Ik neem hier een actie van Milieudefensie landelijk over. Die actie wil bereiken dat de industrie een hogere CO2-heffing gaat betalen. Het is nu te weinig en te laat. Er ligt nu een formeel consultatietraject voor de nieuwe wet. Men kan daarop reageren. Ik roep mensen op om dat te doen.
Dit consultatietraject is nu verlopen. Ik laat dit bericht staan ter informatie. De site waarnaar toe verwezen wordt, bestaat nog.
We kunnen de klimaatcrisis alleen stoppen als vervuilen duurder wordt. Daarom moet er een ambitieuze CO2-heffing worden ingevoerd voor de industrie. Op dit moment maakt de overheid hiervoor een nieuwe wet. Maar die kan echt stukken beter. Gelukkig kunnen we invloed uitoefenen. Help je mee? Het kost je maar een paar minuten.
Probleem: de industrie stoot nog steeds veel te veel CO2 uit
De vervuiler betaalt. Logisch toch? Helaas is nu precies het omgekeerde het geval: de vervuiler wordt juist beloond. Met grote gevolgen voor mens, dier en natuur.
Dat zit zo: Grote vervuilende bedrijven – zoals staalfabrieken, olieraffinaderijen en chemiegiganten – stoten meer CO2 uit dan alle Nederlandse huishoudens bij elkaar. Tegelijkertijd betalen ze veel minder mee aan duurzame oplossingen. Oneerlijk toch?
Oplossing: een ambitieuze CO2-heffing voor de industrie
Grote vervuilende bedrijven helpen helaas niet uit zichzelf mee om de klimaatcrisis aan te pakken. Dus is er beleid nodig vanuit de overheid: een CO2-heffing. Alleen op die manier prikkel je de industrie om beter met onze aarde om te gaan. Lees hier meer over wat een CO2-heffing precies is.
De wereld op z’n kop: gewone mensen betalen de rekening
Er ligt nu een wetsvoorstel voor zo’n CO2-heffing. Mooi zo. Maar de wet is echt nog niet ambitieus genoeg. Zo hoeven bedrijven bijvoorbeeld geen heffing te betalen over het overgrote deel van hun uitstoot. De eerste jaren hoeven ze zelfs helemaal niets te betalen. Vervolgens krijgen ze ook nog eens miljarden subsidie om te vergroenen. En wie draait er (via de belastingen) voor die subsidie op? Juist. Huishoudens en het midden- en kleinbedrijf. De wereld op z’n kop.
Zo wordt de nieuwe wet veel beter
Een ambitieuzere CO2-heffing is echt noodzakelijk. Nu is de heffing nog veel te slap. De wet wordt stukken beter door deze drie verbeterpunten:
Een hoge prijs per ton CO2 , minimaal €50, en oplopend per jaar (de Nederlandse Bank berekende dat dit nauwelijks invloed heeft op de economie)
De industrie krijgt geen vrijstellingen en voordelen meer
De heffing gaat snel van start, niet pas in 2024, zoals nu gepland is
Als de opbrengst van de CO2-heffing vervolgens gebruikt wordt om de vergroening van de grote vervuilers te betalen, hoeven wij dat niet voor hen te doen. De opbrengst kan daarnaast ook huishoudens en kleine ondernemingen helpen met duurzame oplossingen, zoals woningisolatie en zonnepanelen.
Wil je ook dat de vervuiler betaalt? Help ons dan door mee te doen met de zogenoemde ‘consultatie’. Hiermee geef je jouw reactie op de nieuwe wet. Het mooie is dat de overheid verplicht is om jouw reactie mee te nemen in de besluitvorming. Je hebt dus direct invloed!
Let op: de deadline is op vrijdag 29 mei.
Zo doe je mee (het duurt maar een paar minuutjes):
Stap 2: Druk op de blauwe knop ‘Geef uw reactie op deze consultatie’.
Stap 3: Geef je reactie in het open veld. Je kunt zelf een reactie schrijven, of – lekker makkelijk – ons voorbeeld hieronder kopiëren en plakken:
Ik wil een ambitieuze en effectieve CO2-heffing voor de industrie. Dat is dus een heffing: – Met een hoge prijs per ton CO2 , minimaal €50, en oplopend per jaar – Waarbij de industrie geen vrijstellingen en voordelen meer blijft krijgen – Die snel ingaat, niet pas in 2024, zoals nu gepland is
Met de opbrengst van de heffing kan de vergroening van grote vervuilers mooi worden betaald. Dan hoeven wij dat niet voor hen te doen, zoals nu het geval is. De opbrengst kan daarnaast ook huishoudens en kleine ondernemingen helpen met duurzame oplossingen, zoals woningisolatie en zonnepanelen.
De vervuiler betaalt. Logisch toch? Laten we bouwen aan een duurzaam en eerlijk Nederland. Voor iedereen.
Stap 4: Druk op de knop ‘Verder’, vul je gegevens in, en verzend jouw reactie.
Het consortium zegt van zichzelf “Het Nationaal Consortium Zon in landschap is een initiatief van ECN part of TNO en richt zich op ondersteuning van grootschalige integratie van zonne-energie in het landschap, zodanig dat dit als ontwerpopgave wordt gezien en de uitvoering zorgvuldig en verantwoord plaatsvindt, en de energietransitie versnelt. De potentie van grondgebonden zonneparken in 2050 is 45.000 MWp op ca. 1.5% van het Nederlandse landbouw areaal (325km2).“.
In het consortium zitten inmiddels flink wat onderzoeksbureau’s, universiteiten, natuurorganisaties, bedrijven en ook de provincies Drente, Flevoland, Noord- en Zuid-Holland, Overijssel en Utrecht. Goede vraag is waarom Noord-Brabant en Limburg en bijvoorbeeld de Brainportregio ontbreken. Zie https://zoninlandschap.nl/deelnemers .
Het schema van SolarEcoPlus
Een samenwerkingsverband van LC Energy, TNO, Wageningen University & Research, Eelerwoude en SolarCentury gaat onderzoek doen naar het effect van zonneparken op de bodemkwaliteit en biodiversiteit. Het streven is om voor dit onderzoek 6 nieuwe test-zonneparken in Nederland te realiseren. Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) subsidieert het SolarEcoPlus-project met 3,6 miljoen euro. Dit initiatief is ontstaan binnen het Nationaal Consortium Zon in Landschap.
Het hoofddoel van het onderzoeksproject SolarEcoPlus is om ecologische en economische opbrengsten van zonneparken opgebouwd met innovatieve tweezijdig werkende panelen te bepalen voor de meest voorkomende grondsoorten in Nederland: zand, veen en klei. ‘We zijn blij met de verleende subsidie voor ons project. De ecologische consequenties van een zonnepark zijn op dit moment onbekend’, zegt Friso Huizinga van LC Energy. ‘Dat maakt het nemen van een beslissing over de komst van een park lastig voor gemeentes en vertraagt daarmee de energietransitie. Daarom is het heel belangrijk dat er onderzoek wordt gedaan.’
Ruimte tussen panelen Uit recent Duits onderzoek blijkt dat er positieve effecten kunnen zijn op biodiversiteit en bodemkwaliteit als er ruimte tussen de panelen blijft. In een standaard zonnepark zou dit echter leiden tot hogere stroomkosten. Met technologisch innovatieve tweezijdig werkende (bifacial) zonnepanelen levert een grotere afstand tussen panelen juist meer op omdat ook de achterkant van de panelen zonlicht omzet in stroom. Omdat de productiekosten van tweezijdig werkende panelen marginaal verschilt van de standaard zullen de ecologische condities in deze parken kunnen verbeteren voor dezelfde business case.
Primeur voor Nederland Tijdens het onderzoek worden in elk testpark minimaal 700 kWp aan bifacial zonnepanelen op vier verschillende manieren gepositioneerd; zuid, oost-west, verticaal, en zonvolgend (draaiend om één as), om te bepalen wat de relatie is tussen effecten op de bodemkwaliteit, biodiversiteit en de stroomopbrengst. Hierdoor is het mogelijk om op basis van kwantitatieve gegevens eco-positieve zonneparken te ontwerpen. Voor Nederland is het testen van zonnepanelen in verticale opstelling en met een zonvolgend systeem in deze toepassing een primeur. Wageningen Research heeft een meetprotocol opgesteld om de ecologische impact te monitoren en te vergelijken met een nulmeting. Daarbij zal zowel biodiversiteit boven de grond (flora, vogels, insecten) als ondergronds worden gemeten. Ook de bodemvruchtbaarheid en koolstofopslag in de bodem zijn onderwerp van studie.
Zonnepark Bockelwitz-Polditz aan de Mulde (Dld) (foto bgerard)
(Dit park telt 14000 panelen, samen goed voor 3,15MW piek, en was daarmee in 2010 het 130ste park van Duitsland).
Op deze site is al vaker aandacht besteed aan zowel bifaciele panelen als aan bodem- en natuuraspecten van zonneparken.
Bifaciele panelen staan bijvoorbeeld als geluidsscherm langs de A50 bij Uden. Die weg loopt daar pal Noord-Zuid, maar omdat licht vanuit het oosten en westen kan invallen, valt de totale opbrengst bepaald niet tegen. Zie https://www.bjmgerard.nl/?p=11499 .
Ik heb ook aandacht besteed aan de effecten van zonneparken op de bodem. Onder bepaalde voorwaarden kunnen die beter zijn dan van het agrarische gebruik dat ze vervangen. Niet voor niets zit bijvoorbeeld ook de Vlinderstichting in het Consortium. Zie www.bjmgerard.nl/?p=12475 en www.bjmgerard.nl/?p=11263
Na publicatie van onderstaand artikel heeft de SP in Provinciale Staten vragen gesteld over een deelaspect van de vergunning, namelijk de monitoring van grondwater. Over de andere aspecten kan nog niet wat gevraagd worden, omdat die op dat moment (dd 09 juni 2020) nog onder de rechter waren. Je krijgt dan bij voorbaat geen antwoord. Dd 20 juli 2020 is de zaak nog steeds onder de rechter. Tot de grondwatermonitoring is inmiddels een eerste aanzet gemaakt. Die was niet naar tevredenheid van de omgeving, vandaar de vragen. De vragen zijn te vinden op www.bjmgerard.nl/?p=12841 . Inmiddels zijn deze vragen ook al weer beantwoord. Het is geen flutantwoord, maar het kon wel beter. Zie www.bjmgerard.nl/?p=13085 . Er vindt nader contact met omwonenden plaats.
De Brabantse Milieu Federatie heeft in haar nieuwsbrief een long read aan dit artikel gewijd. Ik ben hier blij mee.
