Ook het vliegen moet aan klimaateisen gaan voldoen! (bijgewerkt)

De vliegwereld kent twee officiële mammoeten die bepalen hoe snel (liever gezegd, hoe traag) de vooruitgang is op milieugebied (geluid, toxische stoffen en klimaat). Dat zijn de IATA (die is van de maatschappijen zelf) en de ICAO (die is van de United Nations).
De IATA heeft zijn logische belangen (de luchtvaart moet alles mogen), de ICAO staat in principe los van de sector, maar in praktijk niet. De vooruitgang, die de ICAO toestaat, is traag traag traag.


De ICAO heeft een commissie die zich met de milieuaspecten van het vliegen bezighoudt, de CAEP (Committee on Aviation Environmental Protection). Mocht u zelf willen kijken, kijk dan op http://www.icao.int/environmental-protection/pages/CAEP.aspx . IN die CAEP zitten 23 landen, waaronder Nederland.

Die CAEP heeft binnenkort, dus kort na de Klimaatconferentie in Parijs, zijn 10de vergadering. Daar moeten standaarden worden vastgesteld voor de komende paar jaar.

De luchtvaart is nu goed voor 3,5% van de mondiale broeikasgasemissies en zelfs 5%, als men ook het effect op wolkvorming meetelt. De verwachting is dat de broeikasgasemissies (in absolute zin) in 2050 enkele malen groter geworden zijn, terwijl (als het goed is) de rest van de economie vele malen minder loost. De relatieve verhouding gaat dus sky high.
De luchtvaart belooft van alles, maar de feiten zijn dat de efficiency van vliegtuigen de laatste jaren nauwelijks meer stijgt, maar dat het aantal vliegbewegingen exponentieel groeit.
Of historical trends in fuel burn for new jet aircraft 1960-2008
Of deze:

De ontwikkeling van de brandstofefficiency van vliegtuigen, uitgedrukt per type
De ontwikkeling van de brandstofefficiency van vliegtuigen, uitgedrukt per type

Ook de mogelijkheden van biomassa en andere vormen van synthetische kerosine worden veel te optimistisch weergegeven. Ze zijn niet nul, maar lang zo groot als de sector rondtoetert. Zie bijvoorbeeld mijn eerdere artikel Kun je zwavelvrije kerosine kopen?  en vooral het vervolg daarop Kun je zwavelvrije kerosine kopen ? (vervolg)

Op de Parijse Klimaatconferentie wist de luchtvaart (net als de scheepvaart) geheel buiten schot te blijven. Het is een sterke lobby!
Als men er een expert over aan het woord wil zien, kijk op http://www.transportenvironment.org/newsroom/blog/paris-engine-aviation-innovation

Daarom is van belang wat de sector nu zelf gaat besluiten. Met andere woorden, hoe de CAEP de nieuwe standaarden gaat vaststellen. En dat kan nog alle kanten op.
Het gaat om drie cruciale besluitvormingsgebieden:
a) of de standaard alleen voor nieuwe types (NT) ingaat of ook gaat gelden voor types die al in productie zijn (InP)
b) op welke datum de standaarden ingaan
c) hoe streng ze zijn. Dat wordt aangeduid met een code die in officiële kringen van SO6 t/m SO9 loopt, en die volgens de ICSA (een NGO, dus geen regeringsinstelling) ook wel tot SO10 zou kunnen lopen (hoger getal = strenger). Zie http://www.icsa-aviation.org/home .
De EU-inzet voor nieuwe types start met SO7, de VS (en mogelijk Canada) wil SO9. Aan de andere kant willen landen als Brazilië en Rusland veel lagere SO’s.
De EU-inzet voor types die in productie zijn (dus InP) start met SO6, de VS (en mogelijk Canada) wil SO8 of SO9 . Omdat vliegtuigen decennia lang meegaan, is met name de InP – keuze bepalend voor de klimaatuitkomst.
De slechtste keuzecombinatie komt in praktijk neer op niets doen. De bulk van wat nu vliegt is technologie uit 1980.
De EU-delegatie in de CAEP heeft dus een slappe inzet.

Daarom hebben een aantal internationale milieuorganisaties (waaronder Transport & Environment) een brief aan de Europese Commissie gestuurd met de eis dat de EU in de CAEP-vergadering voor SO9 moet gaan, zowel NT als InP.

In Nederland is de actie opgepakt door Natuur&Milieu, (mijn) Milieudefensie, Greenpeace en (mijn) Werkgroep Toekomst Luchtvaart. Die hebben de internationale brief aan staatssecretaris Dijksma gestuurd, met een Nederlandse aanbiedingsbrief erbij.
Uiteraard ben ik het hier geheel mee eens.

Wie de brief lezen wil (maar voor de internationale brief moet je wel een diehard zijn), zie –> brief aan Dijksma plus brief aan Europese Commissie

Het gaat dus uiteindelijk om deze prognose:

De data, die de ICAO gebruikt voor "technological and operational inprovements" zijn op het optimistische scenario gebaseerd
De data, die de ICAO gebruikt voor “technological and operational inprovements” zijn op het optimistische scenario gebaseerd

Voor de rest van de wereld zou de CO2 – productie t.o.v. 1990 moeten dalen….

In discussie met Marc Chavannes over windmolens (en over volk en staat)

Ik ben lid van De Correspondent (wat ik iedereen aanraad), en sinds kort is Marc Chavannes daar politiek correspondent over, kort door de bocht, de verhouding tussen volk en staat. Een uitgebreid en interessant werkveld.

Marc Chavannes
Marc Chavannes

Het is een van de beste journalisten van Nederland, denkt goed, schrijft scherp, blijft rustig en heeft overzicht. Altijd de moeite waard.

