NHTV-lector zegt dat de techniek de luchtvaart niet duurzaam gaat maken

Ik heb in deze kolommen al verschillende artikelen gewijd aan het thema luchtvaart en klimaat, allemaal met de inhoud dat die twee niet met uitsluitend technologische middelen te verenigen zijn. De groei van het vliegen is zo explosief dat een haalbare verbetering per individueel vliegtuig vele malen ongedaan gemaakt wordt door het groeiende aantal vliegtuigen. Bovendien gaat een vliegtuig lang mee, waardoor nieuwe techniek slechts langzaam doorstroomt.
Er zijn talloze fake-verhalen uit luchtvaartkringen over elektrisch vliegen, biomassa, revolutionaire vliegtuigontwerpen en nieuwe motoren, zoals de counter rotating open rotor (waar steeds bij staat dat het ding een typhusherrie maakt). Die laatste is overigens niet zo nieuw als hij gepresenteerd wordt, want Wikipedia toont hem al op een Spitfire.

Counter rotating open rotor op een Spitfire
Counter rotating open rotor op een Spitfire

Zie bijvoorbeeld:
Schiphol geen doel, maar middel – brief aan Den Haag over Duurzaam Openbaar Vervoer
Ook het vliegen moet aan klimaateisen gaan voldoen! (bijgewerkt)
Het elektrische vliegtuig van ir. Gologan (en van anderen)

Nieuw is (althans in deze kolommen, want de man schrijft al heel lang over duurzaam toerisme) dat lector Paul Peeters van de Nederlandse Hogeschool voor Toerisme en Verkeer schrijft dat een duurzame luchtvaart niet mogelijk is en dat de luchtvaartwereld allerlei fratsen uithaalt om het tegendeel te suggereren.
Peeters heeft een HBO-opleiding vliegtuigbouw en heeft meegewerkt aan de Fokker50 en Fokker100. Enige kennis van de branche kan hem dus niet ontzegd worden.

Hieronder het begin van het persbericht van de NHTV over het onderzoek van Peeters. persbericht_NHTV_onduurzaam vliegen_mrt2016

De volledige tekst van het persbericht is te lezen op NHTV_persbericht_07-03-2016_Mythes-duurzaamheid-in-luchtvaart_Peeters

Ik kom nog nader op dit onderwerp terug.

 

Zonnepanelen op bedrijventerreinen in en rond Eindhoven – update

Soms vallen ontwikkelingen samen.

Nu loopt de actualisering van het bestemmingsplan van het Eindhovense bedrijventerrein De Hurk, en een van de onderwerpen is de verduurzaming ervan ( zie Inspraakreactie over het BP De Hurk in Eindhoven ).
Ten tweede stond in het ED de publicatie “Zee van leegte dreigt op
bedrijventerreinen.
” Gedoeld werd op 475ha overbodig bedrijventerrein in Eindhoven, Helmond en zeven buurgemeentes samen.

Het braakliggend veldhovens bedrijventerrein Habraken
Het braakliggend Veldhovens bedrijventerrein Habraken

Tenslotte bracht Natuur en Milieu de ranking list uit van Nederlandse gemeenten, met o.a. als criterium hoeveel Watt-piek elke Nederlandse gemeente per inwoner had liggen. Helmond scoort hier het laagste van Brabant, en ook Eindhoven komt erg laag uit (zie  Ranking List zonnestroom per inwoner Nederlandse gemeenten ). Daaruit is heel eenvoudig af te leiden hoeveel TJ (TeraJoule = miljoen*miljoen J = 278000kWh) elk van de negen gemeenten produceert.

opbrengst PV negen gemeenten Rond Eindhoven-Helmond_feb2016
Voor de duidelijkheid: die gaat alleen over zonnestroom, niet over de andere duurzame bronnen binnen de gemeente.

Omdat in Nederland 1,0 km² zonnepaneel in ideale omstandigheden ruim 500TJ per jaar opbrengt, zou het aanleggen van een zonnepark in deze orde van grootte de zonnestroom-opbrengst sterk verhogen.
Als men bijv. 0,50 km² zonepaneel op De Hurk zou aanleggen, zou dat de Eindhovense PV-opbrengst in één klap verdertienvoudigen.
Zo ook, als men van de 475ha braakliggend bedrijfsterrein 100ha zou vullen met en zonnepark, zou dat de PV-opbrengst van de negen gemeenten samen in één klap acht keer zo groot maken.

Uiteraard heeft een en ander financiële consequenties (zie als willekeurig voorbeeld braakliggend bedrijventerrein Habraken Veldhoven ). De gemeente wil tussen de 157 en de 181 €/m² vangen voor dit terrein, waarvan 37 gemeentelijke hectares nog uitgeefbaar zijn. Dat zou in ongeveer €63 miljoen resulteren na volledige verkoop. Aan de andere kant kost het de gemeente nu 1 miljoen aan rente per jaar.
Het lijkt mij niet waarschijnlijk dat de gemeenten allemaal van hun grond afkomen. Ze zullen een deel van hun verlies moeten nemen. Het 100/475ste deel (voorbeeld) zou dan neerkomen op 7 Habraakse hectares, op papier goed voor 12 miljoen. Dat zou de gemeente dan grotendeels kwijt zijn, waarna wellicht m.b.v. SDE+ subsidie een rendabel zonnepark mogelijk is.
Tot nu toe waren B&W van Veldhoven hier niet toe bereid.
Wellicht kan de provincie, met zijn Energiefonds, helpen om het verlies tot een fors blauw oog te beperken.
Iemand zou daar eens goed financieel inzicht op moeten loslaten.

SP-raadslid Marcel Lathouwers, met wie ik veel samenwerk, heeft over dit onderwerp raadsvragen gesteld aan het College van B&W van Eindhoven. Daarin meldt hij ook dat het onderwijs-industriele complex binnen Brainport ongetwijfeld een veel beter verhaal over dit onderwerp kan oplepelen dan de hier gegeven ruwe indicatie. Tot nu toe maakt Brainport weinig werk van duurzaamheid.

de vragen van Marcel Lathouwers staan hier –>  Raadsvragen_Zonnepanelen_op_bedrijventerreinen__SP_15feb2016

Update dd 12 mrt 2016
Deze vragen zijn op 23 februari beantwoord. B&W hebben er werk van gemaakt en treden daarbij ook buiten het gebied waarover de vragen gingen, de zonnepanelen. Het is een serieus verhaal dat van goede wil getuigt.

Wat betreft plaatsing van panelen op industrieterrein De Hurk zeggen B&W dat dit onderzocht wordt, samen met het Ondernemerskontakt De Hurk, de TUE en het Co Donetwerk.

