Bijeenkomst Regionaal Meetnet ZO Brabant – de presentaties

Wat, waar en hoe?
De regio Zuidoost-Brabant is het eens geworden over een Regionaal Meetnet. Dat heeft nu meer dan een jaar de luchtkwaliteit in Zuidoost-Brabant gemeten. Dat was nog experimenteel, dus niet alle meetreeksen zijn al compleet.

Er is beloofd dat TNO in december 2022 met de eindrapportage over het eerste volledige meetjaar zou komen. Ik kom daar dan op terug. Wat hier nu staat kan het beste als voorbeeld gezien worden.

Op 13 oktober 2022 belegden de gemeente Eindhoven, de provincie, de GGD, het RIVM, TNO, De Universiteit van Utrecht, de Omgevingsdienst ODZOB, en de maatschappelijke organisatie AiREAS gezamenlijk een presentatie in de Stadsschouwburg.
Die bestond uit een algemeen deel, drie gelijktijdig plaatsvindende workshops (Meten&Weten, Complexiteit en Gezondheid) en een loopronde in de foyer, waarbij men de gelegenheid kreeg om even bij twee van de tien tafeltjes met een Stelling met de daar aanwezige gespreksleider en de omstanders te discussieren.

Op 02 november zond de organisatie de samenvatting en de presentaties naar de deelnemers. Mijn hoofddoel nu is om die voor eenieder toegankelijk te maken.

Geluid
In den beginne heette het het Regionaal Meetnet Lucht en Geluid. Maar het geluid is afgevallen, omdat er (nu) geen geld voor is en dat komt mede omdat het ministerie niet wil betalen.
Dat betekent dat men anagewezen is op losvaste incidentele metingen, computermodellen en andere beweringen. Er bestaan weliswaar een oud geluidsmeetsysteem bij en van het vliegveld, maar dat geeft alleen speelgoedresultaten. Zie https://webtrak.emsbk.com/ein . Wat wettelijk van belang is, zijn jaargemiddelde cijfers in Ke en Lden , maar die geeft het systeem niet. Je kunt er dus niets mee controleren, ook niet inofficieel.
De gemeente Best heeft een tijd lang voor eigen rekening vier meetstations gerund (van Geluidsnet/Sensornet) en dat werkte goed. De rapporten zijn te vinden op https://www.gemeentebest.nl/geluid en een artikel is te vinden op https://www.bjmgerard.nl/college-van-bw-in-best-wil-geluidsmeting-voortzetten/ . Daarna is Best  ermee gestopt, in de verwachting dat het Regionale Meetnet die taak over zou nemen. Quod non, helaas.
Hieronder uit de laatste rapportage de jaargemiddelde cijfers in twee van de vier meetpunten, alleen voor de luchtvaart. Zo ziet een goede geluidsrapportage eruit.

Hier ligt een urgente taak. Meer nog als straks de F35 op Volkel en De Peel komt.

Wat ik er van vond
Ik vond het algemene introdeel niet goed. Teveel prietpraat, teveel show (hoewel je dat bij een op de politiek gerichte bijeenkomst enigszins kunt volgen), en teveel het probleem gebracht als iets van de individuele life style, geen systeemingreep. “Daders en slachtoffers, samen de schouders eronder” –  het is niet mijn politieke filosofie.

Ik heb de workshop Meten & Weten bijgewoond, en die is de moeite waard. Hieronder een voorlopige indruk (let wel) van de ultrafijnstof(UFS)-situatie rond het vliegveld. Zoals gezegd komt de definitieve duiding door TNO in december.

De workshop Gezondheid was door de GGD en zal dus wel goed zijn geweest. Let wel dat wat over UFS staat bovenop medische effecten door andere bronnen komt. Zie de afbeelding over bronnen in de vier Brabantse deelgebieden en let op de sterke piek van houtrook in de PM2.5-vervuiling.
Puntbronnen zijn uitgesmeerd over het hele gebied, dus de luchtvaart op Eindhoven Airport over heel Zuidoost-Brabant.

De Werkgroep Complexiteit kon ik achteraf onvoldoende reconstrueren om een mening over te hebben.

Een tien tafeltjes-sessie duurde per thema een kwartier in een luidruchtige omgeving, wat niet echt meehelpt om een ingewikkeld thema als ‘Collectief versus individueel recht’ inzake klimaat, luchtkwaliteit en gezondheid geheel in de picture te krijgen. Het is een continuüm en ik sta op dat continuüm duidelijk dichter bij collectief recht, mits enkele  voorwaarden.
Ook het thema ‘mobiliteit, luchtkwlaiteit en gezondheid’ biedt zoveel discussiestof, dat je in een kwartier niet ver komt.
Laat ik het erop houden dat dit deel van de bijeenkomst een bewustmakend effect gehad heeft.

Hieronder de presentaties.

In Brabant rook je altijd vijf sigaretten per dag mee

De drie GGD’s in Brabant (West-Brabant, Hart van Brabant, en Zuidoost-Brabant) hebben zichzelf de opdracht gegeven om uit te zoeken ““Wat is de impact van luchtverontreiniging op ziektelast en vroegtijdige sterfte van inwoners in Noord-Brabant?”

waartoe de deelvragen nodig waren :

  • Wat is de blootstelling van inwoners van Noord-Brabant aan fijn stof (PM2.5 en PM10) en stikstofdioxide (NO2)?
  • Hoe groot is de emissie van luchtverontreinigende stoffen door diverse bronnen in Noord-Brabant?

Men kan het rapport downloaden o.a. via https://www.ggdhvb.nl/milieu-en-veiligheid/luchtkwaliteit-en-gezondheid/ , waar ook een samenvatting staat.

Uit de emissies (via de Emissieregistratie www.emissieregistratie.nl ) en uit verspreidingsmodellen volgen concentraties, uit concentraties en menselijke aanwezigheid volgen blootstellingsgegevens, en daaruit via dosis-effect modellen en empirische regels ziekte- en sterftecijfers.

Nagenoeg overal voldoet Noord-Brabant aan de nu van kracht zijnde luchtkwaliteitsnormen uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL, de vigerende wetgeving). Dat is het resultaat van een beleid dat een aantal jaren goed gewerkt heeft, maar nu stagneert.
Nagenoeg of helemaal nergens voldoet Noord-Brabant aan de sterk aangescherpte richtlijnen van de Wereld Gezondheids Organisatie (WHO).
Dit laatste verbaast overigens niemand met enige kennis van zaken.  

Zie voor de oude richtlijnen uit 2005, de Nederlandse (en EU-)wetgeving, en de nieuwe richtlijnen  onderstaande tabel.

Oude WHo-richtlijnen, Europese wetgeving en nieuwe WHO-richtlijnen

Het GGD-onderzoek is conventioneel in die zin dat het alleen meeneemt wat wettelijk telt. Voordeel is dat er betrouwbare cijfers zijn, nadeel is dat er veel discussie is over ultrafijnstof en roet en Zeer  Zorgwekkende Stoffen in uitlaatgassen. De GGD’s spelen erg op safe.
Het GGD-rapport onderschat dus de problemen, maar over de omvang van die onderschatting valt weinig met zekerheid te zeggen.

De GGD’s geven inzichtelijke plaatjes over de bronnen per Veiligheidsregio. Er zijn in Brabant vier veiligheidsregio’s, maar Noordoost valt onder de GGD van Midden-Brabant.

Vier technische opmerkingen mijnerzijds:

  • De staafjes in Midden-Brabant zijn mede lager omdat het een kleiner gebied is en de lengte een kwantitatieve, absolute betekenis heeft
  • De hoeveelheden zijn opgeteld over de hele regio en dus de facto gemiddeld. Een lokale bron (bijvoorbeeld vliegveld Eindhoven bij  PM2.5) kan dus lokaal sterk zijn terwijl hij over de regio weggemiddeld wordt
  • De statistiek is gebaseerd op de Emissieregistratie, dus op stof dat als stof uit een pijp komt. Secundair fijn stof, dat pas in de atmosfeer gevormd wordt uit bijvoorbeeld ammoniak en stikstofoxides, zit niet in de fijnstofcijfers.
  • In bijlage Vi staan alle staafjes genoteerd als nette cijfers

De brongegevens worden omgerekend tot concentraties voor de drie categorieën en dat per gemeente of zelfs per buurt. Omdat bekend is hoeveel mensen daar wonen, kunnen de concentraties van een weegfactor worden voorzien voor het aantal mensen dat er door getroffen wordt, en dan heet het een blootstelling. Die blootstellingen worden getoond  met twee presentatiewijzen voor elke vuilcategorie (als voorbeeld er twee afgedrukt per gemeente en één per buurt):

Met de GGD Rekentool Luchtverontreiniging & Gezondheid (L&G) is het mogelijk om de gezondheidseffecten door blootstelling aan PM10, PM2,5 en NO2 te kwantificeren. Dat is voldoende zeker om van (waarschijnlijk) causale verbanden te spreken.
Hoe de GGD dat doet valt in eerste instantie niet te achterhalen omdat de link in de voetnoot verdwaald is. Ga je wat puzzelen, dan kom je op een beschrijvende tekst die waarschijnlijk de bedoeling is op https://awgl.nl/projecten/ggd-rekentool-luchtkwaliteit-en-gezondheid-update-2021 . Beetje slordig.
Je kunt daar het rapport en een Excelsheet downloaden en dan aan de slag. Ik heb dat niet gedaan en beperk me tot het bietsen van een kwalitatief plaatje en een tabel uit het rapport.

Verder geloof ik de GGD’s op hun woord. Ik doe niet aan complottheorieën, althans meestal niet en in elk geval niet bij de GGD.

Na enig geploeter komen hier concrete getallen uit voor extra ziektelast en extra sterfte.
Ik geef die eerst als samenvatting en dan als voorbeeld de tabel voor Noordoost-Brabant uit de bijlage.

Gezondheidseffecten van luchtverontreiniging
De mate van luchtverontreiniging leidt tot aanzienlijke gezondheidsschade. De gezondheidseffecten gemiddeld over heel Noord-Brabant zijn als volgt:

  • Bij 1 op de 5 (20,2%) kinderen met astma, is de astma toe te schrijven aan luchtverontreiniging.
  • Bij bijna 1 op de 4 (22,9%) volwassenen met een hartvaatziekte, is de ziekte toe te schrijven aan luchtverontreiniging.
  • Bij ruim 1 op de 7 (15,1%) longkankerpatiënten, is de longkanker toe te schrijven aan luchtverontreiniging.
  • De gemiddelde vroegtijdige sterfte door blootstelling aan PM10 en NO2 is in Noord-Brabant 358 dagen. Brabanders verliezen dus gemiddeld bijna een jaar door vervuilde lucht.
  • De gezondheidsschade door de blootstelling aan luchtverontreiniging is in Noord-Brabant vergelijkbaar met het meeroken van 4,9 sigaretten per dag. De lucht die bewoners in Noord-Brabant inademen is dus vergelijkbaar met de lucht die iemand zou inademen als een huisgenoot elke dag bijna 5 sigaretten binnenshuis rookt.

Doordat er een grote variatie is in blootstelling aan NO2, PM10 en PM2,5 tussen gemeenten, spreekt het voor zich dat ook de mate van gezondheidseffecten door luchtverontreiniging verschilt tussen gemeenten (dit geldt vervolgens ook voor buurten).

Beleid
Het rapport eindigt met enkele pagina’s beleidsvoorstellen, die veelal  als gemeenschappelijk kenmerk hebben dat ze al deel uitmaken van ander beleid (bijvoorbeeld voor de veeteelt), en dat dat beleid vaak net onder de provincie valt (immers, de schaal van het rapport).
De maximum snelheid omlaag is een nuttige bronmaatregel, maar, het Rijk gaat erover (en het VVD-congres probeert erover te gaan).
Autovrije binnensteden eveneens nuttig, maar daar gaan gemeenten over.

Als voorbeeld van bronmaatregelen pak ik er de set aanbevelingen uit voor houtstook (kleinschalig door particulieren) en de industrie.