Chavannes stond in De Correspondent met het verhaal van Lies Zondag uit Veendam, die bijna dagwerk heeft aan het tegenhouden van het 120MW-windpark bij haar woonplaats, langs de N33. De dichtstbijzijnde molen heeft een ashoogte van 140m en rotorbladen van 55m en staat 800m van haar huis (waarschijnlijk volgens de regels ver genoeg). Haar argumentatie is vooral gebaseerd op het landschap en op de procedure en is overwegend emotioneel. Wat op zich te begrijpen valt en zeker Groningers verdienen consideratie als ze emoties hebben bij de energiewinning.
Leest u het zelf maar na –>tekenlerares_Veendam_windmolens_corrjan2016

Het zoekgebied voor het windplan langs de N33 bij Veendam
Het zoekgebied voor het windplan langs de N33 bij Veendam

De totale Gronings taakstelling in het kader van het landelijk overeengekomen 6000MW-plan bedraagt 855,5MW. Een Groningse molen heeft 2250 vollasturen (CBS), is dat samen goed voor 6,9PJ (waarvan ongeveer 1PJ door het Veendamse park).
Uitgaande van de Klimaatmonitor (ook van het CBS) verbruikt Groningen nu in totaal 87PJ, waarvan ongeveer 6PJ duurzaam. Dat moet naar 11PJ duurzaam in 2020, dus er is wat ruimte over. Groningen is een relatief bevolkingsarme provincie met een relatief grote taak en relatief veel ruimte. Waartegenover provincies staan waar het andersom is. Het echte werk begint pas na 2020, want dan moet het percentage duurzame energie verder omhoog. In het theoretische geval dat het 6000MW-windprogramma in 2020, zoals voorzien, voltooid is, moet de verdere uitbreiding dus uit andere bronnen komen, zoals zon, afvalwarmte en mogelijk biomassa, en import. Aan alle mogelijkheden zijn, naast voordelen, ook duidelijke nadelen verbonden.

Het Veendamse verhaal is een perfect voorbeeld van een conflict dat zich overal voordoet of gaat doen. Duurzame energie is niet cosy of kleinschalig. Duurzame energie gaat over grote windmolens, kilometers grote vlakten met zonnepanelen, grote mestvergisters en transportleidingen. In zekere zin betekent duurzame energie een soort industrialisering van het platteland, dus van een gebied waar mensen wonen die daar nog niet eerder mee te maken hebben gehad, of die daar zelfs niet mee te maken wilden hebben. Zoals misschien mevrouw Zondag.

Er spelen dus een aantal uiterst wezenlijke dilemma’s en eigenlijk is het teleurstellend dat Chavannes er daar maar één uitpikt, namelijk de positie van Den Haag versus de bevolking en de dubieuze rol van de provincie daartussen in, daarbij de schuld vooral bij Den Haag leggend.

Naar mijn mening valt nou net in dit geval Den Haag niet veel te ver-
wijten. Minister Kamp probeert exact uit te voeren wat de Tweede Kamer opgedragen heeft, namelijk “plaats voor 2020 6000MW windenergie in Nederland”. Nog eens bevestigd in het Energieakkoord.
Zoals bij alle grootschalige infrastructuurprojecten heeft de minister doorzettingsmacht en bij het 6000MW-windplan is dat de Rijkscoördinatieregeling. Die mag de minister inzetten opdat er per provincie minstens één 100MW-plan gerealiseerd wordt.
In West-Brabant hebben de gemeenten gezamenlijk een plan ontwikkeld voor het 100MW-pakket en dat samen met de provincie aangeboden aan het Rijk. Dat is geaccepteerd, en sindsdien is de Rijkscoördinatieregeling voor Brabant buiten beeld. De molens komen langs de A16 tussen Breda en het Hollands Diep.
Blijkbaar is men in Groningen niet in staat geweest met een eigen bod te komen. Ik ken de Groningse omstandigheden niet, dus ik heb daar geen mening over.

Ik heb gebruik gemaakt van de elektronische reactiemogelijkheid van De Correspondent, en dat opnieuw op de reacties op mijn eerste reactie. Wie wil kan het nalezen op tekenlerares_Veendam_windmolens_corrjan2016_vervolgdiscussie .

Chavannes is een journalist die goed naar mensen kijkt, maar minder naar dingen. In dit geval is dat een handicap. Wat mensen vinden is de verdelingsdiscussie, het afgeleide probleem. Het onderliggend probleem is dat duurzame energie die het landschap ongemoeid laat niet bestaat, maar wel onvermijdelijk is. Zelfs als je op termijn grofweg de helft van de duurzame energie zou importeren, zoals we nu met al onze energie doen, blijft het veel.

Ik heb de wijsheid niet in pacht, maar enkele, vooralsnog vluchtige, meningen:
–  Het landschap verandert al eeuwen, alleen nu ineens even snel. Mis-
schien moeten wij slikken en het gewoon gaan vinden (zoals hoogspanningsmasten) of zelfs mooi. Voor de planten en de dieren maakt de aanwezigheid van een windturbine of een hoogspanningsleiding weinig uit. Het is vooral onze subjectieve waarneming van de natuur die geraakt wordt, meer dan de  natuur zelf.
Waarom eigenlijk niet nieuwe Ecologische Hoofd Structuur aanleggen onder de turbines? De rotortippen bij een molen van het type-Veendam blijven 85 m van de grond. Daar past moeiteloos een  bos onder.
–  Het zou helpen als een windpark of zonnepark zó aangelegd wordt, dat het makkelijker wordt om het mooi te vinden. Dus dat het onder landschapsarchitectuur gaat. Daarvoor bestaan uitgangspunten, maar ik heb niet het idee dat die altijd gevolgd worden. Voorkom in elk geval anarchistische plaatsing.
–  Het zou helpen als energiecoöperaties en dorpsraden mee konden profiteren van de installaties, zodat de bewoners naast lasten ook lusten hebben.
–  Het zou goed zijn als we ons in dit verband realiseerden dat het platteland vaak langzaam leegloopt richting stad. Misschien kan dat gecombineerd worden met  sociale arrangementen.

Reacties welkom.

Gevolgen van de sluiting van de Amer-centrales voor het warmtenetwerk

De provinciale SP (waarvan ik fractiemedewerker ben) loopt er tegen aan dat per 1 januari 2016 de Amer 8 dicht is, en dat mogelijk ook de Amer 9 dichtgaat. Beide zijn kolencentrales met biomassabijstook.
Aan die centrales hangt een warmtenetwerk, waarmee de afvalwarmte (overigens na oppimpen onderweg en bijstook) bij ongeveer 41000 huishoudens, zo’n 300 bedrijven, de kastuinbouw in de Madese polder, de Tilburgse Universiteit en het Tweestedenziekenhuis aankomt. Er ligt een leveringsverplichting tot 2024, maar onduidelijk is hoe die ingevuld gaat worden na de sluiting en vóór 2024 (gas? afval verbranden? duur-
zaam?), en ook wat er gaat gebeuren na 2024.

Het gaat, hoe dan ook, om hoeveelheden duurzame energie die andere hoeveelheden in de schaduw stellen (bijvoorbeeld een stuk meer dan de totale Brabantse opbrengst van windenergie in de toekomst).

Warmtenetten op de Amercentrales
Warmtenetten op de Amercentrales

De exploitant van het netwerk, de firma Ennatuurlijk, leeft in permanente staat van onmin met vele bewoners die zich verenigd hebben (zoals in de Tilburgse Reeshof), en die dat zelfs Brabantbreed aan het doen zijn. Het komt mij voor dat de boze bewoners ergens wel een punt hebben, maar ik weet van de financiële kant van de zaak (nu nog?) te weinig af voor een eindoordeel.