Wat betreft een alternatieve benutting van de braakliggende 475ha bedrijfsterrein in de regio stellen B&W dat zonnepanelen een van de mogelijke alternatieven zijn.
B&W stellen dat het financiele plaatje voor grootgebruikers ongunstiger is dan voor huishoudens. Die betalen 20 cent de kWh en hebben, met een beetje mazzel, de panelen in 7 tot 10 jaar terugverdiend.
Grootverbruikers betalen veel minder per kWh en de grootste grootverbruikers maar 5 cent de kWh. Voor hen is de terugverdientijd 28 tot 40 jaar.

Wat de gemeente Eindhoven zelf betaalt, staat er niet bij. In 2011 gebruikte de eigen organisatie van de gemeente Eindhoven ongeveer 750TJ (zijnde 210.000MWh   dit is waarschijnlijk te hoog en moet rond de 120TJ zitten (33 miljoen kWh)

Kostprijs dd mrt2016 grootzakelijk bij Essent (blauw=Nederland base load en groen is peek load), 30€/Mwh=3cent/kWh
Kostprijs dd mrt2016 grootzakelijk bij Essent (blauw=Nederland base load en groen is peak load), 30€/Mwh=3cent/kWh

De gemeente is dus grootzakelijk en zou bij bijvoorbeeld Essent dd mrt 2016 rond de 3 cent/kWh betalen (onduidelijk of dat in- of exclusief BTW en een beetje energiebelasting is). Dan krijg je je investering er inderdaad niet gauw uit. Het zijn toch stakkers, die grootverbruikers.

Een goed voorbeeld van de perverse werking van de grootverbruikerskorting, die eigenlijk dus nu een fossiele brandstofsubsidie is. Gauw afschaffen die hap en de opbrengst gericht herinvesteren  bgerard).

Het is mogelijk subsidie aan te vragen.
De gemeente heeft SDE+ subsidie gekregen voor ruim 1000 panelen die nu op gemeentelijke gebouwen worden geplaatst. Deze inspanningen worden voortgezet.
Verder zien B&W mogelijkheden om, samen met energiecoöperaties, postcoderoosprojecten te ontwikkelen zoals in 2014 op wijkgebouw Blixems in Blixembosch.
Samenvattend concluderen B&W dat het geld op dit moment een groter probleem is dan de grond

B&W zullen de gedachte om het verhaal van de 475ha braakliggende grond deels met zonnepanelen te vullen meenemen in het regionale overleg over ruimtelijke zaken.

De Warmtewet moet anders!

Inleiding
De Warmtewet zou kleine afnemers van warmtenetten vanaf 1 januari 2014 moeten beschermen tegen machtsmisbruik door de warmtedistributeur. De wet roept echter bij op een warmtenet aangesloten huishoudens veel onvrede op (zie Strijd rond de Helmondse stadsverwarming of Stadsverwarming Meerhoven: gefeliciteerd en toch gemengde gevoelens ).

Om de effecten in kaart te brengen, heeft het Ministerie van EZ Ecorys gevraagd de wet te evalueren. Minister Kamp heeft veel ambitie op warmtegebied. Warmte moet helpen het Energieakkoord te halen. (Ik deel deze ambitie overigens.)

Ecorys heeft deze Evaluatie op 9 februari 2016 aangeleverd (https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/02/09/evaluatie-warmtewet-en-toekomstig-marktontwerp-warmte ). Een grondig werkstuk dat te veel facetten belicht om hier systematisch te behandelen. Ik beperk mij hier tot de stadsverwarming, maar het gaat bijvoorbeeld ook over alternatieven, toegang van derde partijen tot het warmtenet en over de eindigheid van gas als maat der Nederlandse dingen.

Het grote warmteplaatje en het maatschappelijk belang
Om het geheel te plaatsen eerst het totaalplaatje.
primair energieverbruik en warmte 2013
Het totale energieverbruik in 2013 bedroeg 3227PJ. Dit budget wordt als volgt opgedeeld:
1096PJ heet ‘feedstock en verliezen’: ongeveer 658PJ eindigt in industriële producten zoals plastic, en 438PJ in afvalwarmte (onbedoelde warmte die ongebruikt geloosd wordt).
De 45PJ blijft buiten beschouwing.
2086PJ wordt geleverd aan de eindverbruiker als elektriciteit, t.b.v. het transport, en voor 1224PJ als bedoelde warmte.

Van die bedoelde warmte wordt 1076PJ gebruikt waar hij wordt opgewekt (bijv. in een huiskamer), en wordt 148PJ getransporteerd.

Die 148PJ gaat voor ca 112PJ naar industriele netten, en voor ca 36PJ naar niet-industriele netten.

In de niet-industriele netten gaat ca 4PJ naar de glastuinbouw en 27PJ naar huishoudens, scholen etc die bij de ACM aangemeld zijn. De rest, ca 5PJ, is niet aangemeld (er zijn uitzonderingsbepalingen).
De Warmtewet gaat over die 27PJ.

De maatschappelijke belangen zijn:
– dat er in totaal minder warmte nodig is, waardoor er in totaal ook minder energie nodig is.
– dat er minder afvalwarmte op het oppervlaktewater geloosd wordt (verslechtert de waterkwaliteit)
– dat een deel van de onbedoelde warmte bedoelde warmte wordt
– dat de warmtebronnen duurzaam worden
Ik ben zelf in de huidige omstandigheden voorstander van stadsverwarmingssystemen, mits een aantal voorwaarden.

aantal kleinverbruikers per leverancier_Ecorys2016

warmtebronnen stadswarmtenetten

geografische ligging warmtenetten

bestemming warm water

De ervaringen van huishoudelijke consumenten
De Vereniging Eigen Huis heeft in 2015 een warmte-enquête uitgezet onder 15000 panelleden, waarvan er 1307 reageerden, waarvan er 488 aan een warmtenet hingen. Daarvan voelde 43% zich niet beschermd door de wet en 57% zou er het liefst onderuit gaan. Ook enkele andere kleinschalige onderzoeken tonen flinke onvrede.
Om de aantallen te plaatsen: bij de ACM zijn 762.569 aansluitingen bekend, waarvan de grote meerderheid huishoudens. Enige relativering van de respons is dus op zijn plaats.
Ecorys stelt dat een flink deel van de aangesloten huishoudens zich onvoldoende beschermd voelt

Het beoogde doel van de wet was de bescherming tegen twee gevaren: dat de consument meer betaalt dan een vergelijkbare afnemer gas (het Niet Meer Dan Anders- of NMDA-beginsel), en het voorkomen van overwinsten bij de exploitant.
Dat laatste lukt eenvoudig, want een warmtenet is momenteel een economisch marginale activiteit.
Over het eerste doel zegt Ecorys: “Ten aanzien van het eerste uitgangspunt kan men concluderen dat een gebonden afnemer van warmte beter wordt beschermd dan voor de inwerkingtreding van de Warmtewet en over het algemeen niet meer betaalt dan een gemiddelde verbruiker van gas. In sommige gevallen worden warmteafnemers echter wel bloot gesteld aan additionele kosten. Dit betreft met name aspecten rondom de warmtelevering die nog niet gereguleerd zijn en die buiten de NMDA maximumprijs vallen”

tariefcomponenten NMDA

Op het variabele deel bestaat de kritiek dat het NMDA-beginsel vergeleken wordt met de gemiddelde gasafnemer, en dat je je eigen gasleverancier niet mag kiezen.