Van Winters tot Refresco In Maarheeze (gemeente Cranendonck) wordt al heel lang drank gefabriceerd en daar hoort al sinds achter in de 19de eeuw de naam ‘Winters’ bij, toen nog in brouwerijvorm. Die ging in 1914 failliet en in 1918 begon een andere Winters (Everard) een likeurenfabriek. Na vele ups en downs, die er hier niet toe doen, werd het uiteindelijk een bottelarij, die steeds meer in opdracht werkte voor andere merken zoals Seven-Up. Dat liep goed en in 1957 werd er een fors pand gebouwd ten zuiden van Maarheeze. Toen werd Winters Frisdranken BV opgericht. Die BV kwam in 1989 in zwaar weer terecht en na weer de nodige besognes kwamen Winters en zijn pand in 2007 in handen van de multinational Refresco, een ‘contractfiller’. Refresco is overigens een jong bedrijf (1999) en heeft nooit een lokale binding gehad. Die probeert het bedrijf wel te suggereren.
Refresco en het grondwater In al die flesjes samen gaat heel veel water en dat werd ter plekke uit de grond getrokken. De grondwaterspiegel in de tot dan toe vochtige omgeving daalde, ongeveer 10 a 15 cm door Refresco maar mogelijk ook door de landbouw en de ruilverkaveling. Het gebied is nu droger, waardoor het bebouwbaar werd. De bebouwde kom rukte op en vanaf 1970 staan de huizen tot aan de rand van het terrein.
Refresco draait momenteel op een vergunning uit 1997. Die staat het bedrijf toe om 500.000m3/jaar grondwater op te pompen. Dat gebeurt in twee watervoerende pakketten: in laag 3 van 30m tot 58m diepte (383.000m3), en in laag 8 van 174 tot 216m diepte (117.000m3) . De onderste laag voldoet aan het formele kwaliteitskeurmerk ‘mineraalwater-bronwater’.
Overigens blijkt voor 1,00 liter eindproduct 1,85 liter grondwater nodig te zijn. In de vergunning wordt geëist dat dat teruggebracht wordt naar 1,4 in 2025. Deelt men de huidige toegestane 500.000m3 door 1,85, dan zit het bedrijf met 270.000m3 netto dicht onder de bestaande milieuvergunning van 290.000m3 . De voorgenomen groei maakt dus ook een nieuwe omgevingsvergunning nodig.
Refresco wil uitbreiden.
In eerste instantie (2016) wilde het bedrijf de winning verdubbelen: 125.000m3 uit de ondiepe laag en 875.000m3 uit de diepe laag. De provincie NBrabant (zijnde in deze het bevoegd gezag) wees dit af omdat de diepe laag al over-geëxploiteerd was. Er ging systematisch meer water uit dan in. In de terminologie van de Europese KaderRichtlijn Water (KRW) was dit grondwaterlichaam, de ‘Maas Slenk Diep’ ‘in slechte toestand’.
De provincie gaf gelijktijdig aan dat het beleid zich niet verzette tegen meer grondwater uit de ondiepe lagen. Dat is bij Refresco minder populair, want het telt niet als mineraalwater en de laag is vatbaarder voor vervuiling. Maar ‘impopulair’ is iets anders als ‘onmogelijk’. Er kwam een nieuwe aanvraag op 09 augustus 2018, inhoudend 633.000m3 uit de ondiepe laag en ongewijzigd 117.000m3 uit de diepe laag oppompen. De provincie heeft deze vergunning verstrekt bij besluit dd 01 april 2019.
De tekening hieronder is genomen langs de doorsnede A A’. Bij de stip ligt Maarheeze.
Inmiddels had de provincie op 07 september 2018 een nieuwe beleidsregel ingevoerd. Nu wordt het even ingewikkeld.
De totale provincie NBrabant krijgt, over alle lagen samen, per jaar 260 miljoen m3 grondwater binnen en kan ergo op papier zoveel grondwater uitgeven. De feitelijk door industrie en drinkwaterbedrijven opgepompte hoeveelheid grondwater, over alle lagen samen, in de totale provincie NBrabant bedraagt per jaar ca 220 miljoen m3 water. Dit getal is tamelijk constant. Het is exclusief de landbouw, die gemiddeld goed is voor 35 miljoen m3 water, maar dat getal fluctueert sterk.
Vóór september 2018 was er in de hele provincie NBrabant voor alle onttrekkingen samen vergund 300 miljoen m3 water, waarbij de provincie aanvragen stopte vanaf 250 miljoen m3 water. De vergunde situatie lag (en ligt) dus hoger dan de feitelijk gerealiseerde situatie. De bedrijven pompen dus minder op dan waar ze recht op hebben. Ondertussen is dat recht wel een recht. Ná september 2018 werd het vergunningsplafond voor alle onttrekkingen samen in NBrabant op 250 miljoen m3 water vastgesteld. Dat is de macrowerkelijkheid. De som echter van alle microwerkelijkheden is nog steeds de oude vergunde ruimte van 300 miljoen m3 water. Om de som van alle oude micro-vergunningen op de nieuwe macro-limiet te krijgen, moeten de bedrijven ongebruikte vergunningsruimte inleveren. Daar kunnen ze niet zomaar toe worden gedwongen. De provincie moet dus bij al die instanties gaan bedelen of de een kleinere vergunning willen accepteren. Dat is nog niet gebeurd.
Als de vergunningaanvraag van Refresco (ter grootte van 0,75 miljoen m3 waarvan 0,25 miljoen m3 nieuw) behandeld zou worden volgens de wetgeving dd de aanvraag 09 aug 2018, moest de provincie de opgetelde limiet van de andere bedrijven van 300 naar 299,75 miljoen m3 water terugpraten. De provincie zag dat als haalbaar gedurende de looptijd van het vervolg van de vergunningverlening, maar het moest nog wel eerst gebeuren. Als de vergunningaanvraag behandeld zou worden volgens de beleidsregel dd het besluit (01 april 2019), moest de provincie de opgetelde limiet van de andere bedrijven van 300 naar 249,75 miljoen m3 water terugpraten. Dat is uitzichtsloos.
De provincie nam de situatie ten tijde van de aanvraag als uitgangspunt. Men kan de aanvraagdatum, zo vlak voor de datum van de nieuwe beleidsregel, als een wel erg opmerkelijk toeval zien.
Grondwaterlichaam Maas Slenk Diep (KRW), waarin geen nieuwe boringen mogen plaatsvinden
Zienswijzen en een proces De ontwerpbeschikking leidde tussen 27 november 2018 tot 07 januari 2019 tot erg veel zienswijzen, onder andere van de Brabantse Milieu Federatie (BMF), van een Collectief Burgerinitiatief van 58 omwonenden, het waterschap, de gemeente, de hengelsportvereniging, de ZLTO en enkele individuele personen. Men komt in de zienswijzen redelijk heftige taal in tegen, waarin onder meer gerefereerd werd naar Groningse taferelen en nog eens een reeks eerdere milieuovertredingen van Refresco opgelepeld werd (waarbij in 2018 bijna de waterzuivering van Soerendonk het begeven had). Verder maakt de logistiek om suiker aan te voeren, en de bijbehorende machinerie, volcontinu een pokkeherrie, en veroorzaakt forse trillingen in de nabije woonwijk. Een aantal zienswijzen begaf zich dus buiten de sfeer van de Waterwet. Een deel daarvan werd verwezen naar het vervolgtraject.
De formulering dat een multinational ter plekke voor een prikje goed grondwater kon oppompen en met weinig productiepersoneel (als regel niet uit het typische forensendorp Maarheeze) voor 80% voor de export werkt, vond de provincie juridisch geen geldig argument. Het effect van het klimaat op het grondwater (is die 250 miljoen kuub per jaar straks nog steeds 250 miljoen kuub?) was nog niet te voorspellen, aldus weer de provincie – en dus juridisch onbruikbaar.
Voor zover binnen de Waterwet vallend was er volgens de provincie niets ernstigs aan de hand. Volgens het model bleef de grondwaterdaling aan de oppervlakte beperkt tot centimeters. De 1 cm-daling contour reikt tot ca 3 km van Refresco en is tegen die tijd ononderscheidbaar van toevallige factoren. Met de zettingen door inkrimpende kleilagen zou het wel meevallen en schade, die vooral optrad bij ongelijke zettingen, waren niet te verwachten. Zo allemaal niet, dan was er de schaderegeling. En als je het model niet vertrouwde en waarnam dat Haskoning zowel voor Refresco werkte als voor de provincie, dan had je als bewoner maar een second opinion moeten vragen. En tja, een ander model, dat bestond niet.
In zijn zienswijze keerde het waterschap De Dommel zich tegen de provincie.
Vooral de omwonenden zitten in een moeilijk parket. Die vrezen zowel een probleem als het grondwater daalt als wanneer het grondwater stijgt. Als het daalt, zou dat kunnen betekenen dat de kleilagen in de grond gaat zetten en dat hun huizen bijvoorbeeld scheuren. Als daarentegen Refresco het gezeur zat zou zijn en ‘toedeloe’ zou zeggen, zou het grondwater weer met 10 a 15 cm stijgen en zouden bijvoorbeeld de kruipruimtes kunnen onderlopen. (Zoiets is bijvoorbeeld in Eindhoven gebeurd toen de industrie stopte met pompen en voormalige, maar inmiddels bebouwde moerasgebieden weer terug richting moeras gingen. Dat werd een complete massabeweging waar ik als gemeenteraadslid veel contact mee heb gehad.) De bewoners wilden al bij voorbaat boter bij de vis. Waarop het antwoord van de provincie was dat er in de oude vergunning überhaupt niets geregeld was en dat het nu tenminste op papier geregeld was.
Uiteindelijk werd het concept-besluit zonder substantiele wijzigingen omgezet in het definitieve besluit.
De rechter vond dat de provincie ten onrechte, bij wijze van uitzondering, had gehandeld op basis van de oude regelgeving en daarbij slechts het belang van Refresco had laten meewegen. De rechter vond daarmee het provinciale besluit onvoldoende gemotiveerd. De letterlijke tekst:
9.3) Tussen partijen is niet in geschil dat de gevraagde vergunning niet kan worden verleend bijtoepassing van het ten tijde van het besluit geldende beleid. Een aanvraag hoort in beginsel getoetst te worden aan het beleid zoals dat geldt ten tijde van het besluit. Dat heeft verweerderop zichzelf ook onderkend, gezien de motivering om daarvan in dit geval af te wijken en het beleidtoe te passen zoals dat gold ten tijde van de aanvraag.