Houtstook

  • Minder houtstook; bv. door het verbieden van houtkachels als hoofdvervwarming, het voorkomen dat bestaande woningen van aardgas overschakelen op houtstook en het stimuleren van het dichtmaken van de schoorsteen
  • Houtstookvrije wijken stimuleren; bv. door middels een ‘programma houtstook’ regels op te nemen in het omgevingsplan
  • Verplichten van het volgen van een negatief stookadvies
  • Schoner stoken door goede voorlichting en een versnelde omschakeling naar schonere kachels
  • Subsidie op zonnepanelen en warmtepompen

Industrie

  • BBT verplicht stellen (bedoeld wordt ècht Best Beschikbare Technieken bg)
  • Opslag of overslag overkappen, toepassing goede filters
  • Verankeren van zo laag mogelijk vergunnen in lokaal beleid
  • Actieve advisering, controles en handhaving ter behoeve van preventie van brand of incidenten met chemische stoffen

Als voorbeeld van een overdrachtsmaatregel de wijze raad om scholen en woningen niette dicht op de snelweg te bouwen, en om woonhuisventilatie slim in te plannen.
Maar overdrachtsmaatregelen genieten niet de voorkeur.

Ik adviseer lokale en provinciale politici en ambtenaren om eens een keer in de beleidsaanbevelingen van dit rapport te gaan grasduinen.  

Afsluitend adviseren de GGD’s alle gemeenten, die dat nog niet gedaan hebben, om het Schone Lucht Akkoord te tekenen (de provincie heeft dat al gedaan en vele Brabantse gemeenten ook). Zie https://www.schoneluchtakkoord.nl/default.aspx .

Bijeenkomst provinciehuis
Op vrijdag 08 juli was er een bijeenkomst in het Provinciehuis over gezondheid in brede zin. Het GGD-rapport leverde een belangrike bijdrage.
Zie https://noord-brabant.sp.nl/nieuws/2022/07/gezondheid-heeft-veel-kanten .

TNO wil doorontwikkeling (ultra)fijnstof-beleid

TNO heeft in juni 2022 de belangrijke brochure uitgebracht “Fijnstof: norm gehaald, probleem niet opgelost”. TNO heeft een reputatie op het gebied van meting en modellering van fijnstof te verliezen.
De brochure, annex een samenvatting, is te vinden op https://www.tno.nl/nl/aandachtsgebieden/circulaire-economie-milieu/roadmaps/milieu-en-klimaat/milieu-en-gezondheid/de-nieuwe-fijnstofaanpak-voor-grotere-gezondheidswinst/ .

Er bestaan in Nederland vastgelegde en niet-vastgelegde ambities om de luchtkwaliteit te verbeteren.

In het Schone Lucht-akkoord hebben het Rijk en een groot aantal provincies en gemeentes afgesproken dat er ten opzichte van 2016 in 2030 een gezondheidswinst is van minstens 50%. Zie https://www.bjmgerard.nl/schone-lucht-akkoord-een-halfvol-glas/ en https://www.bjmgerard.nl/het-schone-lucht-akkoord-in-brabant/ .

De sterk aangescherpte WHO-richtlijnen voor luchtkwaliteit hebben het in Nederland nog niet tot een formele status geschopt, maar informeel wordt er al wel naar gekeken. Zie https://www.bjmgerard.nl/who-brengt-scherpere-luchtkwaliteitsadviezen-uit-met-name-voor-no2/  of het recente Brabantse GGD-onderzoek https://www.ggdbzo.nl/ggd-onderzoek/luchtvervuiling-in-brabant-leidt-tot-gezondheidsschade/ .

Het probleem is dat er vaak nog maar weinig vooruitgang is. Bovenstaande grafiek (een meting van TNO langs de Pleinweg in Rotterdam) toont voor PM10 en PM2.5 stagnatie sinds 2015, en voor roet (roetfilters zijn een succes) misschien sinds 2019 (de daling in 2020 komt van Corona).

Als men een verdere daling wil, moet er iets nieuws gebeuren. De brochure van TNO doet daartoe een voorstel.

(Men kan zich deze verhoudingen makkelijk voorstellen door uit te gaan van een kubus van 1*1*1cm, die gemakshalve 1 gram weegt. Die kubus beslaat 1 deeltje en heeft een oppervlakte van 6cm2. Nu zaag je die kubus (verliesloos) in 100*100*100 stukjes. Je hebt dan een miljoen kleine kubusjes, die samen nog steeds 1gr wegen, die dus per stuk 1µgr wegen, en samen een oppervlakte hebben van miljoen*0,01*0,01*6 = 600cm2.

Centraal in het TNO-voorstel staan enkele beweringen:

  • Om historische redenen wordt fijn stof in de lucht gemeten en genormeerd  met de eenheid µg/m3 . Bij verdere vooruitgang verliest dat zijn nut. Bij ultrafijnstof (Ultra Fine Particles, UFP) bijvoorbeeld wegen deeltjes zo weinig dat het gewicht bij voorbaat wegvalt tegen de rest van het fijnstof. Daarom worden UFP geteld per cm3 en niet meer gewogen.
    Ook de nieuwe WHO-adviezen zijn nog op µg/m3 -basis en normeren nog steeds geen UFP.
  • Behalve de omvang van deeltjes, is ook de samenstelling en de vorm van belang. Sommige (ultra)fijn stofdeeltjes zijn reactiever dan andere. Roet is berucht, maar bijvoorbeeld ook metalen kunnen soms kwaad (bijvoorbeeld uit slijtage).
  • Deeltjes kunnen, direct of indirect, in weefsel (wat ik de vaktaal heet) oxidatieve stress oproepen, en dat kan weer tot ontstekingsreacties leiden. Ook elders in het lichaam, want hele kleine deeltjes kunnen de longwand passeren en mogelijk ook de reukzenuw. Langdurige ontstekingen zijn niet gezond. De directe werking heet het Oxidatief Potentieel
  • Oxidatief potentieel kan gemeten worden met een test m.b.v. een stof met een ingewikkelde naam die afgekort DTT heet
  • De werking gaat uit van de oppervlakte van de deeltjes en hoe fijner de deeltjes, hoe meer oppervlak.
  • Door dit alles valt de medische schadelijkheid van (ultra0fijnstof bij steeds kleinere deeltjes steeds minder samen met het aantal µg/m3.
  • Omdat UFP en ‘gewoon’ fijnstof anders gevormd worden en zich anders gedragen, is er weinig correlatie tussen bijvoorbeeld veel PM10 en  veel UFP.
    Die correlatie is lokaal bepaald.

Overigens is het niet zo dat hiermee de oude tijden, met zijn silicosis en zijn asbestkanker, ontkend worden. De nieuwe theorie vult de oude aan en vervangt hem niet.

(dit overzicht komt voort uit metingen in de Rijnmond in 2019. Lees het als: in de Rijnmond zorgt de scheepvaart voor 58% van de UFP en voor 17% van de PM10. Het Rotterdamse vliegveld zorgt voor 6% van de UFP (en geen PM10), en de op- en overslag zorgt voor 22% van de PM10 (en geen UFP).
In deze verhoudingen zit dus een sterk lokale invloed).

In feite roept TNO op om doel en middel uit elkaar te houden.
Doel is de gezondheidswinst, middel is de omgang met concentraties (ultra)fijnstof. TNO wil het assortiment aan middelen uitbreiden. Daartoe vijf stappen.

  1. Een indruk vormen van lokale en regionale (ultra)fijnstofbronnen en van de natuurkundige en chemische eigenschappen van dat fijnstof, zodat ‘fingerprinting’ mogelijk wordt. Dit mede op basis vna selectief meten
  2. Een brongerichte en specifieke monitoringsstrategie opbouwen met goedgekozen instrumenten en locaties en met een gestandaardiseerde meetmethode
  3. Het in kaart brengen van luchtkwaliteit in ruimte en tijd met metingen en modellen. Dit in combinatie met modellen van menselijke aanwezigheid
  4. Een gezondheidsrelevante indicator voor (ultra)fijnstofmengsels bepalen (bijvoorbeeld het oxidatief potentieel)
  5. Een lokaal fijnstofbeleid opzetten om het middel op het doel ‘gezondheidswinst’ te richten.

Een en ander vraagt nogal wat. TNO roept op tot geld, kennisontwikkeling en brede samenwerking tussen politiek, kennisinstituten en relevante NGO’s (zoals o.a. het Longfonds en Milieudefensie).
De eerste stappen kunnen snel gezet worden.

TNO gebruikt vaak voorbeelden uit de regio-Eindhoven, omdat daar al lang een goed meetnetwerk aanwezig is (met dank aan Jean-Paul Close). Dat begint op deze manier vruchten af te werpen.

Ultrafijnstofonderzoek RIVM rond Schiphol

Het RIVM heeft de resultaten van een langlopend onderzoek naar Ultrafijnstof (UFS) rond Schiphol uitgebracht.
Het bijbehorende persbericht is hieronder afgedrukt. Daaronder eigen tekst.
Het persbericht, met daar de link naar het eigenlijke onderzoek, is te vinden op
https://www.rivm.nl/nieuws/mogelijke-langetermijneffecten-op-gezondheid-door-ultrafijn-stof-van-vliegtuigen .

Schiphol_(Shirley de Jong op Wikipedia)


Mogelijke langetermijneffecten op de gezondheid door ultrafijn stof van vliegtuigen

Publicatiedatum 20-06-2022 | 18:15

Blootstelling aan ultrafijn stof van vliegtuigen rond Schiphol kan mogelijk leiden tot nadelige effecten op het hart- en vaatstelstel en de ontwikkeling van het ongeboren kind. Er zijn geen aanwijzingen dat langdurige blootstelling aan ultrafijn stof de oorzaak is van aandoeningen aan de luchtwegen. Wel kunnen bestaande aandoeningen door korte blootstelling tijdelijk verergeren. 

Er is nog onvoldoende bewijs voor effecten op het zenuwstelsel en de stofwisseling (diabetes). Voor effecten op de totale sterfte zijn geen aanwijzingen.

Groot onderzoeksprogramma

Het is wereldwijd voor het eerst dat er zo’n uitgebreid onderzoek is gedaan naar de mogelijke effecten van ultrafijn stof op de gezondheid. In drie deelonderzoeken is uitgezocht wat de concentraties rondom Schiphol zijn van ultrafijn stof van vliegtuigen, of hogere concentraties een direct effect hebben op de gezondheid en of langdurige blootstelling aan ultrafijn stof kan leiden tot nadelige gezondheidseffecten.

Langdurige blootstelling

In het laatste deelonderzoek beoordeelde het RIVM of hogere concentraties ultrafijn stof van vliegtuigen effect kunnen hebben op de gezondheid van omwonenden van Schiphol. Het RIVM heeft de concentratie ultrafijn stof op het woonadres gekoppeld aan gezondheidsgegevens van inwoners van 30 gemeenten rondom Schiphol. Er is gekeken naar effecten op hart- en vaatstelsel, geboorte, luchtwegen, zenuwstelsel, diabetes en algemene gezondheid (bijvoorbeeld sterfte). 

Resultaten

Langdurige blootstelling aan ultrafijn stof van vliegverkeer heeft mogelijk effect op het hart- en vaatstelsel. In gebieden met hoge concentraties zijn bijvoorbeeld meer mensen medicijnen tegen hartaandoeningen gaan gebruiken dan in gebieden met lage concentraties. 

Blootstelling aan ultrafijn stof is bij zwangere vrouwen mogelijk nadelig voor de ontwikkeling van het ongeboren kind. We spreken van mogelijk omdat er te veel onzeker is om definitief te kunnen concluderen dat er een oorzakelijk verband is.

Er is niet genoeg wetenschappelijk bewijs dat blootstelling aan ultrafijn stof van vliegverkeer effect heeft op het zenuwstelsel of diabetes veroorzaakt. 
Dat betekent dat er niet genoeg informatie is om een verband vast te stellen, of dat de resultaten van deelonderzoeken niet duidelijk zijn. Met uitzondering van een mogelijk effect op sterfte aan hartritmestoornis, zijn er geen aanwijzingen dat mensen eerder overlijden als zij jarenlang aan ultrafijn stof van vliegverkeer blootstaan.