De meeste onvrede betreft de gebruiksonafhankelijke componenten. Weer Ecorys:” De uitgespaarde integrale kosten van een cv-ketel zijn onderdeel van de opbouw van de maximale gebruiksonafhankelijke kosten (vastrecht). Afhankelijk van de hoogte en de opbouw van de niet gereguleerde eenmalige aansluitbijdrage (voor aansluitingen op een nieuw net) bestaat er een kans op dubbeltelling. De kosten voor een aansluiting op een nieuw warmtenet worden in de praktijk door de warmteleverancier soms onderbouwd met een opsomming van de uitgespaarde kosten van
bijvoorbeeld: aansluiting op het aardgasnet, aanschaf cv-ketel, bouwkundige voorzieningen, rookgaskanaal en bijdrage aan EPC-reducerende maatregelen.”
Daarnaast wordt er geklaagd over ongunstig vastgestelde leidingverliezen, vreemde regelingen rond huur of koop van afleversets (en de onduidelijke definitie daarvan waardoor toezicht door de ACM in praktijk onmogelijk is), niet transparante vaststellingen etc.

Dat van die “EPC-reducerende maatregelen” is cru.
Voor een woning, die voor de stadsverwarming gebouwd is, mag die stadsverwarming in de Energie Prestatie Coëfficient (EPC) als bovengemiddeld plus meegeteld worden, waardoor de woning zelf minder dan gemiddeld mag zijn. De combinatie moet aan de EPC-eis voldoen. Daardoor zijn veel voor de stadsverwarming gebouwde woningen slechter geïsoleerd dan een vergelijkbare woning op gas. De stadsverwarmingsbewoner betaalt dus meer stookkosten in een slechtere woning terwijl hij, met een beetje mazzel, ook nog opdraait voor het op de bouwkosten bespaarde bedrag.

Nog één passage uit Ecorys, want daar gaat de juridische procedure in Meerhoven over:
Eenmalig aansluittarief nieuw net
Voor een aansluiting op een nieuw warmtenet worden geen gereguleerde tarieven bepaald. Vaak zijn de kosten voor een dergelijke aansluiting bij de prijs van de woning inbegrepen. De Memorie van Toelichting bij de Warmtewet geeft aan dat bij nieuwbouw de aansluitbijdrage tot stand komt in overleg tussen projectontwikkelaar, gemeente en warmteleverancier. Dit overleg zou zich afspelen in een situatie waarbij de project-
ontwikkelaar en gemeente vrije keuze hebben ten aanzien van de energievoorziening en er geen sprake zou zijn van een gebondenheid ten gevolge van een monopoliepositie. In praktijk is deze eenmalige aansluit-
bijdrage vaak anders dan de naam suggereert. Het tarief is vaak niet direct gerelateerd aan de werkelijke kosten voor de gerealiseerde aansluiting maar vormt een sluitpost om het betreffende warmteproject levensvatbaar te maken.

Voor dergelijke aansluitingen zijn aansluittarieven tot € 7.000 bekend. Het is vaak echter niet transparant welk bedrag wordt betaald voor de feitelijke aansluiting en welke bedrag daar nog bovenop komt met het oog op de rentabiliteit van het project. De ACM wordt daarbij geconfronteerd met verbruikers die jaarlijks nog een termijnbedrag moeten betalen ten behoeve van deze ‘eenmalige’ aansluitbijdrage.”

 Conclusies
Ecorys komt in h.7 tot een waslijst aan conclusies en adviezen, die er samen op neerkomen dat het systeem grondig op de schop moet. Een kleine selectie:

Het NMDA-beginsel zou op korte termijn uitgebreid moeten worden met een index-beginsel.
Warmte moet aantrekkelijker gemaakt worden, omdat de financiën op dit moment zowel aan de leverende als aan de ontvangende kant een probleem zijn. Een onrendabele top zou afgedekt kunnen worden, zoals dat elders bij duurzame energie ook gebeurt middels de SDE+ regeling.

Ecorys stelt voor de aansluiting van een nieuwe gebruiker op een nieuw warmtenet alsnog te reguleren. De interessante vraag is of dat met terugwerkende kracht zou kunnen.

 

Strijd rond de Helmondse stadsverwarming

Veel mensen balen
Uit een onderzoek van de Vereniging Eigen Huis (VEH) dd juni 2015 blijkt dat ruim de helft van de warmteafnemers onder afnameplicht uit zou willen, als dat kon. Dat staat in de Evaluatie van de Warmtewet door Ecorys (9 februari 2016) (zie https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/02/09/evaluatie-warmtewet-en-toekomstig-marktontwerp-warmte ). Bij dezelfde VEH zijn sinds begin 2014 (toen de wet van kracht werd) ca 4300 klachten binnengekomen, waarvan ca 3000 over de tarieven en de rest vooral over de monopoliepositie.

aantal kleinverbruikers per leverancier_Ecorys2016

Het burgerinitiatief in Helmond
Ook in Helmond is de onvrede al jaren heel groot. Dat heeft geleid tot een Burgerinitiatief Stadsverwarming, waarin aan de gemeente drie dingen gevraagd werden.
1) Te komen tot ontbinding van de verplichting tot afname van warmte bij exploitant Ennatuurlijk
2) Bij de start is afgesproken dat er gebruik wordt gemaakt van restwarmte (van de elektriciteitsproductie). Klopt dit nog of wordt er alleen gas gebruikt voor de stadsverwarming en wordt er geen elektriciteit (en dus geen restwarmte) meer opgewekt?
3) De raad moet een onderzoek instellen om, samen met de gebruikers, te komen tot een modern, betaalbaar warmtenet. Dit kunnen ook andere energiebronnen zijn of de aanleg van een gasleidingennet. Vrijheid voor de consument.
(Zie http://www.helmond.nl/BIS/2016/Notities%20en%20kaarten/Raadsnotities/RN%20007%20Burgerinitiatief%20stadsverwarming.pdf )

Het antwoord
Op 1 december 2015 namen B&W het besluit om:
1) te antwoorden dat de gemeente niet over de afnamecontracten ging, en dat de minister bevoegd gezag was
2) te antwoorden dat er inderdaad nog steeds gebruik gemaakt wordt van restwarmte
3) een voorstel aan de gemeenteraad voor te leggen “Verduurzaming Stadsverwarming, Versnelling duurzaamheid”. Dit voorstel is op 5 januari 2016 aangenomen.

