Demonstratie van XR en Milieudefensie Eindhoven naar ABZ De Samenwerking

De demonstratie in de Eindhovense binnenstad

Milieudefensie Eindhoven heeft, volgens het stramien van de landelijke bedrijvencampagne, een handvol bedrijven aangeschreven in de regio dat ze een klimaatplan moesten maken waarin in 2030 45% minder broeikasgas uitgestoren zal wordem als in 2019, gerekend over scope1 (het eigen functioneren), scope2 (de ingekochte gas, stroom en warmte) en scope 3 (de hele keten voor en achter het bedrijf). Een van de aangeschreven bedrijven is ABZ De Samenwerking, meestal nog aangeduid onder de oude naam ABZ Diervoeders. Zie https://www.bjmgerard.nl/milieudefensie-regio-eindhoven-verzoekt-abz-de-samenwerking-om-klimaatplan/ .
De crux bij ABZ Diervoeders zit in scope 3 upstream, het gigantische klimaatbederf o.a. door ontbossing, degradatie van veenbodems, en sojateelt.
Op de brief van 31 maart 2024 is nog steeds geen antwoord ontvangen.

Extinction Rebellion (XR) Eindhoven was zich, onafhankelijk van Milieudefensie Eindhoven, ook gaan interesseren voor ABZ De Samenwerking. De redenering vertrok vanuit de ontbossing en de soja, benoemde ook de gevolgen voor de inheemse bevolking, benoemde het dierenleed van de intensieve veehouderij, en besteedde ook aandacht aan stankoverlast door ABZ De Samenwerking in de omgeving.
Dat vond XR een demonstratie waard, en dat met reden. XR wilde een brief aanbieden aan de directeur van het bedrijf.
De brief is hieronder te vinden (Marcel Roordink is de directeur).


Omdat XR en Milieudefensie Eindhoven hetzelfde wilden in andere bewoordingen, zijn de twee organisaties bij de demonstratie gaan samenwerken onder de XR-leus “Voer voor verandering”. Dat was op vrijdag 08 november 2024 overdag. XR verdient hier de meeste credits voor de organisatie.
Eerst een toespraak van XR-aanvoerder ‘Bitflip’ vanaf een bankje, en daarna werd het een klassieke, keurige wandeltocht onder vriendelijke politiebegeleiding van het 18 Septemberplein naar de poort van het bedrijf aan de Hastelweg.  

Die poort zat potdicht en de directeur liet zich niet zien. Toen heeft XR de brief maar op de spijlen van de poort geplakt.

Bij de poort nog drie toespraken:

  • Een van mij namens Milieudefensie Eindhoven, om de Milieudefensie-insteek uitte leggen. Ik vond de plannen  van ABZ De Samenwerking schaars, onduidelijken daardoor oncontroleerbaar. Zo op het oog doet ABZ De Samenwerking er beter aan de productie te halveren, in plaats van de voorgenomen verdubbeling
    De tekst van dit verhaal is hieronder te vinden.
  • Een van een mevrouw van de buurtorganisatie van de aanliggende woonwijk ’t Ven, over de negatieve uitstraling van het bedrijf en van meer bedrijven op De Hurk
  • En een felle afsluitende redevoering van iemand namens XR

Ik (rode jas met microfoon) bij het verhaal van Milieudefensie

Een dag later zei directeur Roordink van ABZ De Samenwerking dat hij “totaal niet gediend was van het optreden van de demonstranten”. Hij vond het “totaal ongepast om op een productielocatie actie te voeren. Ga onze mensen niet op een werkdag lastig vallen”.
Beetje wereldvreemd. Acties op productielocaties zijn bepaald geen onbekend fenomeen, en er viel geen werknemer te zien achter de poort (behalve twee beveiligers die niets te doen hadden.
En waarom Roordink vanaf zijn productielocatie wel de omgeving mocht lastig vallen met stank, werd ook niet uitgelegd.

Maar goed. Ongetwijfeld is met deze demonstratie het laatste woord nog niet gezegd.

Update dd 15 nov 2024

Zuurwolken en ballistische machine-onderdelen
Kort  na de demonstratie bereikte ons via XR een bericht uit de Amersfoortse Krant (uit de Algemeen Dagblad-stal) van 28 juni 2024 over de vestiging van ABZ De Samenwerking in Nijkerk (waar ook het hoofdkantoor zit). Zie diervoederbedrijf-sleept-nijkerk-voor-de-rechter-om-statushouders-we-zijn-nou-eenmaal-gevaarlijk .

De gemeente Nijkerk wil tegenover ABZ De Samenwerking, aan de andere kant van de Arkervaart, tijdelijk 40 statushouders huisvesten. ABZ DeSamenwerking ziet dat niet zitten.

De gemeente kán daar geen gezonde leefomgeving garanderen. Er is geuroverlast, geluidsoverlast. We zijn een categorie 4.1-bedrijf. Dat wil zeggen dat er in een cirkel van 200 meter geen bewoning mag plaatsvinden.” Zo pakten directeur Roordink en zijn advocaat uit bij de rechter “Aan de overkant staat onze machinetoren. Als daar iets misgaat, kunnen machineonderdelen honderden meters ver weg worden geslingerd. We werken met zuur; wat als er een zuurwolk ontstaat? We zijn nou eenmaal een gevaarlijk bedrijf.
De rechter was niet onder de indruk en gaf de gemeente gelijk.

Milieudefensie heeft het bericht meteen maar doorgestuurd naar de bewonersorganisatie van de Eindhovense wijk ’t Ven. Kregen we onderstaand kaartje terug met de 200 meter-cirkel rond de toren van ABZ De Samenwerking..

Wat ‘honderden’ precies betekent, en hoever een zuurwolk reikt, werd in het krantenartikel niet gespecificeerd.

Als de volgende waterbom op Oost-Brabant valt

Vooraf
Ongetwijfeld geïnspireerd door de overstromingen rond Valencia, heeft Laura Wismans een groot artikel in de wetenschapsbijlage van de NRC gepubliceerd ‘Waar zal de volgende waterbom vallen? ( wat-als-deze-waterbom-honderd-kilometer-dichterbij-was-gevallen_30okt2024 ).

De linker afbeelding geeft het regensysteem weer dat in juli 2021 de Atdennen en de aangrenzende Eifel teisterde met heel veel regen, die heel lang bleef hangen. Dat wordt steeds meer het nieuwe normaal. Het regensysteem kostte ruim 200 doden in België en Duitsland, en richtte voor miljarden schade aan. Zie https://www.bjmgerard.nl/waarom-de-limburgse-over-stroming-een-klimaatcomponent-had-en-hoe-dat-werkt/ .

Kort erna begon de wetenschappelijke analyse. Deltares is daarvoor de geëigende club.
Deltares wijdde er een hackaton aan, waarbii in gedachten het regensysteem naar allerlei regio’s verschoven werd. In de rechterafbeelding hierboven ligt de kern boven Utrecht. Op https://www.deltares.nl/expertise/projecten/waterbom wordt de uitkomst van de hackaton beschreven. Op het einde kan men doorlinken naar een rapport ‘Wat als de waterbom elders in Nederland was gevallen?’. Bovenstaande afbeelding komt uit dit rapport.

Het rapport beschrijft per landschapstype op hoofdlijnen wat er gebeurt. Het gebied bijvoorbeeld  van waterschap De Brabantse Delta wordt er uitgelicht en er wordt op hoofdlijnen gespecificeerd wat de beekjes op het hellende, zuidelijke stuk doen en idem wat er in de polderachtige lage gebieden gebeurt.

Het hackaton-document (november 2021) eindigt met een aantal aanbevelingen, waarvan men de logica gemakkelijk inziet:

  1. Ontwikkelen en uitvoeren van stresstesten op bovenregionale schaal, met expliciete aandacht voor duur van de overlast, herstel en systeemgedrag;
  2. Verbeteren van voorspellings- en monitoringssystemen zodat op tijd adequate informatie kan worden geleverd;
  3. Opstellen of actualiseren van locatie-specifieke handelingsperspectieven van waterbeheerders (noodmaatregelen, maalstops, noodberging, aanpassen knelpunten, etc.);
  4. Intensiveren van grensoverschrijdende uitwisseling van risico-informatie, ook voor de regionale wateren;
  5. Evalueren van de capaciteit voor crisisbeheersing (preparatie, respons en nafase);
  6. Beperken van de gevolgen van extreme, grootschalige neerslag via ruimtelijk beleid: in gevaarlijke plekken zou niet of aangepast gebouwd kunnen worden en bij de aanleg van vitale infrastructuur kan beter rekening gehouden worden met extreem weer;
  7. Werken aan bewustzijn van belanghebbenden van risico’s van grootschalige wateroverlast en overstromingen en aan locatie-specifieke handelingsperspectieven.

Genoemde webpagina biedt overigens ook een link naar eenzelfde, latere  studie van als de waterbom op de provincie Zuid-Holland zou vallen (dit was de andere bron van het artikel  van Laura Wismans). Die is gedetailleerd tot op straatniveau.
Ook is er een link naar het Limburgse watersysteem.
Beide zijn heel interessant, maar deze site focust op Brabant en ik laat deze twee gebieden onbesproken.

Deltares sluit af met het overdragen van de kennis naar relevante overheidsorganisaties.

Brabant, de Maas en zware regenbuien
Als voorbeeld het kwetsbare gebied rond en benoorden Den Bosch en Oss.


Er zijn twee situaties: de Maasdijk kan doorbreken, of hij kan dat niet doen. Het eerste heet overstroming en het tweede heet wateroverlast. Mogelijk zal dat sommige Brabanders een biet zijn, maar het kan bijvoorbeeld schelen voor de verzekering.
De provincie gaat over de grotere schaal en de waterschappen over de kleinere. Maar dat overlapt. De provincie gebruikt de termen wateroverlast en overstroming door elkaar.