De resultaten van het onderzoek naar langetermijneffecten versterken eerdere conclusies van de Gezondheidsraad en vergroten het inzicht in mogelijke effecten van ultrafijn stof op de gezondheid. Omdat er heel weinig eerder onderzoek is gedaan, is onderzoek bij andere grote (internationale) vliegvelden wel nodig om de conclusies verder te kunnen verstevigen. 

Ultrafijn stof

Ultrafijn stof zijn zeer kleine deeltjes fijnstof in de lucht (kleiner dan 0,1 micrometer). Het komt vrij bij verbranding, bijvoorbeeld bij de uitstoot van verkeer, huishoudens en industrie. Ultrafijn stof is zo klein dat het lichaam het minder snel opruimt dan grotere deeltjes, zoals fijn stof. Daardoor blijft het langer in de longen achter na inademen. Ook kan het deeltje door de kleine omvang makkelijker via de longen in het bloed terechtkomen en zo andere organen bereiken. Ultrafijn stof is daardoor mogelijk schadelijker voor de gezondheid dan grotere deeltjes fijn stof. 
 

Enkele opmerkingen uit het rapport             

In het rapport staan enkele passages die de samenvatting niet gehaald hebben, maar wel relevant zijn. In willekeurige volgorde:

  • Aan de hoofdstudie deden bina 1,3 miljoen mensen deel (zonder dat ze dat wisten, want het ging geheel via geanonimiseerde statistiek zoals bijvoorbeeld het CBS).
    Daarnaast waren er deelstudie (zoals zelfrapportageantwoorden op GGD-enquêtes, die met veel kleinere aantallen werkten
  • In het persbericht worden totaalcategorieën genoemd (‘hart- en vaatstelsel’). In het rapport worden die soms onderverdeeld (bijvoorbeeld hartritmestoornissen, ischemische hartziekte, etc). Een enkele keer leidt een onderverdelingsziekte tot duidelijke statistische uitspraken. Het zenuwstelsel als geheel geeft tegenstrijdige resultaten, maar bi het onderdeel Alzheimer is er een zichtbaar verband en dat is rechtstreeks te zien en via dementiemedicijnen.  
  • De cijfers zijn gecorrigeerd voor alternatieve schadeveroorzakers zoals ander fijnstof (dat dus niet ultrafijn is, zoals PM2.5), NO2 en roet en (bij beweringen voor een lange blootstellingsduur) geluid. De UFP- effecten bestaat dus onafhankelijk van die andere oorzaken.
    De correlatie van UFP met die andere factoren was laag. Met andere woorden: UFP gedraagt zich in de omgeving anders dan die andere factoren
  • De UFS-effecten mogen dus opgeteld worden bij andere effecten. Die cumulatie van effecten heeft het RIVM in deze studie niet uitgevoerd.
  • Het effect van leefstijlfacoren lijkt beperkt
  • Het RIVM maakt onderscheid tussen UFP uit vliegtuigen en uit wegverkeer op basis van grootte. Diameters onder de 20nm komen met grote waarschijnlijkheid  uit vliegtuigen, diameters boven de 50nm komen met grote waarschijnlijkheid uit het wegverkeer.
    Voor de schadelijkheid lijkt (longcellen in in vitro-onderzoek) het niet uit te maken.
    Maar de beweringen hebben betrekking op de schadelijkheid van UFP van vliegverkeer, omdat dat de vraag was.
  • UFP-concentraties zijn geschat met een combinatie van metingen en modellen (een normale gang van zaken). Het RIVM meent dat het resultaat voldoet.
  • Taxiende vliegtuigen blijken veel effect op de UFP te hebben en zijn daarom als onderzoeksobject meegenomen
  • De laagste en de hoogste 5% van de concentraties liggen ongeveer 3500 deeltjes/cm3 uit elkaar. Dat is ongeveer het verschil tussen Purmerend en Haarlemmermeer.
    Bij de meest significante metingen die op een (mogelijk of waarschijnlijk) verband wijzen, wordt het extra risico gekwantificeerd per die 3500 deeltjes/cm3 .
    Tabel 7 bijvoorbeeld legt het extra risico op sterfte door hartritmestoornissen op 8% en door alzheimer op 4%. De extra kans op medicijngebruik tegen hartaandoeningen is 3% en voor medicijngebruik tegen dementie op 14%.
    Dat de totaal-categorie ‘psychische gezondheid’ in het persbericht niet tot duidelijke beweringen leidt, komt omdat tegenover het positieve verband bij medicijngebruik bij dementie een omgekeerd verband gezien wordt bij antideprssiva en ADHD. De onderzoekers snappen gewoon nog net goed genoeg hoe dat kan en blijven op dit moment nog weg van een definitieve uitspraak.
    de extra kans op een kleiner e babies, een vroeggeboorte en aangeboren afwijkingen zijn respectievelijk 2, 2 en 5% waartegenover een omgekeerd effect op de Agpasscore staat.
    De extra risico’s uit de (zelfrapportage)antwoorden op de GGD-enquêtes leiden soms tot hogere getallen.
  • Gewezen wordt op het advies van de Gezondheidsraad over UFP. Daarover staat op deze site ene artikel op https://www.bjmgerard.nl/over-en-naar-aanleiding-van-het-ufp-rapport-van-de-gezondheidsraad/ .

Enkele opmerkingen naar aanleiding van het rapport

  • Een systematisch onderzoek van blootstelling en medische effecten bestaat niet bij Eindhoven Airport/vliegbasis Eindhoven.
    Er zijn wel incidentele metingen van UFS bij de startbaan, zie https://www.bjmgerard.nl/luchtmeting-door-meetnetten-en-burgergroepen-in-zo-brabant/ . Een meetstation dichtbij het ZW-einde van de startbaan had van 09 juli – 31 dec 2021 een gemiddeld aantal deeltjes van 13657 deeltjes/cm3 .
  • In de vergadering va het Luchthaven Eindhoven Overleg (LEO) van 22 juni 2022 liet vliegvelddirecteur Hellemons weten dat hij een UFP-meting op het laadplatform had laten uitvoeren. Dit vanwege zijn medewerkers. Bij Schiphol zijn de werkomstandigheden treurig ( zie de Zembla-uitzending van 09 dec 2021)

Gemeenteraad blokkeert ten onrechte interpellatie over Eindhovense asfaltcentrale

Asfaltcentrale ACE

Voorgeschiedenis
De Eindhovense SP houdt zich al vele maanden in  de gemeenteraad bezig met de milieuaspecten van de Eindhoven asfaltcentrale ACE van KWS Infra. Het betreft vooral (in deze volgorde) PAK’s (Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, waarvan sommige kankerverwekkend zijn), benzeen en stank. De SP-inzet is (anders dan de inzet van GroenLinks)  niet gericht niet gericht op de sluiting van het bedrijf of het einde van de recycling van oud asfalt (welke recycling voor de meeste problemen zorgt) maar op een betere milieuvergunning.
Ik heb hiervoor ideeën aangeleverd, zie Asfaltcentrales worden mogelijk schoner (update dd 28 dec 2021) en Asfalt Centrale Eindhoven heeft een benzeenprobleem en een groter PAK’s-Probleem .

De geweigerde interpellatie
In een motie dd 25 januari werd geëist dat er zo snel mogelijk een einde moest komen aan het overschrijden van de mileunormen, dat er sneller een adequate nieuwe vergunning moest komen, waarbij Best Beschikbare Technieken (BBT) toegepast werden. Het College nam dit over.

Het College bleef echter bezig met pappen en nathouden en toen de beloofde nieuwe milieuvergunning weer neer bleek te komen op een milieuneutrale nieuwe vergunning waarin, ondanks alle SP-bemoeienis, geen wezenlijke verbeteringen waren opgenomen, besloot de SP tot een interpellatie. Het verzoek daartoe werd gesteund door het OuderenAppel Eindhoven, 50+ en de groep-Schreurs.

Indirecte verhitting-asfaltcentrale van KWS Infra in Rotterdam met het HERA-principe

Een interpellatie is een zwaar aangezette ondervraging van B&W. In de interpellatie, indien toegewezen, zou gevraagd waarom de motie uit januari niet was uitgevoerd, of dat alsnog ging gebeuren en of het College voor de gevolgen instond als de vergunning niet op basis van BBT zou worden gebaseerd.
In de achterliggende overwegingen werd geschetst wat die BBT zouden moeten zijn. Kort samengevat: indirecte in plaats van directe verhitting van het asfaltmengsel (inclusief te recyclen oud asfalt); indirecte verhitting met elektriciteit i.p.v. gas; en voor zover dat daarna nog nodig is, rookgasreinigng met een koolfilter. De eerste en de derde eis is bestaande of onlangs ontwikkelde techniek, en elektrificatie (o.a. nodig omdat Rijkswaterstaat dat wil) is een voor deze specifieke situatie nog te ontwikkelen techniek die echter in zijn algemeenheid standaard is.

De rest van de gemeenteraad had geen zin in een interpellatie. Alleen de indieners waren voor (7 tegen 31).
Veel vertegenwoordigende organisaties hanteren de onuitgesproken gewoonte om interpellaties toe te staan, ook als de meerderheid het niet met de inhoud eens is, om ook kleine oppositiepartijen de gelegenheid te geven onderwerpen op de agenda te zetten. Dat de meerderheid dat nu niet wilde, is principieel verwerpelijk. Op deze wijze komt een constructief voorstel over een probleem, waarover in de omgeving veel onrust bestaat, niet tot ene inhoudelijke bespreking.

Schema van een asfaltcentrale met indirecte verhitting (bron branche)

Toch enig succes
Uiteindelijk besloten de indieners dan maar een gewone motie in te dienen met een beperktere tekst. Het dictum was dat het College zo snel mogelijk alsnog Best Beschikbare Technieken aan ACE moet voorschrijven via een direct op te starten procedure tot ambtshalve wijziging van de milieuvergunning.

Deze motie is uiteindelijk niet in stemming gebracht omdat de wethouder toezegde dat hij, na een gesprek met ACE, ze een deadline heeft gegeven voor een goede vergunningaanvraag (met BBT) tot 08 april.

BBT
Nu is er reden om deze toezegging met enige kritische zin te behandelen. Best Beschikbare Technieken blijken in praktijk een soort grijs gebied waarin ook woorden als ‘kostenefficientie’ en ‘redelijkheid’ een rol spelen. Vaak gaat het in praktijk om Best Betaalbare Technieken.
In elk geval staat voor de SP (en voor mij) vast wat de drie sleutelelementen zijn:

  • Indirecte in plaats van directe verhitting van het asfalt, waardoor een betere en gelijkmatiger temperatuurregeling mogelijk is. Dat maakt veel uit voor het ontstaan van emissies.
  • Indirecte verhitting met behulp van stroom i.p.v. gas. Dit vanwege het klimaat – sowieso moet dat omdat opdrachtgevers als Rijkswaterstaat erop over willen stappen
  • Reiniging van de rookgassen met een door de branche ontwikkeld koolfilter.
Ligging meetpunten bij een koolfilteropstelling bij de asfaltcentrale in Den Bosch

Luchtmeting door meetnetten en burgergroepen in ZO Brabant

In het laatste decennium zijn er steeds meer initiatieven gekomen die de luchtkwaliteit in ZO  Brabant meten. Het betreft zowel een nieuw officieel regionaal meetnet, alsmede metingen door groepen burgers of afzonderlijke gemeenten. Een overzicht met sterktes en zwaktes.

Het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit
Het RIVM runt een Landelijk Meetnetwerk Luchtkwaliteit (LML). Dat is tegenwoordig te vinden op https://www.luchtmeetnet.nl/ . Het oudere adres https://www.lml.rivm.nl/index.php linkt door naar het nieuwe adres.
Het dient vooral om het landelijke en provinciale beleid te ondersteunen (ook de provincie stelt middelen ter beschikking, zie https://www.bjmgerard.nl/het-schone-lucht-akkoord-in-brabant/ ).
Het LML is openbaar toegankelijk en heeft o.a. een archieffunctie, waardoor allerlei rapportages uit te draaien zijn. Hieronder ter illustratie een momentopname van NO2 – concentraties in NBrabant op 05 januari 2020, om 22.20 uur. Het heeft kort daarvoor geregend, dus de concentraties zijn laag.
Hoe interessant ook, ik ga hier verder niet op in omdat ik me op de regio wil concentreren.