9.4 Hoewel dat niet met zoveel woorden is gedaan, heeft verweerder in feite toepassing gegeven aan artikel 4:84 van de Awb. Uit de motivering van het besluit (zie pagina 12 van deontwerpbeschikking) blijkt immers dat verweerder van opvatting is dat toepassing van debeleidsregel voor Refresco wegens bijzondere omstandigheden onevenredige gevolgen zouhebben.
9.5 De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij zijn afwegingen om af te wijken van het geldende beleid op zichzelf de genoemde belangen van Refresco heeft kunnen betrekken. In het feit dat er al lange tijd overleg is gevoerd met Refresco en de gang van zaken rond de afwijzing van de vorige aanvraag ziet de rechtbank echter geen omstandigheid die afwijking van het geldendebeleid rechtvaardigt. Met het verstrijken van de tijd heeft Refresco ook het risico genomen dat hetvigerende beoordelingskader zou worden gewijzigd. Uit het besluit kan verder niet wordenafgeleid dat verweerder bij zijn afweging ook andere betrokken belangen voldoende heeftbetrokken, respectievelijk dat de gevolgen voor Refresco zorgvuldig zijn afgezet tegen de met hetbeleid te dienen doelen.
9.6 Tegenover het belang van Refresco bij vergunning van meer grondwateronttrekking staat het grote belang van goed grondwaterbeheer dat met de beleidsregel wordt gediend. Verweerderheeft opgemerkt dat uit onderzoek is gebleken dat in het watersysteem jaarlijks circa 250 miljoenm3 grondwater van nature wordt aangevuld. Een goed grondwaterbeheer conform dedoelstellingen van de Waterwet impliceert dat er niet structureel meer water wordt onttrokken dan er wordt aangevuld.
9.7 Verweerder heeft desgevraagd ter zitting uiteengezet dat er weliswaar aan ongeveer 300 miljoen m3 onttrekkingen is vergund, maar dat die feitelijk niet gerealiseerd wordt. Door in afwijking van de beleidsregel de vergunning te verlenen wordt de grens van 250 miljoen m3 aan feitelijke onttrekkingen niet overschreden, aldus verweerder. Verweerder is voornemens om de vergunde hoeveelheid terug te brengen en heeft aangegeven daarom in gesprek te treden metvergunninghouders waarvan bekend is dat zij jaarlijks (duidelijk) minder feitelijk onttrekken danvergund, om te bezien of afspraken kunnen worden gemaakt over de onttrekking. Verweerderheeft echter niet kunnen aangeven wat concreet de beoogde reductie van vergunde hoeveelheidis. Duidelijk is verder dat de gesprekken waarop verweerder doelt vooralsnog vrijblijvend zijn endat er (nog) geen concrete voornemens zijn om vergunningen al dan niet gedeeltelijk in tetrekken. Zodoende heeft verweerder bij vergunningverlening een voorschot genomen op deuitkomst van gesprekken met andere vergunninghouders, zonder concrete aanleiding om aan tenemen dat die gesprekken zullen leiden tot vermindering van de vergunde hoeveelheid teonttrekken grondwater én dat die vermindering zo groot zal zijn dat de vergunde onttrekking zalworden gereduceerd tot 250 miljoen m3. De rechtbank merkt daarbij op dat het nog maar devraag is of een vergunninghouder geheel vrijwillig afstand zal willen doen van zijn vergunderechten.
De provincie krijgt zes weken om alsnog een deugdelijke motivering aan te leveren. Het is mij, als niet-jurist, niet duidelijk wat dat inhoudt. Moet de provincie de werkelijkheid verbeteren of alleen maar het verhaal over de werkelijkheid?
Nabeschouwing De vraag is in hoeverre macrogetallen, die jaargemiddeld en voor Brabant als geheel gelden, ook voor afzonderlijke delen en tijdstippen gelden (bijvoorbeeld bij een hete en droge zomer op de zandgronden), als de landbouw juist meer beregent. Een recente KNMI-studie geeft aan dat het neerslagtekort in de zomer in Oost- en Zuid-Nederland trendmatig lijkt toe te nemen.
Volgens de BMF bestaat er geen deugdelijk kwantitatief model waarin de watervraag van de natuur meegenomen wordt. De provincie heeft onderzoeker Bartolomeus van de KWR (het wetenschappelijk bureau van de waterleidingbedrijven) gevraagd systematisch onderzoek te doen naar de uitwerking van meteorologische en hydrologische droogte op systemen, en om een handelingsperspectief te ontwikkelen. Zie www.kwrwater.nl/projecten/droogte-in-zandgebieden-van-zuid-centraal-en-oost-nederland/ . De BMF laat ook eigen onderzoek doen. Dat zou voor de zomer van 2020 klaar moeten zijn.
Refresco
Het grondwaterbeheer is verdeeld tussen het Waterschap en de provincie, vindt de BMF. Daardoor wordt het te weinig als een integraal vraagstuk behandeld. De regie zou geheel bij de provincie moeten liggen. Het Deltaplan Hoge Zandgronden is vooral een subsidieregeling voor vrijwillige projecten. Er gebeuren goede dingen in (waaronder met rijksmiddelen), maar je wint er de oorlog niet mee zolang de landbouw mag blijven beregenen. Het is dus geen leidend beleidskader. Daartoe zou de provincie het onttrekkingsbeheer moeten aanscherpen en aan de beleidskant meer moeten sturen. Enerzijds op een doordachte rantsoenering, anderzijds op een vergroting van de koek door het water in het gebied beter vast te houden.
De ultieme vraag is natuurlijk of je zo zachtjes aan de eindigheid niet in het politieke systeem moet gaan inbouwen. In alles rondom Refresco is nog niet aan de orde geweest of het publiek steeds meer frisdrank moet willen drinken. Misschien moet men daar nee opzeggen en het productievolume bij Refresco gewoon zo laten. De status quo zou voor de omwonenden de beste oplossing zijn. Misschien gaat een suikertaks ons grondwater redden?
Nu bleek desgevraagd De Wever niet “binnen enkele jaren” gezegd had, maar “tegen het einde van deze eeuw”. En het gevaar bleek vooral gekoppeld aan buiten zijn en aan RCP8.5, het scenario waarin er geen maatregelen genomen werden (Business As Usual, BAU). Verder overleefde de uitspraak de check en dat werd onderbouwd met een aantal goede literatuurartikelen, waarvan ik er één uitpik, dat van MIT (Massachusetts Institute of Technology) over de Noord-Chinese vlakte.
De natte bol-temperatuur en de sterfte van de mens Cruciaal in het verhaal is de natte bol-temperatuur. Dit moet eerst uitgelegd worden, waartoe , zoals vaker, Wikipedia bruikbaar is.
Lucht bevat als regel waterdamp. Bij elke temperatuur hoort een maximale waterdampdruk. Daar zijn tabellen voor. Bij 20°C is de maximale druk 23,4mBar. Meer water kan er niet bij. De lucht heet dan 100% verzadigd. Kurkdroge lucht heet 0% verzadigd en halverwege (dus 11,7mBar) heet 50% verzadigd. Het aantal mBar is de absolute vochtigheid en het % de relatieve vochtigheid. Bij 30°C is de maximale druk 42,4mBar. Dezelfde lucht die bij 20°C verzadigd is, is dat bij 30°C dus niet.
Men stelle zich nu het volgende voor. Je hebt twee identieke thermometers, waarvan er één een katoentje om de bol heeft dat met een slangetje nat gehouden wordt vanuit een tank met water. Je blaast er dezelfde luchtstroom langs. De onbedekte thermometer geeft gewoon de temperatuur van het lucht-waterdampmengsel aan (bijvoorbeeld 30°C ). Bi de bedekte thermometer gaat er water vanuit de katoen verdampen (niet anders dan bij wasgoed aan de lijn). Daardoor daalt de temperatuur van die thermometer en van de aanhangende katoen zolang er verdamping mogelijk is. Die verdamping houdt op als de katoen, en het microlaagje rondom de katoen, de temperatuur bereikt waarbij de luchtvochtigheid 100% is. Stel dat dat 20°C is. Dan weet je dat de absolute waterdampdruk in de lucht de 23,4mBar is die bij 20°C goed is voor verzadiging. De passerende lucht van 30°C heeft dus een relatieve vochtigheid van 23,4/42,4 = 55%.
In deze situatie heet 20°C de natte bol-temperatuur TW. Die hangt dus af van hoe warm de lucht is en hoeveel vocht er in zit.
De natte bol-temperatuur is medisch van groot belang, omdat het katoentje een goede benadering is van de huid van een zwetende mens. Een mens koelt zonder hulpmiddelen vooral door te zweten. Geen zweet, geen koeling en omdat de stofwisseling nog steeds warmte produceert, wordt het lichaam steeds warmer. Bij 42°C ga je binnen korte tijd dood.
Jonge fitte mensen kunnen zodoende in rust, zonder technisch ondersteunde koeling en ook in de schaduw, bij een natte bol-temperatuur van 35°C binnen zes uur sterven. Daar komt de uitspraak van de Wever vandaan.
De vraag is nu of natte bol-temperaturen van 35°C in realistische omstandigheden mogelijk worden. Het antwoord daarop is ja. De MIT-studie laat dat zien voor de Noord-Chinese vlakte. Dat is het Chinese heartland waar 400 miljoen mensen wonen en waar veel geirrigeerde landbouw plaats vindt. Irrigatie brengt extra waterdamp in de lucht.
