De Hubble-telescoop is 30 jaar oud en heeft zijn verjaardag gevierd met een mooie foto van melkwegstelsel UGC2885.
Op de site van de Hubble (zie https://hubblesite.org/contents/news-releases/2020/news-2020-01?news=true ) staat een persbericht over dit hemelobject.
Dit stelsel ligt 232 miljoen lichtjaren ver weg in het sterrenbeeld Perseus. De diameter is ongeveer 2,5 * die van de Melkweg en het aantal sterren is ongeveer 10* zo groot (ca 10 exp 12). Het lichtpunt met het kruis erin hoort niet bij het stelsel, maar ligt er een eind voor.
Anders dan de Melkweg (die in zijn bestaan andere sterrenstelsels opgevreten heeft) heeft UGC2885 een rustige geschiedenis. Het staat op een geïsoleerde plak in de ruimte en is daarom, zonder gewelddadige verstoring, geleidelijk aan gegroeid uit omringende waterstof. Daarom is de structuur van het stelsel zo regelmatig.
Astronomen noemen het vaak ‘Rubin’s Galaxy’ naar de astronoom Vera Rubin (1928 – 2016) , die uit de rotatie van sterren in dit stelsel het bestaan van ‘dark matter’ kon aantonen.
Met enige vertraging geef ik op deze plaats de tekst van de samenvatting van de recente cassatie-uitspraak in de zaak van Urgenda tegen de Staat. De samenvatting, omdat het hele vonnis een lap tekst is die te veel is voor deze omstandigheden. Kortheidshalve heb ik ook wat formele passages weggelaten. Wie de hele tekst wil zien, kan hem vinden op https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2019:2006&mc_cid=d72eb9f695&mc_eid=0ad9ee6d3b .
Ik ben geen jurist en ik ga daarom niet veel commentaar geven. Als leek valt mij op – dat de Staat geen poot aan de grond krijgt – dat wijzen naar de buurlanden in het bijzonder ontkracht wordt – dat de uitspraak gebaseerd is op het Verdrag van de Europese Rechten van de Mens (EVRM), waarmee het argument Europabreed gehanteerd kan worden
DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT), zetelende te Den Haag,
EISER tot cassatie, hierna: de Staat,
advocaten:
mr. K. Teuben, mr. M.W. Scheltema en mr. J.W.H. van Wijk,
tegen
STICHTING URGENDA, gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie, hierna: Urgenda,
advocaat:
mr. F.E. Vermeulen.
Samenvatting
van de uitspraak
Het gaat in
deze zaak om de vraag of de Nederlandse Staat verplicht is de uitstoot van
broeikasgassen vanaf Nederlandse bodem per eind 2020 met minstens 25% te
verminderen ten opzichte van 1990, en of de rechter de Staat daartoe een bevel
kan geven.
Vordering
Urgenda en oordelen van rechtbank en gerechtshof
Urgenda
heeft bij de rechter gevorderd de Staat te bevelen de uitstoot van
broeikasgassen zodanig te doen beperken dat deze per eind 2020 met 40%
verminderd zal zijn ten opzichte van 1990, en in ieder geval met minimaal 25%.
De rechtbank
heeft in 2015 de vordering van Urgenda toegewezen, in die zin dat een bevel aan
de Staat is gegeven om de uitstoot per eind 2020 met minstens 25% terug te
brengen ten opzichte van 1990.
In hoger
beroep heeft het gerechtshof in 2018 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Cassatieberoep
Tegen de
uitspraak van het hof heeft de Staat cassatieberoep bij de Hoge Raad ingesteld.
De Staat heeft een groot aantal bezwaren aangevoerd tegen de uitspraak van het
hof.
De
plaatsvervangend Procureur-Generaal en de Advocaat-Generaal hebben de Hoge Raad
geadviseerd het beroep van de Staat te verwerpen en dus de uitspraak van het
hof in stand te laten.
Oordeel Hoge
Raad
De Hoge Raad
komt tot het oordeel dat het cassatieberoep van de Staat moet worden verworpen.
Dat betekent dat het door de rechtbank gegeven en door het hof bekrachtigde
bevel aan de Staat om de uitstoot van broeikasgassen per eind 2020 met minstens
25% terug te brengen ten opzichte van 1990, definitief in stand blijft.
Het oordeel
van de Hoge Raad berust op feiten en uitgangspunten die het hof heeft
vastgesteld en die in cassatie door de Staat en Urgenda niet ter discussie zijn
gesteld. In cassatie beoordeelt de Hoge Raad of het hof het recht juist heeft
toegepast en of het oordeel van het hof, uitgaande van de gegevens die het in
aanmerking kon nemen, begrijpelijk is en voldoende gemotiveerd.
De
motivering van het oordeel van de Hoge Raad staat hierna in de hoofdstukken 4-8
van de uitspraak. Deze motivering wordt hierna samengevat. Deze samenvatting komt
niet in de plaats van de motivering van deze uitspraak en vormt geen volledige
weergave van het oordeel van de Hoge Raad.
Gevaarlijke
klimaatverandering
(zie hierna
in 4.1-4.8)
Urgenda en
de Staat onderschrijven beide het klimaatwetenschappelijke inzicht dat een
reële dreiging bestaat van een gevaarlijke klimaatverandering in de komende
decennia. Over die dreiging bestaat in de klimaatwetenschap en de
internationale gemeenschap een grote mate van overeenstemming. Het gaat
daarbij, kort gezegd, om het volgende.