LML-stations in Brabant

AiREAS en Milieudefensie
Hoewel de gemeente Eindhoven zelf ook al een bescheiden meetnet had voor met name NO2 ( https://www.eindhoven.nl/bestuur-en-beleid/samen-werken-aan-duurzaamheid-en-het-klimaat/meetwaarden-luchtkwaliteit?suggestie=Meetwaarden%20luchtkwaliteit ), moet de start van de huidige ontwikkeling op conto geschreven worden van de Eindhovenaar Jean-Paul Close met zijn AiREAS-netwerk. Met groot enthousiasme en doorzettingsvermogen wist hij vrijwilligers, deskundigheid (o.a. ECN/TNO en de Universiteit van Utrecht), politiek en geld aan zich te binden, met als resultaat na enkele jaren een netwerk van 35 meetstations dat een aantal jaren gedraaid heeft.
De Aireas-website bestaat nog steeds op https://aireas.com/ . De opzet is ook in andere gemeenten en zelfs internationaal uitgerold.

De techniek onder de metingen van AiREAS heet het Innovatief Lucht Meetsysteem (ILM).

AiREAS is een activiteit van de maatschappelijke organisatie Stad van Morgen. In de visie van de Stad van Morgen staat  “de mens en onze duurzame vooruitgang” centraal. Close weet zijn maatschappijvisie, de ‘sustainocratie’ met fleurige plaatjes uit te leggen die op genoemde website in ruime mate te vinden zijn.

Ik heb altijd goed met Jean-Paul Close op kunnen schieten en de eerste activiteit, waarmee ik de huidige afdeling van Milieudefensie Eindhoven heb helpen opzetten, was een openbare avond over de luchtkwaliteit – heel redelijk bezocht. De tweede activiteit was een jaar lang deelnemen aan de meetactie van Miliieudefensie met Palmesbuisjes, gericht op NO2 . Daarna was het eigenlijk al niet meer nodig omdat er al genoeg meetpunten waren.
Dat wil niet zeggen dat ik het helemaal met Close’s politieke filosofie eens ben. Ik  vond, en vind, dat AiREAS/Stad van Morgen teveel een op harmonie gestoeld wereldbeeld aanhangt (een beetje ‘daders en slachtoffers, samen de schouders eronder’), te apolitiek is en teveel op gedragsaanpassing koerst in plaats van op oorzaakbestrijding. Milieudefensie is politieker en activistischer.
Maar wij zouden met Milieudefensie het meetnetwerk van de grond gekregen hebben, en Close wel. Dat moet worden erkend.
Maar Milieudefensie heeft in maart 2014, tijdens de campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen, 3500 handtekeningen aangeboden voor een maatregelenpakket om het Eindhovense verkeer grondig te moderniseren (in  Eindhoven de belangrijkste interne bron van luchtvervuiling). Dat is inmiddels overigens voor een heel eind gerealiseerd. Zie https://www.bjmgerard.nl/groen-links-eindhoven-bouwt-met-initiatiefvoorstel-voort-op-verkeersactie-milieudefensie-eindhoven/ en https://www.bjmgerard.nl/milieudefensie-krijgt-in-eindhoven-steeds-meer-gelijk-over-schonere-lucht/ .

Het verschil in aanpak tekent de onderlinge verhouding tussen Milieudefensie en AiREAS: twee aparte koersen, maar goede onderlinge verhoudingen.
Het loopt ook al vooruit op de belangrijkste vervolgvraag van welk meetsysteem dan ook: het handelingsperspectief.

Doorontwikkeling van AiREAS – hoe is het Regionale Meetnet georganiseerd en wat kan het?
Ergens eind 2017 ontstond in de regionale politiek de wens om AiREAS door te ontwikkelen. Andere gemeenten hadden ook interesse en er was bijvoorbeeld interesse in de vervuiling door de intensieve veehouderij en het vliegveld. Verder was er behoefte aan geluidsmeting, o.a. ook (maar niet alleen) vanwege het vliegveld.

Op 18 december 2019 werd een bestuurlijke overeenkomst getekend voor dit regionale meetnet met als startdeelnemers  AiREAS, gemeente Eindhoven, Provincie Noord-Brabant, GGD, RIVM, TNO, Universiteit Utrecht en Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB), en met een uitnodiging aan de regiogemeenten. De ODZOB doet het kantoor en de nieuwsbrieven ( https://odzob.nl/meetnet?cookie=1594390759271 ). Bijgevoegd het persbericht .


Vanaf 2020 wordt het meetnet uitgerold.
Dd 08 december 2021 hebben zich aangesloten de gemeenten  Asten, Bergeijk, Best, Boxtel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven (partner en deelnemer), Gemert-Bakel, Geldrop-Mierlo, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Meierijstad, Nuenen, Oirschot, Reusel-De Mierden, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven, Waalre. De gemeente Someren heeft deelname nog in beraad.
Inmiddels staan er 44 meetstations. Experts van RIVM, TNO en Universiteit Utrecht hebben samen bepaald waar de meetkasten worden geplaatst. De nadruk ligt daarbij op het meten van het gebied rond de steden, de luchthaven Eindhoven Airport en het landelijk gebied met veel veehouderij. Er is een beperkt aanbod aan mobiele kasten (aanvraag op meetnet@odzob.nl ).

De ODZOB-website bevat alle belangrijke informatie, links en documenten.

De meetkasten rapporteren op twee plaatsen:

  1. Bij het RIVM op https://samenmeten.rivm.nl/dataportaal/ . Hier staan gegevens uit verschillende bron samengebracht (hierover verderop meer). De punten waar bij aanklikken ILM verschijnt, horen bij het regionaal meetnet.
    Het RIVM geeft in Brabant alleen waarden voor de grootheden die in de officiële Nederlandse wetgeving genormeerd zijn, in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit computermodel scheidt door berekening, in combinatie  met achtergrondmetingen, berekende waarden af voor NO2 , PM2.5 en PM10.
  2. Bij TNO op https://ilm2.site.dustmonitoring.nl/ , waar onderstaande afbeelding vandaan komt. De afbeelding is niet interactief, de site zelf wel.
    Naast ‘dust’ in de categorieën PM10, PM2.5 en PM1 detecteren de meetkasten ook NO2 en, bij de drie meetkasten bij het vliegveld, ook UFP (Ultra Fine Particles). Dat laatste is een langdurig geuite wens van het Beraad Vlieghinder Moet Minder (BVM2). Straalmotoremissies kenmerken zich door veel emissies in het 20nm – gebied.
    Bij de getallen in de kolom (dezelfde als die bij aanklikken op een punt verschijnen) zijn momentane metingen op 30 december 2021, één uur ’s nachts.
    In Eersel staan geen punten aangegeven, omdat Eersel zelf een meetnet heeft (zie verderop).
    De grafieken lopen van twee dagen voor tot twee dagen na Oud (2021) en Nieuw (2022), maar kunnen een beetje verschoven worden.
    De grote piek in de grafieken in de rechterkolom is het vuurwerk – 102 is Eindhoven Airport, toen gesloten , en 139 het Eindhovense stadscentrum.
    De blauwe PM-grafiek van Eindhoven Airport, midden onder, is moeilijk te interpreteren.
Display van TNO tbv meetprogramma

Andere initiatieven in Zuidoost-Brabant
Zoals al gezegd, verzamelt het RIVM op https://samenmeten.rivm.nl/dataportaal/ gegevens uit verschillende bron.

Zo’n bron is bijvoorbeeld de gemeente Eersel. Op het RIVM-portal staan vijf stippen van deze gemeente (code MGE), zie ook https://www.eersel.nl/meetnet/ . Het is een mooi meetnet.

Er staan heel veel stippen van het project Luftdaten (LTD), tegenwoordig Sensor.community. Dat is een uit Duitsland overgewaaid Citizen Science-project om fijn stof te meten, dat het RIVM probeert te ondersteunen op genoemd portal. Zie ook https://www.samenmetenaanluchtkwaliteit.nl/nieuws/steeds-meer-burgerwetenschappers-actief-bij-luftdaten . Tegenwoordig heet Luftdaten Sensor.community ( https://www.samenmetenaanluchtkwaliteit.nl/sensorcommunity ) en heeft een wat ruimer takenpakket opgevat (ook geluid). De kwaliteit van de metingen is minder goed gegarandeerd dan die  van professionele apparaten, maar het zijn er wel erg veel en mogelijk is de kwaliteit verbeterbaar. Het is in opkomst.
Er zijn erg veel LTD-stippen in Meierijstad. Waarschijnlijk is dat de nieuwe meetgroep, die daar onlangs gestart is.

Ongetwijfeld ben ik ergens wat vergeten.

Wat kun je wel en niet met het meetnet? Het handelingsperspectief.
Het is een beetje cru om te zeggen over een onderwerp waarvan ik zelf een groot voorstander ben, maar het legt makkelijker uit om eerst te zeggen wat je er NIET mee kunt. Dat is makkelijker. Sommige gebreken vloeien voort uit landelijke wetgeving, en sommige horen specifiek bij de regionale opzet.

  • Je kunt juridisch niets met meetdata. Om het grote publiek tegen vervuilde buitenlucht te beschermen, heeft het Rijk het eerder genoemde NSL vastgesteld. Dat is een ingewikkeld computermodel waarin gemeenten elk jaar belastende en ontlastende ontwikkelingen stoppen, en het RIVM een met wetenschappelijk goed gekeurde apparaten gemeten achtergrond, en dan rollen daar op een heleboel toetspunten langs grote wegen jaargemiddelde waardes uit voor NO2 , PM2.5, PM10 en roet, en de eerste drie zijn genormeerd op resp. 40, 20 en 40µg/m3 . Andere stoffen zijn niet genormeerd in praktijksituaties die er voor het grote publiek in de buitenlucht toe doen.
    Als de computer zegt dat een meetpunt voor NO2 op 39 zit en de meetpaal daar pal naast zegt 41, dan telt de 39. Dat klinkt achterlijk, maar er zijn goede argumenten voor en het systeem heeft een tijd lang goed gewerkt.
    Let wel dat de normering jaargemiddeld is. Als een NO2 -meter op maandagmiddag op 60µg/m3 staat en de norm is 40, is dat geen overtreding. Het is pas een overtreding als het toetspunt bij de meter jaargemiddeld boven de 40µg/m3  zit. Dat was het geval op de Eindhovense Vestdijk en vandaar het proces tegen de afschaffing van de Knip (zie https://www.bjmgerard.nl/knip-vestdijk-slag-verloren-uitkomst-oorlog-nog-onduidelijk/ ).
  • Het RIVM en de ODZOB staan niet toe om jaargemiddeldes uit te rekenen. TNO staat dat misschien toe, maar is gebruiksonvriendelijk en er ontbreken delen van 2021 – kan zijn dat de meetapparaten toen uit stonden.
    De gemiddelde UFP-concentratie in punt 102 (aan de ZW-kant van de startbaan) van 09 juli t/m 31 dec 2021 bedraagt 13657 deeltjes/cm3.
  • Het meetnetwerk kent geen geluidmeting. Dat is des te treuriger, omdat de gemeente Best jarenlang een goed programma draaiende had (van SensorNet) dat nette en betrouwbare statistieken afscheidde, inclusief jaargemiddelde Lden – en Ke-cijfers. Best heeft dat meetnet onder andere afgeschaft omdat men dacht dat het regionale meetnet het over zou nemen. Wat dus niet gebeurt.
    De vragenrubriek van de ODZOB zegt dat geluid mogelijk aan de beurt komt in een Fase 2, waarover verder geen mededelingen gedaan worden.
    Dat betekent o.a. dat omwonenden van het vliegveld nog steeds aangewezen zijn op de negen meetpalen van het vliegveld zelf, en al jaren zorgvuldig vermijden om bruikbare jaargemiddelde Lden – en Ke-cijfers af te scheiden.
    Er moet alsnog een onafhankelijk geluidmeetnet komen.
    Nu staan er in half Brabant vijf individuele personen die volgens het mij onbekende project GLD_Seco geluid meten. Je krijgt dan bijvoorbeeld dit:
De persoon in kwestie had om 23.06.40 in Oudjaarsnacht een knal van 85dB.