Recente provinciale publicaties zijn  https://publicaties.brabant.nl/brabantse-overstromingsscenarios-geactualiseerd/ dd  26 januari 2024 , en https://www.brabant.nl/actueel/nieuws/kans-overstromingen-brabant-neemt-toe/ dd 29 mei 2024.

Het eerste artikel gaat over de Maasdijken en als die ergens doorbreken op een ‘bres’. In totaal worden veertig zogeheten breslocaties geselecteerd. Per locatie worden drie overschrijdingskansen gesimuleerd, met waterstanden die één keer in de honderd, duizend en tienduizend jaar kunnen optreden. Bovenstaande afbeelding is als de bres (van 100m) bij Oijen ligt  (ten Noorden van Oss), bij een Maasafvoer van 3800 m3/sec (dat is meer dan in 2021, maar niet dramatisch veel meer).

De tweede publicatie gaat over een brief van de provincie en de waterschappen aan deltacommissaris Co Verdaas . De schrijvers merken op dat de klimaatverandering de problemen groter maakt, en dat er meer aandacht nodig is voor de wisselwerking tussen zijrivieren en het Nederlandse hoofdwatersysteem.
Aanleiding was de natte winter 2023-2024, die zelfs op het platteland op de hoge zandgronden voor kleine drama’s zorgden. En toen moest de natte zomer van 2024 nog komen, waarin riviertjes als de Reusel en de Beerze huizen onbewoonbaar maakten.

De entree van Wintelre (gem. Eersel, op de hoge zandgrond) vanaf de Biemeren (vanaf ri. Oerle) op 04 jan 2024

Het waterschap Aa en Maas gaat (samen met Waterschap De Dommel, Rijkswaterstaat en de gemeenten) over de bescherming van Den Bosch en Oss als de Maasdijk niet doorbreekt maar de waterbom wel op Oost-Brabant valt. Het programma heet HoWaBo (Hoogwater Aanpak Brabant Oost) en de projectpagina is ( aaenmaas.nl/2022/oktober/aanpak-hoogwater-hertogenbosch-omgeving/  ).
Eigenlijk is het HoWaBo 2.0 , want het specifiek op Den Bosch gerichte HoWaBo 1.0 bleek onvoldoende,

Na een ideeënboek van 36MB en het vervolg daarop van 35MB, zijn er 11 oplossingen gedestilleerd die verder worden uitgewerkt (de oplossingen worden op de website nader uitgelegd en dat kan ook via onderstaand aanklikken).

1.  Bovenstrooms vasthouden (zowel ver weg als dichtbij ‘s-Hertogenbosch)
2.  Peilscheiding: Regelbaar peilscheidingskunstwerk
3. Dungense Polder inrichten als waterbergingsgebied
4.  Bossche Broek Noord en Zuid: Verbeteren huidige berging
5.  Bokhovense Polder: Inrichten als waterbergingsgebied
6.  Optimaliseren waterberging Engelermeer
7.  Baardwijkse Overlaat: Inrichten als waterbergingsgebied
8.  Vergroten Drongelens Kanaal
9.  Verhogen maatgevende waterstand naar 5.20m+NAP tijdens calamiteit
10.  Gemaal Crèvecoeur: Aanleg één of meerdere pompen
11.  Extra afvoer via Wilhelminakanaal

Het wordt een forse verbouwing met consequenties!
De nieuwe waterbergingen moeten 36 miljoen kuub water kunnen opvangen.  Dat moet o.a. in de Dungense polder, die echter ook in beeld voor andere functies zoals wonen, natuurontwikkeling en energiewinning. Vandaar dat de gemeente ’s-Hertogenbosch en gemeente Sint-Michielsgestel dit project op zich nemen voor nadere verkenning.
Het klimaat kent zijn prijs.

En dan te bedenken dat dit de helft van het verhaal is: de helft als het extreem nat is. Maar steeds vaker is het ook een hele tijd extreem droog en daar hebben de Waterschappen ook mee te dealen.
In beide gevallen klagen de boeren.

De niet CO2-effecten van het vliegen op grote hoogte nader onderzocht

Inleiding
De klimaatgevolgen van de luchtvaart bestaan uit een CO2 – deel en een niet CO2 – deel .

Het CO2 – deel is gewoon wat ook bestaat bij alle andere fossiele verbrandingsprocessen. CO2 komt in de lucht en blijft daar eeuwen. De atmosfeer mengt en ongeacht waar de CO2 vrijkomt telt die steeds op dezelfde wijze mee voor de opwarming.


Het niet CO2 – deel gaat over klimaateffecten die alleen op kruishoogte (ca 10km) plaatsvinden. Dat gaat met name over strepen aan de hemel (contrails) en de daaruit voortvloeiende cirrusbewolking, en over de indirecte werking van stikstofoxides, en over methaan. Dat is ingewikkelde scheikunde, in bovengetoond schema (Lee, 2020) enigszins uitgelegd.

In 2020 heeft de Europese Commissie de knoop doorgehakt en verordonneerd dat het niet- CO2 – deel op het dubbele van het wel CO2 – deel vastgesteld werd.
Dus als het CO2 – deel op de stralingsbalans X ws, was het niet CO2 – deel 2X (de één na onderste rode balk boven) en het totaal 3X (de onderste rode balk boven).
3X/X heet de CO2e-factor en dat is de 3 van de Europese Commissie.

Ik  heb hierover op deze site toen een verhaal geschreven onder https://www.bjmgerard.nl/ec-niet-co2-klimaateffecten-vliegen-dubbele-van-co2-effect/ .

Allerwege werd erkend dat de zoiets als een voorlopige vuistregel was.

De werkelijkheid is namelijk nog een behoorlijk beetje ingewikkelder,

  • omdat de gassen een uiteenlopende verblijfstijd in de atmosfeer hebben. CO2 blijft eeuwen, waterdamp op grote hoogte maanden, methaan 12 jaar, de door stikstof veroorzaakte verandering in de ozonconcentraties weken en een specifieke contrail een aantal uren.
    Het maakt dus uit of je 20 jaar, of 50, of 100 jaar vooruit of terug kijkt. Men moet hier een keuze maken.
  • Het vliegtuigtype en de vlieghoogte maakt uit. Op 3km hoogte ontstaan minder gauw  contrails dan op 10 km hoogte.Hoe kouder, hoe meer contrails.
  • De feitelijke toestand van de atmosfeer maakt uit (het grillige weer en de breedtegraad die dat tot statistiek maakt). Eigenlijk zou je de CO2e-factor per individuele vlucht moeten uitrekenen, maar dat is niet te doen.

Het Schmidt-. Appleman criterium voorspelt in welke atmosferische condities een vliegtuig wel of geen contrails achterlaat.

De Tweede Kamer had bij motie ( (GroenLinks en Partij vd Dieren) )om een beleidsaanpak voor de niet CO2 – effecten gevraagd. De bestaande vuistregel was te onprecies.
De minister gaf CE Delft (veel gevraagd voor dit soort werk) opdracht om tot beter inzicht te komen.

De Aviation Non-CO2 estimator
CE Delft kwam met de Aviation Non-CO2 estimator, met de roepnaam ANCO.

Het persbericht over ANCO is te vinden op https://cedelft.eu/publications/aviation-non-co2-estimator-anco/  .Daar kan het volledige document (in het Engels) gedownload worden.

De brief van de minister aan de Tweede Kamer (23 december 2023),  waarin het onderzoek van CE Delft gepresenteerd wordt, is te vinden op https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2023D51107&did=2023D51107 .

CE Delft hoefde niet bij nul te beginnen want het Deutsches Zentrum für Luft- und Raumfahrt (DLR)  had al een CO2eEstimator klaarliggen. En Nederland werkt officieel met het model Aeolus, dat voorspellingen doet over het midden- en lange termijngedrag van aantallen vluchten, passagiers, tonnen vracht, vliegtuigklassen en hun bestemmingen.
CE Delft hoefde ‘alleen maar’ de Nederlandse outputgegevens om te bouwen tot Duitse inputgegevens – “ “ want dat was nog lastig genoeg.

DLR heeft gekozen voor twee natuurkundige eindproducten: de Global Warming Potential over 100 jaar (GWP100) en de Average Temperature Respons (ATR) over 100 jaar.
De GWP100 is de standaard die het IPCC ook gebruikt.
Het betekent zoiets dat als een eenmalige ton CO2 , opgeteld over honderd jaar een bepaalde hoeveelheid warmte opslaat, een eenmalige ton methaan over die 100jaar 28 keer die hoeveelheid warmte opslaat (dat is een combinatie van een veel kortere verblijfstijd bij een veel heftiger werking).
Het DLR-instrument is voor dit soort berekeningen bedoeld.
De ATR100 is zoiets als de temperatuurstijging na 100 jaar die hoort bij bovengenoemde opgeslagen extra warmte over die 100 jaar.
Kortheidshalve beperk ik me tot de GWP100.

Men kan de emissies uit de uitlaat van vliegtuigen die starten van Nederlandse vliegvelden zien als een stroom incidentele tonnen achter elkaar en door de jaren heen. Aeolus levert in welk jaar welke vliegtuigen waar vandaan en waarnaar toe vliegen in welke aantallen. De GWP100-methode rekent dan vanaf een referentiejaar (in casu 2017) uit wat in aantal doeljaren de verhouding is tussen de GWP van alleen de CO2 en de GWP van de CO2 en de niet-CO2 samen (eerder genoemde CO2e-factor ).
Het klinkt simpel, maar dat is het niet. Ik laat het hier verder bij, maar wie een relatief toegankelijke bron zoekt voor nadere uitleg kan bijvoorbeeld  terecht op een uitlegsite van de EPA  https://www.epa.gov/ghgemissions/understanding-global-warming-potentials .