( Spatial distribution of extreme wet-bulb temperature. Ensemble average of the 30-year maximum TWmax (°C) for irrigation activity and each GHG scenario: historical without irrigation activity (a), RCP4.5 without irrigation activity (b), RCP8.5 without irrigation activity (c), historical with irrigation activity (d), RCP4.5 with irrigation activity (e), and RCP8.5 with irrigation activity (f). Averages for irrigated region (IRR) and North China Plain (box in plot, NCP) are indicated in each plot. Extent of irrigated area is shown in Supplementary . TWmax is the maximum daily value from 6-h running average for each day (bias correction described in the Methods section). The figure was created using the NCAR Command Language (https://www.ncl.ucar.edu) )
Het gaat hier om computermodellen. De Noord-Chinese Vlakte (NCP) wordt voorgesteld door de rechthoek. HIST heeft betrekking op een gemiddelde over 1975-2005, de RCP-plaatjes op de periode 2070-2100 , waarbij RCP8.5 voor het BAU-scenario staat (er wordt geen enkele maatregel genomen) en RCP4.7 voor een ‘gematigd’ scenario staat. Beide scenario’s komen van het IPCC en worden algemeen gebruikt. ‘IRR’ boven aan het hok slaat op modellen waarin de irrigatie wel meegenomen is, in ‘CONT’ (voor control) is de irrigatie niet meegenomen. Er worden zowel uitspraken gedaan voor alle geïrrigeerde gebieden als voor de NCP. Elke dag wordt TWmax bepaald als zijnde het hoogste gemiddelde over een verschuivend tijdvenster van 6 uur. Met ‘Extreme TWmax ‘ wordt de allerhoogste TW bedoeld op een dag op één tijdstip, dus zonder middelingsperiode van zes uur (dus de piekwaarde op die dag). Fysiologisch is een gemiddelde over 6 uur relevanter. De kleuren in de grafiek geven de over dertig jaar gemiddelde waarde van de extreme TWmax (dus van de dagelijkse piekwaarden), per afzonderlijk pixel. (Zoals het er in het artikel staat, zit in dat gemiddelde ook de winterperiode, maar dat klinkt onwaarschijnlijk. Bedoeld is waarschijnlijk het gemiddelde over juni, juli, augustus en september, zie verderop. Het artikel is af en toe een beetje slordig.) De cijfers in elk van de zes hokken ontstaan als de 30-jaar gemiddelde van de extreme TWmax ook nog eens over alle pixels gemiddeld wordt (de resultaten zijn dan dus twee keer ingedikt). ‘Irr’ onderaan het hok betekent dat ruimtelijk gemiddeld is over alle nu geïrrigeerde gebieden, ‘NCP’ onderaan het hok betekent dat ruimtelijk gemiddeld is over de NCP.
Dus de cijfers onder in het hok rechtsboven moeten gelezen worden als volgt: Als alle gebieden die nu geïrrigeerd zijn, niet geïrrigeerd zouden zijn, zou de piekwaarde van TW, gemiddeld over alle dagen van 2070 tot 2100 en gemiddeld over alle pixels van het nu geïrrigeerde gebied, en op basis van het BAU-scenario, 31,6 °C zijn. Idem in de NCP 30,9 °C .
Na al dit detailgepeuter kunnen er enkele eenvoudige vaststellingen tot stand komen.
Een Chinese boer loopt in 2070 in het BAU-scenario dodelijke risico’s als hij zes uur buiten werkt. Weliswaar geeft de kaart de piekwaarde per dag en niet het zes uur-gemiddelde per dag, maar daar staat tegenover dat de boer bepaald niet in rust is.
De irrigatie voegt aan de hoogste TW-piek (dubbel ingedikt) ongeveer 0,3 tot 1°C toe (de bovenste min de benedenste rij)
De klimaatverandering voegt in het ‘gematigde scenario’ in een eeuw 1,8°C toe (middelste plaatje minus linkse plaatje). De klimaatverandering voegt in het ‘BAU-scenario’ in een eeuw 3,0°C toe (rechtse plaatje minus linkse plaatje).
De analyse spreekt over jonge, fitte personen in onbeschermde toestand buiten die bij een zes uur-gemiddelde TW van 35°C met bijna 100% kans zullen overlijden. Aangenomen mag worden dat minder jonge en fitte personen al bij een lagere zes-uur gemiddelde TW dan 35°C met grote waarschijnlijkheid zullen overlijden. De Amerikaanse NOAA noemt 30°C al ‘extreem gevaarlijk’.
Het MIT-artikel presenteert zijn resultaten ook op een andere wijze, namelijk per Chinese stad. Eigenlijk heb je daar voor politiek en bestuur meer aan. Dat ziet er als volgt uit:
Histogram of daily maximum wet-bulb temperature in 16 cities over Eastern China. Histogram of the JJAS season of TWmax (°C) for each GHG scenario’s ensemble: historical (black), RCP4.5 (blue), and RCP8.5 (red). The histogram bin interval is 1.0 °C and the values on the y-axis indicate the number of exceedances. Values indicated within each plot represent the 50th and 95th percentile event thresholds. TWmax is the maximum daily value from 6-h running average for each day (bias correction described in the Methods section). The figure was created using the NCAR Command Language (https://www.ncl.ucar.edu), but the background image was obtained from NASA Visible Earth
Ook dit vraagt voor niet-geleerden enige uitleg. Voor het gemak heb ik daartoe het hok van Sjanghai uitvergroot afgedrukt. Op de horizontale as staat TWmax (dus het op een dag hoogst optredende gemiddelde van TW over een opschuivend zes uur-interval). In het bestand zijn meegenomen alle dagen in de maanden juni, juli, augustus en september (jjas) en dat over een periode van 30 jaar. Het bestand telt dus 122 dagen/y * 30 y waarden. Op de verticale as staat het aantal keren in 30 jaar dat de TWmax -waarde bereikt wordt van de bijbehorende temperatuur op de horizontale as. Dit is een logarithmische schaal (103 = 1000, 102 =100, halverwege deze is ongeveer 300, 100=1, enz). De zwarte trapjesgrafiek (‘histogram’) stelt op dezelfde wijze als hiervoor aangeven de historie voor, de blauwe het ‘gematigd’ scenario en de rode het BAU-scenario. Lees dit dus nu als volgt:
Van 1975 t/m 2005 was TWmax in Sjanghai ongeveer 300* tussen de 19 en 20°C
Van 1975 t/m 2005 was TWmax in Sjanghai 1* of minder tussen de 33 en 34°C
Van 1975 t/m 2005 was TWmax in Sjanghai ruim 1000* tussen de 26 en 27°C
Van 1975 t/m 2005 zal TWmax in Sjanghai in het ‘gematigde’ scenario ongeveer 8* tussen de 34 en 35°C liggen
Van 1975 t/m 2005 zal TWmax in Sjanghai in het BAU-scenario ongeveer 150* tussen de 34 en 35°C liggen, en ongeveer 80* tussen de 35 en 36°C (dus dodelijk als je zes uur onbeschermd buitenshuis bent), en ongeveer 8* tussen de 36 en 37°C
De 25.0 onder 50% betekent dat TWmax 50% van de dagen historisch onder de 25°C zat
De 29.0 onder 95% betekent dat TWmax 95% van de dagen historisch onder de 29°C zat
De 32.7 onder 95% betekent dat TWmax in het BAU-scenario in de jaren 2070-2100 5% van de dagen boven de 32.7°C zal zitten
Men kan zich voorstellen dat de Chinese regering dit soort trends met aandacht volgt.
—
De geleerden noemen in de afsluitende discussie in het artikel ook gebieden als rond de Perzische Golf en in Zuid-Azie als nu al bedreigend. En ze spreken nog maar eens de noodzaak uit om tegen de klimaatopwarming te strijden.
De topsector energie en de TKI’s daarbinnen Het Topsectorenbeleid is een soort agentschap dat zelfstandig, maar met veel subsidie van het Rijk, beleid maakt en uitvoert in het overgangsgebied tussen politiek en maatschappij, waaronder het bedrijfsleven. Er vallen een aantal beleidsvelden onder, waarvan hier relevant de Topsector Energie ( www.topsectorenergie.nl ). Binnen het beleidsveld Energie bestaan diverse Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI), en een daarvan is de TKI Urban Energy ( www.topsectorenergie.nl/tki-urban-energy ).
De Handleiding Warmtenetten Ontrafeld Deze TKI Urban Energy heeft een Handleiding Warmtenetten Ontrafeld uitgebracht. Die wil een groot publiek op het niveau van gemeenteraadsleden, mensen van energiecoöperaties, ter zake doende ambtenaren en dergelijke een systematisch overzicht geven van het complexe veld van de warmtenetten. Aan zoiets is behoefte. De brochure kan gedownload worden op www.topsectorenergie.nl/nieuws/warmtenetten-ontrafeld-een-praktische-handleiding . Er zit met nadruk geen copyright op en vrij gebruik wordt aangemoedigd.
Ik vind hem zelf goed. Ik heb al het nodige rondgepionierd op het gebied van warmtenetten, maar de brochure geeft een aangenaam totaaloverzicht. Bovendien staan er goede links in, zoals naar het Expertise Centrum Warmte (ECW). Zie https://expertisecentrumwarmte.nl/home/default.aspx . Je kunt de brochure dus het beste digitaal lezen, maar uitprinten kan ook.
Ik ga hem niet helemaal bespreken, maar ik plaats als voorbeeld drie pagina’s:
Een graphic met een algemeen overzicht van alle soorten warmtenetten
Een bladzijde over beschikbaarheid, betaalbaarheid en beheersbaarheid
Een bladzijde over Thermische Energie uit Oppervlaktewater.
Ik raad lezing aan, bijvoorbeeld ook voor buurten die van het gas af moeten of willen.
Inleiding De regering is ervan overtuigd dat duurzame biomassa nodig is voor energietoepassingen, chemie en materialen in een duurzame economie richting 2030 en 2050. Zo staat het ook in het recente Klimaatakkoord. Daarvoor is een integraal duurzaamheidskader nodig dat in principe geldt voor alle biomassa en alle toepassingen. Daartoe wil het kabinet:
1. Een beschouwing door het PBL over de maximale beschikbaarheid per in te zetten biomassa-stroom, rekening houdend met diverse invullingen van het ‘fair share’ beginsel.
2. Een beschouwing door het PBL over toepassingsmogelijkheden per in te zetten biomassa-stroom, uitgaande van een zo optimaal en efficiënt mogelijk gebruik (cascadering).
3. Het opstellen van duurzaamheidscriteria per in te zetten biomassastroom.
4. Een advies door een speciale (SER-)commissie over draagvlak voor en uitvoerbaarheid van het duurzaamheidskader.
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) is goed voor 1. en 2. , Royal Haskoning DHV voor 3. (komt binnenkort uit) en een speciale SER-commissie geeft het eindantwoord.
De filenaam geeft al aan dat de totstandkoming moeizaam was. Het is een uiterst gepolariseerd onderwerp waarover niet binnen afzienbare tijd een consensus zal gaan bestaan. Het PBL begon zijn opdracht met een ‘joint fact finding’-aanpak. Gaandeweg echter bleken niet zozeer de feiten, als wel de interpretatie daarvan, het hoofdprobleem. De aanpak verschoof naar een inventarisatie van visies, perspectieven, wereldbeelden en belangen.
Het PBL koos ervoor om een hele ruime set belanghebbenden te contacteren: bedrijfsleven, brancheorganisaties, kennisorganisaties, overheid, adviesbureau, NGO (waaronder felle tegenstanders), gebiedsbeheerders, certificerende organisaties en enkele anderen. Dat maakte de kans op overeenstemming kleiner, maar de legitimiteit groter.
Men was het lang niet over alles oneens, zolang dat ‘in principe’ was. Een ingedikte lijst:
Klimaat
Parijs en het Klimaatakkoord worden onderschreven, waarbij de reductie van broeikasgassen in een circulaire economie als de grootste kans voor biomassa wordt gezien in zowel energietoepassingen als niet-energie-toepassingen.