De bijlagen bij dit voorstel omschrijven de installatie als volgt.
De installatie bedient 6500 huishoudens en een aantal bedrijven.
Hij dateert rond 1985. Hij bestaat uit twee SToom- En Gasturbines (STEG) die elk 25MW warmte en 25MW elektriciteit kunnen leveren. Daarnaast staat er een gasketel van 40MW en grote buffers waarmee warmte kan worden opgeslagen. Een dergelijk systeem heet een Warmte-Kracht Koppeling (WKK).
In 1985 was dit een moderne WKK-installatie en ook nu nog moet er een heel behoorlijk systeemrendement mee gehaald kunnen worden. Maar nu is het systeem oud. Kort na 2020 moeten er grote investeringen gedaan worden om de zaak aan de praat te houden, maar voor die tijd zijn er ook al problemen. In 2013 waren er klachten over lekkages in de hoofdleidingen, maar die zijn inmiddels weer een eind opgekalefaterd. De “last mile” leidingen naar de huizen zouden nog goed zijn.

Commentaar (bgerard)
Bij vraag 1:
hier doet zich de verkoop van de publieke voorzieningen voelen (door de gemeente Helmond van de WAMOB en door de provincie van Essent, beide aan RWE). Mijn partij, de SP, heeft zich hier vergeefs tegen gekeerd.
De exploitatie van een stadsverwarmingsnet is, anders dan vaak gedacht, een economisch marginale activiteit. Uit een onderzoek uit 2010 van (toen nog) de NMA bleek, dat het overgrote deel van de grote netten niet aan de vaste lasten plus 6,3% rente kwam. Overigens bleek ook dat de kleinverbruikers 13% meer zouden gaan betalen, en de grootverbruikers minder).
Daarna is deze activiteit in handen gekomen van Ennatuurlijk, waarin pensioenfonds PGGM en Dalkia (=Veolia). Ik vermoed dat deze bedrijven rendement zoeken op iets wat eigenlijk nauwelijks rendabel is en daartoe trucs hanteren.
Bij vraag 2:
De elektriciteitsprijs (op de beurs) zit nu rond de 2,5 a 3 cent per kWh. Dat is onwaarschijnlijk laag. Dat komt door overproductie, door de lage kolenprijs en door de energiesubsidies. Voor die stroomprijs kunnen WKK-
installaties niet draaien en die worden dan ook in den lande steeds vaker stilgelegd.
Die in Helmond draait nog omdat de warmteopslag toestaat dat er in de dure uren gedraaid kan worden. Verder (vermoed ik) omdat men het onderhoud uitstelt en met een installatie doorwerkt die op zijn tandvlees loopt.
Bij vraag 3:
Er wordt echt niet achteraf nog een gasnetwerk aangelegd. Alle trends wijzen de andere kant op. Een andere individuele oplossing (bijv. met een warmtepomp, inclusief de noodzakelijke woningaanpassingen) acht ik voor duizenden huishoudens onbetaalbaar en mogelijk ook niet betrouwbaar genoeg. Ik denk dat Helmond aan zijn stadsverwarming blijft vastzitten. Dat die modern en betaalbaar moet worden spreekt vanzelf.

Geothermiekansen, uit Geothermische energie uit Trias aquifers in de ondergrond van Noord-Brabant
Geothermiekansen, uit Geothermische energie uit Trias aquifers in de ondergrond van Noord-Brabant

Het verduurzamingsvoorstel
Een korte behandeling doet het voorstel onrecht, maar helaas (kijk anders op http://www.helmond.nl/BIS/2016/Notities%20en%20kaarten/Raadsnotities/RN%20007%20Voorstel%20Verduurzaming%20Stadsverwarming%20Versnellingsagenda%20Duurzaamheid.pdf ).
Enkele belangrijke onderwerpen:
– De woningbouwvereniging Woonpartners heeft 2000 huizen in de Rij-
pelberg, Brouwhuis en Helmond-Oost. Die hebben bijna allemaal label C of D en Woonpartners wil dat in 2020 verbeterd hebben tot label B. Daarbij wil Woonpartners streven naar lagere woonlasten.
– Helmond wil de stadsverwarming uiterlijk 2018 op geothermie overzetten. Op zich een logische gedachte, maar de case is niet erg duidelijk opgeschreven. Sowieso is er nog erg weinig ervaring in Brabant met deze energievorm, en is de bodem slecht in kaart gebracht. Helmond hoopt water van 90⁰C op te kunnen pompen van 3 km diepte en daarmee één of twee STEGS te kunnen voeden.
– Het voorstel noemt als mogelijkheid om de STEG te voeden met hout of met biogas uit mest, maar dat is niet verder uitgewerkt.

Commentaar (bgerard)
Het verduurzamingsvoorstel is een goede stap, maar er is meer nodig, o.a. voor de 4500 huizen op de stadsverwarming die niet van Woonpartners zijn, en op de nog langere termijn voor de rest van Helmond. Helmond is partner in de provinciale Nul op de Meter-deal. De eerste stap zou moeten passen bij een toekomstige Helmondse Nul op de Meter-strategie.

warmtebronnen stadswarmtenetten

Luchtvaart vliegt in de eigen tegenwind

In het Eindhovens Dagblad van 10 febr stond “Vliegtuigen met de neus in de (tegen)wind”. Door de klimaatverandering doet de straalstroom raar en daardoor duurt een vlucht van Europa naar Amerika langer (en kost meer kerosine), en de andere kant op korter. Zie –> vliegen duurt langer vanwege klimaatverandering_ED_10feb2016  .

straalstroom-6

Ik wil er graag op wijzen dat de luchtvaartmaatschappijen hier in de tegenwind vliegen die ze mede zelf opgewekt hebben. Het effect van wolkvorming meegeteld is de luchtvaart nu al goed voor 5% van de klimaateffecten. De sector houdt zich aan herrie noch klimaat en eist de onbelemmerde vrijheid op om broeikasgassen te blijven lozen. OP de Klimaattop in Parijs wist de branche voor zichzelf een uitzondering te bedingen.
Straks moet de rest van de wereld fors terug t.o.v. 1990, maar de lozingen van de luchtvaart mogen nog enkele keren over de kop.