De uitstoot
van broeikasgassen, waaronder CO2, leidt tot een steeds hogere concentratie van
die gassen in de atmosfeer. Deze broeikasgassen houden de door de aarde
uitgestraalde warmte vast. Doordat de laatste anderhalve eeuw (sinds het begin
van de industriële revolutie) steeds meer broeikasgassen worden uitgestoten,
warmt de aarde steeds verder op. De opwarming in die periode bedraagt ongeveer
1,1 oC, waarvan het grootste deel (0,7 oC) in de laatste veertig jaar heeft
plaatsgevonden. In de klimaatwetenschap en binnen de internationale gemeenschap
bestaat een grote mate van overeenstemming over het uitgangspunt dat de
opwarming van de aarde beperkt moet blijven tot maximaal 2 oC, en volgens de
meest recente inzichten zelfs tot maximaal 1,5 oC. Een grotere opwarming van de
aarde kan zeer schadelijke gevolgen hebben, zoals extreme hitte, extreme
droogte, extreme neerslag, verstoring van ecosystemen waardoor onder meer de
voedselvoorziening in gevaar komt, en stijging van de zeespiegel doordat het
ijs van gletsjers en van de poolkappen smelt. Ook kan die opwarming leiden tot
klimaatomslagen, waarbij het klimaat op aarde of gebieden op aarde abrupt en
ingrijpend verandert (zogeheten ‘tipping points’). Door dit alles worden de
levens, het welzijn en de woonomgeving van velen bedreigd, wereldwijd en ook in
Nederland. Die gevolgen doen zich voor een deel nu al voor.
Bescherming
van mensenrechten op grond van het EVRM
(zie hierna
in 5.2.1-5.5.3)
Het Europees
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
(EVRM) verplicht de staten die bij het verdrag zijn aangesloten ertoe om voor
hun ingezetenen de rechten en vrijheden te verzekeren die in het verdrag zijn
vastgesteld. Art. 2 EVRM beschermt het recht op leven, en art. 8 EVRM het recht
op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven. Volgens de rechtspraak
van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) is een verdragsstaat op
grond van deze bepalingen verplicht om passende maatregelen te treffen, indien
een ‘real and immediate risk’ voor het leven of het welzijn van personen
bestaat en de staat daarvan op de hoogte is.
De
verplichting om passende maatregelen te treffen geldt ook als het gaat om
milieugevaren die grote groepen of de bevolking als geheel bedreigen, en
eveneens als de gevaren zich pas op langere termijn kunnen realiseren. De art.
2 en 8 EVRM mogen niet ertoe leiden dat een onmogelijke of onevenredige last op
een staat wordt gelegd. Maar die bepalingen verplichten wel tot het treffen van
maatregelen die daadwerkelijk geschikt zijn om het dreigende gevaar zoveel als
redelijkerwijs mogelijk is af te wenden. Het nationale recht moet volgens art.
13 EVRM een effectief rechtsmiddel bieden om tegen een schending of dreigende
schending van de door het EVRM gewaarborgde rechten op te komen. Dat brengt mee
dat de nationale rechter moet kunnen voorzien in effectieve rechtsbescherming.
Wereldwijd
probleem en nationale verantwoordelijkheid
(zie hierna
in 5.6.1-5.8)
Het risico
van een gevaarlijke klimaatverandering heeft een mondiaal karakter: de uitstoot
van broeikasgassen vindt niet alleen plaats vanaf Nederlands grondgebied, maar
wereldwijd. Ook de gevolgen daarvan worden wereldwijd ondervonden.
Nederland is
partij bij het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (VN-Klimaatverdrag). Dat
verdrag heeft tot doel om de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer op
een niveau te houden waarop een door menselijk handelen veroorzaakte verstoring
van het klimaatsysteem wordt voorkomen. Het verdrag berust op het uitgangspunt
dat alle aangesloten landen maatregelen moeten treffen om klimaatverandering te
voorkomen, in overeenstemming met ieders specifieke verantwoordelijkheden en
mogelijkheden.
Ieder land
is dus voor zijn deel verantwoordelijk. Daarom kan het argument dat de eigen
uitstoot, op wereldschaal bezien, een relatief geringe omvang heeft en dat een
reductie van de eigen uitstoot op wereldschaal slechts een gering effect heeft,
een land niet ontslaan van de op hem rustende deelverantwoordelijkheid om
maatregelen te nemen. De Staat is dan ook verplicht om, overeenkomstig zijn
aandeel, de uitstoot van broeikasgassen vanaf zijn grondgebied te verminderen.
Deze verplichting voor de Staat om ‘het zijne’ te doen berust op de art. 2 en 8
EVRM, omdat een ernstig risico bestaat dat een gevaarlijke klimaatverandering
plaatsvindt die het leven en het welzijn van velen in Nederland bedreigt.
Wat houdt de
verplichting voor de Staat om ‘het zijne’ te doen, concreet in?
(zie hierna
in 6.1-7.3.6)
Bij de
invulling van de positieve verplichtingen die de Staat op grond van de art. 2
en 8 EVRM heeft, moet worden gelet op breed gedragen inzichten in de wetenschap
en internationaal aanvaarde standaarden. In dit verband zijn onder meer de
rapporten van het IPCC van belang. Het IPCC is een in het verband van de
Verenigde Naties opgerichte wetenschappelijke en intergouvernementele
organisatie op het gebied van de klimaatwetenschap en klimaatontwikkelingen. In
zijn rapport van 2007 heeft het IPCC een scenario opgenomen waarin de opwarming
van de aarde naar redelijke verwachting beperkt zal blijven tot maximaal 2 oC.
Om deze doelstelling te halen, moeten de zogenoemde Annex I-landen (dat zijn de
ontwikkelde landen, waaronder Nederland) hun uitstoot in 2020 hebben
gereduceerd met 25-40% ten opzichte van 1990, en in 2050 met 80-95%.
Op de
jaarlijkse klimaatconferenties die in het kader van het VN-Klimaatverdrag zijn
gehouden, is vanaf 2007 met regelmaat door vrijwel alle landen gewezen op de
noodzaak om het scenario van het IPCC te volgen en om in 2020 een reductie van
de uitstoot van broeikasgassen met 25-40% te bereiken. Door en in de EU is
diverse malen uitgesproken dat op wetenschappelijke gronden in 2020 een
beperking van de uitstoot met 30% ten opzichte van 1990 noodzakelijk is.