Er moeten meer technologieën worden ingezet dan alleen biomassa
Koolstof zo lang mogelijk vastleggen in materiaal werkt positief.
Ketenemissies moeten worden meegeteld.
Koolstofschuld moet worden meegenomen in de analyses
Tertiaire reststromen (stromen die vrijkomen na gebruik) lijken beperkte klimaatrisico’s te hebben en dat geldt ook voor een nader te bepalen deel van de primaire reststromen (die bij de productie vrijkomen op de akker of in het bos) en secundaire reststromen (die vrijkomen bij de verwerking van de producten van bos- en landbouw).
Landgebruik
Een gezonde en vruchtbare bodem, goed bodembeheer en voldoende organische stof zijn belangrijk
ILUC (Indirect Land Use Change) verdient serieuze aandacht. Veel stakeholders zijn positief over de Europese regelgeving die moet waarborgen dat alleen low-ILUC-brandstoffen worden toegepast
Onder voorwaarde van duurzaam bosbeheer (zoals voldoende achtergelaten tak- en tophout t.b.v. van biodiversiteit en bodemkwaliteit) mag en kan hout geoogst worden, voor zover dit niet oerbossen of beschermde gebieden betreft.
De Chinese Sakyamuni Pagode uit 1056, geheel van hout
Transitie
Men ziet een blijvende rol voor biomassa als materiaal.
Op dit moment zijn er nog weinig bezwaren tegen een rol als feedstock voor de chemie.
Als energetische toepassing onvermijdelijk is, dan bij voorkeur worden waar geen of nauwelijks alternatieven beschikbaar zijn (zoals lucht- en zeescheepvaart).
Biomassa moet zo hoogwaardige en gecascadeerd mogelijk toegepast, waarbij directe verbranding laatste keus is.
Productie in herkomstgebieden
Het belang van welzijn, natuur en welvaart wordt door iedereen onderschreven
Het vertrouwen in de duurzaamheid van biomassa is het grootst wanneer deze uit Nederland komt, omdat de invloed van beleid op nationaal niveau het grootst wordt geacht. Om dezelfde reden is het vertrouwen in biomassa uit de EU groter dan in biomassa die uit de rest van de wereld
Economie
Een transitie naar een biobased economy kan Nederland een economische impuls geven
Beleid
De huidige stimulering via de SDE+-regeling is onevenwichtig op energietoepassingen en kostenefficiëntie op de korte termijn gericht, in plaats van op meer hoogwaardige toepassing (zoals chemie en materialen) en de langere termijn.
Men is relatief positief is over de effectiviteit van RED2, FQD en de Wet Milieubeheer, maar men ondervindt ook belemmeringen vanuit wet- en regelgeving.
Vijf perspectieven op biomassa
Vervolgens liepen de meningen soms sterk uiteen wanneer het ‘in principe’ in praktijk werd. Dat resulteerde in twee volle pagina’s met een lange enerzijds- en anderzijdskolom, die hier niet weer te geven zijn (zie blz 38 en 39 van de PBL-tekst). Links spreken de ingenieur en de zakelijkheid, rechts spreken de ecoloog en de actievoerder.
Het PBL dikt uiteindelijk, enigszins geforceerd, de vele mogelijke combinaties van standpunten in tot bovenstaande vijf prototypen. Het helpt in elk geval het overzicht.
Die prototypen worden gebruikt om vijf voorbeeldsituaties te geven van een mogelijke verhouding tussen de Nederlandse behoefte en de dekking daarvan. Dat vraagt eerst om een inleidende definitietabel, en daarna om een tabel waarin de behoefte versus het aanbod getoond wordt.
de aannames en definities bij onderstaand schema(Let wel dat de bovenste schaal in EJ=1000PJ is en de Nederlandse schaal in PJ.)
Bij deze tabel hoort uitleg. Het Nederlandse aanbod in 2018 was 272PJ uit de landbouw en 70PJ uit de bosbouw, en wordt in 2030 ingeschat op grofweg 370PJ voor beide samen, en in 2050 op grofweg 420PJ (grofweg betekent hoe streng je ecologisch bent – ik heb kortheidshalve een middenwaarde genomen). De Nederlandse vraag naar biomassa is in 2020 323PJ, waarvan148PJ voor energiedoeleiden (ter vergelijking: het totale primaire Nederlandse energiebudget was in 2018 ongeveer 3100PJ). De toekomstige vraag en aanbod hangen sterk af van welk wereldbeeld men uitgaat. Wie voorrang geeft aan het klimaat, zet de rem op ‘technisch duurzaam’ (geen nadeel voor food-feed-fiber en verder mag alles wat niet verboden is, zoals beschermde natuur en oorspronkelijk bos) en importeert mondiaal. De Nederlandse vraag en het mondiale aanbod schieten omhoog. In het ‘duurzame ontwikkeling’-wereldbeeld gebeurt hetzelfde met de rem in de stand ‘max-duurzaam’, wat betekent dat er ook rekening gehouden wordt met watertekort of -overschot, kans op bodemdegradatie of met veel biodiversiteit. ‘Ecologie’ importeert uit de EU en er mag bijna niets, wat mogelijk goed is voor de biodiversiteit en bijna niets doet voor het klimaat. Dat moet dan worden opgevangen met heel veel windturbines en zonneparken (overigens zijn zonneparken ook Land Use Change). En als dat niet gebeurt, weegt dan de aventuele schade van het warmere klimaat voor de biodiversiteit op tegen de eventuele winst van bijna geen biomassa? De blauwe %-hokjes gaan erover hoeveel% de Nederlandse vraag is van het mondiale of EU-aanbod: in de eco-stand is de Nederlandse biomassavraag in 2030 2,8% van het EU-aanbod. Dit heeft een directe relatie met de footprint-gedachte en dat treedt buiten het wetenschappelijke in het politieke domein. Hoeveel mag Nederland hebben? Naar rato van bevolking?oppervlak? Of moet je redeneren dat Nederland footprint heeft, maar ook footprint is (bijvoorbeeld voor melkpoeder van China)? Waarmee de discussie overgaat van Fair Share in Fair Trade. Binnen de context van de PBL-studie is deze politieke vraag niet te beantwoorden.
Wat het schema ook aangeeft is dat de meeste biomassa niet houtig is, en dat veel, mogelijk de meeste, houtige biomassa niet direct uit het bos komt.
Het PBL loopt vervolgens de rijen een voor een af en geeft aan in hoeverre de bewering in die rij gesteund wordt door de literatuur (ruim 400 wetenschappelijke publicaties). Ook daarbij weer het probleem dat de discussie al snel buiten duidelijke wetenschappelijke paden treedt en/of tegen definitievraagstukken aanloopt. Bijvoorbeeld bij de ‘koolstofschuld’.
De koolstofopslag in een gekapt en herplant bos
De eenvoudige definitie: een bos heeft op moment t=0 een hoeveelheid koolstof (de 0-lijn). Er wordt gekapt en er komt op korte termijn koolstof vrij uit het bos of uit de bodem. Vervolgens begint het bos weer te groeien. Na verloop van tijd is de teruggegroeide hoeveelheid koolstof plus de bespaarde fossiele koolstof gelijk aan wat het was (C-debt repayment), na nog langere tijd snijdt de lijn de situatie als het bos doorgegroeid zou zijn, en daarna gaat er alleen maar koolstof het systeem uit in de vorm van planken. Deze repayment time kan, afhankelijk van de omstandigheden, enkele jaren tot enkele eeuwen beslaan (bijvoorbeeld op tropische veengrond) en dat laatste wordt dan altijd door actievoerders rond getoeterd, maar is inmiddels wettelijk verboden (wat iets anders kan zijn dan wat er gebeurt). De andere definitie is dat het begrip koolstofschuld zijn zin verliest bij regulier bosbeheer, als er niet één groot, maar een heleboel kleine momenten t=0 zijn op een zo grote schaal dat je kunt middelen (de horizontale zwarte lijn stelt dan de gemiddelde waarde voor van de koolstofvoorraad). En wat je met het begrip aan moet als de bossen alsmaar groeien, zoals in het grootste deel van de EU. Het hangt er maar net van af, zoals zo vaak, wat je met wat vergelijkt. In situaties van een langdurige, reguliere bosexploitatie gebruik ik zelf de tweede definitie.
Vast staat in dit verband ondertussen dat de oppervlakte of het volume van het bos of (meestal) beide in de VS, Canada en het merendeel van de EU groeien. Aldus het PBL en CE Delft.
Vast staat ook dat energiehout zowel qua volume als qua kuub-prijs een kleine speler is en niet de dynamiek van het boskappen bepaalt. Kap vindt vooral plaats vanwege zaaghout. In het Zweedse flowdiagram over 2015 bijvoorbeeld eindigt van de binnenlandse oogst van 330TWh ca 8TWh als pellet (2,5%) en (inclusief de pellets) 41TWh als energiehout, zijnde ca 12,5%. Dit soort percentages zie je vaak. De ‘stock increase’-term is dus wat het Zweedse bos in 2015 netto gegroeid is. De ‘decomposition’- term is weggerot (weer CO2 geworden).
Voor zover in de VS de pelletproductie toe neemt, gaat die niet van het zaaghout af maar van het papier. De ene vergankelijke drager vervangt de andere.
Zoals bij elke wet vinden er overtredingen plaats. Sommige NGO’s beweren dat dat ook bij boskap zo is, , zoals mogelijke misstanden in Roemenië. In de PBL-tekst wordt hiervoor geen bewijs geleverd, maar het PBL vindt dat dit uitgezocht moet worden. Het kan inderdaad geen kwaad als hier en daar de boekhouding verbeterd werd. Dan nog is de vraag of deze overtredingen op de eerste plaats door het brandhout worden gedreven, een relatief onbelangrijk bijproduct, of door de hoofdproduct zaaghout of voor überhaupt een andere grondbestemming.
Mogelijk komt een deel van de onvrede in de wereld vanwege het ‘clear cut-beheer’ van het bos. Een kale kapvlakte is een dramatisch gezicht, maar niet per definitie een overtreding. En evenmin een bewijs dat het grote percentage niet-zaagbare bomen de biomassacentrale in gaat. Statistisch is dat niet waar. Men kan op goede gronden vragen of een dergelijke vorm van bosbeheer de beste is. Dat is echter geen energievraag, maar een bosbeheervraag die weinig of niets met de pro’s en contras van biomassa te maken heeft. In de, door het PBL geciteerde, wetenschappelijke literatuur vindt men het vaak zinvol om de bosbouw als zodanig ter discussie te stellen met als doel een betere mix aan functies. Nabuurs e.e. noemen dat ergens ‘climate smart forestry’.