De sector zou zichzelf eens grenzen moeten stellen.

Bernard Gerard

In gesprek met prof. Smeulders over warmtezaken

In verband met de toekomst van het Amer-warmtenet probeer ik deskundigheid op te bouwen om uiteindelijk tot een afsluitend oordeel te komen. Daartoe had ik op 1 febr 2016 een uiterst aangenaam gesprek met prof. David Smeulders van de TUE. Zijn leerstoel heet officieel Energy Technology.
David Smeulders-TUE-2
Een aantal punten uit het gesprek in een korte weergave.

  • Het inruilen van een stadsverwarming in een wijk als De Reeshof door 15000 individuele atmosferische warmtepompen zou een stap achteruit zijn. Bovendien zou het overgrote deel van de bewoners dat niet kunnen betalen
  • Het zou wel eens zo kunnen uitpakken dat een massale inzet van atmosferische warmtepompen, werkend als airco’s, het Urban Heat Island effect versterkt. De hittegolven worden heter. Het lijkt er nu al op dat op een warmtekaart van Tilburg, bij een hittegolf, de rijkere wijken gemiddeld iets warmer zijn.
  • Het is mogelijk een stadsverwarmingssysteem met een verscheidenheid van bronnen te voeden
  • ‘Varende warmte’ kan zo’n bron zijn. Het is mogelijk om overschotwarmte uit grote industriële complexen via de binnenvaart naar locaties te varen waar een tekort is (ik heb hieraan een apart artikel op deze site gewijd, zie Varende warmte en een alternatieve voeding van het Amer-netwerk )
  • Bodemwarmte (uit de bovenste paar honderd meter van de bodem) hoeft niet zo categorisch te worden afgewezen als de provincie lijkt te doen. Er zijn plaatsen waar je niet door kritische aardlagen hoeft te boren. Bijvoorbeeld de TUE en de Eindhovense Heuvelgalerie hebben een bodemwarmtesysteem.

Het vraagt wel kennis om zo’n systeem te laten functioneren. Er moet jaargemiddeld evenveel warmte terug in de bodem als er uitgehaald wordt, want anders organiseer je op termijn de permafrost in de bodem (thermische uitputting). Het betekent in praktijk een flinke Warmte-Koude Opslag, aangevuld met enige geothermie.

Bodemwarmte kan worden ingezet in nieuwbouwwijken, maar dat moet men niet op individuele basis willen. Dat is een recept voor burenruzie.

  • Lage temperatuurwarmte (25-500C) van bedrijven kan met een warmtepomp opgefokt worden, zodat een stadsverwarming ermee gevoed kan worden.
  • Geothermie kan dienstig zijn
  • Men zou zich een groeimodel kunnen voorstellen, waarin een stadsverwarming (na het vervallen van de kolenstook) bijvoorbeeld in het eerste jaar voor 90% op gas draait, en dat het aantal duurzame bronnen geleidelijk aan aangekoppeld wordt (waarbij gas vooralsnog achtervang blijft).
  • Er is op dit gebied erg weinig expertise en daardoor overbelasting bij de wel-experts. Soms liggen er bakken vol met meetdata waar niemand iets mee doet. Daardoor worden talloze quick wins niet herkend. Onlangs wisten zijn bachelorstudenten een overbodige aanschaf in de publieke sfeer van €150.000 tegen te houden (nog niet gepubliceerd onderzoek).
  • Bij ‘Stroomversnelling’, een netwerk van ambitieuze bouwers, toeleveranciers, corporaties, gemeentes, financiers, netbeheerders en anderen die samen aan de slag gaan om Nul op de Meter renovaties en nieuwbouw mogelijk te maken, zit veel kennis, ook van financieringsmodellen.
  • Een opwekrendement van 110% klinkt vreemd.

Draaien windmolens op subsidie?

Op dit moment wel.
Maar ook vliegtuigen vliegen en schepen varen op subsidie, en grootverbruikers krijgen korting op hun stroomprijs. Er is, kortom, behoefte aan een politiek bruikbaar verhaal dat verder gaat als dit soort gebakken lucht-kreten van Rutte of de PVV.

De Factcheckers
De aanleiding voor dit artikel was een oproep van de Factcheckers van De Correspondent. Het blad besteedt veel aandacht aan de impact van windturbines en de reactie van de bevolking daarop. Zie ook mijn artikel op deze site “In discussie met Marc Chavannes”.
Veel mensen reageerden op Chavannes artikel vanuit diverse invals-
hoeken. Waarschijnlijk gaven die reacties zoveel stof tot nadenken, dat men even pas op de plaats gemaakt heeft. In die pauze vroegen de Factcheckers of de abonnees informatie konden aanleveren die toetsbaar was en waarvan men dus de waarheid kon bewijzen. Dat vond ik een mooie uitdaging. Ik heb eerst een antwoord geformuleerd op de vraag “Draaien windmolens op subsidie?”. Die vraag geldt eigenlijk voor duurzame energie in zijn algemeenheid.
Ik kreeg een nette mail terug waarin men zei heel blij te zijn met mijn
bijdrage. Overigens zit er bij die groep factcheckers niemand met een beta-achtergrond, een duidelijk gemis.

Wat is subsidie?
De hamvraag is hoe je subsidie definieert. Omdat windturbines elektrische energie produceren (zoals veel duurzame energie), ligt de vraag voor de hand wat de goedkoopste productiewijze is en wat het alternatief kost. Waarna twee vervolgvragen rijzen: wat tel je mee, en kijk je nu of straks? De aanname hierbij is gemakshalve dat accijns, belasting etc voor beide productiewijzen dezelfde zijn.

  1. Je kijkt alleen naar de kale technische kostprijs op dit moment, zonder de indirecte kosten.

Stroom kost op dit moment (15 febr 2016) op de beurs 2 a 3 cent per kWh (zie bijv. http://www.eex.com/de/marktdaten/strom/spotmarkt/auktion#!/2016/02/12 ). Dat komt vooral omdat kolen zo goedkoop zijn. Op dezelfde EEX doen die nu grofweg $38 per ton, wat neerkomt op €1,17/GJ . Een paar jaar geleden was dat nog veel meer. Een soort dumping dus.
Een windturbine op een gunstige landlocatie levert stroom voor 7,0 cent/kWh. De bijbel in deze is de SDE+ – regeling. Versimpeld verteld past deze exploitatiesubsidie het verschil bij vanaf 3,0 cent/kWh.
Hieronder een klein stukje uit de bedragentabel. De volledige tabel is te vinden onder –> basisbedragen-voor-sde-2016
basisbedragen wind SDE+ 2016Als je zo redeneert (in navolging van Rutte en de PVV), draaien windmolens inderdaad op subsidie, net zoals alle andere energiebronnen, waaronder zelfs gascentrales. De logica van het standpunt is dat Nederland alleen energie mag opwekken uit kolen.
De overstromingskosten door stortbuien, de extra dijkverzwaringen, de extra ziektegevallen van Lyme en asthma, etc staan elders op de begroting.