Uitkomsten

  • Eerst valt op dat de CO2e-factor extreem breedtegraad afhankelijk is. De CO2e-factor van Schiphol naar Lille is 1,2 en van Schiphol naar Spitsbergen (het noordelijkste vliegveld met een lijndienst) is de CO2e-factor 12,8 . De factor wordt dus per paar vliegvelden uitgerekend.
    Het kan uitmaken of het goed of slecht weer is tussen hier en Soitsbergen, maar dat is niet meegenomen.
  • Vliegtuigen worden in klassen ingedeeld op basis van het aantal zitplaatsen. Kleine vliegtuigen hebben op zich, in gelijke overige omstandigheden, een hogere CO2e-factor, maar omdat ze lager dan 10km vliegen pakt de CO2e-factor toch lager uit (lagere  hoogte geen of minder contrails). Bij toenemend aantal zitplaatsen neemt CO2e-factor iets af (nadruk meer op fossiel).
  • Lange afstandsvluchten hebben, in overig gelijke omstandigheden, een hogere CO2e-factor (Vancouver 8,6, New York 3,6)
  • Sustainable Aviation Fuel (SAF) werkt goed op zowel de CO2 als de niet-CO2.
    Op de CO2 omdat SAF per definitie op nul gezet wordt (wat niet helemaal terecht is).
    Op de niet-CO2 omdat SAF schoner verbrandt en minder roet produceert, en daardoor minder condensatiekernen en daardoor minder ijs en daardoor minder contrails en cirrus. Dat scheelt in het broeikasgaseffect ongeveer een kwart (in het voordeel).
    Statistisch pakt dat raar uit, want hoe meer SAF, hoe hoger de CO2e-factor. Dat is het verneukeratieve van statistiek. Een getallenvoorbeeld.
    Je start met een CO2e-factor (X + 2X)/X = 3. Nu meng je de helft SAF bij. De X wordt ½X en 2X wordt 1½X, dus de breuk wordt (½X + 1½X)/ ½X = 4.
  • De (verplicht gestekde, voor wat dat waard is) Europese bijmengverhouding van SAF is  0% in 2017, 5% in 2030, 32% in 2040en 63% in 2050.
    Eindhoven Airport wil in 2030 30% minder CO2 uitstoten, hetgeen ongeveer 30% bijmenging betekent. Het is een mooi streven, maar de vraag is of het lukt.
  • CE Delft heeft de CO2e-factor per Nederlands vliegveld uitgerekend. Dat geeft onderstaande tabel.


‘Low’ en ‘High’ hebben betrekking op de gestandaardiseerde WLO-welvaartscenario’s.
‘ICA’ is Intercontinentaal (bijvoorbeeld Tenerife of Turkije)
Voor ATR100 had deze tabel er grofweg hetzelfde uitgezien.

De vuistregel-3 van de Europese Commissie is dus voor Eindhoven Airport (‘mijn’ vliegveld) ongeveer adequaat. Elke ton CO2 die vanaf daar de lucht ingaat, telt voor drie.

PS van NBrabant willen onderzoek naar verbod op landbouwgif

Het provinciebestuur (GS, Gedeputeerde Staten) moeten va Provinciale Staten onderzoeken of een verbod op bestrijdingsmiddelen uit de intensieve landbouw mogelijk is. De Socialistische Partij (SP) in de provincie had dat voorgesteld bij monde van woordvoerder Irma Koopman.

Rode leliekever

Aldus de Omroep Brabant op https://www.omroepbrabant.nl/nieuws/4585712/provinciale-staten-willen-onderzoek-naar-verbod-op-landbouwgif .

Het staat niet vast dat zo’n algemeen provinciaal verbod er gaat komen.
Maar het zou misschien wel mogelijk zijn dat er een partieel verbod komt: bij woonwijken, natuurgebioeden, zwemwater en waterwingebieden.

Begin komend jaar komt gedeputeerde Marc Oudenhoven (Lokaal Brabant) van Agrarische Ontwikkeling met een ‘Actieplan bestrijdingsmiddelen’. Daaruit moet duidelijk worden hoe de provincie het gebruik van bestrijdingsmiddelen terug wil dringen. Een verbod op specifieke middelen is daarbij een optie.

Kaderrichtlijn Water zal in 2027 niet gehaald worden en: waar komt die arseen en kobalt vandaan?

Methodiek van de KRW

Wat is de Kader Richtlijn Water (KRW)?
De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese richtlijn die wil dat in de lidstaten het grond- en oppervlaktewater in 2027 aan een aantal minimumeisen voldoet. ‘Richtlijn’ betekent dat de regelgeving niet rechtstreeks werkt, maar door de lidstaten van de EU in eigen wetgeving doorvertaald moet worden.
Nederland heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om eigen eisen toe te voegen bovenop de Europese eisen.

De KRW dateert uit 2000, eiste dat de lidstaten Stroomgebiedbeheerplannen hadden liggen in 2009, en eiste dat het water (in dit artikel alleen het oppervlaktewater) vanaf 2015 aan de minimumeisen moest voldoen. Zie o.a. https://nl.wikipedia.org/wiki/Kaderrichtlijn_Water  en https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX%3A02000L0060-20141120&rid=1#zoom=100 .
Alleen de wat grotere wateren vallen onder de KRW. De Ekkersrijt bij Eindhoven bijvoorbeeld valt onder de KRW, maar de erop afwaterende sloten niet.

In Nederland is dat ‘voldoen’ voor geen meter gelukt, en daarom heeft Nederland twee maal een uitstelperiode van zes jaar gekregen. We zitten nu midden in de tweede uitstelperiode en als het dan nog niet in orde is, kunnen er EU-boetes volgen.

In Nederland is de milieuwetgeving sinds 2000 enkele malen veranderd. Daardoor is het geheel aan normen, richt- en grenswaarden, meetprotocollen etc een beetje een onoverzichtelijk geheel geworden. Ik zal verderop proberen dat een beetje uit te leggen, maar voor diehards die het precies willen weten, https://iplo.nl/zoeken/@176066/termen-normen-stoffen-waterbeleid/ .

Een andere reden voor de complexiteit is dat er steeds meer stoffen bijkomen.

Uiteindelijk telt op dit moment de Omgevingswet, met in deze als belangrijkste onderdeel het Besluit kwaliteit leefomgeving ( https://wetten.overheid.nl/BWBR0041313/2024-07-01#Hoofdstuk1 ), en daarbinnen bijlage III en IIIa waar de normen staan ( https://wetten.overheid.nl/BWBR0041313/2024-07-01#BijlageIII en https://wetten.overheid.nl/BWBR0041313/2024-07-01#BijlageIIIa ).
Bijlage III bevat de “prioritaire stoffen” die in 2013 door de EU zijn vastgesteld (een update is in de maak, maar nog niet af).
Bijlage IIIa bevat de “specifieke verontreinigende stoffen” die door Nederland zelf zijn vastgesteld.

Het veldwerk wordt gedaan via Beheerplannen van de waterbeheerders (de waterschappen en Rijkswaterstaat), het wetenschappelijke en normerende werk zit bij het RIVM. Bij het RIVM zie https://rvs.rivm.nl/onderwerpen/stoffenlijsten/KRW .

De Boven-Dommel is blauw. De groene zijrivieren hebben een eigen fact sheet.

De actualiteit: de fact sheets per oppervlaktewater en Nieuwsuur
De waterbeheerders zijn al bezig met de voorbereiding van de Stroomgebiedbeheerplannen na 2027 en hebben daarom een tussentijdse fact sheet opgesteld, gedateerd 04 september 2024, voor elk van de 745 KRW-wateren in Nederland.
De fact sheets zijn te vinden op https://www.ihw.nl/krw-factsheets-en-bronbestanden-2024-beschikbaar en van daaruit op https://www.waterkwaliteitsportaal.nl/kaderrichtlijn-water .
Zoek onder ‘KRW-fact sheets’ naar het gewenste waterschap. Erop klikken bezorgt je een ZIP-pakket met alle fact sheets van dat waterschap, en op het ZIP-pakket klikken levert de afzonderlijke fact sheets op.

Datajournalist Sjors Hofstede van Nieuwsuur heeft zich door die databerg heen gevroten en heeft er een artikel op gebaseerd, dat op 11 september in Nieuwsuur aan de orde geweest is. Hij zij geprezen en zijn lezenswaardige artikel is te vinden op https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2536748-te-veel-stikstof-en-fosfor-in-water-doelen-gaan-we-niet-halen .
Ik pik, onder dankzegging, twee diagrammen uit zijn artikel:

Hofstede heeft landelijk gekeken en bovenstaande diagrammen zijn dus voor Nederland als geheel.
Deze site heeft een focus op Brabant, maar ook Brabant is nog erg groot en daarom gebruik ik als  voorbeelden fact sheets van Waterschap de Dommel van riviertjes uit de omgeving van mijn woonplaats Eindhoven.

Verder ga ik in dit artikel niet veel over stikstof en fosfor zeggen, want dat is hier geen nieuws meer en ik heb er elders op deze website al het nodige over gezegd ( zie bijvoorbeeld wat-ik-van-de-boerenacties-vind-en-van-de-nederlandse-landbouw/ en https://www.bjmgerard.nl/18189-2/ en programmas-landelijk-gebied-helpen-wel-maar-niet-genoeg/ ).
Zonder deugdelijk mestbeleid, en dus zonder imkrimping van de veestapel. bereik je niets.