De Nederlandse milieubeweging heeft, mijns inziens, te lang de bosbouw veronachtzaamd en haalt nu dat gebrek vanuit het verkeerde vertrekpunt in.
Het PBL komt met 14 aanbevelingen, waarvan ik, onder weglatingen van een aantal interessante onderwerpen, om redenen van plaatsruimte,, alleen de kop afdruk (blz 20 t/m26).
Verlies van biodiversiteit door grootschalige productie van biomassa is een reëel risico; aanvullende maatregelen zijn noodzakelijk met inachtneming van de afweging tussen klimaatverandering en biodiversiteit
Een significante rol voor biomassa lijkt van wezenlijk belang voor een klimaat-neutrale circulaire economie
Het is vrijwel onmogelijk om koolstofschuld, terugverdientijd en koolstofpariteit in harde beleidscriteria te vertalen, wel kunnen restricties worden opgelegd
Zonnepanelen en windmolens zijn weliswaar efficiënter in termen van energie-opbrengst per oppervlakte-eenheid dan biomassa, maar toch is het raadzaam maximaal in te zetten op zowel de ontwikkeling van de productie van duurzame biomassa als van power-to-liquid (en power-to-hydrogen)
Een belangrijke opgave is vast te stellen hoe bossen beter beheerd en beschermd kunnen worden en bosbouw samen kan gaan met meerdere functies
Bosbouw kan samengaan met een netto vastlegging van CO2, maar dat vereist actief beleid om die vastlegging op peil te houden
De beweringen over misstanden in de houtpelletproductie moeten serieus genomen worden en beter worden onderzocht door een onafhankelijke partij
Het is raadzaam op EU-niveau op basis van objectieve informatie een visie te ontwikkelen op de beste benutting van marginale, gedegradeerde en verlaten landbouwgronden
Uitvoering van EU-regelgeving verkleint de kans op ILUC, maar waakzaamheid voor mogelijke ILUC door een sterke groei van de vraag naar biomassa is nodig
Het is van belang dat de overheid kiest voor een helder cascaderingsprincipe, dat actief communiceert en daar vervolgens haar beleid op afstemt
Directe verbranding van biomassa in moderne installaties lijkt een gering effect te hebben op de luchtkwaliteit; vervanging van oudere kachels en ketels kan leiden tot een aanzienlijke verbetering
Wetgeving gericht op duurzaamheid is nuttig, waarbij moet worden gezocht naar een balans tussen fraudebestendigheid en uitvoerbaarheid
Door emissies die voortkomen uit de koolstof in geoogst hout te registreren op het moment van oogst wordt dubbeltelling voorkomen, maar deze registratie lijkt niet in alle landen op orde
Het fair share principe is lastig te operationaliseren in beleid. De discussie hierover zou eigenlijk op een hoger en integraler niveau gevoerd moeten worden.
Olie- en vetbalans , Nederland, 2012 (Goh&Junginger)
Ik Grosso modo zegt het PBL-rapport hetzelfde als ik in talloze artikelen op deze site beweerd heb, soms in andere woorden. Het PBL spreekt bijvoorbeeld over verschillende perspectieven, waar ik het over meerdere crises tegelijk heb. Naar mijn mening moeten mensen zich niet alleen maar in hun eigen crisis verschansen, maar op zoek gaan naar een overstijgend verhaal. De strijdigheid tussen diverse crises verdwijnt niet, maar het geheel kan wel geoptimaliseerd worden.
Als ik mijzelf zou moeten inplaatsen tussen de vijf perspectief-tronies ‘in het groen’, dan is dat nog lastig. Ik voel me het meest thuis bij ‘Klimaat’ en ‘Duurzame ontwikkeling’: je moet gewoon zakelijk over biomassa kunnen praten en het kan een flinke bijdrage zijn aan de klimaatcrisis en de energietransitie. Maar ik ben geen diehard en niet eenkennig , dus ideeën van de andere ‘in het groen’-tronies wil ik graag in overweging nemen, mits fatsoenlijk beargumenteerd. In de grote behoefte-beschikbaarheid-tabel gaat de aanname van ‘technisch duurzaam’ mij te ver. Dat richt me te veel natuurschade aan. Verder zou ik op dit moment importen willen beperken tot uit de EU en eventueel Canada, niet zozeer uit principe (ik heb niets tegen eerlijke handel met Verweggistan), maar omdat ik op dit moment de eerlijkheid van de handel niet vertrouw. De EU-wetgeving, hoewel misschien nog niet ideaal, vertrouw ik wel.
De Werkgroep Toekomst Luchtvaart (WTL) en de Bewoners Omgeving Schiphol (BOS) hebben een grondige analyse uitgevoerd van waar nu eigenlijk de onmisbare economische functie zit. Ze hebben alle 327 bestemmingen bekeken en langs het criterium gelegd hoeveek miljoen Euro’s handel bij elke bestemming hoort. Bij 30% van de bestemmingen bljkt er nauwelijks of geen handel te zijn. Het gaat om overstapbestemmingen (waar Nederland dus zelf niets aan heeft) of goedkoop massatoerisme. Zo rekenend komen de WTL en BOS tot de opvatting dat inclusief een aantal ‘normale’ toeristische vluchten en inclusief een aantal vrachtvluchten op Schiphol toe zou kunnen met 385.000 vliegbewegingen, in plaats van de 500.000 van vóór Corona. Hieronder een persbericht van de twee organisaties, met op het eind een link naar het uitgebreide rapport en een samenvatting ervan.
Het zou nuttig zijn om een dergelijke exercitie ook op Eindhoven Airport uit te voeren. We zullen er als BVM2 eens over nadenken.
Schiphol
PERSBERICHT
Hoofddorp – 14 mei 2020. De gecontroleerde groei van Schiphol na de coronacrisis wordt door de luchtvaartsector voorgesteld als groen en goed voor hinderbeperking, maar brengt Nederland geleidelijk toch weer terug naar de enorme vlieghinder en CO2-uitstoot bij 500.000 vliegtuigbewegingen. En daarna nog meer. Terwijl dit absoluut niet nodig is voor de samenleving. De Werkgroep Toekomst Luchtvaart (WTL) en de Bewoners Omgeving Schiphol pleiten voor een lager plafond op Schiphol met echt noodzakelijke vluchten, zonder de 115.000 vluchten die voor Nederland aantoonbaar geen toegevoegde waarde hebben en dus overbodig zijn. Dat biedt veel betere kansen voor duurzaamheid en hinderbeperking. Zij roepen kabinet en Tweede Kamer op in het corona-herstelplan een nieuw plafond van 385.000 vliegtuigbewegingen vast te leggen en te bepalen dat overbodige vluchten niet meer op Schiphol mogen terugkomen.
Niet noodzakelijk: 115.000 vluchten
De WTL heeft alle 327 bestemmingen in het te herstellen Schiphol-netwerk onderworpen aan de vraag of ze wel of niet noodzakelijk zijn. Het kabinet ziet de luchtvaart als noodzakelijk middel voor mondiale bereikbaarheid van internationaal handelende organisaties. Die noodzaak blijkt uit de miljoenen euro’s handel per bestemming. Conclusie: met 30% van de bestemmingsregio’s wordt geen of zeer weinig handel gedreven. Ze worden door overstappers gebruikt en zijn dus niet noodzakelijk. Ook leveren goedkope vluchten met bovenmatig Europees massatoerisme Nederland ook weinig op (behalve hinder in Amsterdam) en zijn dus evenmin noodzakelijk. Per saldo blijken maar liefst 115.000 vluchten overbodig te zijn voor de Nederlandse economie en samenleving.
Een lager plafond voor echt noodzakelijke vluchten
Het nieuwe plafond waar Schiphol naar toe kan groeien zou zonder enige economische en maatschappelijke schade vastgesteld kunnen worden op 385.000 vliegtuigbewegingen. Namelijk 330.000 vluchten in een robuust netwerk ten behoeve van zowel zakelijke als toeristische passagiers van de thuismarkt, 40.000 maatschappelijk nuttige vakantievluchten naar de Middellandse Zee en 15.000 vrachtvluchten zonder passagiers.
Minder hinder en CO2
Dit selectieve herstel is niet alleen goed voor het internationaal concurrerende Nederland, maar biedt vanwege het beperkte vliegverkeer ook mooie kansen om nu de geluidhinder echt te verkleinen met onder andere volledige nachtsluiting. De CO2-uitstoot kan in 2030 tot de helft teruggebracht zijn van die in 2019. Dat is volgens het akkoord van Parijs pas echt groen. Schiphol komt dan ook in aanmerking voor een natuurvergunning die past bij de landelijke stikstofaanpak. Bovendien zijn geen dure investeringen nodig om de kritieke veiligheid op Schiphol onder controle te houden.
De samenvatting van het onderzoek, en daarna het volledige onderzoek, is hieronder te vinden.
Er is veel te doen geweest over de steun van de regering aan de KLM, en ongetwijfeld was dit niet het laatste woord. Een kort overzicht in vragen en antwoorden vanuit het perspectief van het Beraad Vlieghinder Moet Minder (BVM2), waarvan ik secretaris ben.Dit artikel isovergenomen van de BVM2-site.
Moest/moet de KLM überhaupt gesteund worden en zo ja, hoe zit het met Air France? Niet iedereen vindt staatssteun vanzelfsprekend.
Follow the Money toont aan dat een groot deel van de steun aan de KLM doorgeschoven wordt naar maatschappijen die vliegtuigen aan KLM-Air France leasen en die gevestigd zijn in het belastingparadijs Ierland, en naar oliehandelaren waar het consortium opties en futures heeft uitstaan die gebaseerd zijn op een veel hogere olieprijs dan die nu bestaat.
Consultant Van Ravels wil van de holding af via een faillissement, en dan de relatie op een meer afstandelijke basis van samenwerking weer opbouwen. Bij het ontstaan van Air France-KLM holding in 2003 kon de KLM zo’n lossere en meer gelijkwaardige relatie niet afdwingen, omdat de KLM (toen ook al) nagenoeg failliet was. Air France was toen de enige helpende hand die voortgezet gebruik van de naam ‘KLM’ toestond. Andere opiniemakers pleiten juist voor een veel verdergaande samenwerking.
Het blijft een hybride verhaal: een kapitalistisch bedrijf als er verdiend wordt, en een socialistisch bedrijf als de Staat weer eens bij moet springen. En aangezien de luchtvaart in een permanente race tot the bottom verkeert, staat het financiele infuus permanent klaar. Het nationalistische gevoel giert door de keel . Maar Kopenhagen, Brussel en Wenen beschikken niet meer over een grote home carrier en daar zijn geen rampen gebeurd.