2) Wat nu als je die indirecte (maatschappelijke) kosten wel in de stroomprijs meeneemt?
Dan wordt het lastig. Je krijgt een plaatje als hieronder:

( CE-studie “External Costs and Benefits of Electricity Generation”, opdracht VME, 2010) .
( CE-studie “External Costs and Benefits of Electricity Generation”, opdracht VME, 2010) .

De onderste drie hokjes in de legenda geven samen de kale technische (directe) kosten, de bovenste drie de maatschappelijke kosten.
Zonnepanelen zijn nog niet meegenomen. De opbrengst daarvan was toen nog te verwaarlozen. Het gaat heel snel met PV.
Het plaatje berust op randvoorwaarden. De kolenprijs in het plaatje is 2,5€/GJ, maar de huidige kolenprijs is 1,17€/GJ. De CO2-prijs wordt op €25/ton geprikt, maar is op dit moment (doordat het ETS effectief gesaboteerd is) ongeveer €5/ton CO2. Bij ‘Coal Standard’ zijn het 3de en 4de hokje dus nu veel kleiner.
Merk ook op dat bij kolen geen kosten van luchtverontreiniging geteld worden.

Het hangt er dus sterk van af wanneer en naar wat je precies kijkt.
Mijn favoriet is de publicatie “Schätzungen der Umweltkosten in den Bereichen Energie und Verkehr” van het Duitse Umweltbundesamtes (aug 2012) –> Schätzung der Umweltkosten in den Bereichen Energie und Verkehr_Umweltbundesamt. Dat is beknopt, toch behoorlijk volledig en heel overzichtelijk. Bovendien is het het meest recente wat ik kon vinden. Maar ook deze tabel is gebaseerd op een CO2-prijs van rond de €80/ton CO2, die vele malen hoger ligt dan de €5/ton CO2 van nu.
In praktijk zijn de cijfers in de kolom Treibhausgase nu dus veel lager dan ze zouden moeten zijn. Zie onderstaand plaatje.
Schätzungen_tab3
Als de wens de werkelijkheid zou zijn, zou je voor steenkolenstroom moeten betalen 2 a 3 + 8,9 = 11 a 12 cent/kWh, en voor windstroom op een goede landlocatie 7 a 8 + 0,3 = ergens rond de 8 cent/kWh. Dan zou wind de goedkoopste zijn (en de rest gesubsidieerd).

3) Je extrapoleert nu de kale directe kosten de toekomst. Komt het nog eens zo ver dat de kale technische kosten van wind en zon lager liggen dan die van kolen? Het maatschappelijke kosten-verhaal verdwijnt dan automatisch.

(Bron: ITRPV_2014_Roadmap Revision )
(Bron: ITRPV_2014_Roadmap Revision )

Zonnepanelen zijn bij lange na nog geen uitontwikkelde techniek. Bovendien is er een leer- en schaalcurve omdat PV-panelen steeds massaler verkocht worden. De kWh-prijs wordt dus lager.
In bovenstaande grafiek loopt de lijn van Nederland (met 875kWh/kWpiek) iets boven de blauwe lijn.

Het hangt er dus nu van af wat de grijze stroomprijs doet.
Als die 2 a 3 cent/kWh zou blijven, zou zonne-energie in een zonnig land ergens rond 2024 concurrerend worden. In Nederland zou zonne-energie in 2024 concurrerend worden bij een kale grijze kWh-prijs van 7 cent/kWh – die heel lang bestaan heeft.
De subsidie heeft dus in beginsel een eindige looptijd.

Deze schaalcurve komt uit hetzelfde ITRPV-rapport
Deze schaalcurve komt uit hetzelfde ITRPV-rapport

Windenergie is veel verder uitontwikkeld, maar er geldt nog steeds een schaal- en leercurve. Dit is wat de branche (de NWEA) zelf zegt.

(uit Flyer Windenergie de feiten_gedownload 1sept2015.pdf )
(uit Flyer Windenergie de feiten_gedownload 1sept2015.pdf )

De NWEA rekent zich hier rijk, want de marktprijs van grijze stroom ligt in praktijk veel lager als de blauwe lijn aangeeft. Desalniettemin zal de kostprijs van windenergie ook bij een marktprijs van 2 a 3 cent/kWh vroeg of laat concurrerend worden.

Als men maar lang genoeg wacht, duikt de kale kostprijs van duurzame energie vanzelf onder de grijze prijs zonder maatschappelijke kosten, en al eerder onder idem mèt maatschappelijke kosten.

Antwoord aan de Factcheckers
Dit was dus mijn antwoord aan de Factcheckers van De Correspondent. Ik heb het hier alleen nog wat netter uitgewerkt.

Schiphol geen doel, maar middel – brief aan Den Haag over Duurzaam Openbaar Vervoer

Ook mijn naam staat onder een aanbiedingsbrief van de Werkgroep Toekomst Luchtvaart (WTL) aan staatssecretaris Dijksma en aan de leden van de vaste Kamercommissie I&M.

De brief gaat op de eerste plaats over de toekomst van Schiphol, maar de wijdere strekking gaat over de toekomst van het vliegen in Europa. Of, nauwkeuriger gezegd, de toekomst van de internationale bereikbaarheid van Europa. En daarmee indirect ook over Eindhoven Airport.

Istanbul heeft al twee vliegvelden. Het noordelijkste van de drie wordt het nieuwe mega-vliegveld.
Istanbul heeft al twee vliegvelden. Het noordelijkste van de drie wordt het nieuwe mega-vliegveld.