Nu wat je er wel mee kunt, maar dat vraagt nader denkwerk. Het is minder recht toe, recht aan.

  • Als je jaargemiddelde cijfers hebt, kun je uitkomsten van het computermodel checken. Meetsystemen hebben hun problemen (de hond van de buren staat in de detector te blaffen) maar computersystemen ook (die worden bijvoorbeeld gevoed met de aanname dat niemand de maximum snelheid overschrijdt).
    Het is goed gebruik om enige experimentele verificatie van computerberekeningen in te bouwen. Met de meetpalen van Sensornet kon je checken of de experimentele geluidsmeetpaal zei wat hij van de berekende contour moest zeggen. Dat is vooral nuttig als je de berekening niet helemaal vertrouwt.
    De check is niet juridisch bruikbaar, maar wel geschikt voor doordachte vormen van stampij. Je zou bijvoorbeeld kunnen nameten of de tijdelijke wijk Te Veld in NW-Eindhoven net buiten of net binnen de 20Ke-contour ligt, voor welke berekening er reden tot wantrouwen is.
  • Je kunt nadenken over oorzaken en remedies. Ongeacht of de meter 41 zegt en de computer 39, in beide gevallen is het veel en misschien moet je de straat toch 30km/uur maken en éénrichtingsverkeer.
    En ik vind 13657 deeltjes UFP/cm3 in het verlengde van de startbaan in een door Corona verpest half vliegjaar eigenlijk best wel veel. Misschien moet er versneld minder en/of schoner gevlogen worden.
  • Je kunt er als politicus en bestuurder beleid mee ontwerpen, bijvoorbeeld ruimtelijke ordening. Je kunt een woonwijk plannen waar er structureel weinig  fijn stof en geluid is. Om dat laatste te bepalen, is er geen juridisch sluitend bewijs nodig.

Samengevat: voor heel veel zinvolle handelingen is geen sluitend juridisch bewijs nodig.

Afbeelding van RIVM Samen Meten

Milieudefensie Eindhoven stelt aan gemeente vervolgstudie voor op Stadhuispleinexperiment (update dd 18 jan 2022 n.a.v. gesprek met wethouder)

Oogst van zuivering van 5 a 10 miljoen kuub lucht, ca 1 Auferounit die 1000 uur werkt

Onlangs schreef ik in deze kolommen over het experiment op de TU/e en het Eindhovense Stadhuisplein om het fijn stof in de parkeergarage op dat plein met een behoorlijk rendement af te vangen. Zie Eindrapportage ‘Longen van de stad” uit – mijn oordeel gemengd .

Reactie Ens Technology
Daar zei ik dat ik een aantal  vragen bij de verantwoordelijke namens Ens Technology, dhr. Roel Gijsbers, neergelegd had. Dd het vorige artikel had hij die in alle redelijkheid nog  niet beantwoord kunnen hebben.
Inmiddels heeft Gijsbers, na overleg met de verantwoordelijke onderzoeker bij de TU/e, een uitvoerige reactie gegeven. De man heeft er echt zijn best op gedaan en hij toonde zich blij dat er iemand was die zijn werk zo grondig bestudeerd had.

Een deel van de ingebrachte reacties was van technische aard en kan hier onbesproken blijven.
Uit de reacties bleek dat het geen eenvoudig onderzoek was om uit te voeren. Een monument aan data rust op een sokkel van haken en ogen.
Sommige kritiekpunten leiden tot aanpassingen of verduidelijkingen.

Een deel van het monument aan data kan niet nu verstrekt worden, maar pas in de formele wetenschappelijke publicatie die nog in de maak is. De Eindrapportage die er nu ligt, valt onder de verantwoordelijkheid van Ens Technology. Er is bijvoorbeeld veel meer bekend over de deeltjesaantallen en deeltjesmassa per kuub dan nu gepubliceerd, van PM0.25 tot PM31.

gemodelleerde PM10-reducties in de aangegeven condities

Blijft staan het centrale verschil van inzicht, dat vanaf het begin bestond.
De TU/e en ENS Technology (of omgekeerd, dat is een van de intrigerende vragen in deze publiek-private samenwerking) hebben ervoor gekozen om de studie op te hangen aan één relatief zeldzaam weertype, zijnde zuidoosten wind, 1m/sec op 10m hoogte (dus droog).

De motivatie van Gijsbers is dat uit eerdere Aireas-gegevens bleek dat bij dit weertype de concentraties in hot spots in het Eindhovense centrum het ergste waren (wat naar alle waarschijnlijkheid waar is), en dat men daar wat aan wilde doen. Een ander voordeel (maar dat zeg ik als een lichtelijk cynisch geworden ex-politicus) dat dan de mooiste verkoopplaatjes ontstaan. De contrasten tussen schoon en vuil zijn dan het scherpst en dat doet het goed in false color.

In feite bestrijdt de aanpak in de studie piekbelastingen qua plaats (hotspots) en qua tijd (één weertype). De onderzoeksopzet lijkt met terugwerkende kracht de medische focus te dicteren.
Nu is een focus op piekbelastngen op zich niet absurd. Ook kortstondige blootstelling aan fijn stof leidt tot medische schade.

Maar chronische blootstelling leidt tot meer schade. Er zijn dan ook heel wat meer langlopende epidemiologische dossiers aan mijn ogen gepasseerd dan kortlopende. En zowat alle dosis-effect relaties gaan over chronische blootstelling.

Dosis-effectrelaties tussen langdurige PM2.5-concentraties en het relatieve risico (RR)

Chronisch blootstelling wordt  vertaald in jaargemiddelde blootstelling. Daarom bestaat de wet, waaraan de lokale overheden zich te houden hebben, het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), vooral uit jaargemiddelde bepalingen. Voor PM10 is er ook een dagennorm (etmaal gemiddeld niet vaker dan 35 etmalen per jaar boven de 50µg/m3, maar die is zelden van belang en wordt meestal, voor het gemak, via een vuistregel vertaald in een jaargemiddelde norm (32µg/m3),   die wat scherper is dan de echte jaargemiddelde NSL-norm (40µg/m3). En daar blijft de lucht in Eindhoven ook ruim onder.

Met andere woorden: de TU/e en Ens Technology leveren bij de gekozen onderzoeksopzet een product waar het lokale openbaar bestuur in praktijk niet zoveel mee kan. Men kan wel mopperen dat de wet zo is als hij is, maar ondertussen is hij zo.
Het is niet voor het eerst dat ik meemaak dat men bij de TU/e technisch beter van wanten weet dan wanneer men in de politiek moet functioneren.

Maar ondertussen heeft men wel goede wetenschap bedreven (strikt genomen moet dat  oordeel wachten op de publicatie van het wetenschappelijke artikel, maar dat geloof ik dan wel even). Het is zonde om niet alsnog wat met deze methode en deze uitkomsten te doen.

Want er blijft te wensen over.

De bestaande NSL-doelen zijn een politiek compromis op Europese schaal en ook lager dan deze normen is luchtvervuiling schadelijk.
De WHO heeft nieuwe inzichten op dit gebied  onlangs neergelegd in aanmerkelijk scherpere advieswaarden die een zeer forse uitdaging worden.

En het is moeilijk om fijn stof terug te dringen, omdat elektrificatie van het vervoer niet of niet voldoende (daarover twisten de geleerden) helpt. Veruit het meeste fijn stof komt bij moderne auto’s uit slijtage van wegdek, banden en remmen. Daar helpen alleen minder en lichtere auto’s tegen. Het laatste ligt buiten bereik van de gemeente, en voor het eerste bestaan goede bedoelingen, maar er bestaat ook de wens om duizenden huizen te bouwen op het Stadhuisplein en in het stationskwartier, en een deel van die nieuwe bewoners zal zich op vier wielen gaan verplaatsen.
Al die nieuwe huizen (en er is in de afgelopen decennia ook al een hoop nieuw gebouwd) hebben belang bij schone lucht.

Stofafvangtechniek kan een van de maatregelen zijn die een bijdrage leveren.

Ligging van de parkeergarages in het Eindhovense centrum.
Blauw is bovengronds, rood ondergronds

Het voorstel
In een brief aan B&W en de gemeenteraad (07 dec 2021) heeft Milieudefensie Eindhoven voorgesteld om de weeffout van het eenzijdige weertype te herstellen door vervolgonderzoek te doen. Het moet relatief eenvoudig zijn (bij wijze van spreken alleen maar de computers opnieuw aanzetten) om bijvoorbeeld windkracht 3 zuidwest en windkracht 5 noordwest in te voeren (en vergelijkbaar) . Het zou dan mogelijk moeten worden een redelijk betrouwbare jaargemiddelde schatting te maken voor bijvoorbeeld alleen het centrumgebied (waar de meeste parkeergarages staan).
Het voorstel is dat de gemeente Eindhoven de TU/e opdracht geeft om dat te doen.
En als dat tot bruikbare inzichten leidt, om dan te kijken hoe dat politiek vertaald kan worden in bestaande en nieuwe parkeergarages.

De brief is te vinden op

Update:

inmiddels is Milieudefensie voor een gesprek met de wethouder uitgenodigd. Dat gesprek heeft plaatsgevonden op 14 januari 2022. Aanwezig voor de gemeente wethouder Thijs en de hoogste milieuambtenaar Verhoeven, voor ENS Technology en de TU/e Gijsbers en voor Milieudefensie ik.
Het gesprek liep goed. De lasten en baten van verdergaand onderzoek en eventuele daaruit volgende handelingen zijn verkend, zonder dat dat ter plekke tot afspraken leidde. Een en ander kan mogelijk ook gekoppeld worden aan het Schone Lucht Akkoord, en via dat neer worden gelegd bij het Ministerie van I&W
Het krijgt een vervolg, maar dat ligt dan bij de nieuwe coalitie.

Eindrapportage ‘Longen van de stad” uit – mijn oordeel gemengd

Het “Glazen huis” t.b.v. de “Longen van de Stad”

Inmiddels is aan dit artikel een update gewijd. Zie Milieudefensie Eindhoven stelt aan gemeente vervolgstudie voor op Stadhuispleinexperiment .
Er is uitvoerig contact geweest met de auteur, en daarmee is de voorlopigheid waarvan hieronder sprake was, er af.
We zijn het, ondanks onderlinge waardering, nog steeds niet geheel eens.

Nog even terug naar vroeger
Eind 2017 en in de eerste helft van 2018 stond er een soort ‘glazen huis’ boven de uitlaat van de parkeergarage op het Stadhuisplein. Dat was het experiment “De longen van de stad”.

Vergelijkbare experimenten vinden overigens ook elders in de wereld plaats.

In het glazen huis stond apparatuur om de lucht uit de parkeergarage door elektrostatische luchtzuiveringsapparaten van de firma Ens uit Cuijk te sturen. Die zou een flinke hap uit de concentraties fijn stof PM10 en PM2.5 nemen (het apparaat werkt alleen tegen fijn stof, niet tegen gassen als bijvoorbeeld NO2 . Dat is, afgezet tegen de wettelijke limiet, het meest kritische gas,).

Ik heb er in die tijd over geschreven, zie https://www.bjmgerard.nl/?p=6056 . Vandaar kan men doorlinken naar eerdere artikelen. Ik ga dat niet allemaal herhalen.
Ik was toen kritisch, maar ik wees het idee van wetenschappelijk  onderzoek niet af.
Dat onderzoek startte (fase 1) met een haalbaarheidsonderzoek in de vorm van een computersimulatie door de afdeling Bouwkunde van de TU/e (o.l.v. prof. Blocken). Van deze fase is een wetenschappelijk onderzoek uitgebracht volgens de regelen der kunst en dat is, netjes als Open Access, te vinden op https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0167610516304536 (2016).