Hoe zit zo’n fact sheet in elkaar?
De fact sheets werken met een vast schema.
Het begint met een kaart van het stroongebied. Hierboven een kaart van het stroomgebied van de Boven-Dommel van de Belgische grens tot de Eindhovense RioolWaterZuiveringsInstallatie (RWZI).

Daarna volgt een beschrijving in algemene termen. De Boven-Dommel is een rivier die t.o.v. zijn natuurlijke staat sterk veranderd is, bijvoorbeeld door rechttrekken, stuwen, een bezinkbassin. Vanwege de landbouw kan het Waterschap niet vrijelijk spelen met het waterpeil. Als  het heel droog of heel nat is, dreigt ruzie met de boeren.
Tegelijk is dat een waarschuwing dat er in dit soort metingen een jaarlijkse toevalsfactor zit.

Op het eind volgt een overzicht van maatregelen in het verleden en de toekomst.

Daar tussen in zit een beschrijving met een stoplichtsysteem van de totaal-beoordeling en van de afzonderlijke bouwstenen van die totaalbeoordeling.
Bij biologie en Algemene fysische chemie is rood  slecht, oranje ontoereikend, geel matig, groen is goed en blauw wordt bij sterk veranderde waterlopen niet uitgedeeld.
Bij Chemie en Specifiek verontreinigende stoffen is rood ‘voldoet niet’ en blauw ‘voldoet’.
‘X’ is iets technisch met een meetmethode.


Het totaal -oordeel zegt, in het kort, dat de ecologie matig is en dat de chemie niet voldoet. Een nadere analyse:

  • De oorzaak voor het oordeel ‘matig ecologie’ is, blijkens de erop volgende uitwerking, vooral het te hoge gehalte aan stikstof en fosfaat, maar dat is geen nieuws.
  • ‘Chemie totaal’ slaat op 45, in de KRW Europees gedefinieerde, prioritaire stoffen (de openingsafbeelding van dit artikel spreekt van 33, maar dat is verouderd). Als er maar één niet voldoet, voldoet het hele pakket niet
  • ‘Ubiquitaire stoffen’ zijn een, in sjiek Latijn omschreven, eufemisme voor een deelverzameling van de Europese prioritaire stoffen die je overal terugvindt en waar op korte termijn weinig of niets  aan te doen is. Dat komt omdat het PBT-stoffen zijn: Persistent, Bioaccumulerend en Toxisch.
    De Richtlijn Prioritaire Stoffen (EU, 2013) noemt er acht: gebromeerde difenylethers PBDE in verschillende variëteiten), kwik, verschillende Pak’s (benzo(a)pyreen, benzo(b)fluorantheen, benzo(k)fluorantheen, benzo(ghi)peryleen en indeno(123cd)pyreen), tributyltin, PFOS, dioxines, HBCDD (Hexabroomcyclododecaan )  en heptachloor & -epoxide. Mogelijk zijn er inmiddels meer.
    Overheden mogen deze stoffen iets minder fanatiek  meten, zolang ze nog maar een beeld hebben van het lange termijn-gedrag.
    In de Dommel gaat het om stoffen uit de PBDE-familie. Dat zijn broomhoudende brandvertragers uit consumentenproducten (textiel, meubels). Mogelijk denkt het Waterschap hiervan af te komen vóór 2027 omdat er aan vervanging gewerkt wordt.
  • ‘Niet-ubiquitaire stoffen’ zijn een andere deelverzameling van de Europese prioritaire stoffen. Die zijn wel toxisch (anders stonden ze niet op de lijst), maar niet persistent of bioaccumulerend.
    Een voorbeeld is nikkel (een Zeer Zorgwekkende Stof, ZZS). Dat zit wel eens in Brabantse riviertjes (maar blijkbaar niet in de Dommel)
  • ‘Specifiek verontreinigende stoffen’ zijn stoffen (77 stuks) die Nederland aan de Europese prioritaire lijst heeft toegevoegd. Het denkwerk daarover zit bij het RIVM.
    – In de Dommel zit teveel thallium. Dat komt van de zinkfabriek Nyrstar in Pelt ( https://www.bjmgerard.nl/de-belgische-non-ferro-raffinage-met-uitlopers-in-zo-brabant/ ). Het zeer giftige Thallium staat waarschijnlijk niet op de prioritaire lijst omdat er maar heel weinig bedrijven zijn die het lozen. Het is een zeldzaam probleem.
    – Ammonium (een vorm van gebonden stikstof) is in principe een bestrijdbaar probleem. Het Waterschap verwacht blijkbaar van dit probleem af te kunnen komen.
    – De regionale zinkindustrie uit het verleden heeft in een groot gebied zink gedeponeerd, via de lucht, via slakken, via waterlopen. Dat er zink in de Boven-Dommel zit, is onvermijdelijk en zal nog wel een tijd duren. Zink is geen Europese prioritaire stof, en is in sporenhoeveelheden voor de menselijke gezondheid nodig. De indicatorwaarde voor een goede ecologische toestand (zie de eerdere tabel IIIA) is 7,8µg/liter , jaargemiddeld genomen. Zink is niet vreselijk vergiftig.
    Omdat genoemde indicatorwaarde slechts beoordeeld wordt met ‘voldoet’ of ‘voldoet niet’, is het de facto een norm.
    De rest (arseen, kobalt, seleen) in een apart hoofdstukje hierna.

Waar komt het arseen, kobalt en seleen  in de Brabantse riviertjes vandaan?
Op die vraag is nog geen zeker antwoord geformuleerd. Eerst wat feitenmateriaal. Over het algemeen staat achter de hokjes als Doelbereik 2027 ‘onzeker’.

Gender

Ekkersrijt

Keersop

Run

Tongelreep

Kleine en Grote Beerze

Kleine Dommel en Sterkselse Aa

Kobalt is een ZZS-stof, hoewel in sporenhoeveelheden voor de mens nodig (voor vitamine B12). De jaargemiddelde indicatorwaarde (die dus de facto een norm is) voor een goede ecologische toestand is 0,2µg/liter.
Seleen is geen ZZS-stof, wel giftig maar in sporenhoeveelheden biologisch nodig. De jaargemiddelde indicatorwaarde voor een goede ecologische toestand is 0,052µg/liter.
Arseen is een ZZS-stof, erkend giftig en biologisch nergens goed voor. De jaargemiddelde indicatorwaarde voor een goede ecologische toestand is 0,5µg/liter.

De vraag is waar de drie elementen vandaan komen. Dat kan voortkomen uit huidige menselijke activiteiten, historische menselijke activiteiten, ongestoorde natuurlijke oorzaken of beïnvloede natuurliijke oorzaken. Dit al dan niet in combinatie.

Ik doe hier geen harde uitspreken, maar alleen een paar observaties.

  • De Keersop en de Tongelreep ontvangen water uit of via het kanaal Bocholt-Herenthals, dat in het Belgische non ferro-gebied ligt. Dat kan zowel op lopende als op historische menselijke invloed wijzen.
  • Op alle riviertjes komen gemengde overstorten van de riolering uit, en op de Tongelreep de RWZI van Achel. Dat kan zowel op lopende als op historische menselijke invloed wijzen.
    RWZI’s zijn bijvoorbeeld een niet-verwaarloosbare bron van nikkel en zink
  • Het CBS heeft in 2016 een folder gewijd aan ‘Kobalt in afvalwater en slib’ vanuit het perspectief van terugwinning ( https://www.cbs.nl/-/media/_pdf/2016/12/kobalt-in-afvalwater.pdf ). De boodschap is dat kobalt in afvalwater volledig voor rekening van de chemische industrie en de afvalverwerking komt. Het ging in 2012 om (landsbreed) 416kg rechtstreeks, of via het riool, op het oppervlaktewater geloosde kobalt.
    In hoeverre dit voor het kobaltgehalte van Brabantse riviertjes relevant is, is onduidelijk.
    In het stroomgebied van de besproken riviertjes die binnen Nederland ontspringen liggen, voor zover mij bekend, geen belangrijke chemische complexen of afvalverwerkers.
    (De zinkfabriek in Budel (Nyrstar) watert via de Tungelroysebeek naar het Zuidoosten af en heeft geen rechtstreekse invloed op het oppervlaktewater in de buurt van Eindhoven. De Tungelroysebeek is inderdaad heel erg vies.)
  • Een element als arseen komt van nature in de bodem voor. Het is dan vaak gekoppeld aan ijzeroxidebanken of aan pyriet, aldus de RIVM-studie ‘Arseen in Nederlands grondwater’ uit 2008. Met name pyrietoxidatie zou arseen kunnen vrijmaken, en die oxidatie zou bevorderd kunnen worden doordat uitgezakte nitraat of verlaagde grondwaterspiegels de voor die oxidatie nodige zuurstof leveren.
    In die zin kan de landbouw de natuurlijke mobiliteit van arseen een handje helpen.
  • De Vlaamse Land Maatschappij (VLM) heeft in het voorjaar van 2024 onderzoek gedaan naar de zware metalen-balans vanwege de mest – zowel koper en zink toevoerend als diverse metalen afvoerend door pyrietoxidatie.
    Specifiek noemt de VLM door uitspoelend nitraat of een gedaalde grondwaterspiegel het mobiliseren van arseen, kobalt, nikkel en zink uit geoxideerd pyriet ( https://www.vlm.be/nl/themas/waterkwaliteit/Mestbank/Achtergrond/cijfers-en-studies/afgeronde_studies/landbouw-zware-metalen/Paginas/default.aspx ), met in dit persbericht een link naar het onderzoek.
    De landbouw kan een natuurlijk proces versnellen.


Ik  spreek geen eindoordeel uit.
Verder wetenschappelijk onderzoek is nodig.