Bovendien is
in de jaren na 2007 het eveneens breed gedragen inzicht gegroeid dat een
veilige opwarming van de aarde niet tot maximaal 2 oC beperkt moet blijven,
maar tot maximaal 1,5 oC. In het Akkoord van Parijs van 2015 is dan ook
uitdrukkelijk opgenomen dat de staten ernaar streven de opwarming tot 1,5 oC te
beperken. Dat noodzaakt dus tot een nog grotere reductie van de uitstoot dan
eerder werd aangenomen.
Al met al
bestaat dus een grote mate van consensus over de dringende noodzaak van een
reductie van de uitstoot van broeikasgassen in 2020 van minimaal 25-40% door de
Annex I-landen. Met de consensus over deze doelstelling moet bij de uitleg en
toepassing van de art. 2 en 8 EVRM rekening worden gehouden. De dringende
noodzaak van een reductie in 2020 van 25-40% geldt ook voor Nederland
individueel.
Het beleid
van de Staat
(zie hierna
in 7.4.1-7.5.3)
De Staat en
Urgenda zijn beide van mening dat het noodzakelijk is om de concentratie
broeikasgassen in de atmosfeer te beperken teneinde de 2 oC-doelstelling, dan
wel de 1,5 oC-doelstelling, te kunnen behalen. Maar zij verschillen van mening
over het tempo waarin de uitstoot van broeikasgassen moet worden verminderd.
Het beleid
van de Staat was tot 2011 erop gericht om in 2020 een reductie van de uitstoot
van 30% te behalen ten opzichte van 1990. Dat was volgens de Staat nodig om op
een geloofwaardig traject te blijven om de 2 oC-doelstelling binnen bereik te
houden.
Na 2011
heeft de Staat zijn reductiedoelstelling voor 2020 echter verlaagd van 30%
reductie door Nederland naar 20% reductie in EU-verband. De Staat heeft het
voornemen om de reductie na 2020 in een versneld tempo op te voeren tot 49% in
2030 en 95% in 2050. Die doelen voor 2030 en 2050 zijn inmiddels vastgelegd in
de Klimaatwet. De Staat heeft echter niet toegelicht dat en waarom een reductie
van slechts 20% in 2020 in EU-verband verantwoord is te achten, dit in
afwijking van de internationaal breed gedragen en noodzakelijk geachte reductie
in 2020 van 25-40%.
In de
klimaatwetenschap en binnen de internationale gemeenschap bestaat een brede
consensus dat naarmate reductiemaatregelen later worden getroffen, deze
ingrijpender en kostbaarder moeten zijn om het beoogde einddoel te halen. Ook
bestaat dan een groter risico op een abrupte klimaatverandering omdat een
omslagpunt (‘tipping point’) wordt bereikt. In het licht van dat algemeen
onderschreven inzicht lag het op de weg van de Staat om toe te lichten dat de
voorgenomen versnelling van de reductie na 2020 praktisch haalbaar en voldoende
effectief zal zijn om de doelen voor 2030 en 2050, en daarmee de 2 oC- en de
1,5 oC- doelstelling, binnen bereik te houden. Dat heeft de Staat echter niet
gedaan.
Het hof
heeft dan ook kunnen oordelen dat de Staat zich in elk geval aan de
internationaal noodzakelijk geachte doelstelling van minimaal 25% reductie in
2020 moet houden.
Rechter en
politiek domein
(zie hierna
in 8.1-8.3.5)
De Staat
heeft aangevoerd dat het niet de taak van de rechter is om politieke afwegingen
te maken die nodig zijn voor de besluitvorming over reductie van
broeikasgassen.
In het
Nederlandse staatsbestel komt de besluitvorming over de reductie van uitstoot
van broeikasgassen toe aan de regering en het parlement. Zij hebben een grote
mate van vrijheid om de daarvoor vereiste politieke afwegingen te maken. Het is
aan de rechter om te beoordelen of de regering en het parlement bij hun
besluitvorming zijn gebleven binnen de grenzen van het recht, waaraan zij zijn
gebonden. Die grenzen vloeien onder meer voort uit het EVRM. De Grondwet
schrijft voor dat de Nederlandse rechter de bepalingen van dit verdrag toepast.
Dat moet de rechter doen overeenkomstig de uitleg daarvan door het EHRM. Deze
opdracht aan de rechter tot het bieden van rechtsbescherming, ook tegen de
overheid, is een wezenlijk onderdeel van de democratische rechtsstaat.
Het oordeel
van het hof is met het voorgaande in overeenstemming. Het hof heeft immers
geoordeeld dat het beleid van de Staat met betrekking tot de reductie van de
uitstoot van broeikasgassen evident achterblijft bij de uit de art. 2 en 8 EVRM
voortvloeiende verplichting om passende maatregelen te nemen voor de
bescherming van de ingezetenen van Nederland tegen een gevaarlijke
klimaatverandering. Verder heeft het hof het aan de Staat gegeven bevel beperkt
tot de ondergrens (25%) van de internationaal onderschreven, minimaal
noodzakelijke reductiedoelstelling voor 2020 van 25-40%.
Het gegeven
bevel laat het aan de Staat over om te bepalen met welke concrete maatregelen
hij zal voldoen aan dat bevel. Als daarvoor wetgevende maatregelen nodig zijn,
is het aan de Staat om te beoordelen welke specifieke wetgeving wenselijk en
noodzakelijk is.
Conclusie
Samengevat
komt het oordeel van de Hoge Raad erop neer dat het door de rechtbank gegeven
en door het hof bekrachtigde bevel aan de Nederlandse Staat om de uitstoot van
broeikasgassen per eind 2020 met minstens 25% terug te brengen ten opzichte van
1990, in stand blijft. Het hof heeft op grond van de art. 2 en 8 EVRM kunnen en
mogen oordelen dat de Staat verplicht is die reductie te behalen, vanwege het
risico van een gevaarlijke klimaatverandering die ook de ingezetenen van
Nederland ernstig kan treffen in hun recht op leven en welzijn.