De provincie staat buiten de beheer-perikelen. Zij kan gaan vinden dat zij met het probleem te maken heeft, maar dan alleen vanuit haar duur-
zame energie-taakstelling. Maar met onwillige honden is het kwaad
duurzame kersen eten.

Ik voer op dit moment gesprekken over het onderwerp. Wie mij hier-
over wil spreken, hij of zij nodige mij uit met een mailtje.
amercentrale_4

De SP in Provinciale Straten heeft vragen gesteld. Zie onder.

———————————

SP_logo_nieuw_cmyk                              Vragen ex art. 43 van de SP-fractie

                                                                                                       10 jan 2016

Gevolgen van de toekomstige sluiting van de Amer-centrales

In het Energie-akkoord is opgenomen, dat de Amer-8 centrale gesloten gaat worden. Later uitgesproken politieke wensen kunnen er toe leiden dat ook de Amer-9 centrale gesloten wordt. Beide zijn kolencentrales die ook een flinke hoeveelheid biomassa verwerken. De twee centrales
leveren samen 1245MW elektrisch en 600MW warmte.

Met die warmte worden stadsverwarmingsnetten gevoed die enige tienduizenden huishoudens in Tilburg, Breda en Geertruidenberg van warmte voorzien, alsmede het Twee Steden-ziekenhuis, de Universiteit Tilburg en enkele bedrijfscomplexen. Als de Amer-8 en eventueel ook de Amer-9 sluiten, moet er een alternatief komen. Over dit alternatief wordt druk gediscussieerd, waarbij zowel individuele oplossingen (maar in het stadsverwarmingsgebied ligt geen aardgasnet) als voortgezette collectieve oplossingen in beeld zijn.

De provincie is in deze geen bevoegd gezag en is juridisch tot niets gehouden.

Er zijn echter wel goede redenen te noemen waarom de provincie
beleidsmatig interesse zou kunnen hebben in de gevolgen van de sluiting van de Amercentrale(s).

– De provincie heeft op zich genomen om aan het Brabants equivalent van het Energieakkoord te voldoen, hetgeen betekent (t.o.v. 2013) 9% te besparen en van wat overblijft 14% duurzaam op te wekken. Dat komt neer op ongeveer 29PJ resp. 41PJ.
Als beide centrales volledig zouden sluiten, wordt de hoeveelheid nu in Brabant opgewekte duurzame energie met (naar schatting) 12 a 13PJ teruggebracht (**zie voetnoot).
Het bereiken van de zelfopgelegde taakstelling wordt dus veel moei-
lijker.

– In de lopende discussies wordt vaak gepreludeerd op de provinciale Nul op de Meter – beloftes.
– Mocht men kiezen voor een voortgezette collectieve oplossing, dan rijst de vraag met welke warmte dit net dan gevoed moet worden. Aardgas zou kunnen, maar gegeven de provinciale ambities zou het een goede gedachte zijn het net, minstens voor een deel, met duurzame warmte te voeden.
Geothermie zou een rol kunnen gaan spelen. De provincie heeft hierin een natuurlijke positie.
Afvalwarmte van andere bedrijven zou mogelijk kunnen. De provincie heeft goede contacten met het bedrijfsleven en is vertrouwd met industriepolitiek.
– De provincie heeft een Energiefonds

Dit alles brengt ons als SP tot de volgende vragen:
1) Is het College van GS bekend met de sluiting van de Amercentrale(s) en de gevolgen daarvan?
2) Beschouwt het College van GS deze sluiting, de gevolgen ervan en de toekomstige warmtevoorziening van de regio als een issue die beleidsmatig provinciale aandacht verdient?
3) Heeft het College van GS wellicht al gedachten gewijd aan deze materie en er zich een oordeel over gevormd, al dan niet neergelegd in documenten?
4) Is het College bereid om het Nul op de Meter-project te koppelen aan de problematiek van de stadsverwarming na sluiting van de Amercentrale(s)? Zo ja, bestaan daaromtrent binnen het College al gedachten?
5) Is het College bereid te laten onderzoeken in hoeverre geothermie een bijdrage zou kunnen leveren? Er ligt al een Green Deal Geothermie met o.a. Tilburg en Breda.
6) Is het College bereid een rol te spelen om bedrijven, die in aanmerking komen als potentiele warmteleverancier, in contact te brengen met een door te ontwikkelen warmtenet?

Joep van Meel
Nico Heijmans

 

** Voetnoot:
elektrisch: 1245MW bij 8000 vollasturen bij 20% biomassabijstook is 7,2PJ
thermisch: 600MW bij 2500 vollasturen is 5,4PJ
Deze berekening moet gezien worden als een orde van grootte – schatting.

 

Helpt een warmtepomp het klimaat? Dat hangt ervan af.

Inleiding
Er zijn in de milieuwereld veel goedbedoelde, maar onjuiste meningen. Ik probeer als sympathiserend, maar ook kritisch lid van die beweging te analyseren wat wel en niet waar is.

Een standaardbeweringen wil dat warmtepompen goed zijn voor het klimaat. Ik beperk mij nu tot atmosferische pompen. Die onttrekken in de winter warmte aan de atmosfeer en stoppen die rechtstreeks in de lucht van een woning (lucht/lucht), of in het water van de CV (lucht/water).

Ik heb eerder over warmtepompen geschreven (zie Wat je wel en niet kunt met warmtepompen in woningen ). Ik herhaal de daar uitgebrachte waarschuwing: wil je iets met een warmtepomp, zorg dan eerst voor een goed geïsoleerde woning en daarna voor een uitgebalanceerd systeem. Een warmtepomp kost veel geld en vraagt nogal wat gedoe in huis, dus laat u voorlichten door een vakman. Zie de links in het andere artikel.

De berekening
Het is een relatieve vraag. Produceert een warmtepomp meer of minder CO2 dan een alternatief?
Eerst een plaatje.
CO2-balans warmtepomp
Ik ga uit van een atmosferische warmtepomp met een COP van 4,0.
Deze voert 4,0GJ aan een woning toe (een gemiddelde woning verbruikt jaarlijks 49GJ aan aardgas). Overigens eindigt die 4,0GJ uiteindelijk allemaal in de buitenlucht.
Die 4,0GJ komt voor 3,0GJ uit bodem of buitenlucht en 1,0GJ uit het elektriciteitsnet.

