukt.
Op de horizontale as staat TWmax (dus het op een dag hoogst optredende gemiddelde van TW over een opschuivend zes uur-interval).
In het bestand zijn meegenomen alle dagen in de maanden juni, juli, augustus en september (jjas) en dat over een periode van 30 jaar. Het bestand telt dus 122 dagen/y * 30 y waarden.
Op de verticale as staat het aantal keren in 30 jaar dat de TWmax -waarde bereikt wordt van de bijbehorende temperatuur op de horizontale as. Dit is een logarithmische schaal (103 = 1000, 102 =100, halverwege deze is ongeveer 300, 100=1, enz).
De zwarte trapjesgrafiek (‘histogram’) stelt op dezelfde wijze als hiervoor aangeven de historie voor, de blauwe het ‘gematigd’ scenario en de rode het BAU-scenario.
Lees dit dus nu als volgt:

  • Van 1975 t/m 2005 was TWmax  in Sjanghai ongeveer 300* tussen de 19 en 20°C
  • Van 1975 t/m 2005 was TWmax  in Sjanghai 1* of minder tussen de 33 en 34°C
  • Van 1975 t/m 2005 was TWmax  in Sjanghai ruim 1000* tussen de 26 en 27°C
  • Van 1975 t/m 2005 zal TWmax  in Sjanghai in het ‘gematigde’ scenario ongeveer 8* tussen de 34 en 35°C liggen
  • Van 1975 t/m 2005 zal TWmax  in Sjanghai in het BAU-scenario ongeveer 150* tussen de 34 en 35°C liggen, en ongeveer 80* tussen de 35 en 36°C (dus dodelijk als je zes uur onbeschermd buitenshuis bent), en ongeveer 8* tussen de 36 en 37°C
  • De 25.0 onder 50% betekent dat TWmax  50% van de dagen historisch onder de 25°C zat
  • De 29.0 onder 95% betekent dat TWmax  95% van de dagen historisch onder de 29°C zat
  • De 32.7 onder 95% betekent dat TWmax  in het BAU-scenario in de jaren 2070-2100 5% van de dagen boven de 32.7°C zal zitten

Men kan zich voorstellen dat de Chinese regering dit soort trends met aandacht volgt.

De geleerden noemen in de afsluitende discussie in het artikel ook gebieden als rond de Perzische Golf en in Zuid-Azie als nu al  bedreigend. En ze spreken nog maar eens de noodzaak uit om tegen de klimaatopwarming te strijden.