Ook superinvesteerder Warren Buffett laat de luchtvaart vallen. Hij investeert niet in bedrijven die zijn geld in no time opbranden en de wereld is door Corona veranderd (zie Warren Buffett doet al zijn luchtvaartaandelen van de hand ).
Warren Buffett tijdens de virtuele jaarvergadering van Berkshire Hathaway op 02 mei 2020
Specifiek op Eindhoven Airport vliegt alleen KLM-dochter Transavia. Waar het macroverhaal van de KLM voor de toekomst onzeker is, is het microverhaal van Transavia binnen het macroverhaal dat nog eens te meer. Zo ook hoe de toekomstige onderlinge verhouding tussen Transavia en de andere low cost-carriers als Wizzair en Ryanair zal zijn.
BVM2 probeert te volgen wat er allemaal gezegd en gedaan wordt, maar doet als organisatie geen uitspraak over het principe van staatssteun aan de KLM als zodanig.
Indien steun, op welke positie binnen het grotere transport-geheel moet je dan mikken? De Werkgroep Toekomst Luchtvaart (WTL), waarmee BVM2 in de landelijke koepel LBBL zit, heeft voor Schiphol het “Internationaal Openbaar Vervoer – plan” ontwikkeld (zie Maak Schiphol en KLM sterker met slim internationaal vervoer ). De kern van de gedachte is dat we af moeten van de goedkope vakantievluchten, en dat de overstap (“hub-“) functie van Schiphol sterk in belang moet afnemen tot uiteindelijk Schiphol, bij een veel lager aantal vliegbewegingen (ca 400.000), vooral de Nederlandse markt bedient. De WTL rekent voor dat het internationale netwerk, voor zover dat een nationaal economisch belang heeft, grotendeels kan blijven bestaan. Net als het gangbare openbaar vervoer verzorgen dan Schiphol en de KLM de Nederlandse verplaatsingsbehoefte. Groei is niet, zoals tot nu toe altijd, een doel op zich.
Hoewel er grote verschillen bestaan tussen dochteronderneming Eindhoven Airport en moederonderneming Schiphol, moet ook Eindhoven Airport, sinds Van Geel, een functie krijgen die vooral ten behoeve van het economisch functioneren van de thuisregio Brainport is. Minstens op papier is dat in de regio erkend. Ook in Eindhoven kan die functie bereikt worden met veel minder vliegbewegingen. Van Geel spreekt over een 30% kleinere geluidscontour van 35Ke. Gezien de consequenties van de huidige economische ravage is het niet te verwachten dat de luchtvaartmaatschappijen in de nabije toekomst op grote schaal nieuwere en stillere vliegtuigen krijgen, dus 30% minder geluid betekent in praktijk 30% minder vliegen. Overigens probeert men vanuit het ministerie wel om aan dat uitgangspunt te duwen en te trekken.
BVM2 houdt onverkort vast aan de 30% geluidsreductie.
Grondpersoneel lvan de KLM
Indien steun, onder welke klimaat- en milieuvoorwaarden? Natuur & Milieu, Natuur en Milieufederatie Noord-Holland, Milieudefensie en Greenpeace vinden dat de impact van de luchtvaart op de planeet zo groot is, dat er nu ook direct afspraken met KLM moeten worden gemaakt om die impact te verlagen ( zie www.natuurenmilieu.nl/nieuwsberichten/milieuorganisaties-helpende-hand-aan-klm-kan-niet-zonder-voorwaarden/ ). De stelling: “KLM doet nu een flink beroep op steun van onze overheid. Dat terwijl de luchtvaartmaatschappij geen belasting betaalt over kerosine en ook geen BTW betaalt over vliegtickets. De luchtvaartsector valt ook al buiten het klimaatbeleid. Nu de overheid KLM en haar werknemers wil helpen in deze onzekere periode, is het tijd om concrete afspraken te maken met het luchtvaartbedrijf. Niet alleen moet het vaststaan dat werknemers hun baan behouden, KLM moet voor minder lawaai en luchtvervuiling zorgen en haar CO2-uitstoot omlaag brengen. De luchtvaartmaatschappij kan hierna niet terugkeren naar het oude en moet onderzoeken hoe een nieuw pad in te slaan met minder vluchten. Het is aan de overheid om zo snel mogelijk beleid te maken dat ervoor zorgt dat de hele sector gaat verduurzamen. Zo voorkomen we dat de luchtvaartsector en onze maatschappij van de ene crisis in de andere crisis rolt.”
Dit is nader uitgewerkt in een verklaring op www.natuurenmilieu.nl/nieuwsberichten/opinie-klm-krijgt-steun-maar-de-vraag-is-waarom-en-waarvoor/ . Een deel van deze tekst: “Wat kan er vervolgens met KLM worden afgesproken? Naast goed werkgeverschap, en onthouding van dividend en bonussen betreft dat duurzaamheid. KLM moet een plan maken voor vlootvernieuwing, voor investeringen in duurzame kerosine, ze moet stoppen met verzet tegen eerlijk beprijzen en deze plannen gaan steunen, en afspraken maken over het uitfaseren van korte afstand-vluchten en over samenwerking met rail-bedrijven. Ook moet KLM in het kader van ‘fly responsibly’ haar frequent flyer programma afschaffen.
Dit is het uitgelezen moment om in Europa afspraken te maken over voorwaarden aan de luchtvaart voor steun, en over het verbinden van deze voorwaarden aan de Europese Green Deal en de klimaatdoelen. Overleg met Frankrijk over voorwaarden spreekt voor zich voor KLM-Air France, maar ook andere landen, waaronder Oostenrijk, lijken hier voor in. Door Europese richtlijnen te benoemen kunnen alle luchtvaartmaatschappijen op dezelfde wijze worden behandeld. Ook kan dit meteen worden verbonden aan investeringen in het Europese railnet, aan betere snelle railverbindingen en hoogwaardiger dienstverlening voor Europese treinreizigers.
Een reset van de luchtvaart is hard nodig: het huidige model is gebaseerd op continue groei om kosten te blijven drukken en dit is niet vol te houden. Daarnaast haalt dit alle ruimte weg voor verbeteringen voor het klimaat en de leefomgeving. Het kan ook, maar daar is wel politieke moed voor nodig: een omslag naar een kleinere luchtvaart die niet afhankelijk is van transfers, waar generieke normen gelden, normaal belasting wordt geïnd en een eerlijke prijs wordt berekend naar mate van vervuiling. Zowel vakbonden als NGO’s moeten hierbij worden betrokken. Nederland zou met Europese landen afspraken moeten maken: bilaterale verdragen over accijns, afstemming van netwerken en onderlinge verbondenheid met HSL en gezamenlijk investeren in oplossingen als schone brandstof.”
BVM2 steunt deze gedachte. Omdat het, vanwege het ontbreken van een directe relatie, niet voor de hand ligt dat BVM2 zich in de KLM-discussie mengt, geeft BVM2 deze steun vorm via onze koepel LBBL (Landelijk Burger Beraad Luchtvaart).
Ongetwijfeld gaan deze thema’s terugkomen in de discussies over de komende Luchtvaartnota.
Grofweg kunnen de moties in drie groepen verdeeld worden: betreffende het personeel van de KLM (hoog en laag); betreffende de zeggenschap binnen de onderneming; en betreffende milieu en klimaat. Een korte behandeling met de nadruk op wat ook op Eindhoven Airport relevant is.
Wat betreft het personeel. Er worden geen bonussen en dividenden betaald. Over de flexcontracten en de laagste inkomens: overwegende dat doel van de steun aan Air France-KLM behoud van werkgelegenheid is; overwegende dat de eerste besluiten van de top ertoe leidden dat de ellende van de coronacrisis juist op de medewerkers met flexcontracten en de laagste inkomens werd afgewenteld; verzoekt het kabinet, als voorwaarde te stellen aan steunverlening dat de werknemers met de meest kwetsbare contracten en laagste inkomens zo veel mogelijk worden ontzien …. Nijboer (PvdA), Alkaya (SP), Snels (GrL), Van Raan (PvdD) De eis van een ‘goed sociaal plan richting andere sectoren’ (PvdD) en de geldigheid van de Wet Normering Topinkomens (SP, PvdD) haalden het niet.
Wat betreft de zeggenschap vond de Kamer unaniem dat leasemaatschappijen en oliehandelaren enz ook moesten meebetalen (GrL, PvdA, SP, PvdD), dat vergroting van de invloed binnen de holding bespreekbaar was maar volledige, tijdelijke, nationalisatie niet.
Milieu en klimaat leidden tot wisselende signalen.
Enerzijds werd er een blokkerende motie aangenomen van CDA en VVD aangenomen: “verzoekt de regering zich … te laten leiden door het belang van een sterke, concurrerende KLM en de werkgelegenheid die daarbij past; … en tevens aanvullende voorwaarden alleen op te nemen als die passen in dit doel en geen afbreuk doen aan het toekomstige verdienvermogen van het bedrijf”.
Anderzijds werden voor klimaat en milieu gunstige moties aangenomen als die niet meteen iets concreets eisten zoals
een motie van D66 en de SGP om een en ander in Europees verband onder te brengen “constaterende dat de luchtvaartsector op een internationaal niveau opereert in een vrije Europese markt; constaterende dat de luchtvaartsector buiten het Klimaatakkoord is gebleven en een groot deel van de uitstootrechten onder het emissiehandelssysteem van de EU (ETS) gratis krijgt toebedeeld; van mening dat de huidige toestand in de luchtvaartsector en de maatregelen die worden genomen om deze toestand te verzachten, zoals het bieden van staatssteun en opschorting van (slot)regels kansen bieden om de luchtvaartsector blijvend te vergroenen; overwegende dat de Kamer zich eerder heeft uitgesproken voor invoering van accijns op kerosine en ingroei naar een bijmengverplichting van alternatieve schonere brandstoffen; verzoekt de regering, zich Europees in te zetten voor een groene heropbouw van de sector door onder andere de toekenning van gratis EU ETS-rechten op te schorten en de Europese slotverordening te herzien zodat duurzaamheid een criterium voor slotallocatie kan worden ….”
een motie van D66 “verzoekt de regering, als voorwaarde voor steun te streven naar afspraken op het gebied van duurzaamheid, waaronder een rapportageplicht voor CO2-emissies, reductie van emissies voor korteafstandsvluchten die vervangbaar zijn door verbindingen per trein, het realiseren van een biokerosinefabriek in Groningen en concrete doelen voor bijmenging van schone brandstoffen …”
Een motie van 50+ en de PvdD haalde zowaar met 77 stemmen net een meerderheid: “constaterende dat vanwege het luchtvaartverdrag uit 1944 geen belasting wordt geheven op vliegtuigbrandstof; overwegende dat, mede vanwege de internationale klimaatdoelstellingen, het belasten van vliegtuigbrandstof van belang is; overwegende dat het herstarten van het vliegverkeer na de coronacrisis een ultiem moment is om het luchtvaartverdrag uit 1944 te wijzigen of een nieuw verdrag af te sluiten met het doel internationale afspraken te maken over het belasten van vliegtuigbrandstof; verzoekt de regering, het wijzigen van het huidige luchtvaartverdrag of het afsluiten van een nieuw verdrag internationaal te agenderen, …”
Maar een motie van GrL, die om afrekenbare klimaatdoelen vroeg, en van de PvdDieren dat om “een bindend CO2-budget vast te stellen voor de luchtvaartsector dat naar rato past binnen de doelstelling om de opwarming van de aarde te beperken tot maximaal 1,5°C” haalden het niet.