Het elektriciteitsnet wordt met iets gevoed. Ik neem daarvoor a) een kolencentrale, b) een standaard gascentrale en c) zonne-energie. Het verschil is dan wat er bij de letters D en E komt te staan.
a) Een typische kolencentrale heeft een rendement van 40%. Om er 1,0GJ elektrisch uit te krijgen, moet je er dus 2,5GJ chemische energie instoppen. Kolen zijn goed voor 100 kg CO2 per GJ, dus is D = 2,5GJ chemisch en E = 250kg CO2 en 1,5GJ afvalwarmte.
b) Een moderne gascentrale heeft een rendement van 60%. Om er 1,0GJ elektrisch uit te krijgen, moet je er dus 1,7GJ chemische energie instoppen. Gas is goed voor 56 kg CO2 per GJ, dus is D = 1,7GJ chemisch en E = 95 kg CO2 en 0,7GJ afvalwarmte.
c) De zon vraagt geen chemische energie en produceert een beetje afvalwarmte (nl wat het paneel meer absorbeert dan de dakpannen gedaan zouden hebben). Dit is niet zonder meer te becijferen. Ik schat dat het verschil ergens rond de 1 a 2GJ zit.
Dus D = 0,0GJ chemisch en E = 0,0kg CO2 en 1 a 2 GJ afvalwarmte.

Dit is de ene kant van de vergelijking.

De andere kant van de vergelijking wat de bijeffecten zouden zijn als je geen warmtepomp gebruikt had. Je hebt dan de keuze uit d) een gewone gasgestookte HR-ketel en e) de stadsverwarming.
d) In een gewone HR-ketel komt bij de verbranding van aardgas ter waarde van 4,0GJ vrij 4*56 = 224kg CO2 .
Dus B = 224 kg CO2.
e) Bij de stadsverwarming komt idealiter geen extra CO2 vrij, maar de facto wel omdat er verliezen zijn en pompen en er soms bijgestookt moet worden. Het netto-effect is afhankelijk van de specificaties van de stadsverwarming en zolang die onbekend zijn, is het antwoord op de gok dat B = enkele tientallen kg CO2 .

De conclusie
Als de elektriciteitsmix geheel uit kolen zou bestaan, zou een warmtepomp het voor het klimaat slechter doen dan een gewone HR-ketel (250kg CO2 > 224).
Als de warmtepomp geheel met aardgas gevoed zou worden, doet een warmtepomp het beter dan een HR-ketel (95kg CO2 < 224).
Zo uiteraard ook de groene stroom ( 0 kg CO2 <224).

Als de warmtepomp geheel groen gevoed zou worden,zou hij beter werken dan de stadsverwarming (0 kg CO2 < enkele tientallen).
Als de warmtepomp slechts beperkt groen gevoed zou worden (in 2012 was macro ruim 12% van de elektriciteitsmix duurzaam), wint de stadsverwarming afgetekend van de atmosferische warmtepomp. Micro (per milieubewust individu) kan dat anders liggen.

Dan is er ook nog de situatie denkbaar, dat lage temperatuur-afvalwarmte (bijv. van bedrijven) gecombineerd wordt met warmtepompen. Dat zou wel eens een aantrekkelijk idee kunnen zijn, maar ik kan er op dit moment geen verstandig woord van zeggen. Ik weet in Brabant dat bijvoorbeeld de gemeente Boxtel daaraan denkt.

Overigens zal de elektriciteitsmix in de loop der jaren verschuiven richting duurzaam. In een min of meer verre toekomst

Elektriciteitsmix 2012
Elektriciteitsmix 2012

Airco’s
Sommige atmosferische warmtepompen kunnen andersom draaien en werken dan als airco. De logische vergelijking is dan ‘geen airco’. De CO2-balans van een warmtepomp die ook als airco kan werken is dus slechter als wanneer die warmtepomp alleen voor verwarming gebruikt wordt.

Wat zegt het CBS?
In ‘Hernieuwbare Energie in Nederland 2014’ (blz 63) staat de volgende tabel:
buitenluchtwarmte_CBS_hern-en-NL-2014
De CO2 – balans van atmosferische warmtepompen is dus al tien jaar nul of negatief. Blijkbaar zitten er te veel kolen in de elektriciteitsmix en
stijgt dat aandeel zelfs (wat klopt met andere berichten).
Overigens maakt het CBS de kanttekening dat er maar weinig bekend is van het feitelijk functioneren van buitenluchtwarmtepompen.

Bodemwarmtepompen doen het overigens (volgens het CBS) beter dan atmosferische. Ze besparen netto wel CO2 .

De moraal
De moraal is dat vooralsnog de stadsverwarming voor het klimaat het beste is.
Of hij ook voor het geld en de rechtspositie van bewoners het beste is, is een ander verhaal.

Klimaateffecten in Brabant-5 vragen over lidmaatschap Klimaatverbond beantwoord (update)

Deze vragen zijn op 24 december 2015 op een beetje afstandelijke toon beantwoord.
GS geven aan dat de provincie (behalve de contributie a €1010 per jaar) niet direct bijdraagt. De provincie heeft geen apart klimaatbeleid, maar is wel actief in regionale en lokale projecten van leden. De provincie faciliteert de samenwerking binnen Brabant en speelt een rol in landelijke netwerken als Kennis voor Klimaat en het Deltaprogramma.

De stap naar klimaatadaptatieprocessen is binnen deze netwerken en activiteiten in praktijk al gezet.

Wat betreft de steeds heftiger overstromingen na extreme regenval, maar ook hittegolven, die de Brabantse dorpen en steden treffen, geven GS aan dat hier een regisserende en stimulerende taak voor de provincie ligt. Het is inderdaad een beetje onzin dat elke stad from scratch zijn eigen klimaatadaptatieplan opzet.

Bij het PMWP (Provinciaal Milieu- en Water Plan) hoort een uitvoeringsagenda, waarin opgenomen staat dat de provincie een klimaatagenda gaat opstellen. Een Brabants Klimaatportaal zal een onderdeel zijn van die agenda.

Voor de volledige tekst zie –> beantwoording statenvragen klimaatadaptatie_24dec2015

—————————–

Ik heb meegewerkt aan schriftelijke vragen aan het College van GS vanuit de SP-fractie. Ze gaan over de relatie van de provincie met het Klimaatverbond. Daar is de provincie lid van, maar over activiteiten is weinig terug te vinden. Toch is het lidmaatschap zeker niet iets, waarvoor men zich zou moeten schamen.