Introductie De provincie Noord-Brabant wil de overgang op aardgasvrije wijken ondersteunen.
Die woningen, nuts- en bedrijfsgebouwen en industrieën hebben warmte nodig.
Dat kan restwarmte zijn of warmte die uit de natuur gewonnen kan worden. Het is
van belang om inzicht te hebben in het bestaande en potentiele warmteaanbod.
De provincie geeft op de kaart zelf de volgende toelichting:
Warmtebronnenregister van Brabant (versie 2019)
De energietransitie is een enorme opgave. De
noodzaak ervan wordt onderstreept door forse internationale en nationale
ambities, met als mijlpalen het Akkoord van Parijs en het nationale
Klimaatakkoord. Ook in Brabant committeren wij ons aan deze doelen en streven
we naar een energieneutrale samenleving in 2050.
Het aardgasvrij maken van wijken moet een
belangrijke bijdrage leveren aan het terugdringen van de CO2-uitstoot in de
gebouwde omgeving. Er is afgesproken dat de regio’s in Nederland regionale energiestrategieën
maken en dat alle gemeenten in 2021 transitievisies warmte opleveren.
De Provincie Brabant levert hieraan een
bijdrage door het beschikbaar stellen van een Brabantbreed
warmtebronnenregister. Dit register geeft een geografisch overzicht van huidige
en potentiële warmtebronnen in Brabant inclusief de infrastructuur.
Status warmtebronnenregister In april 2019 lanceerden we de eerste versie van het warmtebronnenregister op basis van openbare data. Stapsgewijs verrijken we het warmtebronnenregister met data uit landelijke onderzoeken (bijv. restwarmtelozingen op Rijkswateren) uit lokale potentieel studies (bijv. thermische energie uit oppervlaktewater).
Wilt u op de hoogte blijven van data
updates of heeft u zelf aanvullingen? Dan nodigen we u uit voor de werkgroep
warmtebronnenregister op www.energiewerkplaatsbrabant.nl.
Hier vindt u tevens relevante informatie, handige tools en een
evenementenkalender.
Bij
(technische) problemen met de viewer: geo@brabant.nl.
Disclaimer De gegevens in het warmtebronnenregister zijn afkomstig uit openbare bronnen, opgehaald bij bedrijven/instanties of ontstaan uit interpretaties van lokale potentieel studies. Samen met CE Delft streven we naar de meest betrouwbare en actuele informatie en verzorgen we periodieke wijzigingen. Hierdoor is het warmtebronnenregister continu aan verandering onderhevig en kunnen gegevens afwijken van de werkelijkheid. Niemand kan op een of andere manier rechten ontlenen aan de inhoud. Beslissingen op basis van informatie uit het warmtebronnenregister zijn voor uw eigen risico.
Er bestaat al een warmte-inventarisatie door het Rijksagentschap RVO in de vorm van een landelijke Warmte-atlas. Die is gemaakt door RVO Nationaal Expertisecentrum Warmte ( http://www.rvo.nl/NEW ) en is te vinden op https://rvo.b3p.nl/viewer/app/Warmteatlas/v2 . Wat het verband tussen beide kaarten is, weet ik niet. Wie er bij de provinciale kaart niet uitkomt, kan het ook eens bij de nationale proberen.
Om enig gevoel te krijgen voor de omvang van de taak: in 2016
verbruikte Brabant netto 290PJ energie
waarvan 144PJ in de vorm van warmte
Hoe de kaart werkt Beide zijn interactieve kaarten. Ik druk hieronder voor instructiedoeleinden een paar maal de provinciale kaart af, maar om de informatie per gemeente en warmtesoort binnen te halen, moet men dus naar de website. Ik krijg de gemeentegrenzen er meestal niet op. Wel geeft de kaart de provinciegrenzen en de begrenzing van de vier RES-gebieden (Regionale Energie Strategie).
Hoge temperatuur-warmte (>80 graad C) in het MRE-gebied
Dit is het overzicht van bronnen in het MRE-gebied die warmte leveren > 80°C. Het MRE-gebied is tevens het RES-gebied N-Brabant Zuidoost. Lees dat dus als: in Eindhoven is er één bron van 100-500MWtrermisch (dat is de biomassacentrale Strijp) en een handvol warmtebronnen onder de 100MWth . De grote stip in Helmond is de stadsverwarming van Ennatuurlijk van 122MWth . Hoeveel energie die bron per jaar levert, hangt van de bedrijfstijd af die niet gegeven is. Als voorbeeld een bron van 100MWth bij 1000 uur bedrijfstijd per jaar levert 100 miljoen kWh= 0,36PJ.
De paarse tinten geven de geschatte opbrengsten aan voor diepe geothermie.
Ik zou die vooralsnog met een grote korrel zout nemen.
De Eindhovense rioolwaterzuiveringsistallatie (RWZI) en die van Asten-Someren produceren beide een beperkte hoeveelheid hoge T-warmte uit het vergisten van rioolslib, maar die van Eindhoven maakt daaruit blijkbaar alleen maar warmte (onbekend hoeveel), en die van Asten-Someren 2,3 TJ stroom en 3,65TJ warmte. De RWZI van Asten-Someren zou een kleine 100 huizen kunnen verwarmen, als er een warmte-opslagsysteem aan gekoppeld zou zijn.
Lage temperatuurwarmte <80 graad C) in RES-gebied Midden-Brabant
Er is een datacentrum van NBrIX in Tilburg dat < 25TJ/jaar warmte levert onder de 80°C . 25TJ/jaar zou, als er een
warmteopslag bij hoort en het systeem niet teveel verliest, goed zijn voor orde
van grootte paar honderd woningen. Grofweg hetzelfde wb dat van Dataplace in
Waalwijk.