Overigens kreeg Air France door de Franse regering wel tastbare, strengere milieu- en klimaatdoelen opgelegd. Binnenlandse vluchten van minder dan 2,5 uur mogen alleen nog als er een hubfunctie aan vast zit (en anders de TGV). De CO2-uitstoot vanAir France moest in 2030 al gehalveerd zijn, en daar komt nu bij dat dat voor de binnenlandse vluchten al in 2024 moet. De Franse regering eist een versnelde modernisering van de luchtvloot en 2% van de brandstof moet in 2025 uit biobrandstof bestaan.
Opstijgend vliegtuig aan de ZW-kant van vliegveld Eindhoven
BVM2 schaart zich achter de motie die flexwerkers en lage inkomens wil beschermen, voor zover dit op Eindhoven Airport van toepassing is. Over de financiele en zeggenschapsverhoudingen binnen de KLM neemt BVM2 geen formeel standpunt in omdat BVM2 geen directe relatie met de KLM heeft. BVM2 stemt in met de moties die een verbetering van milieu en klimaat bepleiten, ook met die welke het niet gehaald hebben. De strekking van deze moties reikt immers verder dan de KLM, en is ook relevant voor het Eindhovense vliegveld.
Warren Buffett tijdens de virtuele jaarvergadering van Berkshire Hathaway op 2 mei 2020
De Amerikaanse miljardair Warren Buffett is zo succesvol geweest met zijn investeringen, dat het dat de bijnaam “Het orakel van Omaha” heeft bezorgd. De jaarvergadering van zijn financiële instrument Berkshire Hathaway trekt investeerders zoals de Sint Pieter pelgrims.
Tijdens de virtuele en per live-stream uitgezonden jaarvergadering van 02 mei 2020 kondigde Buffett aan, dat hij zijn aandelen in de vier grote VS-luchtvaartmaatschappijen met fors verlies van de hand gedaan had. Yahoo Finance, dat de live-stream verzorgde, beweerde dat het om ongeveer 4 miljard dollar ging.
Hij gaf niet anderen de schuld, maar erkende dat het verlies zijn eigen schuld was. “Men moet zijn vergissingen erkennen”.
Zijn algemene uitspraak was “We stoppen geen geld in bedrijven waarvan we denken dat ze alle kapitaal binnen de kortste tijd zullen opbranden”. Verbijzonderd voor de luchtvaart zei hij “We hebben ons geld uit de luchtvaart weggehaald met aanzienlijke verliezen. Voor de luchtvaartmaatschappijen – misschien vergis ik me en dat hoop ik – is de business fundamenteel veranderd. Hun toekomst is veel minder helder voor mij”.
Buffett ging verder met de uitspraak dat hij niet wist wat de consumenten gingen doen als de COVID-19 epidemie was gaan liggen, maar dat elke daling in het vliegverkeer de luchtvaartmaatschappijen opzadelt met meer vaste lasten dan bij hun positie past.
De onzekerheid zal doorschuiven naar vliegtuigfabrikanten als Boeing en Airbus. Geen mens weet hoeveel nieuwe vliegtuigen er in de toekomst nodig zullen zijn.
De voorgeschiedenis De NO2-concentratie in de lucht op de Eindhovense Vestdijk overschrijdt al jaren de in het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) voorgeschreven maximale waarde van 40µgr/m3 . In de gemeenteraadsperiode 2014-2018 is daarom besloten dat het autoverkeer op de Vestdijk sterk teruggedrongen moet worden. Er is daartoe een pakket maatregelen genomen:
De straat gaat van 2*2 naar 2*1 rijstrook
Hij wordt éénrichtingverkeer
Er komt meer ruimte voor langzaam verkeer
Er komt veel meer groen
De snelheid gaat van 50 naar 30km/uur
Er komt een ‘Knip’ op het kruispunt Vestdijk-Ten Hagestraat- Kanaalstraat. Die maakte rechtdoorgaand verkeer op de Vestdijk in noordelijke richting onmogelijk.
De herinrichting werd door archeologische vondsten en bodemvervuiling een langdurig en duur proces. De planning was dat het in juni 2020 klaar zou zijn, maar toen kwam de Coronacrisis er bij. De ‘Knip’ werd op basis van een Verkeersbesluit dd 7 maart 2017 met een voorlopige “Praktijkopstelling” aangelegd.
Het onderdeel ‘Knip’ bleek uiterst impopulair bij de autorijders. CDA en VVD namen in hun programma voor de gemeenteraadsverkiezingen 2018 op dat die uit het pakket geschrapt zou worden. Dat kreeg vorm in een verkeersbesluit dd 02 april 2019.
De ‘Knip’ bleek populair bij de meeste omwonenden en hun organisaties. Er wonen in het gebied verrassend veel mensen, bijvoorbeeld in grote complexen als de Medina en het Mignot en De Blockplein. Ook de landelijke organisatie Milieudefensie, vertegenwoordigd door de bestuursleden van Milieudefensie Eindhoven Bernard Gerard en Wen Spelbrink, hechtten sterk aan de ‘Knip’. De voorstanders van het handhaven van de ‘Knip’ en de tegenstanders ontmoetten elkaar, na een ingewikkeld voorafgaand juridisch traject, over het verkeersbesluit van 2 april 2019 uiteindelijk bij de Rechtbank in Den Bosch. Intussen was de ‘praktijkopstelling Knip’ al weer verwijderd.
Over de eerste vijf maatregelen uit het pakket is men het eens. Heel kort geformuleerd is het meningsverschil of die eerste vijf maatregelen op zichzelf wel of niet afdoende zijn om de NO2-concentratie onder de 40µgr/m3 te krijgen. Er ligt een TNO-rapport dat er op neer komt dat het zonder de Knip misschien lukt (het kan als er allerlei dingen goed gaan en er werden drie bladzijden met risico’s genoemd), en dat het met de Knip zeker wel lukt.
De uitspraak De Rechtbank in Den Bosch heeft op 17 april 2020 uitspraak gedaan in de zaak “Knip Vestdijk”, welk vonnis op 29 april gepubliceerd werd. De gemeente kreeg gelijk.
De Rechtbank stelt dat B&W in deze ruime bevoegdheden hebben, en dat een rechter in dit soort zaken terughoudend toetst.
Aan het instellen van de Knip was een correct raadplegingstraject vooraf gegaan, aan het afgelasten was alleen een bekendmaking vooraf gegaan en de gemeente noemde hierbij ook de verkiezingsprogramma’s. De rechtbank vond (vrij vertaald) dat de omgang van de gemeente met de omwonenden niet de schoonheidsprijs verdiende, maar dat dat niet erg genoeg was om daarvoor het besluit ongedaan te maken.
Het TNO-rapport als zodanig is niet ter discussie gesteld en er is ook geen second opinion gevraagd. De rechter vond het TNO-rapport niet altijd ideaal, maar meende dat B&W er hun opinie op hadden kunnen baseren. En het TNO-rapport sluit niet uit dat de maatregelen 1 t/m 5 voldoende zijn om onder de norm te komen. B&W hebben de vele onzekerheden, die het TNO-rapport noemt, ondervangen door in 2021 een monitormoment in te bouwen. Dat kan er realiter toe leiden dat de Knip er dan alsnog komt. Ook daarna houdt de gemeente de luchtkwaliteit op de Vestdijk in de gaten. De Rechtbank vond dat dit zo kon.
Omdat de Knip deel uitmaakte van een pakket dat met Rijkssubsidie gerealiseerd werd, kan het weglaten van een belangrijk element betekenen dat niet meer aan de subsidievoorwaarden voldaan is. Daarvoor moet er communicatie geweest zijn tussen de gemeente en de minister en Milieudefensie wilde die inzien op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De gemeente vond dat niet nodig. De minister liet (vrij vertaald) een en ander graag aan de gemeente over en had niets van zich laten horen, het was een niet-wezenlijke uitvoeringskwestie en er was geen significante ondergraving van het te bereiken luchtkwaliteitsdoel. De Rechtbank ging hier in mee.
Het vervolg Op het moment dat dit geschreven wordt is nog niet bekend of Milieudefensie landelijk en/of de buurtorganisaties naar de Raad van State stappen.
Hoe dan ook heeft de permanente strijd voor een betere luchtkwaliteit in Eindhoven bereikt dat de gemeentepolitiek de eerste vijf maatregelen in het pakket vastgesteld heeft. Er moet nu blijken hoe de situatie zich ontwikkelt. Tijdens een contactavond tussen Milieudefensie en de omwonenden is aftastend gesproken over de oprichting van een actiegroep verkeer binnenstad. Door de coronacrisis is daar verder nog niets mee gedaan. Het idee slaapt, maar is niet dood. Geïnteresseerden kunnen contact opnemen.
Aanlegtekening van het Knip-kruispunt
Update dd 05 nov 2021:
Op 05 nov 2021 maakte het Eindhovens Dagblad het hiernaast geplaatste nieuws bekend. De monitoring, waarvan in het bovenstaande sprake is, leidt er volgens de gemeente toe dat de vestdijk nu jaargemiddeld onder de NO2 – norm zit van 40microgr/m3 . Dat was de inzet bij de rechtszaak. Inmiddels heeft de WHO het NO2-advies aangescherpt tot 10 microgr/m3 , maar dat is (nog) geen wet. Daar voldoet de Vestdijk ongetwijfeld niet aan. Heel Zuidoost Brabant niet, trouwens.
Wat ook nog open stond in bovenstaand artikel is of er hoger beroep zou worden aangetekend. Dat is niet gebeurd.