De concept-milieuvergunning van de Asfalt Centrale Eindhoven (update dd 07 februari 2025)

De Eindhovense asfaltcentrale aan het Beatrixkanaal (gebouw ver weg)

Inleiding
De Asfalt Centrale Eindhoven (ACE) staat om twee hoofdredenen ter discussie: vanuit Milieudefensie vanwege het klimaat, en vanuit de gemeentepolitiek en de omwonenden vanwege het milieu.
Beide benaderingen zijn niet identiek, maar overlappen elkaar wel een heel eind.
Zie desgewenst voor eerdere  uitleg op deze site https://www.bjmgerard.nl/betere-klimaataanpak-eindhovense-asfaltcentrale-zou-ook-het-milieu-dienen/ en https://www.bjmgerard.nl/heeft-de-ouderwetse-asfaltcentrale-zijn-langste-tijd-gehad/ en dan eventueel verder terug.

Ik ben geen vijand van asfaltcentrales, en evenmin van industrieterrein De Hurk waarop die centrale staat. Ik vind dat bedrijven schoon en klimaatvriendelijk moeten produceren, niet dat ze moeten verdwijnen. De asfaltcentrale heeft een belangrijke recyclingfunctie – asfalt blijft nodig, ook als er geen olie meer geboord wordt.
Daarnaast is opheffen van industrieterrein De Hurk in praktijk onmogelijk en onbetaalbaar.

Er is veel touwgetrokken over de nieuwe milieuvergunning van ACE. Een eerder concept is ingetrokken, en nu ligt er een nieuwe conceptvergunning ( t/m 10 nov 2024 ter inzage). De bij  deze conceptvergunning horende documenten zijn te vinden op https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-410213/terinzagelegging ,
Het pakket omvat ruim 30 afzonderlijke documenten, die echter niet allemaal even belangrijk zijn. Ik heb er uitgelicht de eigenlijke concept-vergunning zelf, een bijlage van ingenieursbureau Tauw en een bijlage van de GGD over benzeen, idem over PAK’s, en een notitie van Tauw over geur.

De SP-fractie in de gemeenteraad van Eindhoven vroeg mij naar mijn mening over de concept-vergunning. Ik heb die gegeven ( en daarna is die gedeeld, met mijn medeweten, met de fractie van de Partij voor de Dieren).
Hieronder mijn analyse voor de Eindhovense SP. I heb hem taalkundig bewerkt, maar inhoudelijk is het verhaal ongewijzigd.

Schema van een gangbare asfaltcentrale

Een milieuoordeel over ACE als een bestaand, aan een vaste locatie gebonden bedrijf met een overwegend traditionele opzet.
ACE zit, geheel rechtmatig, in een bestaand pand met een correcte bestemming en een productieproces dat toegestaan is, mits buiten de fabriek op emissiegebied aan randvoorwaarden voldaan is. De gemeente kan, als bevoegd gezag, niet van dit kader afwijken.

De nieuwe conceptvergunning biedt drie belangrijke verbeteringen t.o.v. vroeger:

  • Sinds 2013 is er al een nieuwe en langere trommel, waardoor het opwarmproces langer duurt en met een lagere bedrijfstemperatuur volstaan kan worden, welke in de nieuwe vergunning voorgeschreven wordt op hooguit 130°C. Dat is van groot belang, want de emissie van benzeen en PAK’s loopt sterk op met stijgende bedrijfstemperatuur.
  • Mede door actie van omwonenden is er t.o.v. de ingetrokken plannen uit 2022 een Actieve Kool Filter toegevoegd (AKF), met bijbehorende regel- en controleapparatuur. (Actie helpt altijd, maar soms anders als je van tevoren dacht).
    Het AKF is primair bedoeld tegen geur, maar werkt ook tegen benzeen en PAK’s.
  • Het lossen van oud asfalt en het laden van nieuw asfalt moet in een min of meer gesloten ruimte plaatsvinden, die afgezogen wordt via het AKF naar de schoorsteen

Daarnaast zijn er een paar bepalingen die mogelijk niet nieuw zijn, maar wel van belang:

  • De jaarlijkse doorzet blijft maximaal 200.000 ton, en de uur-doorzet blijft maximaal 240 ton. Van die 200.000 ton per jaar mag de hoeveelheid te recyclen asfalt  toenemen tot 150.000 ton per jaar (was tot nu toe 40.000 ton per jaar)
  • De maximale bedrijfsduur is 1500 uur per jaar
  • Er is geen natuurvergunning nodig, omdat de stikstofdepositie niet verandert
    Update dd 07 februari 2025:
    De Rendac-uitspraak van de Raad van State dd 18 dec 2024 stelt, dat het intern salderen van stikstof als methode om geen natuurvergunning te hoeven aanvragen niet toegestaan is. Dat is een vèrgaande stap die ook gevolgen heeft op plekken waar dat niet zo g oed uitkomt. Het zou op papier zo kunnen zijn dat de capaciteitsuitbreiding van het te recyclen asfalt, binnen de gelijkblijvende totale doorzet, en de nieuwe koolfilters meet stikstofemissie veroorzaken, waarvan men dacht dat die elders binnen de inrichting gecompenseerd konden worden.
    Het is zeer wel denkbaar dat de natuurvergunning na gepast rekenwerk alsnog verleend kan worden, maar dat kost op zijn minst tijd.
    De gemeente, het bedrijf en de omgeving balen als een stekker. als een stekker.

Actieve koolfilter van MEA Techniek, bedoeld voor benzeenreductie ( https://mea-techniek.nl/projecten/ )

Benzeen en PAK’s
In beide gevallen moet aan een emissie-eis voldaan worden (bij de pijp) en aan een immissie-eis (de concentratie in de omgeving op neushoogte).

De  emissie-eisen voor benzeen en PAK’s zijn erg streng (Zeer Zorgwekkende Stoffen, ZZS). Bij herhaalde metingen in het verleden bleek dat het erom spande. Door het AKF en de temperatuurverlaging zou de emissie fors afgenomen moeten zijn, en dus aan de voorwaarden voldoen. In de nieuwe vergunning wordt structureel meten voorgeschreven.

In beide gevallen ook ligt er een verspreidingsberekening t.b.v. de immissie op neushoogte van ingenieursbureau Tauw (voor benzeen dd okt 2021 en voor PAK’s dd nov. 2022, beide gebaseerd op voorafgaande metingen). Gezien de datum is dat gebaseerd op de oude situatie, zonder de extra bepalingen in de nieuwe concept-vergunning. In beide gevallen heeft de GGD een op Tauw gebaseerd advies uitgebracht.

Voor benzeen gaat Tauw uit van 93gr/uur bj 1200 uur (dus 112 kg/jaar).
Voor PAK’s gaat Tauw uit van 15gr/uur bij 1200 uur (dus 18kg/jaar)

Voor benzeen geeft dit bovenstaande grafiek voor de immissie op neushoogte. De piek ligt ca 400 m (dat is in de beschreven Noordoostelijke richting ter hoogte van de Zeelsterstraat-Bergen op Zoomstraat), en heeft daar de waarde 0,0018µg/m3 .
Er bestaan heel veel benzeenbronnen (o.a. het vliegveld en de A2/N2), en die veroorzaken gezamenlijk een achtergrond iin Eindhoven rond de 0,6µg/m3 . De wettelijke norm is 5µg/m3 .
De GGD oordeelt dat er geen, door ACE veroorzaakt, benzeenprobleem in de omgeving is.
Deze concentraties zijn nog zonder de de extra reductie die het gevolg zal zijn van de nieuwe vergunning.

De immissiegrafiek voor PAK’s ziet er net zo uit, met een piek van 0,28ng/m3 op 400m noordoost. De norm voor PAK’s is 1ng/m3 . De GGD concludeert dat aan het Maximaal Toelaatbaar Risico (MTR) voldaan is.
Ook dit nog zonder nog zonder de extra reductie die het gevolg zal zijn van de nieuwe vergunning.

Geur
Tauw heeft drie verspreidingsberekeningen gemaakt voor geur.
Situatie 1 is als er niets gebeurt (Business As Usual, BAU)
Situatie 2 is BAU + afzuiging van de laad- en losruimte
Situatie 3 is BAU + afzuiging van de laad- en losruimte + het Actieve Kool Filter (AKF)

In het hierna volgende betekent 99,9 percentiel dat de concentraties 0,1% van het jaar overschreden worden. En aangezien een jaar 8760 uur telt, is dat zowat 9 uur per jaar.

De richtwaarde in de gemeente Eindhoven voor de 99,9-percentiel in woongebieden is 2ouE(H)/m3 en idem de grenswaarde 4ouE(H)/m3.

De berekeningen van Tauw leiden tot onderstaande plaatjes (de lichtblauwe punten zijn rekenpunten van het gebruikte model):

Geur uitgedrukt in ouE(H)/m3


Handhaving en controle
Milieuvergunningen staan of vallen met de correcte uitvoering en de handhaving daarvan.
Met de nieuwe vergunning is ACE nog steeds een gemoderniseerde versie van een ouderwets concept.
Er staat in de concept-vergunning  een heel scala aan meet- en controleprotocollen. Vooralsnog ga ik er van uit dat dat voldoende zal blijken te zijn.

Een positief eindoordeel met beperkingen
Binnen de beperkingen waar dit verhaal mee begon – ‘ACE als een bestaand, aan een vaste locatie gebonden bedrijf met een overwegend traditionele opzet’ vind ik deze milieuvergunning, als basis voor een bedrijf dat een noodzakelijke recyclingactiviteit uitvoert, en aannemende dat deze activiteit storingsvrij en naar beste weten geëxploiteerd wordt, goed.

Maar er zijn twee belangrijke overwegingen, die het niet ondenkbaar maken dat deze vergunning uiteindelijk toch een tussenresultaat zal blijken te zijn.