De RWZI kan technisch (met WKO = warmte-opslagsysteem) 0,89PJ per jaar leveren en zonder WKO 0,82PJ. De RWZI heeft een geavanceerd slib-verwerkingssysteem, dat biogas en stroom maakt maar die ook weer in eigen huis verbruikt. Het is me niet duidelijk in hoeverre het genoemde getal netto of bruto is. Dit illustreert dat men niet klakkeloos informatie van de kaart in politieke eisen kan omzetten. Nadere studie is nodig. (De RWZI van Breda levert warmte aan de stadsverwarming, zie https://ennatuurlijk.nl/warmtenet-midden-en-west-brabant ).
Voor de TAB bioreststromen heb ik de RES-regio NO Brabant genomen, en de gemeente Oss aangeklikt. Dat geeft een cijfer voor biomassa die door vergisting in het energetische circuit gebracht wordt (biogas), en idem door verbranding (biomassa). In Oss bedragen deze 0,40 resp. 0,29PJ . De kaart geeft default de kleuren voor biomassa (als je in de legenda biomassa weg klikt, krijg he de kleuren voor biogas). De informatie-inzet specificeert naar soort materiaal.
Vaste biomassa (beoogd voor verbranding) in RES-regio NO-Brabant
Zoals al gezegd, moet men de informatie uit het Warmteregister niet klakkeloos gebruiken. Het vraagt altijd nader denkwerk alvorens men er wat mee kan. Maar in politieke en bestuurlijke discussies over de energietransitie op lokaal en regio-niveau kan de informatie ook ideeën aanreiken. Bij bijvoorbeeld Waterschappen leven interessante ideeën rond hun RWZI’s.
Ter inleiding De provincie NBrabant wil in 2030 50% minder CO2 lozen. Dat vraagt veel inzet.
Een van de terreinen betreft warmte. De provincie heeft niet altijd wettelijke zeggenschap, maar als middelgrote speler met geld wel vaak invloed. Over het algemeen gaat de provincie hier goed mee om. Zie Brabants Warmteplan nader geanalyseerd .
In het Regeerakkoord is afgesproken dat er per jaar 30.000 tot 50.000 woningen van het aardgas af worden gehaald. Het is bepaald nog niet duidelijk hoe dat moet en daarom is er een Rijksprogramma proeftuinen aardgasvrije wijken opgesteld, waar 85 miljoen bij hoort voor wijken die al in 2018 gestart zijn (van een totaalbedrag dat in eerste instantie 120 miljoen bedraagt). Gemeenten konden daar geld uit vragen en in de eerste lichting waren 27 gemeenten de gelukkige. In NBrabant waren dat
Eindhoven
(de wijk ’t Ven, die aangesloten moet worden op de biomassacentrale in
Meerhoven)
Tilburg
(delen van de wijk Quirijnstok)
Drimmelen
(voor het aardgasvrij maken van het centrum van Terheijde)
Zes
Brabantse gemeenten vielen buiten de boot, waaronder Roosendaal en Breda.
Bij de
begrotingsbehandeling 2019 (op 09 november 2018) namen Provinciale Staten een
motie aan, waarin aan Gedeputeerde Staten gevraagd werd om een middelgrote of
kleine gemeente alsnog te verblijden met subsidie, mits deze
Zich
voor de eerste lichting aangemeld had
50%
zelf bijlapte
De
inwoners van de betreffende wijk participeren
Indien
het om een warmtenet ging, dat dat in publieke handen moest zijn
De motie is
ingediend door D66, de PvdA, de SP, GroenLinks, CU/SGP en Lokaal Brabant.
Roosendaal In Roosendaal staat de afvalverbrander en grondstofrecycler Suez (zie www.suez.nl/nl-nl/locaties/reenergy . Het bedrijf draait er nu jaarlijks 386.000 ton afval doorheen en wil dat opvoeren naar 460.000 ton/y . Voor deze uitbreiding loopt nu een MER-procedure. Als output levert de fabriek nu, naast grondstoffen, 270.000 MWh stroom (ca 0,97PJ), en een heleboel water van 40°C . De transportleiding heeft een capaciteit van 20MW (die bij een fictieve 2000 bedrijfsuren/jaar in vol bedrijf goed zou zijn voor ca 0,15PJ/jaar). 40°C is (o.a. vanwege de legionella) te koud voor tap- en douchewater. Daarvoor is elektrische naverwarming nodig.
S
De warmte wordt in ontvangst genomen door het (gemeentelijke) Duurzaam Energiebedrijf Roosendaal (DER), die het verder distribueert via een eigen stadsverwarmingsnet. Naast enkele andere complexen wordt de nieuwbouwwijk Stadsoevers verzorgd. Daarna was er nog veel warmte over. DER zegt warmte aan te bieden voor 20% minder dan het maximale Niet Meer Dan Anders-tarief (zie https://energieder.nl/veelgestelde-vragen/#vraag1 ).
Met de steun van de provincie (€1,5 miljoen) worden bijna 800 huurappartementen van de woningbouwvereniging Alwel in de bestaande wijk Westrand op de stadsverwarming aangesloten. Dit als onderdeel van een grootscheepse renovatie. Alwel meent dat het gecombineerde pakket in staat moet zijn om de totale woonlasten omlaag te krijgen.
Westrand Roosendaal
Al eerder
heeft Roosendaal €6 miljoen van de provincie gekregen om het
stadsverwarmingsnet op te zetten.
Dit net heeft overigens momenteel geen andere warmteleverancier dan alleen Suez. Een dergelijk privaat monopolie is niet ideaal. Anderzijds produceert Suez in normaal bedrijf sowieso warmte, die het bedrijf hoe dan ook kwijt moet – en nu vangen ze er geld voor. Ik hoop dat de Roosendaalse politiek het contract aandachtig bestudeerd heeft. Er wordt gepraat over andere warmtebronnen (bijv. geothermie), maar de ervaring leert dat dat niet zo gemakkelijk is.