De begroting van het hele project stond voor 1,29 miljoen incidenteel, waarvan 0,23 miljoen voor rekening van de gemeente Eindhoven. De rest zit bij ENS en bij Air Liquide. De TU/e werkt mee met mens- en rekenkracht.
Het was en is dus een publiek-privaat project, maar naar mijn smaak iets te privaat.

Zoals gezegd, hebben er metingen plaatsgevonden (fase 2), te verdelen in de periode 21 december 2017 – 09 april 2018 (fase 2a), en de periode 22 mei 2018 – 22 juli 2018 (fase 2b).

Daarna werd het een hele tijd heel stil, tot het Eindhovens Dagblad er op 10 november 2021 een groot artikel over schreef. De krant had de samenvatting ontvangen van de volledige eindrapportage “Longen van de stad”, waarna ik de volledige eindrapportage opgevraagd en ontvangen heb.

Die eindrapportage is geen wetenschappelijk document in de gangbare academische zin des woords. Een dergelijk artikel is in de maak, vermelden de kleine lettertjes, maar is er nog niet. Veeleer is de eindrapportage een popularisering van het nog te publiceren artikel met een wervend karakter. De contactpersoon is dr. Ir. Roel Gijsbers van Ens Technology, die namens de samenwerkingspartners projectleider is.
Voor een samenvatting zie https://www.tue.nl/nieuws-en-evenementen/nieuwsoverzicht/08-11-2021-luchtkwaliteit-eindhoven-aantoonbaar-beter-met-longen-van-de-stad/ . Wie het hele rapport wil (niet via Internet toegankelijk) moet me maar even een mail sturen.

In de eindrapportage zitten wat slordigheden en de gemaakte keuzes en de beschreven claims roepen vragen op. Ik heb die neergelegd bij Gijsbers, maar dd dit artikel had hij die in alle redelijkheid nog niet kunnen beantwoorden. Dit artikel is dus tot op zekere hoogte voorlopig (niet meer, zie de update hierboven).

Wat komt eruit?
Men kan dit het beste opsplitsen in enkele deelvragen.

  • Wat zegt de rapportage over luchtvervuiling en maatregelen?
  • Vangen die apparaten echt stof en is dat veel?
  • Wat voor omgevingseffecten zie je in de verkennende fase 2a?
  • Wat komt er uit de herijking met metingen uit fase 2b van het computermodel uit 2016?
  • Wat betekent het voor de parkeertarieven?
  • Heeft dat nut voor het openbaar bestuur en zo ja, wat dan?

Luchtvervuiling in de rapportage
De eindrapportage bevat een uitvoerig hoofdstuk over kenmerken en gevaren van luchtvervuiling. Niet geheel verbazingwekkend voor een onderneming als Ens die van de strijd tegen de luchtvervuiling wil leven, maar desalniettemin een fatsoenlijk en redelijk goed verhaal, zij het te lang om hier weer te geven. Ik pik er onderwerpen uit.
Elders op deze site staan al veel verhalen over dit onderwerp, o.a. over de sociale kosten van luchtvervuiling, in Eindhoven volgens CE Delft €1276 per persoon per jaar (na Amsterdam het hoogste in Nederland). Zie https://www.bjmgerard.nl/?p=13911 .

MGR-kaart van Eindhovne, RIVM, 2016, Atlas vd Leefomgeving

Verder verwijst de rapportage naar de Milieu Gezondheids Risico Indicator van het RIVM, die weergeeft hoeveel % van ziekte en sterfte (in het jargon gemeten in Daly’s) door milieufactoren komt als luchtvervuiling en geluid (waarvan luchtvervuiling het belangsrijkste is, en binnen de luchtvervuiling fijn stof). Hierboven de kaart voor 2016. Let wel dat in de rode gebieden meestal (bijna) niemand woont, maar bijvoorbeeld in nogal wat gele gebieden wel. Zie https://www.rivm.nl/milieugezondheidsrisico-s en https://www.atlasleefomgeving.nl/nieuws/milieugezondheidsrisicos-mgr-van-overijssel-tot-eindhoven .

(Bovenstaande tabel zit achter een dure betaalmuur bij Elsevier)

Verder moet nog even genoemd worden (hier speciaal relevant) dat de komst van de elektrische auto geen einde maakt aan het fijnstof-fenomeen. Sowieso komt bij alle moderne auto’s minstens driekwart van de fijn stof-emissie niet uit de uitlaat, maar uit slijtage van remmen, banden en wegdek. Bij elektrische auto’s slijt de rem minder, omdat energie geregenereerd wordt, maar banden en wegdek slijten harder, omdat elektrische auto’s zwaarder zijn.
Let wel dat dit alleen over fijn stof gaat en niet over gasvormige uitlaatstoffen, maar met de luchtzuivering van Ens kun je daar niets mee.
Resuspensie is, dat stof, dat er al lag, weer opdwarrelt.
Deze cijfers zijn aan discussie onderhevig. Auke Hoekstra van de TU/e verdedigt elektrische auto’s met hand en tand, ontkent de slijtageproblematiek niet maar houdt vol dat elektrische auto’s wel minder erg zijn. Hij verwijst naar een OECD-publicatie die ik aan fanaten ter lezing aanraad ( https://www.oecd-ilibrary.org/environment/non-exhaust-particulate-emissions-from-road-transport_4a4dc6ca-en ).
Ens wordt dus niet brodeloos door de elektrische auto. .

oogst van zuivering van 5 a 10 miljoen m3 lucht, ruwweg één Aufero-unit 1000 uur

Vangen die apparaten echt stof en is dat veel?
Dat zonder meer.
Het apparaat voorziet de fijnstof-korreltjes van een elektrische lading, waardoor ze gaan klonteren tot grofstof-korrels die uit de luchtstroom vallen.
Hij haalt voor PM10 een rendement van ca 70% en voor fijner stof en roet rond de 40%. Reken je dat uit met 75003/h, dan kom je ergens op de fabrieksopgave van 50 tot 100 gr fijn stof per maand per Aufero-unit. De parkeergarage op het Stadhuisplein zou  toe kunnen met 6 units, dus zou er de garagelucht ca 0,3 tot 0,6kg fijn stof per maand worden afgevangen.  
Bovenstaande smurrie is het resultaat van zuivering van 5 a 10 miljoen m3 lucht, dus (orde van grootte) de oogst van één unit in ca 1000 uur.

De lucht die de garage uitkomt blijkt bij meting schoner dan de lucht die er in gaat.

Maar ga je rekenen met de emissiefactoren uit bovenstaande tabel, dan is de maandelijkse productie op 1 strekkende km Wal (de straat die langs het Stadhuisplein loopt, 16.000mvt/etmaal) grofweg 31kg als je  het opdwarrelend stof wel meetelt, en op pakweg 8kg (als alles elektrisch was) tot 12kg (als alles fossiel  was) als je het opdwarrelend stof niet meetelt. De parkeergarage is dus niet ‘de’ oplossing, maar dat mag je er in alle redelijkheid ook niet van verwachten.

In de rapportage komt deze afweging niet voor. Daar wordt de 31kg in de achtergrond gestopt en wordt alleen de 0,3 tot 0,6kg als resultaat gepresenteerd. Gegeven de bedoeling van de studie is dat te volgen.

Het systeem vraagt niet eens heel veel energie. Eén Aufero-unit is 415W (een  lichte elektrische boor), en kost, als hij non stop aanstaat, ongeveer het stroomverbruik van een huishouden.

(enkele meetpunten liggen buiten het boven aangegeven gebied)

Wat voor omgevingseffecten zie je in de verkennende fase 2a?
Dat is een ingewikkeld verhaal dat rommelig verteld wordt.
Het officiële doel is “het nauwkeurig vastleggen van differentiaties van fijnstofconcentraties in binnenstedelijk gebied, om de omgevingsinvloeden te karakteriseren en hiermee de kans op verhoogde blootstelling met meer nauwkeurigheid te duiden”. Daartoe hebben van 21 december 2017 – 09 april 2018 14 meetstations gefunctioneerd. In het eerste deel van deze periode stonden de Aufero-units in de parkeergarage op het Stadhuisplein uit, in het tweede deel aan. In de verwerking echter zijn deze periodes op één hoop gegooid, een van de slordigheden.

Het resultaat levert soms zinvolle uitkomsten en soms ‘leuk om te weten’- uitkomsten (zoals dat je op het Eindhovense Stadhuisplein goed de Paasvuren in Oost-Nederland kunt meten).
Ik vind van belang de gemiddelde concentraties op locatie in de meetperiode, en het gegeven dat als het regent of hard waait de lucht schoner is (wat je zou verwachten, maar er is ook een indicatieve orde van grootte).

Ik vind dit best wel hoge concentraties en ik onderschrijf de verbazing in het rapport dat het overgrote deel van de fijnstof-massa onder de 1µ zit.

Verder is het een verbrokkeld verhaal. Men mag aannemen dat het als input gebruikt is voor het eigenlijke pièce de resistance, de ruimtelijke fijnstof-effecten van het uitrusten van parkeergarages met x-honderd Aufero-units.

Wat komt er uit de herijking met metingen uit fase 2b van het computermodel uit 2016?
De TU/e had ten tijde van de haalbaarheidsstudie 2016 (het computermodel) een soort maquette van de binnenstad gemaakt, en die als computermodel ingevoerd voor wat Computational Fluid Dynamics heet (CFD). Vervolgens werden daar allerlei gegevens over de achtergrond, de verkeersstromen en andere bronnen in gestopt, en werd daar fictief een zuidoostenwind op losgelaten van 1m/s op 10m hoogte (windkracht 0,5, geen neerslag), en werd het verschil gemeten tussen de uitkomst met 0, 99 en 594 verspreid opgestelde Aufero-units.
Dat leverde mooi gekleurde plaatjes op die in eerdere artikelen te bewonderen zijn.

Overzicht van in het model meegenomen parkeergarages. Blauw is bovengronds, rood ondergronds.

Tot zover is het allemaal model en theorie.
Dit is naderhand dus in eerder genoemde periodes 2a en 2b aangevuld met echte metingen. Die zijn gebruikt om het theoretische uitgangspunt (waarvan de basis ongewijzigd bleef) aan te passen. Een van de uitkomsten is bijvoorbeeld dat je met veel minder units niet veel minder resultaat hebt. Aantallen rond de 600 zijn verlaten, een tussenaantal van 342 is nu hoog, en het verschil met 100 units springt niet eens drastisch in het oog.
Verder bleek dat reëel bestaande parkeergarages vaak op 30% van de ventilatiecapaciteit draaien die ze volgens een NEN-norm verplicht zijn (10,8m3/h*m2 ) en dat mag van een andere NEN-norm, als ze een detector voor koolmonoxide en LPG hebben.

Na aanpassing aan de realiteit scheidt het model opnieuw mooi gekleurde plaatjes af, in diverse varianten. Ik kies er daar één van. De tekening wijst zichzelf.

Wat betekent het voor de parkeertarieven?
Bijlage B.2.2.1 slaat er een beetje een slag naar en komt (bij een afschrijvingstermijn van 10 jaar) op een opslag van 6,5 cent per uur om in die 10 jaar kostenneutraal te zijn. Als de afschrijvingstermijn, en daramee de terugverdientermijn, langer zijn (wat kan), zou het uurbedrag lager zijn.
In plaats van een uurbedrag zou ook een vast entreebedrag van €0,25 werken.

Heeft dit nut voor het openbaar bestuur en zo ja, wat dan?
Dit verhaal is gemengd met persoonlijke politieke oordelen.

Uiteraard is er een gezondheidswinst. Vraag is hoe groot.

De grote wetenschappelijke zwakte van de opzet is dat het geheel opgehangen is aan één weertype dat weinig voorkomt, de eerder genoemde windkracht half (1m/sec op 10m hoogte), zuidoost (en dus droog).
Als je voor modelaanpak een uitgangspunt zou moeten kiezen dat de effecten maximaal zichtbaar maakt (en voor een nieuw ontwikkeld model valt dat te volgen), kom je op deze keuze uit. Die geeft het grootste contrast (en de mooiste verkoopplaatjes voor de firma Ens).