De overstapfunctie van Schiphol, nu de belangrijkste pijler onder het bedrijfsmodel, staat onder druk. De internationale concurrentie is groot (Istanboel, Emiraten). Bovendien liggen er vijf grote internationale luchthavens binnen een paar uur reizen. Schiphol voelt nattigheid.
Niet voor niets buldert directeur Nijhuis van Schiphol in het rond dat “het afgelopen moet zijn met polderen” (Eindh. Dagbl 7 jan 2016). Deze brief kan het beste gelezen worden als een oorlogsverklaring aan de omgeving (zie –> directeur schiphol top met polderen_ED_07jan2016.
Ook het interview met Temel Kotil, de baas van Turkish Airlines, “Wij groeien, met dank aan God en de regering” draagt bij aan de feestvreugde (NRC 23 jan 2016). (als u op de NRC-website kunt, NRC-artikel 23 jan 2016 )
vliegtuigen turkish airlines

In feite eisen beide onbelemmerde handelingsvrijheid voor de luchtvaart, die zich van herrie noch klimaat iets hoeft aan te trekken. Wij moeten groeien en de rest van de wereld kan kapot vallen, is de onparlementaire vertaling.

Een recent Decisiorapport (2015) relativeert de ‘brede economische rol van de bereikbaarheid via de luchthaven. Veel economisch gepoch van Schiphol is onbewijsbaar. Anders dan vroeger is de luchtvaart eerder volgend dan leidend in de economische ontwikkeling. Nijhuis ziet zijn vliegveld als een doel in zich, maar het is niet meer dan een middel tussen andere vervoersmodaliteiten.

Rekenvoorbeeld passagiersaantallen vliegen en HSL op Schiphol
Rekenvoorbeeld passagiersaantallen vliegen en HSL op Schiphol (brief WTL)

Waaronder vooral de trein, de Hoge Snelheids Lijn (HSL) internationaal en een goed netwerk van intercity’s nationaal. Treinen zijn zeer veel zuiniger en schoner dan vliegtuigen en tot 850 km is de bruto reistijd per trein van voordeur naar voordeur minder dan die per vliegtuig.
Enerzijds kan het alternatief-trein nog verder geperfectioneerd worden (zie http://www.train2eu.org/ ).
Anderzijds weet de luchtvaartlobby al jaren een eerlijke fiscale behandeling af te houden. Omdat vliegmaatschappijen geen BTW en accijns hoeven te betalen, is bijvoorbeeld de luchtvaart binnen Nederland veruit de grootste begunstigde van fossiele brandstof-subsidies. De
accijns-vrijdom van de luchtvaart kost de Nederlandse staat €1,7 miljard per jaar (zie Subsidie aan fossiele en hernieuwbare energie in Nederland op deze site).

De WTL wil, in een notedop, de plafonds op het aantal vliegtuigen op Schiphol handhaven, Schiphol selectiever inzetten voor de langere afstanden en de kortere afstanden per trein afwikkelen. De passagierscapaciteit is het doel, de wijze van transport een middel.

Voor de volledige tekst van de aanbiedingsbrief en de bijbehorende analyse zie –> Voorstel_duurzaam_internationaal_vervoer_4 feb_16

Rekenvoorbeeld bij 3% groei. OD betekent Origin-Destination.
Rekenvoorbeeld bij 3% groei. OD betekent Origin-Destination, transfers overstappen.

VCS Observation over bedrijventerreinen en hun gevaarlijke stoffenmodule, n.a.v. De Hurk

De Hurk
N.a.v. een artikel over de zienswijze van de (voormalige) Werkgroep Natuurbehoud en Milieubeheer (WNM) over het Eindhovense industrie-
terrein De Hurk had mevrouw Lewis namens VCS Observation uit Waalwijk om een gesprek verzocht.

Tanks bij Air Liquide
Tanks bij Air Liquide

Industrieterrein De Hurk is een terrein met veel zware industrie, waaronder een BRZO-onderneming en een handvol BEVI-inrichtingen. Het bestemmingsplan (BP) van dat terrein dateert uit 1988 en moet hoognodig geactualiseerd worden. Daarover had de WNM een ziens-
wijze ingediend, waaraan ook ik meegewerkt heb. Zie Inspraakreactie over het BP De Hurk in Eindhoven
De belangrijkste ingrediënten van de zienswijze van de WNM betroffen
a) de noodzaak om de fysieke veiligheid niet alleen op het niveau van de individuele onderneming vast te leggen, maar ook op de schaal van het bedrijventerrein. De directe aanleiding daartoe waren de branden bij Timco in Valkenswaard en bij ChemiePack op industrieterrein Moerdijk, en later bij het Helmondse XyCarb.
b) de noodzaak om De Hurk te verduurzamen. Het actualiserende BP zei daar weinig over.

SP-gemeenteraadslid Marcel Lathouwers en ik hebben op 3 februari 2016 met mevrouw Lewis gepraat.

Het werk van VCS
VCS is vooral bekend vanwege camerabewakingsprojecten, maar daarover ging het hier niet. VCS heeft ook een consultancyfunctie bij bedrijfsterreinen. VCS doet (kort door de bocht gezegd) zaken met de instantie die in praktijk een bedrijventerrein beheert, welke instantie het contact met de afzonderlijke bedrijven verzorgt. Op De Hurk is dat de stichting Ondernemerscontact De Hurk.
De inzet van VCS is bottom-up. Ondernemingen zijn op de eerste plaats gericht op zaken als de openbare ruimte, inbraakbeveiliging enzovoort. Het moet op korte termijn zichtbaar nut hebben, anders blijven de kikkers niet in de kruiwagen zitten (de formulering is van mij, niet van Lewis). Zichtbaar nut is een waarschijnlijke winst binnen een paar jaar, of het vermijden van een reëel verlies, bijvoorbeeld door brand. Grofweg de helft van afgebrande ondernemingen gaat daarna failliet omdat er niets meer over is.
Goede organisatie kan helpen. Op het Sonse industrieterrein Ekkersrijt daalde het aantal inbraken van ruim 100 naar minder dan 10 per jaar.

Een top down-benadering vanuit Eindhovense duurzaamheids-
wensen

Marcel en ik brachten er ook top down-argumenten in, zoals bijvoorbeeld de wens van de gemeente Eindhoven om energieneutraal te worden. Lewis voor VCS meende dat hiervoor geen draagvlak bestond, omdat er geen onmiddellijk duidelijk verdienmodel. Of, omdat de ondernemingen dachten dat dat er niet was.

Bedrijventerrein De Hurk Eindhoven
Bedrijventerrein De Hurk Eindhoven

De gevaarlijke stoffen-module
De bottom up- en top down-aanpak ontmoetten elkaar echter nu al op één interessante issue. VCS biedt een module aan, die het mogelijk maakt aan ondernemingen elke dag een upload te maken van de actuele voorraad gevaarlijke stoffen. De brandweer vindt dat heel fijn en ook de buren vinden het fijn dat de brandweer dat weet. Er zijn verschillende keren bedrijven afgebrand ten gevolge van een brand bij de buurman (bijvoorbeeld ChemiePack en Timco). VCS heeft de module vooral ontworpen voor niet-BRZO-bedrijven, maar als ik zie hoe ouderwets de overhandiging van de voorraadgegevens bij wel-BRZO-bedrijven soms nog gaat (bijv. via een kastje bij de poort), dan kan automatisch uploaden ook bij wel-BRZObedrijven geen kwaad.
Die module is een mooi ding. Het heet EASI (Easy Accessable Substance Information).