Vragen van de SP-fractie aan GS over de provincie in organisaties op klimaatgebied

04-12-2015De SP-fractie heeft overwegend met waardering kennis genomen van de ambities van de provincie Noord-Brabant op het gebied van energie en klimaat, zoals deze zijn vastgelegd in het PMWP 2016-2021. Wel constateert de SP dat er een belangrijk onderwerp ontbreekt, namelijk de gevolgen van extreme regenbuien in de bebouwde kom van de dorpen en steden. De wateroverlast van opzij (uit rivieren en beken) wordt besproken, maar niet die van boven.

Tegelijk is de SP-fractie verbaasd dat er over de bezigheden van de provincie over de afgelopen jaren zo ontzettend weinig terug te vinden is.

Zo beroept de provincie zich op de “intensieve samenwerking tussen de provincie en de B5 in de Klimaatladder”, maar noch op de website van de B5 noch op die van de provincie roept het trefwoord “Klimaatladder” zinvolle documenten op.

De provincie is lid van het Klimaatverbond, een samenwerkingsverband van lagere overheden. Dat is een achtenswaardig gezelschap dat goede dingen doet en waarvoor de provincie zich niet hoeft te schamen. Ook Waterschap de Dommel is lid (de andere niet), de B5-gemeenten en een aantal andere gemeentes in Brabant.
klimaatverbond en Parijs_1_dec2015

Uit het jaarverslag 2013-2014 van het Klimaatverbond blijkt niet dat er in Brabant (afgezien van in Breda) activiteiten plaatsvinden.
Als men op de eigen website van onze provincie het woord “klimaatverbond” in typt, leidt dat alleen tot treffers uit de jaren 2005 t/m 2007. De provincie is er toen blijkbaar lid van geworden en kort daarna viel een diepe stilte.
Als men op de site van de B5 de zoekterm “klimaatverbond” intypt, vindt het zoekmechanisme geen enkele treffer. Sowieso leidt het trefwoord “klimaat” op de site van de B5  uitsluitend tot treffers met voorvoegsels als “vestigings-“ of “leef-“ klimaat.
Op de sites van de afzonderlijke B5-gemeenten vindt men alleen bij de gemeente Breda een aantal zinvolle verwijzingen naar “Klimaatverbond”. De gemeente Breda heeft de nota “Breda Klimaatsensitief” uitgebracht, naar onze mening een goed werkstuk, waarin op het eind in de colofon verwezen wordt naar de “intensieve samenwerking in de klimaatladder” en “tevens klimaatadaptatiescans in Helmond en Den Bosch” – welke gemeenten op hun eigen website echter het woord “klimaatadaptatie” niet kennen. Wel is er een doorwrochte klimaatadaptatiescan van de gemeente Tilburg uit 2007, maar die staat weer niet in relatie tot het Klimaatverbond of de Klimaatladder en heeft niet weten te verhinderen dat op 28 juli 2014 in delen van Tilburg het water tot over de enkels steeg.

De Tilburgse Kapelstraat op 28 juli 2014
De Tilburgse Kapelstraat op 28 juli 2014

Het komt ons als SP voor dat in deze eerst duidelijkheid nodig is. Daarom heeft Roy de Jonge van de SP Statenfractie Noord-Brabant de volgende vragen aan het college van Gedeputeerde Staten gesteld:

  1. Bestaat er nog steeds een “intensieve samenwerking van de provincie en de B5 in de Klimaatladder”?
  2. Hoe actief geeft de provincie Noord-Brabant haar lidmaatschap van het Klimaatverbond vorm? Aan welke feitelijke activiteiten heeft de provincie in de afgelopen jaren mee gewerkt? Welke financiële verplichtingen horen hierbij?
  3. Gaan de ambities in het PMWP 2016-2021 (waarvan het zich laat aanzien dat deze op brede steun kunnen rekenen) er toe leiden dat de provincie op een meer actieve (om niet te zeggen activistische) manier gaat deelnemen aan het Klimaatverbond?
  4. Sinds begin 2014 heeft het Klimaatverbond de “klimaatadaptatie” aan zijn interesse-pakket toegevoegd. Dat is geen triviale zaak, omdat tot die tijd gedacht werd dat deze adaptatie niet nodig was (nog sterker, politiek incorrect) en dat mitigatiemaatregelen voldoende waren. Deze gedachtenomslag is een politieke stap, temeer daar mitigatie en adaptatie onderling soms kunnen conflicteren (zoals bijvoorbeeld bij het al dan niet stimuleren van airco’s bij 0 op de meter-projecten).
    Heeft de provincie deelgenomen aan deze politieke discussie en zo ja, welke standpunten heeft de provincie daarin ingenomen?
  5. Onlangs heeft de provincie, samen met het Rijk en enkele andere provincies, het Deltaplan Hoge Zandgronden opgesteld. De SP-fractie vindt dit adaptatieplan, dat gericht is op het beheer van het zoete oppervlakte- en grondwater vooral op het platteland, een uitstekend initiatief. In hoeverre echter is dit plan verbonden aan het provinciale lidmaatschap van het Klimaatverbond?
  6. De dorpen en steden in Brabant ondervinden steeds vaker last van enerzijds heftige regenval en daarbij horende (deels onverzekerbare) miljoenenschades, anderzijds van hittegolven met daaraan verbonden extra sterfte. Het KNMI geeft hierover goede cijfers.
    Naast een specifiek lokaal karakter, hebben deze problemen ook gemeenschappelijke kenmerken welke op een bovengemeentelijk niveau aangepakt zouden kunnen worden. Het lijkt bijvoorbeeld overbodig dat elke gemeente from scratch zijn eigen klimaatadaptatieplan opstelt.
    In hoeverre zien GS hier een regisserende en stimulerende taak voor de provincie?

De tekst grijpt terug op eerdere publicaties op deze site in de ‘Klimaateffecten in Brabant-reeks’. De laatste was –> klimaatadaptatiemaatregelen .

Ranking List zonnestroom per inwoner Nederlandse gemeenten

De Stichting Natuur en Milieu heeft op 15 juli 2015 de ranking list afgedrukt van alle Nederlandse gemeenten op basis van drie criteria: het totaal geplaatste vermogen aan zonnestroom, het totaal geplaatste vermogen per inwoner en de groei van dat vermogen per inwoner. Ik heb hier gekeken naar het tweede criterium en er de Brabantse gemeenten uitgelicht (die ik kortheidshalve niet allemaal opschrijf). De eenheid van het eerste getal is Wp per inwoner (Watt-piek) (om het getal te plaatsen: een modern goed commercieel paneel is 245Wp). Het tweede getal is de rangorde binnen de 393 Nederlandse gemeenten.

Meegeteld is het totaal opgesteld vermogen, ook als dat op scholen, bedrijfsgebouwen etc ligt.