Breda De provincie financiert een haalbaarheidsonderzoek naar aquathermie (Thermische Energie uit Oppervlaktewater, TEO). De locaties Gasthuisvelden en/of Crossmark zouden zich lenen voor de winning en lozing van warmte uit het water van het riviertje de Mark, die via een collectieve voorziening in de huizen gebracht wordt. Dit kan ecologische gevolgen hebben (niet alle plantjes en beestjes kunnen even goed tegen temperatuurwisselingen). Daarom heeft de provincie, samen met Deltares en TNO, een subsidieaanvraag bij het Rijk ingediend. Zie (zie www.deltares.nl/nl/issues/duurzame-energie-uit-water-en-ondergrond/thermische-energie-uit-oppervlaktewater/ ).
Schema van Thermische Energie uit Oppervlaktewater
De proef heeft geen vanzelfsprekend positieve uitkomst. De Wageningse hoogleraar aquatische ecologie Piet Verdonschot ziet wel wat beren in het water .Aquathermievoorstanders zien juist voordelen. Zie ook www.stowa.nl/deltafacts/zoetwatervoorziening/verzilting/ecologische-effecten-koudwaterlozingen . Het is eindoordeel staat nog niet vast, maar de Mark is geen grote rivier. Voorzichtigheid lijkt geboden.
(Onderstaand bericht is overgenomen uit Zakenreisnieuws van 03 januari 2020.)
De Duitse regering heeft de BTW op treinreizen van 50 kilometer of
langer per 1 januari verlaagd van 19 naar 7 procent. Zo moeten Duitsers
gestimuleerd worden om vaker de trein te nemen in plaats van het
vliegtuig of de auto. Vliegen wordt juist duurder.
Als gevolg van de BTW-verlaging kan Deutsche Bahn de prijzen voor
langeafstandsverkeer gemiddeld met 10 procent verlagen. Het
spoorwegbedrijf verwacht dat hierdoor jaarlijks vijf miljoen reizigers
extra de trein zullen pakken.
Ook Nederlanders profiteren: NS International verlaagt de prijzen van
treintickets naar Duitsland met 5 tot 6 procent. Het goedkoopste
ICE-ticket naar Frankfurt kost nu €37,90 in plaats van €40. Naar Keulen
daalt de prijs van €20 naar €18,90 en naar Berlijn van €39 naar €37,90.
Over het Nederlandse deel van de reis is de BTW vorig jaar verhoogd van 6 naar 9 procent.
Hogere vliegbelasting
Als onderdeel van de plannen om de CO2-uitstoot te verlagen, maakt
Duitsland vliegtickets juist duurder. Vanaf april gaat de taks op korte
vluchten omhoog met €5,53 naar €13,03, op middellange vluchten (2500 tot
6000km) met €9,58 naar €33,01 en op lange vluchten met €17,25 naar
€59,43.
Er heeft op donderdag 2 jan een groot interview met mij in het Eindhovens Dagblad
gestaan, van de hand van Bart-Jan van Rooij. Het is een goed interview met af
en toe wat dichterlijke vrijheid die wel grappig is. De journalist heeft er
zijn best op gedaan.
Ik wil er als een soort Ten Geleide wel wat kanttekeningen
bij maken.
Het Eindhovens Dagblad wilde terugblikken op een opmerkelijke gebeurtenis in 2019. Dat een vliegveld twee jaar niet groeit (en dat op termijn de sluitingstijd terug naar 23.00 uur gaat, en dat er biokerosine-streefcijfers vastgesteld zijn, maar dat staat er niet bij) is ongetwijfeld opmerkelijk. Daarom gaat het in het artikel vaak over het vliegveld. Maar ik zit bijvoorbeeld ook bij Milieudefensie en bij de BMF, en dat komt er in het artikel nauwelijks uit. Dit vloeit dus voort uit de gekozen insteek.
Het Eindhovens Dagblad, als onderdeel van de Algemeen Dagblad-groep,
maakt veel werk van Human Interest – verhalen. Daarom is het artikel op mijn
persoon gefocust, terwijl de prestaties groepsprestaties zijn. Ik heb dat een
paar keer benadrukt. Vergelijk het met de midvoor die er drie inschopt en bij Studio
Sport benadrukt dat het team wint en niet hij wint. Ik probeer teams beter te
laten draaien.
Ik heb twintig jaar voor de SP in de gemeenteraad gezeten en ben ook anderszins naar buiten getreden. Dat heeft mij een zekere reputatie bezorgd waaruit het Eindhovens Dagblad dankbaar put. Dat van die ‘nurkse tuinkabouter’ kende ik nog niet, maar dat is wel een goeie. Die houden we erin. Bij mijn weten kijk ik zo als ik mij op iets concentreer. Ik kijk nog steeds met genoegen en een zekere trots op deze episode terug. Deze periode is echter wel al weer negen jaar geleden. In die tijd is de SP veranderd en ben ik veranderd. Ik doe nog wel werk voor de lokale en provinciale SP, waaronder dat wat in het interview geschetst is. Maar de in het interview als bewijs opgevoerde klederdracht ten spijt, ben ik geen prototype SP-er. Men kan mijn meningen niet automatisch als die van de SP zien, en omgekeerd.
De Rechtbank in Den Bosch heeft op 20 december 2019 de Limburgse ondernemer Wim Bruekers strafrechtelijk veroordeeld tot twee jaar cel, waarvan een jaar voorwaardelijk. Daarnaast mag Bruekers zich drie jaar lang niet met afval bezighouden. Verder moet Bruekers (via de Staat) bijna een ton betalen aan het slachtoffer, Matrho Metals. Omdat de rechter ervan uit gaat dat er niets te halen valt, legt hij nu subsidiair al 30 dagen hechtenis op (welke hechtenis de betalingsverplichting niet opheft).
Bruekers had het echt heel bont gemaakt. Hij zamelde overal chemisch afval in om daaruit edelmetalen terug te winnen. Dat moet met agressieve middelen en die worden op hun beurt weer afval. Dit afval kon Bruekers niet of veel te weinig verwerken. Vandaar dat het in IBC-vaten (Intermediate Bulk Containers) op diverse plaatsen werd opgeslagen. Zo ook in een pand naast het bedrijfspand van Matrho Metals aan de Lagedijk in Helmond. Daar stonden 680 vaten.