Nog wat vrije stijl-denken
We hebben nog even zitten doorpraten over twijfelgevallen als een mobiliteitsplan en een expeditiesysteem op schaal van het bedrijventerrein, over een selectiever informatiesysteem voor de omgeving, te bedienen door de Brandweer (‘moet u ramen en deuren sluiten, of moet u heel hard wegrijden’), en over oefenen op het niveau van een deel van het bedrijfsterrein (wat moet B doen als buurman A in de hens staat?).
Eigenlijk was de conclusie dat bedrijfsterreinbeheerders daar VCS nu niet om vragen, maar ook dat eigenlijk niet eens ondenkbaar is dat daar ook voor de bedrijven zelf voordeel kan zitten. Er is veel onwetendheid en niet elke directeur kijkt even ver vooruit.

Zelfs nog even over zonnepanelen gepraat. Het BP De Hurk-Croy telt 212 hectare, waarvan 164ha netto. Als men daar 100ha van zou volzetten met PV-panelen op daken en op de grond, zou dat via collectieve inkoop misschien financieel wel gunstig zijn, en het zou ongeveer 0,5PJ opleveren. Ter vergelijking: de totale in Eindhoven met PV-panelen opgewekte elektrische energie in 2013 bedroeg 0,070PJ.

De Venco campus in Eersel staat bekend om zijn grote aantal PV-panelen op het dak
De Venco campus in Eersel staat bekend om zijn grote aantal PV-panelen op het dak

Misschien kan men een forse oppervlakte aan zonnepanelen op De Hurk, met behulp van SDE+subsidie en bijvoorbeeld een bijdrage van de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij, toch wel rendabel krijgen. Maar vooralsnog is dat een brug te ver voor de VCS, hoewel het gesprek erover constructief was.
Misschien iets voor de gemeentepolitiek.

Varende warmte en een alternatieve voeding van het Amer-netwerk

Het ingenieursbureau DWA uit Bodegraven heeft een concept ontwikkeld om restwarmte per schip te vervoeren. Sinds september 2014 wordt dit in een consortium ontwikkeld, waarin o.a. ook ECN zit en een handvol bedrijven uit deze sector. Gebruik eventueel als startpagina http://www.dwa.nl/?detail_id=10781&father=2 . Het initiatief krijgt Topsector Energiesubsidie.
varende warmte_DWA_vanaf sept2014
De basisgedachte is uitermate simpel.

Algemeen bekend zijn ‘handenwarmertjes’ (hotpacks). Dat is een zaakje natriumacetaat, opgelost in water. Bij de overgang van vloeibaar naar vast komt warmte vrij (zo’n 52⁰C een half uur lang). Legt men het zakje met vaste inhoud in heet water, dan neemt de inhoud warmte op en wordt weer vloeibaar.

Met wat gedachtensprongen lijkt het ‘varende warmte-beginsel’ hierop, zij het dat met andere stoffen gewerkt wordt. Die moeten aan technische eisen voldoen (geschikte smeltwarmte en een smelttemperatuur rond de 100⁰C , voldoende stabiel na duizenden cycli), enz. Er zijn wat kandidaten, maar de precieze samenstelling daarvan is nog een geheim van ECN. Waarschijnlijk mag de TUE meehelpen er wat onderzoek aan te doen.
Dit soort materialen heten Phase Change Materials (PCM’s).

De schipper vaart met een goed geïsoleerde binnenvaarttanker (liefst met een stel duwbakken) naar bijvoorbeeld Pernis (waar de petrochemische industrie altijd een heleboel warmte over heeft), laadt de warmte in de PCM’s met een warmtewisselaar. Hij tjoekert naar Geer-
truidenberg en voert daar het proces in omgekeerde richting uit waarbij de warmte eindigt in het stadsverwarmingsnet.
De binnenvaartorganisatie Schuttevaer is enthousiast.

Je kunt er eenvoudig wat aan rekenen.
In een 3000 ton – duwbak (eigenlijk een soort varende thermosfles) kan ongeveer 800GJ.
De warmtevraag van de op de Tilburgse stadsverwarming aangesloten woningen, bedrijven en instellingen is volgens de Tilburgse warmtevisie “Verduurzaming warmtenet Tilburg” 1,33PJ/jaar. Het ene getal delen door het andere geeft 1666 duwbakken per jaar. Zou te overzien zijn.

Nu is het bij dit soort technische oplossingen altijd verstandig om eerst even over het probleem en over de beperkingen na te denken.

Er zijn in het oog lopende voordelen.
– De kostenstructuur van een stadsverwarming lijkt op die van een kerncentrale: je moet eerst onwaarschijnlijk veel geld investeren, en daarna is het goedkoop. Bij een stadsverwarming zit het meeste geld in het leidingennetwerk met toebehoren. Voor ‘varende warmte’ is geen schokkende investering in infrastructuur nodig. Er is al een overschot aan binnenvaarttankers. Je hebt ombouwkosten, kosten van laad- en lospunten en variabele kosten.
– Het ‘varende warmte-systeem’ heft aan beide kanten de monopoliesituatie op. Warmteproducenten zitten niet meer decennia lang aan één afnemer vast (wat ze tot nu toe uitermate schichtig maakt). Vice versa warmteafnemers. Er kan gehandeld worden in warmte.
– het systeem adresseert het probleem dat Nederland ongeveer 14% van zijn energieinput ongebruikt weggooit als afvalwarmte (441 van de 3255PJ).

Er zijn ook nadelen en beperkingen cq ontwikkelopgaven.
– Het systeem verkeert nog in de pilotfase.
– Op dit moment wordt het systeem geschikt geacht voor vaarafstanden tot enkele tientallen kilometers. De afstand Pernis – Geertruidenberg (voorbeeld) over het water langs Dordrecht is zo’n 60km.
– Men beweert dat het financieel gunstig is, maar ik heb nog geen begroting gezien.

Samenvattend is mijn oordeel dat de ontwikkeling serieuze aandacht verdient en misschien een deel van het probleem van de doorstart van het Amer-netwerk kan helpen oplossen.
varende warmte_DWA_vanaf sept2014-2