Maar het overgrote deel van de tijd zijn de omstandigheden anders. De meest voorkomende windrichting is zuidwest en de gemiddelde windsnelheid in Eindhoven e.o. ergens rond de 6m/sec. Als men zich bovenstaand plaatje in die omstandigheden voorstelt, ligt de pluim in andere richting, wordt dezelfde reductie (in absolute zin)  over een fors groter gebied verspreid en door extra turbulentie eerder verdund. Met andere woorden, de aanpak staat niet toe jaargemiddelde concentratieverbeteringen door te rekenen.
En precies op die jaargemiddelde concentraties worden de lokale overheden afgerekend in bijvoorbeeld het NSL.

Het rapport neemt aan dat de zeldzame combinatie windsnelheid 1m/sec, zuidoost en dus droog, representatief genoeg is voor alle andere combinaties, maar heeft daartoe, mijns inziens, geen deugdelijke onderbouwing. Het is natte vingerwerk.
Maar als je dat model toch zou geloven, zou de gezondheidswinst zijn dat de Milieu Gezondheids Risico indicator daalt. Die ligt nu in flinke delen van Eindhoven rond de 3 a 4% voor rekening van de luchtvervuiling (soms meer), en daarvan zou 0,5 tot 1,5%punt afkunnen. Dwz, er zou een kwart van de gezondheidsschade door luchtvervuiling afgaan – als je de representativiteit van het model gelooft, wat ik niet doe.
Plastischer uitgedrukt: de gemiddelde Eindhovenaar wordt passief gerookt ter waarde van 7 sigaretten per dag en in het centrum 9. dat zou 1,8 tot 3,6 minder moeten kunnen, vooral in de nauwe straatjes va het centrum.

In de gemeente Alblasserdam (in de eindrapportage als voorbeeld genoemd) is aangetoond dat de fijnstofzuiger van de firma Ens inderdaad de fijnstofvervuiling nabij de Noordtunnel in de A15 met 70-90% terugdrong ( https://www.alblasserdam.net/nieuws/innovatieve-fijnstofzuiger-bij-noordtunnel-alleen-effectief-vlakbij-tunnel-2020-10-21 ).  Echter, als men ging doorrekenen hoe de schone lucht uit de tunnel zich mengde met de vuilere lucht buiten de tunnel, dan was het effect al binnen 100m (waar de eerste huizen stonden) grotendeels verdwenen.
Alblasserdam heeft uiteindelijk niet verder geïnvesteerd in luchtreiniging in de tunnel.

Vooralsnog gaat de gemeente Eindhoven dat ook niet doen, bleek uit het Eindhovens Dagblad van 12 nov 2021 ( https://krant.ed.nl/titles/eindhovensdagblad/7156/publications/12354/articles/1480839/36/1 ). B&W vinden dat ze al genoeg doen. Bovendien heeft de gemenete niets te vertellen over de vier private garages, en slechts beperkt iets over de vier verpachte garages. Eindhoven laat het bij vrijwilligheid. De gemeente gaat het onderzoek uitdragen bij partijen die iets met stadsontwikkeling en parkeergarages doen, en hoopt dat die het initiatief oppikken.

Nu zou men in Eindhoven kunnen redeneren dat er erg veel  gebouwd gaat worden in het centrum (Stadhuisplein, Stationskwartier), dat daar, ondanks alle ontmoedigende initiatieven, toch meer auto’s bij horen, en dat de ambitie niet stadsbreed zou kunnen zijn, maar slechts centrumbreed. Zou iets voor te zeggen zijn. Men zou ook kunnen redeneren dat voor welke winst dan ook slechts een bescheiden meerprijs in de parkeergarages betaald hoeft te worden. Een maatregel richt geen financiele rampen aan.
Het is jammer dat het zo’n eenzijdig opgezet onderzoek is. Het had beter kunnen zijn, als de TU/e er meer weer-voorbeelden ingestopt had zodat er een realistisch jaarbeeld had kunnen ontstaan. Het is eigenlijk zonde van het mooie onderzoek. Misschien kan het nog?

Asfaltcentrales worden mogelijk schoner (update dd 28 dec 2021)

Inleiding
Er wordt veel onderzoek gedaan naar technieken om asfaltcentrales schoner te maken. Dat is zowel in het belang van omwonenden (en werknemers) als van de bedrijven zelf. De eerste groep vanwege de gezondheid, de tweede groep omdat ze steeds meer te maken krijgen met protestacties en zeer kritische gemeentes, uitlopend in o.a. dwangsommen.

De asfaltcentrales hebben drie soorten probleememissies (in uiteenlopende mate, want de ene centrale is de andere niet): benzeen, Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK’s), en geur. Dat die nu een probleem zijn en vroeger niet of minder, terwijl het toch om dezelfde centrales gaat, komt door twee nieuwe wettelijke voorschriften, namelijk de bepaling dat centrales steeds hogere percentages gerecycled asfalt moeten verwerken, en een aanscherping (per 01 januari 2019, na een overgangsperiode) van de benzeenemissienorm van 5 naar 1 mg/Nm3 in schoorsteengassen, en de bestaande wettelijke bepaling dat de emissie- en immissienorm voor PAK’s uiterst streng is.
Het samenkomen van deze drie milieutrends heeft de meeste asfaltcentrales in den lande in de problemen gebracht.

Voor eerdere artikelen over dit onderwerp zie Asfalt Centrale Eindhoven heeft een benzeenprobleem en een groter PAK’s-Probleem en vandaar af teruglinken.

De dreiging van dwangsommen en gedeeltelijke sluiting, maar ook het eigen en het maatschappelijk belang, hebben geleid tot een kleine uitbarsting aan researchactiviteiten, waarvan ik er hier twee behandel, namelijk de studie van de brancheorganisatie VBW (Vakgroep Bitumineuze Werken) van Bouwend Nederland, en het onderzoek van AsfaltNu, een holding met acht vestigingen (waaronder in Noord-Brabant in Bergen op Zoom en Den Bosch.

Asfaltcentrale met directe verwarming (vlam in de trommel). Afbeelding Infomil.
Schema van een centrale met indirecte verwarming (vlam buiten de trommel)

Het VBW onderzoeksprogramma reductie benzeenemissie bij asfaltproductie
De VBW heeft op 29 juni 2021 bovengenoemde studie uitgebracht.
De studie is het makkelijkste te downloaden op VBW-onderzoek benzeen en uitstootnorm .

De studie beperkt zich tot de stof benzeen en tot de vraag welke kenmerken van het productieproces maken dat er benzeen vrijkomt.  De studie kijkt niet naar andere stoffen (geur en PAK’s) en niet naar nabehandelingstechnieken van de rookgassen.
De belangrijkste punten:

  • De benzeen komt vrij uit de “zwarte trommel”, in het schema aangeduid als de ‘paralleltrommel’.
  • Het probleem bestaat vanwege het oude asfalt. Zonder recycling zou het probleem niet of veel minder bestaan
  • Het is onduidelijk of het benzeen al als benzeen in het oude asfalt zit (dus alleen maar vrijkomt door verdamping), of dat de zware moleculen in het bitumen door verhitting ontleden (‘kraken’).
  • Benzeenvorming begint pas significant ergens boven de 170°C
  • De piektemperatuur van asfaltgranulaatdeeltjes in de zwarte trommelis bepalend voor de benzeenemissie, zelfs al is de temperatuur gemiddeld veel lager.
  • Waardoor direct gestookte zwarte trommels de kwaaie peer zijn, omdat daar vanwege de vlam in de trommel piektemperaturen kunnen heersen van veel meer dan 300°C, terwijl de eindtemperatuur bijvoorbeeld maar 110-115°C is
  • In indirect gestookte zwarte trommels is de temperatuur veel gelijkmatiger verdeeld, waardoor zelfs bij 170°C de benzeen onder de EmissieGrensWaarde (EGW) van 1 mg/Nm3 zit.
  • De fijne fractie (40% van het geheel) in het granulaat zorgt voor onevenredig veel benzeen, want wordt onevenredig snel heet, met name bij direct gestookte centrales

  (Gemeten benzeenconcentraties in een direct en indirect verwarmde trommel. Juridisch tellen de half uur-gemiddeldes van deze grafieken).

HERA-opstelling van Volker-Wessels bij de Asfaltcentrale Rotterdam, voorbeeld van een indirect verhitte trommel. Daarvan zijn er slechts twee in Nederland.
Volker-Wessels claimt dat deze opstelling ook het energieverbruik terugdringt, minder vluchtige stoffen uitstoot en beter asfalt aflevert.

Nabehandeling van afgassen
De holding AsfaltNu (met acht centrales in den lande, waaronder de APM in Bergen op Zoom en Heijmans Den Bosch) is een samenvoeging van de asfaltcentrales van BAM en Heijmans. AsfaltNu heeft zich op een ander onderdeel van de keten toegelegd, namelijk op de behandeling van afgassen.

Op 15 juli 2021 heeft AsfaltNu een onderzoek gepresenteerd “Plan van Aanpak AsfaltNu reductie emissies”. Het is te vinden op https://www.bouwendnederland.nl/actueel/nieuws/19495/onderzoek-benzeen-wijst-de-weg-naar-circulaire-asfaltproductie-binnen-uitstootnorm .

Bij een pilot in Bergen op Zoom, waarbij een deel van de afgassen door een nabehandelingsinstallatie  werd geleid, werd voor dat deel een reductie met 90% van ‘de emissies’ bereikt. De tekst noemt zowel benzeen, PAK’s en geur, maar is niet specifiek of die 90% voor elk van die categorieën bereikt is.

De bedoeling is om de eerste opgeschaalde installatie in Den Bosch te plaatsen, die daartoe eind dit jaar dicht zou gaan voor een revisie. De nieuwe installatie zou in maart 2022 moeten werken- aldus de planning dd 15 juli 2021.
UIteraard moet nog in praktijk blijken of de opschaling werkt zoals men dta bedoeld heeft.

De tekst zelf van het Plan van Aanpak specificeert niet hoe die nabehandeling er concreet uitziet. Uit een lang interview met directeur Oosting van AsfaltNu in Cobouw van 19 november 2021 gaat het om een zelf ontwikkeld actief kool-filter. Op zich een gangbaar systeem in de industrie en bijvoorbeeld ook in sommige afzuigkappen, maar tot nu toe nog niet bij asfaltcentrales.
Na verloop van tijd is het filter vol en moet het op hoge temperatuur geregenereerd worden.

Heijmans Den Bosch

Gecombineerd
Volgens de milieukundige orthodoxie verdienen bronmaatregelen (in casu ombouw op indirecte verhitting) de voorkeur boven overdrachtsmaatregelen als filters (AsfaltNu). Beide samen zou natuurlijk nog beter zijn.

Maar overgaan van directe op indirecte verwarming betekent dat men de hele inrichting moet verbouwen, en dat kost een smak geld. Waar tegenover staat dat het ook voordelen heeft in de vorm van minder energie en beter asfalt.
Afgassen behandelen is misschien een goede next best-oplossing.

De initiatieven tonen aan, dat er op dit gebied technisch nog zeer veel te winnen is.

Ligging van de Bossche asfaltcentrale t.o.v. twee meetpunten en maandcijfers over september 2021.
Zie https://www.s-hertogenbosch.nl/actueel/tijdelijke-paginas/asfaltcentrale .
Het meetpunt Haven ligt 40% van de tijd windafwaarts van de asfaltcentrale, maar dat weerspiegelt zich niet in een zichtbaar ander maandgemiddelde. De bijdrage van de asfaltcentrale aan de algemene benzeenbelasting ter plekke is gering.
Dat is te volgen als men zich realiseert dat een asfaltcentrale pakweg 100kg benzeen per jaar lost en Nederland als geheel 2 miljoen kg (beide orde van grootte).
Het aanscherpen van de benzeennorm over de volle breedte van de emissies  baat vooral het algemeen belang, maar het lokaal aanscherpen van de benzeennorm heeft weinig invloed op het lokaal belang

Update dd 28 december 2021

In een persbericht heeft Rijkswaterstaat (in het bezit van 90km2 asfalt) bekend gemaakt dat het in 2030 volledig klimaatneutraal en circulair wil werken. Die ambitie staat de komende jaren bij Rijkswaterstaat centraal. Om de transitie naar duurzame wegverharding te versnellen, zijn nu 2 voorstellen uitgewerkt: een emissieloze, circulaire asfaltcentrale en biobased bitumen.