Diverse IBC-vaten
Maar het opgeslagen spul was zo agressief, dat het zich door de containerwanden en door de scheidingsmuur heengevreten had, en vervolgens als groen vergif bij Matrho Metals onder de muur door naar binnen borrelde. De rechterlijke uitspraak biedt een onthullend inzicht in wat er in Helmond lag: “….. waaronder al dan niet verontreinigd kopersulfaat, al dan niet verontreinigd zoutzuur, zwavelzuur, nikkel/kopersulfaat, chroomzuur, zwavelzuur/fosforzuur mengsel, salpeterzuur, kaliumpermanganaat en/of nikkelstripper….. “.”… De pH was 0…. ” , wat betekent dat het om zeer sterke zuren ging. Overigens is chroomzuur een Chroom-6 verbinding. Het opruimen kostte de gemeente Helmond en de provincie elk ruim drie ton.
Op 20 september 2016 ging Bruekers failliet. Daarmee vervalt ambtshalve zijn vergunning om afval in te zamelen. Desalniettemin bleef Bruekers, dus illegaal, fotofixeervloeistoffen inzamelen. Hij werd eind mei 2019 gearresteerd. Bij verder onderzoek werden ook een illegale revolver en pistool aangetroffen, en patronen voor de FAL-geweer.
De rechtbank heeft in zijn uitspraak in het bijzonder het volgende
in aanmerking genomen.
De rechter achtte het bewezen dat Bruekers in Maasbracht een
illegale inrichting opgezet had, en in
Weert ook waarbij in Weert tevens de bodem opzettelijk verontreinigd is met
metaalhoudende vloeistof.
(archief BrabD)
Verdachte heeft zich tezamen met zijn bedrijf/bedrijven schuldig gemaakt aan een aanzienlijk aantal milieudelicten waarbij sprake was van ernstige gevaarzetting en van vervuiling. Kortgezegd verzamelde verdachte afvalstoffen in om deze vervolgens te verwerken, maar de voorraad ingezameld materiaal stond op enig moment niet meer in verhouding tot zijn verwerkingscapaciteit, met als gevolg dat verdachte een voorraad creëerde van honderden IBC’s met gevaarlijk, zeer toxisch, afval die werden opgeslagen op verschillende locaties binnen en in de buitenlucht. Omdat de bedrijfsvoering niet goed op orde was, verdachte niet beschikte over de benodigde vergunningen dan wel vergunningsvoorschriften overtrad, was er onvoldoende zicht op de concrete hoeveelheden afval, op het type afval en de risico’s van, met name, de menging van stoffen. Als chemicus wist verdachte als geen ander wat de potentiële gevaren hiervan waren. De gevaarzetting heeft zich verwezenlijkt toen agressieve en giftige stoffen door de muur het bedrijf van [naam bedrijf benadeelde partij (= Matrho Metals bg)] binnendrongen. De feiten hebben tot een aanzienlijke schade geleid, niet alleen voor het bedrijf van […..] dat tijdelijk is stilgelegd en moest verhuizen, maar ook voor de Nederlandse samenleving omdat al het afval alsnog door de overheid op een correcte wijze moest worden afgevoerd. Verdachte heeft daarnaast gedurende lange tijd fotofixeervloeistof ingezameld zonder de benodigde papieren. Verdachte, als niet erkende inzamelaar, is hier ook mee doorgegaan tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis. Herhalingsgevaar heeft zich aldus concreet verwezenlijkt. Tot slot was verdachte in het bezit van een geladen revolver, een geladen pistool, veel munitie en een magazijn met kogelpatronen bestemd voor een geweer. Vanwege de risico’s van het ongecontroleerde bezit van wapens moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens.
Men moet bedenken dat de rechter het doen en laten van Bruekers alleen beoordeeld heeft voor zover dat onder het strafrecht valt. Bruekers heeft bijvoorbeeld soms de huur niet betaald en anderen opgezadeld met grote opruimkosten. De overheden zijn slachtoffer (en daarmee de belastingbetaler), maar bijvoorbeeld ook de eigenaar van de hal in Maasbracht waar Bruekers ruimte gehuurd had . En de rechter heeft het bijvoorbeeld niet over het gebied Chijnsgoed bij Sterksel (het voormalige Reiling, waar nu Driessen de baas is), waar Bruekers ook een opslag gerealiseerd had en niet betaald. Men kan zich bij genoemde exploitanten van alles afvragen, bijvoorbeeld of ze niet beter hadden moeten opletten.
Pattegrond van de omgeving van het voormalige Reiling
De economische schade loopt in de miljoenen, maar slechts een deel
daarvan leent zich voor het strafrecht. En omdat het geval-Bruekers niet op zichzelf staat, is de
totale schade een veelvoud. Het Inter Provinciaal Overleg (IPO) kwam op ruim 24
miljoen schade over de laatste vijf jaar.
Inleiding Veel winkeliers runnen hun bedrijf, ook midden in de winter, met open deuren. Boven die deuren hangt verwarming, bijvoorbeeld een warme luchtblazer, en veel van de warmte verdwijnt naar buiten. Er moet in Nederland fors op energie bespaard worden. Winkeliers zouden dat kunnen doen met een gewone duwdeur, met een automatische schuifdeur of met plastic lamellen.
Winkeliers denken dat mensen dan minder makkelijk hun winkel binnenstappen. Er is echter onderzoek dat dat tegenspreekt. In 2016 hebben enkele grote winkeliersorganisaties en de stad Antwerpen aan bureau Haystack International gevraagd wat het zou uitmaken als winkels met gesloten deuren zouden werken. Voor de omzet en het aantal klanten zou het niet uitmaken, aldus Haystack International. Maar het aardgasgebruik daalt met 37%.