Het rapport is hier te vinden –> rapport_ranking_zonne-energie_gemeenten_15juli2015_Nat&Mil

Natuur en Milieu geven aan dat gunstig voor veel Wp per inwoner in een gemeente zijn:
–  Veel eensgezinswoningen, weinig flats (flats hebben minder dakoppervlakte)
–  Veel koopwoningen (daar zijn de bewoners zelf de baas over)
–  Een hoger dan gemiddeld inkomen
–  Soms geluk als er veel asbestdaken van boerderijen vervangen zijn door zonnepanelen
–  Goed stimulerend beleid (als de eerste vier factoren ongeveer hetzelfde zijn, zie je soms toch verschillen)

Ik heb een selectie gemaakt en die ziet er zo uit:
selectie gemeenten wb zonnestroom_juli2015_Nat&Mil
De bottom line bestaat uit verschillen die je kunt verwachten.
De grote steden scoren slecht op de eerste drie factoren, Eindhoven wat minder slecht.
Landelijke gemeenten hebben een voorsprong, die ze niet in gelijke mate benutten

Er zijn ook een stel verschillen die volgens mij te verklaren zijn uit beleid en/of uit de aanwezigheid van een sterke energie-coöperatie:
–  dat Tilburg en Den Bosch het duidelijk beter doen dan Eindhoven. De Brainportsteden hebben meer praatjes dan prestatie
–  dat Nuenen het veel beter doet dan Son en Breugel
–  dat Eersel en Reusel-de Mierde het beter doen dan Bergeijk
–  dat Boxtel het beter doet dan Best
–  dat Eersel goed beleid heeft, een systematisch door de gemeente ondersteunde coöperatie, en mazzel met de VENCO-campus (energieneutraal en 12000m² PV-paneel.

Aan deze indrukken ligt geen krachtig wetenschappelijk bewijs ten grondslag. Wie er iets tegen in wil brengen, moet dat maar doen.

Duurzame energie in Schijndel en de grenzen van de kleinschaligheid (update dd 14feb2016)

Inleiding
Ik wil hier twee boodschappen brengen:
– energiecoöperaties doen onmisbaar werk, maar door hun kleinschaligheid kunnen ze de noodzakelijke opbrengsten niet halen. Ze zijn noodzakelijk, maar niet voldoende. Hun werk moet gecombineerd worden met een groter geheel
– dat uitleggen aan de hand van een overzichtelijk dorp, namelijk Schijndel

Waarom Schijndel?
Dat is toeval. Ik was aanwezig bij Energiecafé’s van gedeputeerde Spierings en raakte daar met een mevrouw uit Schijndel aan de praat, die trots meldde dat ‘haar’ Energiecoöperatie Schijndel 10 miljoen kWh bespaard had. Die trots is op zijn plaats.
Maar de vraag lag op tafel of dat genoeg was. Schijndel is een overzichtelijke casus dus dat moest uit te rekenen zijn.

Eerst wat Schijndelse statistiek (dd 2013).
– 23353 inwoners, zijnde 0,94% van NBrabant, verdeeld over ruim 9300 huizen
– Volgens http://www.lokaleenergieetalage.nl/ en http://klimaatmonitor.databank.nl/jive/jivereportcontents.ashx?report=home&inp_geo=gemeente_307 is het energieverbruik 1600TJ (Een TeraJoule=1.000.000.000.000J = ruim 31000 m3 aardgas)
– Die 1600TJ komt voor 826TJ uit 25,8 miljoen m3 gas, voor 325TJ uit 90,1kWh stroom, voor 153TJ uit duurzame warmte en voor 290TJ uit autobrandstoffen
– Schijndel kent als duurzame bronnen:
stroom: 22,5TJ uit de Hout Industrie Schijndel (HIS), 11TJ uit stortgas, en 6TJ uit zonnepanelen
warmte: 124TJ van de HIS en 29TJ uit houtkachels in woningen (het CBS vindt dat duurzaam)
biobrandstoffen voor auto’s 19TJ
Samen 211TJ.
Schijndel is dus voor 13% duurzaam, voor tweederde vanwege de Houtindustrie.

Luchtfoto Schijndel
Luchtfoto Schijndel

Wat wil de Energie Coöperatie Schijndel (ECS)?
De ECS is soms slordig in zijn uitspraken.

De ECS wil in 2020 in Schijndel 35% energie bespaard zien, waarna het restant voor 65% duurzaam moet zijn (zie http://www.energieschijndel.nl/faq/ ) Er staat alleen niet bij waarvan dit percentage genomen wordt, met name of het autoverkeer meetelt.
Als het exclusief het autoverkeer is (dus over 1600-290 =1310TJ), moet er in 2020 over zijn 852PJ, waarvan 553TJ duurzaam moet zijn.
De website spreekt niet over mobiliteit en daarom ga ik uit van “exclusief”.

Ook in het persbericht “Schijndelaren hebben 1 miljoen kWh opgewekt met zonnepanelen” (http://www.energieschijndel.nl/schijndelaren-hebben-1-miljoen-kwh-opgewekt-met-zonnepanelen/ ) is slordig. Er staat niet bij dat de hoeveelheden per jaar zijn, en over welk jaar.
Met de titel “1 miljoen kWh” doet de ECS zichzelf in feite tekort, want dat zou 3,6TJ zijn en volgens het CBS is het 6TJ.
Uiteindelijk verschijnt hier ook de 10 miljoen kWh van mijn Schijndelse mevrouw. Omrekenen geeft 36TJ en dat lijkt op 22+11+6 = 39. Waar-
schijnlijk wordt daar dus de totale jaarlijkse duurzame elektriciteitsproductie mee bedoeld.
Elektriciteit en energie worden wel vaker ten onrechte als synoniem opgevoerd.

De ECS zou eens met de stofkam door zijn teksten moeten gaan.

Hout Industrie Schijndel
Hout Industrie Schijndel (van hun website)

Kan de ECS op eigen kracht zijn doelen bereiken?
De ECS leunt op drie onbeïnvloedbare steunpilaren, nl de HIS (waarvan de opbrengst schommelt rond de huidige waarde), het stortgas en de houtkachels in woningen.

Als besparing voert de ECS een spouwmuurisolatieprogramma op voor zo’n 2000 woningen. Er worden geen bespaarde energiehoeveelheden genoemd, maar wel bespaarde bedragen (ca €200/jaar, wat omgerekend ruim 300m3 gas per woning betekent). Over 2000 woningen kom je dan (met een ruime onzekerheidsmarge) op 20TJ/jaar uit.
De besparingstaakstelling is 35% van 1310TJ, dus 459TJ per jaar.