De ene is dat er pilots lopen om asfalt met een verplaatsbare machine te recyclen, of zelfs rijdend, Ook moederbedrijf KWS van ACE heeft een dergelijke pilot lopen. De vraag is of dit de behoefte aan centrale lokaties gaat ondergraven.

De andere is dat ACE nog steeds een ouderwets fossiel bedrijf is met een grote aardgasvlam. Behalve het milieu, zal ook het klimaat eisen gaan stellen. Vroeg of laat zal dat tot elektrificatie leiden –  wat ook op milieugebied tot verdere verbetering kan leiden. Zie https://www.bjmgerard.nl/nederlandse-industrie-loosde-in-verhouding-meer-broeikasgassen/

Maasklei, keramiek, dijkverzwaring en ruimte voor de Maas

Elke duizendste keer dat iemand op de homepage van mijn website klikt, een verhaal met een wat meer persoonlijke en een wat minder wetenschappelijke en politieke tint als normaliter op deze website. Nu naar aanleiding van de 39000ste tik op mijn neus.

De Dutch Design Week
Vandaag eindigt de Dutch Design Week (DDW) in mijn woonplaats Eindhoven. Het is een druk bezocht evenement, waarin in een groot scala aan onderwerpen en handelingen, overgoten met een ergerlijk designjargon, aan den volke gepresenteerd wordt. Dit liefst in het Engels.
Soms is het niks, soms is het amusant, soms zie je een goed idee dat niet praktisch is en soms gaat het over iets waar je wat aan hebt.

Ik had het druk en daarom weinig tijd, dus ik heb me vandaag beperkt tot twee projecten in de kantlijn.

Het ene was het project NextUp op het Stationsplein. Dat moest op een of andere manier betekenisvol zijn voor de ontwikkeling van Knoop XL, een grootschalige ontwikkeling van het Eindhovense Stationsgebied. Over dat project kun je boeken volschrijven en feitelijk hebben de dossiers erover al die omvang, maar ik laat het erbij dat het een spanningsveld is tussen goede bedoelingen en harde realiteiten. Maar NextUp ging een pietsie over de goede bedoelingen en niet over de realiteiten. Ik was er snel weer weg.

Het andere was het project van AtelierNL en van het provinciale programma Meanderende Maas. Dat was goed en men sprak gewoon Nederlands.

Mijn vrouw en ik hebben veel in het Rivierenland gefietst en we vinden het mooi (meestal).

https://innovaviewer.nl/meanderendemaas/img/intro-bg.jpg

De Meanderende Maas
De Maasdijk tussen Ravestein en Lith moet aan de Brabantse kant versterkt worden (de Gelderse kant is sterk genoeg). Voor die versterking bestaan goede redenen, onder andere dat als de dijk het begeeft, Oss en Den Bosch onder kunnen lopen.  
Dijkverzwaring is tegenwoordig meer dan alleen maar inzet van bulldozers en betonmolens. Het is multidisciplinair en er werken dan ook tien organisaties mee aan het project (met Waterschap Aa en Maas als trekker).
Voor een beschrijving zie https://www.meanderendemaas.nl/over-het-project/ .
Het  Ruimte voor de Rivier-beginsel uit 2007 is een van de beste ruimtelijke ordening-besluiten van de laatste jaren ( https://nl.wikipedia.org/wiki/Ruimte_voor_de_rivier en https://www.deltaprogramma.nl/gebieden/rivieren/maas ). En zeker ook de Maas moet die ruimte ook krijgen, ook tussen Ravestein en Lith.
Vervolgens leent die vrijgekomen ruimte zich goed voor recreatie en natuurontwikkeling.
Het project heeft dan ook veel draagvlak en in juli 2024 was de besluitvorming geheel rond. De schop kan de grond in.

Zes kuub Maasklei

AtelierNL
Het keramische AtelierNL ( https://www.ateliernl.com/ en https://www.ateliernl.com/about en https://ddw.nl/en/programme/12535/meanderende-maas ) wil mooie dingen maken uit natuurlike materialen, ook al is de website geheel in het Engels (zelfs zonder vertaling). De twee dames Nadine Sterk en Lonny van Ryswyck kijken in ‘about’ vastberaden de lens in zonder dat duidelijk wordt wat ze precies bedoelen, maar als men die lichte irritaties naast zich neerlegt, is het verder een goede website.

De link tussen de Maas en het Atelier bestaat uit klei.
Bij het project Meanderende Maas wordt vier miljoen kuub klei afgegraven. Die gaat naar de dijkverzwaring binnen of buiten het traject Ravestein-Lith, en naar steenfabrieken.
AtelierNL heeft inmiddels zes kuub Maasklei ontvangen en een deel daarvan ligt als een imposant lijkende berg op de vloer van hun atelierruimte (de berg is hol omdat anders de vloer het begeeft, maar dat zie je niet). De bruine kleur komt van ijzeroxide.

Klei in Nederland

Tijdje met Hans van Engen staan praten, projectleider namens provincie en Waterschap Aa en Maas), van huis uit landschapsarchitect.
De stapel klei bevat een klein beetje PFAS want alles bevat een klein beetje PFAS. De klei in verhouding niet zoveel, want alleen de bovenste laag bevat wat. In de Romeinse tijd was er nog geen PFAS.
Verder ook nog wat gepraat over de non ferro en de Dommel, maar dat is een apart onderwerp.
En dat ik in mijn middelbare schooltijd vakantiewerk gedaan heb in de ouderwetse steenfabriek van Osse in het Twentse Losser (https://fabriekofiel.com/losser/ , zeeklei uit het Tertiair met nog fossielen erin – handmatig om de zoveel dagen al die stenen omkeren die moesten drogen voor ze de over ingingen). Mijn vader heeft ook nog een blauwe maandag bij Osse gewerkt in de vooroorlogse crisistijd.
Een genoeglijk gesprek.

AtelierNL maakt van die klei best mooie dingen. Zes kuub is 9000 borden. Ze kunnen even vooruit.

Nieuwe woningen te dicht op drukke wegen – SP Eindhoven stelt raadsvragen – update vanwege beantwoording

Ik heb in deze koloommen onlangs een artikel gepubliceerd over een onderzoek van Investico en enkele andere persmedia, waaruit blijkt dat op 400.000 onderzochte nieuwbouwwoningen er 40.000 dichter op een drukke weg stonden dan de GGD, vanwege de luchtkwlaiteit, verantwoord vindt. Die 40.000 huizen zijn verdeeld over 204 projecten. Zie https://www.bjmgerard.nl/teveel-nieuwe-woningen-te-dicht-op-drukke-wegen/ .
Dit onderzoek is landsbreed en hoewel ik in mijn artikel wat Eindhovense voorbeelden genoemd heb (ik woon daar en ken die stad het beste) , was het artikel ook landsbreed.

Appartementencomplex Kroonhoef, een van de zes Eindhovense projecten

Naar aanleiding van het artikel op mijn site heeft de gemeenteraadsfractie van de Eindhovense SP raadsvragen gesteld die dus, uiteraard, specifiek focussen op Eindhoven. Van de 204 nieuwbouwprojecten liggen er zes in Eindhoven, en het is ook precies bekend welke dat zijn en wat hun afstand tot de weg is. Blijkt dat er in vijf van de zes gevallen een nuancering aan te brengen is: of de afstand scheelt bijna niks met wat die zijn moet, of er zit een geluidswal tussen,of het complex is heel hoog. Alleen bij het complex Kroonhoef aan de Eindhovense Ring valt eigenlijk geen nuancerende bijzonderheid te vermelden.

Zoals bekend heeft de Brainportregio een gigantische woningbouwtaak vanwege zijn gigantische groei. Er is dus een spanningsveld tussen de luchtkwaliteit die zegt dat je niet langs een drukke weg mag bouwen, en de woningnood die zegt dat je dat wel moet doen. De vragen van de Eindhovense SP gaan over dit spanningsveld.

Een inrichtingsschets van Buurtschap TeVeld, een van de zes Eindhovense projecten. Links (noord-Zuid) de Huizingalaan, boven (oost-west) de A50.

De eerste vraag is of de gemeente Eindhoven überhaupt beleid heeft t.a.v. de afstandsrichtlijn va de GGD en dan zo ja, zo nee, enzovoort.
Verder gaan er vragen in hoeverre de bouwregelgeving toestaat (en in hoeverre B&W dat wenselijk vinden) om extra eisen aan de luchtbehandeling van flatcomplexen te stellen, en in hoeverre vrijwillige beheerafspraken kunnen helpen. Tenslotte vragen over of in deze context huurwoningen vaker in de vuile lucht geprogrammeerd worden.

De vragen zijn hieronder te vinden

Update
Inmiddels heeft de lokale zender Studio040 aandacht aan de vragen besteed. Zie https://studio040.nl/nieuws/artikel/sp-stelt-vragen-over-bijna-1000-woningen-te-dicht-bij-de-weg .

Update  dd 29 okt 2024

Gemeente Eindhoven heeft geen boodschap  aan afstandsadvies GGD

Inmiddels zijn de vragen van de SP beantwoord. Ze zijn te vinden op https://raadsinformatie.eindhoven.nl/document/14536880/1?connection_type=17&connection_id=10957218 .

De Eindhovense College van B&W stelt dat ‘De adviesrichtlijn van de GGD is echter, zoals u ook aangeeft, niet geschikt om als beleid te hanteren omdat deze te generiek is.’
Dat is een beetje kort door de bocht. Uit de vraagstelling spreekt eerder dat de indienster Jannie Visscher de afstandsrichtlijn van de GGD ‘beperkt geschikt’ vindt en niet ‘ongeschikt’. Weliswaar zegt het College wel dat ‘de GGD om advies gevraagd wordt bij projecten’ , maar B&W zeggen niet op basis van welke uitgangspunten de GGD dan wel advies over bouwprojecten en luchtkwaliteit moet geven.