Rijkswaterstaat wil dat nieuwe asfaltcentrales emissieloos en circulair worden. Asfaltcentrales moeten daartoe vooralsnog aangedreven gaan worden door elektriciteit. Nieuwe energiebronnen, zoals waterstof, zijn een mogelijke eindoplossing.
Daarnaast wil Rijkswaterstaat de grondstof in asfalt, bitumen, vervangen door lignine. Hierdoor ontstaat biobased bitumen. Dit draagt bij aan het terugdringen van de CO2-uitstoot en het gebruik van fossiele grondstoffen.

Een emissieloze, circulaire asfaltcentrale en biobased bitumen zijn dan ook disruptieve voorstellen, volgens projectleider Nieswaag. ‘Je bent ideeën aan het bedenken, die nog niet eerder zijn bedacht. Daarvoor moet je uit je comfortzone stappen en lef tonen.’

De voorstellen zijn ingediend bij het Nationaal Groeifonds.

Voor het persbericht zie https://www.rijkswaterstaat.nl/nieuws/archief/2021/12/over-de-transitie-naar-duurzame-wegverharding .

Commentaar mijnerzijds:
De ambitie lijkt goed, maar het is even afwachten wat dit gaat betekenen. Ook lignine zal een bindmiddel nodig hebben en er staat niet bij wat dat dan wel is. Dat soort details staan er niet bij. Dus of emissievrij alleen op de CO2 betrekking heeft of ook op de geur en meer algemeen op de Vluchtige Organische Stoffen, valt nu moeilijk te beoordelen.
In elk geval zal elektrificatie het productieproces, naar alle waarschijnlijkheid, minder primitief en daarmee beheersbaarder maken. Dat alleen al lijkt winst.

Ook onduidelijk is wat dit betekent voor asfaltcentrales die niet van Rijkswaterstaat zijn. Moeten die ook mee vanuit de aanbestedingsvoorwaarden?

WHO brengt scherpere luchtkwaliteitsadviezen uit, met name voor NO2

Hoe werkt het systeem waarmee luchtkwaliteitscriteria worden vastgesteld?
De Wereld Gezondheids Organisatie (WHO) brengt met enige, niet al te frequente, regelmaat de Air Quality Guidelines (AQG’s) uit. Daarin adviseert de WHO de wereld wat  naar haar inzicht de maximale vervuilingsconcentraties zijn door een handvol belangrijke stoffen, die in de buitenlucht aanvaardbaar zijn, gemiddeld over een periode die van de stof afhangt.

De voorlaatste versie dateert van 2005, en de meest recente versie is van september 2021. Reden om er nu over te schrijven.
De oude en de nieuwe richtlijnen, alsmede een samenvattend persbericht, zijn te vinden op New WHO Global Air Quality Guidelines aim to save millions of lives from air pollution .

De ‘Guidelines’ zijn precies wat het woord zegt: richtlijnen. Het zijn dus, anders dan vaak gedacht, geen normen.
De WHO heeft over het gebruik van zijn richtlijnen geen rechtsmacht. Integendeel, de WHO wordt regelmatig geteisterd door politieke stammenstrijd met geopolitiek karakter (bijvoorbeeld over Covid-19) en is vooral van zijn morele en wetenschappelijke gezag afhankelijk om  zijn inzichten gerealiseerd te krijgen. Het wetenschappelijke gezag, althans bij dit onderwerp, is  onomstreden. Aan elke uitspraak liggen bakken met goed onderzoek ten grondslag.

Een Canadees concentratie-effect verband tussen NO2 en de algemene sterfte (voor zover niet door toevallige oorzaken). Er zijn veel van dit soort studies en die zijn allemaal net wat anders, dus verabsoluteer deze ene niet. Een Hazard Ratio van bijvoorbeeld 1.05 betekent dat er 5% meer kans is op een negatief effect. De referentie 22,9µg/m³ is willekeurig gekozen)

De EU zet voor zijn lidstaten de WHO-aanbevelingen om in directives (dat was in 2008) en die worden door de lidstaten weer omgezet in  nationale wetgeving, die niet soepeler mag zijn dan de Europese. Nergens staat dat de EU perse de richtlijnen van de WHO moet overnemen, en in praktijk is dat in 2008 ook niet altijd gebeurd – het verhaal van droom en daad en praktische bezwaren.  
In Nederland zijn de (inmiddels) normen terecht gekomen in een bijlage van de Wet milieubeheer ( https://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/2021-07-01#Bijlage2 ) – de Omgevingswet is nog niet van kracht.
Dat leest onpraktisch en een overzichtelijker vindplaats is InfoMil ( https://www.infomil.nl/onderwerpen/lucht-water/luchtkwaliteit/regelgeving/wet-milieubeheer/beoordelen/grenswaarden/ ) of https://ec.europa.eu/environment/air/quality/standards.htm .


Luchtvervuiling met een getalsmatige omschrijving

Als service aan mijn lezers heb ik de relevante lijsten uit 2005 (WHO), 2008 (EU, ook Nederland) , en 2021 (WHO) naast elkaar gezet. Binnen enkele jaren moet daar dus een nieuw setje kolommen worden toegevoegd. Ik heb ook de Europese normen erbij gezet die niet van de WHO komen,


In nogal wat steden zit de luchtvervuiling zover boven de door de WHO gewenste waarde, dat de WHO tussendoelen vastgesteld heeft “Interim Targets” (maximaal 4). De eindwaarde zit daar niet bij.Ik heb die hierboven weggelaten omdat de tabel dan onhanteerbaar wordt. Men kan ze in het originele document terugvinden.

Bij het WHO-advies zit geen tijdschema en geen verplichting in welk interimniveau een staat of groep van staten zou moeten instappen. Zoals gezegd, is dat aan de politiek. De EU zou bijvoorbeeld kunnen bepalen dat de lidstaten in 2024 voor chronische blootstelling aan PM2.5 instappen op IT3 = 15 µg/m³ , in 2027 op IT4=10 µg/m³ en in 2030 op het eindniveau 5 µg/m³ . Let wel dat dit niet meer dan een voorbeeld is, maar het geeft wel aan dat het een politieke keus is.

Voor NO2 bijvoorbeeld zijn de Interim Targets IT1=40, IT2=30 en IT3=20 µg/m³, waarna de eindwaarde van 10 µg/m³ volgt.
De NO2 – aanscherping is het opvallendste verschil tussen de versie dd 2005 en de versie 2021. Ooit dacht men dat dat NO2 meer een diagnose-instrument was en in zichzelf niet zo giftig, maar daar denkt de WHO dus nu anders over. Alle studies samenpakkend (een ‘meta-analyse’) en met enige versimpeling zegt de WHO, dat het verschil tussen 15 µg/m³ en 25µg/m³ (jaargemiddeld) goed is voor 2% extra sterfte door alle oorzaken behalve toevallige, en daarbinnen voor 3% extra sterfte voor ziektes aan het ademhalingsapparaat.

De eindwaarde 10 µg/m³ is zelfs lichtelijk dramatisch, als men zich bijvoorbeeld herinnert dat het geschil over de Knip in de Eindhovense Vestdijk over een jaargemiddelde waarde ging van 45µg/m³ (in 2016). Nu was dat toen de vuilste plek in het bewoonde gebied van Eindhoven en er zijn maatregelen genomen, maar de verschillen binnen Eindhoven en Brabant zijn nog steeds groot. Zie bijgevoegde NO2– kaart over 2019 uit de Atlas van de Leefomgeving ( https://www.atlasleefomgeving.nl/kaarten – je kunt daar uitvergroten en locaties aanklikken):

NO2-kaart van het gebied Helmond-Eindhoven-Tilburg-Den Bosch over 2019

10 µg/m³ verschil haal je binnen Eindhoven wel. Ter vergelijking: Schiermonnikoog zit op 7 µg/m³ .

Het betekent zeer veel minder verbrandingsprocessen.

Luchtvervuiling zonder getalsmatige omschrijving
Over drie categorieën luchtvervuiling bestaat genoeg zorg om uitspraken te willen, maar nog niet genoeg onderzoeksmateriaal om die uitspraken te kunnen doen. Althans, als dat kwantitatief moet. Het betreft ultrafijnstof (UFP), BC/EC (in de volksmond roet), en Sand and Dust Storms (SDS). Ik heb hier onlangs al iets over geschreven, omdat het advies van de Nederlandse Gezondheidsraad over ultrafijn stof ongeveer tegelijk uitkwam met het advies van de WHO. Zie https://www.bjmgerard.nl/?p=16677 .

De WHO beperkt zich nu tot kwalitatieve uitspraken, die vooral handelingsvoorschriften zijn (‘good practice statements’). Daarvan bestaat een nette, samenvattende tabel die ik hieronder (vertaald) zal geven voor de eerste twee categorieën. De derde is niet voor Nederland van belang, maar wel voor landen met een flinke lap woestijn binnen de grenzen. In Nederland heb je kleine stuivende lapjes richting woestijn in de aspergevelden in een droog voorjaar, maar dat mag als zandstorm geen naam hebben.

Opbouw van een roetkorrel

BC/EG (technische aanduidingen voor roet)
1. Doe systematische metingen van black carbon en/of elementaire koolstof. Dergelijke metingen mogen niet in de plaats komen van of leiden tot een vermindering van de bestaande bewaking van die verontreinigende stoffen waarvoor al richtlijnen bestaan.
2. Inventariseer de emissies, beoordeel de blootstelling en koppel BC/EC aan bronnen
3. Neem maatregelen om de uitstoot van BC/EG binnen het betrokken rechtsgebied te verminderen en ontwikkel, waar nodig, normen (of streefcijfers) voor BC/EG-concentraties in de lucht.

UFP
1. Kwantificeer UFP in de lucht met een PNC (Particle Number Concentration in /cm3)  vanaf een ondergrens van ≤ 10 nm en zonder bovengrens.
2. Breid de bestaande bewaking  van de luchtkwaliteit uit door de monitoring van UFP te integreren in de bestaande monitoring van de luchtkwaliteit. Neem naar grootte gesegregeerde real-time PNC-metingen in geselecteerde luchtmeetstations op, naast en samen met andere vormen van luchtvervuiling waaronder fijnstof.
3. Maak een onderscheid tussen lage en hoge PNC om de emissiebeheersing door UFP-bronnen te prioriteren.
Onder lage PNC kan worden verstaan < 1 000 deeltjes/cm3 (24-uurgemiddelde). Een hoge PNC kan worden beschouwd als > 10 000 deeltjes/cm3 (24-uurgemiddelde) of 20 000 deeltjes/cm3 (1-uurgemiddelde).
4. Gebruik opkomende wetenschap en technologie om betere invalshoeken te vinden voor de beoordeling van en blootstelling aan UFP , voor toepassing in epidemiologische studies en het beheer van UFP.

Aanvullende geldigheidsomschrijvingen:
1. De uitspraken zijn zowel buitenshuis als binnenshuis geldig, maar:
2. De WHO-studie gaat niet over de werkomgeving (daarvoor bestaan andere documenten)
3. De studie gaat over afzonderlijke stoffen en niet over mengsels
4. De studie gaat niet over persoonlijke beschermingsmiddelen (daarvoor bestaan andere documenten)

Lees dit als volgt:
Ga uit van de situatie in 2016. Toen stierven er in Afrika aan PM2.5 474.000 mensen. Zou men in Afrika voor PM2.5 Interim Target 2 bereiken (25microgram/m3), dan zouden er 349.000 mensen aan PM2.5 sterven (met een onzekerheidsmarge). Het verschil is ruim een kwart van de sterfte in 2016.
De procentschaal is dus cumulatief.
In Europa maakt het bereiken van bijvoorbeeld Interim target 2 veel minder verschil, omdat het gros van de Europese landen al verder is. Daar begin je pas vanaf Interim target 3 echt verschil te zien (15microgram/m3).