Voor de duurzame opwekking leunt de ECS vooral op zonne-energie. Het eerste concrete project bestaat uit 224 panelen op het dak van de gemeentewerf. Daar wordt mee gestart als die panelen verkocht zijn. Men is een heel eind.
Update dd 14 febr 2016: de gemeente Schijndel maakte begin februari bekend dat zij ruim €11000 subsidie geeft om dit project te voltooien. Dat is mooi. Op 18 febr wordt de overeenkomst over het gebruik van het dak van de gemeentewerf ondertekend.
Het project zal jaarlijks ruim 50.000kWh opbrengen, een kleine 0,2TJ. De taakstelling is de (gewenste 553TJ– de aanwezige 211TJ), dus 342TJ. Dat vraagt om rond de 400.000 panelen.
Daarvoor is niet genoeg dak in Schijndel. De cijfers van Sungevity(die ik het betrouwbaarst vind), komen voor heel Brabant uit op ongeveer 10000TJ op de daken van alle in aanmerking komende woningen, instellingen en nutsgebouwen. Omdat Schijndel 0.94% van Brabant is, zou dat voor Schijndel ongeveer 94TJ betekenen.
Anders geredeneerd: er staan in Schijndel nog geen 10000 huizen en men telt nutsdakoppervlakte meestal als de halve woningdakoppervlakte, dus zou dat zowat 30 panelen gemiddeld per huis betekenen. Dat kan nooit.
Je kunt wel meer panelen kwijt, maar die moet je dan op de grond zetten.

Een andere gedachte: een 3MW-turbine zou bij 1800 vollasturen ongeveer 19TJ opbrengen. Daarmee zou de ECS er ook niet zijn.

Mijn conclusie
De ECS kan zijn plannen niet op eigen kracht realiseren.
Dat is geen schande. Dat geldt voor andere coöperaties ook. Het streven is goed en de activiteiten zinvol, maar het probleem is gewoon te groot voor hen.

Het werkt alleen in verbinding met een grote, rijke en professionele instelling met doorzettingsmacht als bijvoorbeeld de provincie. Het gaat om grote investeringen, beslissingen over landgebruik (minder koeien, meer panelen?) en ruimtelijke ordening.
Nodig is een vorm van samenwerking waarin het beste van groot en klein verbonden worden: de grote blik en het grote geld van de bijvoorbeeld provincie en de grass roots-opzet en de ideële beginselen van de coöperaties.

Stel niet als eis dat energieprojecten kleinschalig moeten zijn!
Het is een soort onderbuikgevoel bij delen van de milieubeweging dat projecten kleinschalig moeten zijn. Dat is een stom idee, want dan brengen ze niks op.
De actiegroepen, die de band met de bevolking verzorgen, moeten kleinschalig zijn want dat is essentieel voor hun functioneren. De projecten waarbij die actiegroepen ingeschakeld worden, moeten grootschalig zijn.

In dit spanningsveld moet een modus vivendi worden gevonden.

Wat kun je met zonnestroom in Nederland en Brabant?

Men wordt de laatste tijd in de vakpers om de oren geslagen met getallen over hoeveel zonne-energie er in Nederland jaarlijks geproduceerd kan worden. Die cijfers lijken echter nogal uiteen te lopen, waarbij Sungevity aan de lage kant zit en Holland Solar aan de hoge, en DNV en de Zonatlas er tussen in. In mijn verhaal over 14% duurzame energie in Noord-Brabant heb ik die van Sungevity gebruikt. Ik leg uit waarom.

Zonnepanelen op het dak van hotel Reiterhof Zierow aan de Oostzee (vakantie 2015). OP de grond onze fietsen.
Zonnepanelen op het dak van hotel Reiterhof Zierow aan de Oostzee (vakantie 2015). OP de grond onze fietsen.

Eerst wat uitleg
Een paar technische termen voor niet-ingewijden.
Bij zonnepanelen (PV-panelen) definieert men als standaardomstandigheden dat er 1000Watt/m2 zonlicht loodrecht op een paneel valt bij 25⁰C. De nu gangbaar verkrijgbare panelen zetten daarvan ongeveer 1/6de deel in elektrische energie om. Die 167W/m2 elektrische opbrengst in ideale omstandigheden heet de piekopbrengst, aangeduid met ‘p’. Deze panelen zijn dus 167Wp/m2 = 0,167kWp/m2 .
Omdat er, naast direct licht, ook diffuus licht is kunnen panelen het in optimale condities wat beter doen dan standaard. Daar staat tegenover dat panelen in niet-optimale condities het dus slechter doen dan standaard.

De zon schijnt niet altijd even hard en het is niet altijd 25⁰C (PV-panelen kunnen best wel heet worden en dan gaan de prestaties omlaag), en ze staan ook niet altijd optimaal. Men moet dus middelen. Dat gaat het eenvoudigst door de vuistregel te hanteren die de Universiteit van Utrecht in 2014 ontwikkeld heeft, nl dat 1kWp in Nederland gemiddeld leidt tot 875kWh = 3,15GJ = 0,00000315PJ (Petajoule).
Dit kan preciezer, maar voor deze context is dit goed genoeg.

Een gangbaar PV-paneel is netto 1,46m2. Ik heb er drie op mijn dak, onder ongeveer 45⁰ en pal op het Zuiden. Na enig gecijfer leveren mij die idealiter 689kWh/jaar op. Maar mijn buurman heeft zo’n hoge, conische dwergcypres, dus is het iets minder. Al met al zal de 600kWh/jaar, mijn leverancier beloofde, wel ongeveer kloppen. Wil je de financiele consequenties weten, kijk op mijn jaarafrekening .

Zoals wel vaker zitten de verschillen niet in het gebruikte model (dat is niet erg diepzinnig en daarover is men het eens), maar in de aannames.

Om de volgende cijfers te plaatsen:
Nederland verbruikt bijna 3300PJ aan primaire energie, voor het overgrote deel fossiel. Daarvan wordt ongeveer 650PJ voor producten van de chemische industrie gebruikt, 500PJ wordt als afvalwarmte gedumpt en 2150PJ om aan de netto vraag van de afnemers tegemoet te komen.
Van die 2150PJ heeft 432PJ de vorm van elektrische energie, en daarvan gaat 83PJ naar de gezamenlijke huishoudens.