Men kan zich niet voorstellen dat een project als Kroonhoef, een appartementencomplex pal aan de drukke Ring (in casu Kronehoefstraat) een gunstig GGD-advies kan hebben ontvangen.

Vervolgens beschrijft het College het bestaande beleid en kondigt het het Programma Gezonde fysieke leefomgeving’ aan voor de tweede helft van 2025 (dat is vanwege de nieuwe Omgevingswet).
Dat bestaande beleid is niet slecht (er zitten bijvoorbeeld veel elementen in uit een actie van Milieudefensie dd 2013). Maar ook hier gaat het College iets te kort door de bocht: de ‘exacte luchtkwaliteit per locatie wordt gemeten met het regionale meetnet’. Die bewering gaat te ver. In de buurt van de Kronehoefstraat is geen meetpunt te bekennen en de lokale variatie is zo groot dat je niet zomaar mag zeggen dat voor de Kronehoefstraat dezelfde cijfers gelden als in bijvoorbeeld meetpunt 108 en 130.

Meetlocaties in Eindhoven van het Regionaal Meetnet

Het is inderdaad zo dat de afscherming van geluidsoverlast (die wettelijk strenger geregeld is dan tegen luchtkwaliteit) onbedoeld een positief bijeffect heeft. Het College wil geen bouwvoorschriften die verder gaan dan dit. Deze zouden bovendien niet  wettelijk afdwingbaar zijn omdat Eindhoven aan de Europese normen voldoet. De WHO-richtlijnen zijn doel voor 2030.  
Dit beschermende effect mits de filters in de ventilatie-openingen en de sus-kasten regelmatig schoongemaakt worden. Dat wil nog wel eens tegenvallen. B&W willen op het belang wijzen hiervan wijzen in de VVE-ondersteuningsaanpak voor verduurzaming. Dat klinkt tamelijk incidenteel.

De werkelijkheid is genuanceerd. De vraagstelling sprak niet voor niets over een spanningsveld tussen luchtkwaliteit en woningnood.
Maar wat mij betreft, mag de positie van de GGD (inclusief de afstandsrichtlijn), met name bj probleemlocaties als de Kroonhoef-flat, wat hoger op de afwegingslijst.

Nederlandse industrie loosde in verhouding meer broeikasgassen

Wat er in de krant stond
In enkele kranten (waaronder de NRC) stond op 05 oktober 2024 een artikel, dat gebaseerd was op een nieuwsbericht van de Nederlandse Emissieautoriteit (NEA), dat kopte dat de ‘grootste industriële vervuilers viezer waren geworden’. Het originele nieuwsbericht van de NEA is te vinden op Emissieautoriteit: nog-geen-groene-groei-industrie .
Het was een beetje een ingewikkeld bericht en lastig te ‘koppen’, want het ging eigenlijk niet over vervuiling, maar over broeikasgassen; het ging over 2021, 2022 en 2023; het ging maar over een deel van de industrie; en van dat deel was iets meer dan de helft minder ‘vies’ geworden. Dat krijg je allemaal niet in één kop.
Toevallig toonde het NOS-journaal op de dag dat ik dit schrijf een bericht, dat het NEA-nieuwsbericht als basis gebruikt. Zie https://nos.nl/artikel/2541431-industrie-loopt-achter-met-halen-van-klimaatdoelen .

Ik ga proberen deze ingewikkelde materie uit te leggen. Of Nederland zijn klimaatdoelen in 2030 haalt, valt of staat met dit onderwerp.

Het ETS en de NEA
Het Emission Trade System (ETS) is de hoeksteen van het klimaatbeleid van de EU. Het is een ingewikkeld, niet perfect maar wel redelijk goed werkend systeem. Het gaat over broeikasgasemissies en niet over toxische emissies. Het woordje ‘vies’ hoort in mijn systematiek bij ‘toxisch’ en niet bij ‘broeikasgas’, maar daar loopt de koppenmaker van de NRC tegen zijn ruimtebeperkingen aan. Het zij zo.

Ik beperk me hier (net zoals de NEA) tot het ETS, voor zover toegepast op de industrie.

Zie voor nadere uitleg ook https://www.bjmgerard.nl/co2-prijs-onder-het-eu-ets-schiet-door-de-e50-per-ton/ of bijvoorbeeld https://www.cleanenergywire.org/factsheets/understanding-european-unions-emissions-trading-system .

Binnen de EU zijn alle staten overeengekomen dat aan het uitstoten van één ton broeikasgas (1000kg) in principe een prijs wordt gehangen in de vorm van één recht dat je moet kopen. Het is dus zoiets als een marktafhankelijke boete. In 2024 is de ‘boete’ €86 per geloosde ton.
Kopen kan op een veiling van overheidswege of van een ander bedrijf dat over heeft.
Aan de som van alle rechten is een plafond verbonden dat elk jaar daalt met 4,3 a 4,4%. Als extra daling worden op gezette tijden rechten uit de markt genomen, o.a. omdat in de beginfase van het systeem veel rechten gratis zijn weggegeven. Op deze wijze hoopt de EU ergens rond 2040 van alle broeikasgasemissies in de onder het ETS vallende bedrijven verlost te zijn.

Prijs van een ETS-recht door de jaren heen

Bedrijven staan op de ETS-lijst vanwege de aanwezigheid van bepaalde processen (bijvoorbeeld ertsverwerking of de fabricage van krantenpapier) of apparaten (bijvoorbeeld, wat veel voorkomt, een verwarmingsketel >20MW). Dat laatste ook als het bedrijf die 20MW niet vol maakt – de aanwezigheid van de mogelijkheid om dat wel te doen telt.

In Nederland vallen 282 installaties onder het  ETS. Het nieuwsbericht van de NEA gaat over deze 282 inrichtingen.

Het ETS wordt in Nederland uitgevoerd door de Nederlandse Emissieautoriteit (NEA). Daarnaast organiseert de NEA ook de Nederlandse CO2 – heffing (dat is dus een Nederlandse belasting die aanvullend op het Europese ETS werkt).
Een volledig overzicht van taken is te vinden op de home page van de NEA https://www.emissieautoriteit.nl/ . Dit verhaal gaat over ETS Stationair.

‘Schoner of viezer’ en de benchmark
De NEA kan alleen maar getalsmatige, vergelijkende uitspraken doen, zoals in het nieuwsbericht, als daar een getalsmatige structuur onder ligt.
Die is dubbel: enerzijds het volume in ton product of in TeraJoule (TJ) energie, anderzijds de emissie per ton of TJ. Beide kunnen onafhankelijk van elkaar veranderen.

Het volume is eenvoudig statistisch te verwerken. Dat Nederlandse productievolume is in de jaren 2021-2022-2023 gedaald t.o.v. een eerdere periode. Het nieuwsbericht vermeldt niet in welke sectoren het productievolume hoeveel gedaald is.

De NEA concentreert zich in zijn nieuwsbrief op de andere grootheid, de broeikasgasemissie per ton product of per TJ.  Dat heet de ‘CO2-efficientie’.  Die vergelijking stoelt op een ingewikkeld benchmarksysteem.

De EU deelt het geheel aan ETS-inrichtingen op in 55 gebieden: 52 productgebieden die per ton beoordeeld worden (bijvoorbeeld gesinterd erts of krantenpapier); brandstof en warmte die per TJ beoordeeld worden; en procesemissies.

Wie gunstiger werkt dan de benchmark krijgt emissierechten cadeau en kan die desgewenst verkopen; wie op de benchmark zit hoeft niet te betalen; en de 90% eronder moet dokken.

De eerste benchmarks zijn vastgesteld over de periode 2013-2020 met de jaren 2016 en 2017 als kenmerkend. Het gemiddelde over die twee jaar van de (Europabreed)  beste 10% van de installaties in een bepaalde bedrijfssector zou eigenlijk moeten dienen als benchmark. Maar er waren bij invoering veel praktische problemen, dus er zijn ook benchmarks vastgesteld die (veel) ongunstiger waren dan die ideale 10%..

De tweede set benchmarks is vastgesteld in 2021 voor de periode 2021 t/m 2025, met als kenmerkjaren 2022-2023. De prestatie van de beste 10% wordt geacht een langdurige dalende verbeteringstrend van die beste 10% vanaf 2016-2017 voort te zetten naar 2022-2023 en dat zou dan in eerste aanleg de nieuwe benchmark moeten zijn.
Echter, om vooruitgang te garanderen moet de daling t.o.v. 2016-2017  in elke bedrijfstak minstens 4% zijn, en om de industrie te beschermen mag de daling hooguit 24% zijn. De getallen, die men op deze manier krijgt, zijn dan de benchmark in formele zin.

Toegegeven, dit is een ingewikkeld verhaal, dat desgewenst nagelezen kan worden op Context+bij+de+CO2-efficientiecijfers . Ik kan me ook voorstellen dat iemand vindt dat er op deze manier toevalselementen ingebouwd worden. Hoe dan ook, het is zoals het is.
Ik zal drie voorbeelden geven die afkomstig zijn uit de Europese uitvoeringsverordening ( https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A32021R0447 ) .

In 2016-2017 konden de beste fabrikanten krantenpapier maken met een broeikasgasemissie van 0,007ton CO2/ton papier, maar vanwege praktische problemen is de benchmark voor krantenpapier toen vastgesteld op 0,298 ton CO2/ton krantenpapier.
Waarschijnlijk kan die  beste 10%  dat over 2022-2023 nog een beetje beter dan genoemde 0,007ton CO2/ton papier . De bedoeling is dat de niet-beste 90% richting die 0,007 gaat, maar ter bescherming is het daaltempo gemaximeerd op 76% van 0,298, dus op 0,226ton CO2/ton papier.
De vraag ligt voor de hand waar die grote verschillen vandaan komen. Ik  weet dat niet, maar het zou kunnen dat er een Scandinavische fabriek langs een waterkrachtcentrale staat die duurzaam beheerd hout van ter plekke als grondstof gebruikt. Wordt een taaie klus om daar tegenop te concurreren met je emissiecijfers.

Bij gesinterd erts werkt het benchmarksysteem recht toe, recht aan.

Ander voorbeeld: aardgas. Kan ik meteen uitleggen hoe de Europese Commissie het benchmarksysteem ombouwt tot rangordesysteem.
Nederlands aardgas (met een spoortje ethaan) heeft een verbrandingswaarde van 57 ton CO2/TJ . De nu geldende brandstofbenchmark is 42,6 ton CO2/TJ . Het verschil (56 – 42,6) is 25% van 57 en zodoende staat een ETS-fabriek, die aardgas in zijn ketel stopt en verder geen gedoe, bij de Europese Commissie te boek als een installatie die 25% achterloopt op de geldende benchmark.
Hoe krijgen de beste 10% dan vroeger hun emissies op 34,3 ton CO2/TJ ? Bijvoorbeeld  met toegevoegd biogas (telt niet mee) , of met (duurzame) elektrische voorverhitting, of iets in die geest.


Nu de getallen in de NEA-nieuwsbrief
De NEA werkt in zijn rangorde met de relatieve achterloopcijfers.
Als een bedrijf in de eerste periode 30% achterliep op de benchmark, en in de tweede periode 20%, is dat gedefinieerd als ‘verbetering’. Als een bedrijf in de eerste periode 30% achterliep op de benchmark, en in de tweede periode 40%, is dat gedefinieerd als ‘verslechtering’ .

De NEA komt tot de statistische conclusies dat

  • 148 van de 282 installaties presteerden met hun CO2-efficientie  over 2023 beter dan over 2021, 134 deden het slechter
  • Vooral de grotere bedrijven presteerden slechter
  • Waardoor het gemiddelde over alle 282 bedrijven  achteruitgang betekent
  • Over 2021 lagen de Nederlandse ETS-benchmarkachterstanden gemiddeld 13,7% achter op de bij hun behorende ETS-benchmark, over 2023 was dat 16,9%
  • (zoals  al gezegd) het totale productievolume van Nederlandse ETS-bedrijven is procentueel meer gedaald dan de achteruitgang gestegen is, dus in absolute zin is er minder broeikasgas geloosd en in relatieve zin meer.


Kun je per onderneming zien hoe ze het doen?
Ja. Na enig zoekwerk op co2-efficientiecijfers-2018-2023 per onderneming en dan de zip-file uitpakken tot Excel. Hierboven wat voorbeelden van Brabantse bedrijven met wat commentaar.

Kortom, er kan wel wat bij bedrijven en dat zie je nu al terug in sommige cijfers.

Casade trekt foutief woningenergielabel in (update)

De voorgeschiedenis
Alle woningbouwverenigingen moeten hun woningbezit verduurzamen.
De woningbouwvereniging Casade, met huizen in Waalwijk, Dongen en Loon op Zand heeft hiertoe, samen met bureau INNAX, een omstreden driehoeksconstructie gekozen. INNAX heeft de zonnecoöperatie Dakenstroom opgericht die juridisch zodanig ingesnoerd is dat de coöperatie eigenlijk een soort kolonie van INNAX is geworden.
Eigenlijk zijn er twee coöperaties: een grote die nog gebaseerd is op de oude postcoderoosregeling (PCR), en een nieuwere die is gebaseerd op de SCE. Bij Casade is de oude coöperatie veruit de grootste.
INNAX strijkt bij de PCR-coöperatie het overgrote deel van de inkomsten op, voor een onbekend deel voor eigen gebruik en de rest voor een duurzaamheidsfonds. Casade heeft de investering in de zonnepanelen betaald, in samenhang met ook om andere redenen nodige dakvernieuwing.

De constructie hield ook in dat via een soort bypass 3% van de op het dak opgewekte energie aan de woning eronder werd doorgeleid als vergoeding in natura voor een tweede meter, die nodig was om de opgewekte zonnestroom te meten.
De truc was dat vervolgens voor het energielabel net gedaan werd alsof 100% van de energie aan de woning eronder ten goede kwam. Het woninglabel (geleverd door dezelfde INNAX) schoot virtueel drie stappen omhoog en dat leverde Casade forse niet-virtuele subsidie op.

De truc was gebaseerd in een maas in de regelgeving, die INNAX en Casade niet zelfstandig hadden mogen exploiteren (bij twijfelgevallen was er een beoordelende instantie voorzien die gepasseerd is). Het virtueel-hoge energielabel had voor de onderliggende woningen als nadeel dat bij een woningwissel (puntensysteem) hogere huren gevraagd konden worden, en dat de reële staat van de woning (die slechter was dan het virtuele label) vooralsnog niet verbeterd zou worden.
Verder was in den beginne niet duidelijk of de elektrotechnische constructie in de meterkast aan de laagspanningsnorm NEN1010 voldeed.

Ik heb twee huurders begeleid die tegen de klippen op bezwaar maakten tegen deze gang van zaken. Die waren bij mij terecht gekomen via de SP-fractie in Provinciale Staten.
Voor eerdere publicaties zie merkwaardige-financiele-driehoeksconstructie-bij-verduurzaming-waalwijkse-huurwoningen/ en zonnepanelen-maken-woningen-in-brabant-elektrisch-onveilig/ .

Meterkast in een van de woningen

Resultaten
De hardnekkig strijd leverde gaandeweg resultaten op.

Er kwam een extra NEN1010-onderzoek, zij het niet in de woning van de actievoerende huurders. Na de nodige discussie over en weer lijkt aan de NEN1010-normen voldaan te zijn.

Het Ministerie van BZK dichtte de maas in de wet, waarna intern en extern getouwtrek begon over de rechtmatigheid van de op deze basis toegekende subsidie en over de terugwerkende kracht van de gedichte maas. UIteindelijk leidde dit op 17 oktober 2024 tot een gezamenlijke bekendmaking van Casade, het ministerie van VRO (voorheen BZK) en INNAX dat het te hoge energielabel zal worden teruggedraaid tot wat op reguliere basis voor de 186 woningen in kwestie normaal is (wat dat is, stond er niet bij). Als er achter de schermen geen niet-uitgebrachte informatie is, en dus de uitgebrachte informatie volledig, betekent dat dat er een deal gesloten is waarin enerzijds het te hoge label alsnog gecorrigeerd wordt, in ruil waarvoor INNAX en Casade er schadevrij  uit rollen. Een soort achter de schermen-compromis.
Zie https://www.casade.nl/nieuws/nieuw-energielabel-voor-186-dakenstroom-woningen/ en https://www.langstraatmedia.nl/186-dakenstroom-woningen-krijgen-nieuw-energielabel/ .

Drie mooie successen.

Te wensen over
Zoals wel vaker bij buurtstrijd, is de overwinning niet volledig. Er blijven (potentiële) misstanden bestaan.

  • De Jaarrekeningen over 2021 en 2022 zijn nog steeds niet bij de Kamer van Koophandel ingeleverd. Onduidelijk is of ze aan de wettelijke eisen voldoen
  • De bijna koloniale afhankelijkheid van de coöperatie Dakenstroom van INNAX blijft bestaan
  • De hutjemutje-constructie met de PV-panelen op het dak is niet opgelost. Daardoor zijn de woningen moeilijk blusbaar bij een brand (denk aan de brand in Arnhem waarbij een heel blok van acht woningen afbrandde)
  • De bypassconstructie blijft bestaan. Daardoor staan bewoners nu, naast als deelnemer aan een PCR-regeling, ook als zelfstandige energieproducent te boek. Die hybride toestand lijkt juridisch niet verboden te zijn, maar daardoor krijgen de bewoners wel een aanslag voor terugleveringskosten. Nu heeft de coöperatie die nog betaald, maar nergens staat dat dat gegarandeerd zo blijft.
    Het zou veel eenvoudiger geweest zijn, en nog zijn, om de elektrische energie van het zonnepark op het dak niet via de meterkasten, maar rechtstreeks naar het elektriciteitsnet af te voeren
  • Persoonlijke verhoudingen zijn grondig verziekt. Casade en INNAX moeten op een of andere manier excuses maken en personele veranderingen doorvoeren.
  • Het is niet duidelijk of Casade bij het maken van zijn onderhouds- en verduurzamings-schema’s uitgegaan is van de fictieve A++ status of ven het reëel bestaande B-label. Als de fictie de schema’s dicteert, moeten de bewoners extra lang op verdere investeringen wachten.

Ik blijf dit volgen.

Update dd 11 feb 2025

Een na het schrijven van dit artikel ingediend en gehonoreerd WOO-verzoek leverde een heleboel teksten op, waaruit blijkt dat het intern inderdaad niet lekker zat.
Hieronder wordt een intern memo van RVO aan BZK gepubliceerd dat uit dit WOO-verzoek afkomstig is. Technische clubs als ISSO en InstallQ, en ook RVO zelf, vinden dat de labeltoekenning en de energietoedeling gewoon fout, maar TC9500 van BZK vindt (zonder uitleg) dat de wetgeving te onduidelijk is om van goed of foutte spreken. Nadien is die wetgeving aangescherpt (bovengenoemd actieresultaat) , maar de bijna €700.000 hoeft Casade niet terug te betalen. Zie