Nu wat er in de vakpers staat over Nederland
De branche-organisatie Holland Solar roept het hardst.
Zij gaan uit van 400km2 dak, 200km2 civiele werken, 200km2 parkeerterrein en geen opstellingen in open terrein. Als je hun becijferingen even laat voor wat die zijn en uitgaat van 800km2 horizontaal oppervlak bij 1kW/m2 instraling en rendement 1/6de en geen beschaduwing, dan komt men op de 400PJ die zij als bovengrens geven. Hun uitkomst heeft een range van 200 – 400PJ/y. Het is een macroverhaal.

Sungevity als leverancier heeft een andere insteek (https://www.sungevity.nl/).
Sungevity rekent met satellietopnames en Lidar en hyperlokale weerdata uit wat er feitelijk kan. Ze zien dus de dakkapellen en de schoorstenen en gaan dan rekenen. Zodoende komen ze, alleen op woningen, tot 50PJ/y, maar die gegevens hebben dan ook een offerte-kwaliteit.

Het bureau DNV en de Zonatlas zitten rond de 129PJ op woningdaken. Als ook daken van bedrijven en openbare gebouwen worden meegeteld, komt er de helft bij (wordt bij DNV 184PJ). Zie –> DNV GL PBL – PV Potentieelstudie_daken_aug2014
De Zonatlas geeft voor mijn eigen huis (http://www.zonatlas.nl ) het volgende plaatje:
mijn huis_PVgeschiktheid
Ik zou niet graag op basis van dit plaatje een offerte uitbrengen. In elk geval is die 31m2 veel te veel. Er ligt nu zo’n 5,0m2 PV-paneel en ca 2,0m2 zonneboiler, en voor de rest drie Veluxramen, een flinke dakkapel en schoorstenen. Met wat geschuif zou ik er nog wel een PV-paneel bij krijgen, maar dan houdt het wel op.

Het essentiele verschil is dus welke netto-brutoverhouding je aanneemt. Ik denk dat Sungevity dat pessimistischer, maar beter, inschat. Dus hou ik het uiteindelijk op Sungevity.

De vakpers over Noord-Brabant
DNV meent, dat van genoemde Nederland-brede 184PJ op woningen, bedrijven en utiliteitsgebouwen in Noord-Brabant 29PJ gerealiseerd kan worden (ruim15%). Dat spoort heel aardig met de Brabantse bevolking als deel van de Nederlandse.

Sungevity meent in Noord-Brabant, alleen op woningen, 6,5PJ opgewekt kan worden (dat is 13% van Nederland). Met bedrijven etc erbij zit je dan rond de 10PJ.
In mijn verhaal over 14% duurzame energie in Brabant in 2020 heb ik ongeveer driekwart hiervan ingeboekt als autonome ontwikkeling.

Vervolgens is dat veel te weinig, dus je hebt zonneparken nodig op de grond.
In ideale omstandigheden vangt 1km² paneel met het huidige 1/6de rendement jaarlijks 0,65PJ. Dat is netto, bruto zul je voor deze hoeveelheid wel wat meer km² nodig hebben. En dan is de vraag hoeveel km² beschikbaar zijn.

Westmill Energy Farm, Watchfield. In aanvulling op de traditionele gewassen als tarwe en lijnzaad heeft de farm ook een zonnepark en windturbines
Westmill Energy Farm, Watchfield.
In aanvulling op de traditionele gewassen als tarwe en lijnzaad heeft de farm ook een zonnepark en windturbines

Industrie ontduikt massaal MJA-verduurzamingsafspraken

Ik heb een tijdje geleden, nadat ik op de Energiebeurs in Den Bosch met een paar mensen van het Stroomplatform, een verhaal geschreven Van stoom, stoom, stoom dat concreet over de stoomtechniek ging (een verwaarloosde, maar zeer belangrijke sector), en in zijn algemeenheid over de ontduiking door de industrie van de MJA-2 afspraken. Dat verhaal eindigde met het volgende (zelf)citaat:

Nu heeft de regering met de industrie MeerJarenAfspraken (MJA) gemaakt over energiebesparing. In MJA-2, dat liep van 1998 t/m 2012, zijn convenanten gesloten waarin de deelnemende bedrijven zich verplichtten om investeringen door te voeren die zichzelf binnen vijf jaar terug zouden verdienen. In ruil daarvoor werd hen de energiebelasting kwijtgescholden.
De vraag is of die vijf jaar-investeringen werkelijk gedaan zijn. De Rijks-
dienst voor Ondernemend Nederland heeft geen eigen politie die (in dit specifieke geval) controleert of de investeringen met een terugverdientijd van bijvoorbeeld drie, vier of vijf jaar feitelijk uitgevoerd zijn. Er bestaat twijfel. De kennis vloeit geheel voort uit zelfrapportage.

Ongeïsoleerde afsluiters
Ongeïsoleerde afsluiters

Hier was het nog een vraag, omdat een formele bewering zegslieden schade had kunnen berokkenen.

Het is nu treffend om in de NRC van 22 dec 2015 te lezen dat Ed Nijpels, hoofdtoezichthouder op de uitvoering van het Energieakkoord, hetzelfde zegt. De NRC schrijft ‘Er bestaat een wet die bedrijven verplicht om te investeren in verduurzaming als die investering in vijf jaar kan worden terugverdiend “maar niemand doet het omdat er niet wordt gehandhaafd” aldus Nijpels‘ . Nog sterker, de bedrijven kunnen er subsidie voor beuren en voeren de voorwaarde dan nog niet uit.

Het wordt hoog tijd dat die handhaving er komt!

Het klimaatakkoord en mijn mening daarover

Ik ga hier geen heel verhaal houden over het recente Klimaatakkoord. De ruimte ontbreekt en de pers biedt overwegingen te kust en te keur.

Ik hang het door veel wetenschappers ondersteunde standpunt aan dat het Klimaatakkoord te laat tot stand komt en te weinig biedt om ongewenste ontwikkelingen tegen te houden. Het is nog steeds een open vraag of de wereldtemperatuur met minder dan 2°C stijgt, laat staan met 1,5°C.
Ik denk ook dat er politiek niet meer uit te slepen was geweest.

Al met al vind ik de voordelen van het akkoord groter dan de nadelen. Te weinig en te laat is in dit geval duidelijk beter dan nog steeds helemaal niks.

Het is nu van groot belang dat de gedane beloftes ook inderdaad waargemaakt worden. Ik kies de praktische insteek dat ik daar op de voor mij beïnvloedbare plaatsen op ga letten.
Waarbij ik er speciaal op let dat wetenschappelijk aantoonbare prestaties het winnen van het grote woord, gecombineerd met slechts een kleine symbolische betekenis.

De volledige tekst van het klimaatakkoord is te vinden –> Klimaatakkoord_Parijs_2015_volledige tekst