In
verschillende steden zijn er al initiatieven ondernomen: Wageningen, Tilburg,
Gent, Barneveld.
De actie in Eindhoven In Eindhoven had Milieudefensie op 21 december 2019, het Winkelcentrum Woensel uitgekozen. Om praktische redenen, niet omdat het daar speciaal erg is.
Er was een
publieksflyer voor iedereen en er was een raamposter, die winkeliers konden
ophangen als de deur dicht was en de winkel toch open. Twee ploegjes van elk
twee mensen gingen met de winkeliers praten, en een derde ploegje deelde flyers
aan het winkelende publiek. Dat liep verder allemaal probleemloos.
Bij het winkelend publiek bestaat veel (en vaak spontane) steun voor de actie. Men vindt de situatie raar (“doe je thuis toch ook niet?”). Enige groep die blij was met open winkels was de groep rolstoelrijders (die overigens met een automatische schuifdeur, zoals bij de Jumbo in het Winkelcentrum Woensel) ook goed uit de voeten kan. Er meldde zich niemand die op hoge toon eiste dat het niet hoeven openen van een winkeldeur als een fundamenteel mensenrecht moest worden aangemerkt.
De reactie
van de winkeliers was genuanceerd. Men begrijpt de wens en is er niet mordicus
tegen, maar tussen droom en daad zitten praktische bezwaren als de interne
richtlijnen binnen winkelketens (bijv. de ANWB-winkel die op die locatie geen
enkele concurrentie heeft), of technische kenmerken van de winkeldeur of
investeringskosten.
Maar daar
moet dan maar iets op verzonnen worden, zoals een onderlinge afspraken binnen
de winkeliersvereniging, een overgangsperiode, landelijke richtlijnen voor
ketens, of lokale verordeningen voor winkels, en mogelijk enige vorm van
subsidie.
Het vervolg Milieudefensie heeft een gesprek aangevraagd met de winkeliersorganisatie van het Winkelcentrum Woensel.
Er zullen in
Eindhoven vaker acties opgepakt worden als deze, ook in andere winkelcentra.
Mogelijk kan
het op nationaal niveau opgepakt worden. Daarover valt nu nog niet wat te
melden.
In het december 2019-nummer van het blad Down to Earth, dat
met een onafhankelijke redactie bij Milieudefensie hoort, stond een aardig
uitziende visualisatie van de Nederlandse stikstofproblematiek.
Aan de ene kant is een goede visualisatie van een complex verhaal goede wetenschapsvoorlichting. Ik waardeer zulke pogingen. Het stikstofverhaal is een van die zaken, waar je niet alleen maar moreel iets moet voelen, maar waar je ook wat van moet snappen. Maar het is een heel complex verhaal. Aan de andere kant echter bevat deze specifieke visualisatie fouten, waardoor je het toch weer verkeerd snapt. Ik moest er zelf over nadenken en meestal is dat geen goed teken.
Ik neem de visualisatie als idee over, maar ik vertel er een verhaal bij. Daarin opgenomen een verhaal over de scheikunde van stikstof.
Stikstof kan op zeven verschillende wijzen voorkomen. Onze atmosfeer bevat al aeonen 79% stikstofgas. De stikstofatomen zijn daarin niet aan andere atomen gebonden (intimi noemen dat de 0-vorm). Dit gas is niet erg reactief en heeft daarom weinig directe effecten op het leven. Stikstof kan wel aan andere atomen gebonden worden, maar dat kost moeite. Die moeite kan natuurlijk zijn (bliksems of stikstofbindende bacterien), of door de mens gemaakt (de ammoniaksynthese of de dieselmotor). Enerzijds kan stikstof gebonden worden tot ammoniak, oftewel NH3 (voor intimi de -3-kengetal). Het 14/17de deel van een ammoniakmolecuul bestaat uit stikstof (de rest dus waterstof). Anderzijds kan stikstof gekoppeld worden aan zuurstof in vijf verschillende verhoudingen (voor intimi de +1- t/m +5-vorm). Deze stoffen noemt men als groep de stikstofoxiden (NOx) . Daarvan komen er drie in de atmosfeer in de gastoestand voor, waarvan er voor de rol van stikstof in de natuurdiscussie twee relevant zijn, namelijk NO (kengetal +2), NO2 (+4) . De derde is N2O (lachgas, maar daar hoort een andere discussie bij). In praktijk rekent men meestal met NO2 . Een molecuul NO2 bestaat voor het 7/23ste deel van het gewicht uit stikstof.
Men noemt het geheel aan ammoniak en stikstofoxides ook wel
eens ‘reactieve stikstof’ (die verzamelnaam omvat dus de kengetallen -3 en +1
t/m +5).
Sommige wetgeving hanteert het totale gewicht van een
molecuul, andere alleen de stikstofcomponent daarin.
Door allerlei oorzaken kunnen stikstofverbindingen van het ene kengetal in het andere overgaan. Een bekende is de -3 –> +5 overgang , die door bacterien in de bodem uitgevoerd wordt en voor verzuring en vermesting zorgt. De +5-vorm heet in de omgangstaal nitraat en dat is een meststof.
Bij vervuiling heb je altijd een bron, een overdrachtsmedium
en een eindopslag.
Wat uit de bron komt heet een emissie. Bij gasvormige stikstofverbindingen kan die bron zijn een koeienkont zijn of een auto-uitlaat of de pijp van een elektriciteitscentrale of een teveel aan kunstmest in de grond. Emissies van stikstofverbindingen worden gelimiteerd in de National Emission Ceilings (NEC’s). De NEC werkt met het totale gewicht van een molecuul.
Bij gasvormige stikstofverbindingen is het overdrachtsmedium de atmosfeer. De hoeveelheid stikstofverbindingen per m3 heet de concentratie. De concentratie op neushoogte heet luchtvervuiling. Daar bestaat aparte wetgeving voor (zie elders op deze site) , maar de huidige stikstofdiscussie vanwege de natuur gaat hier niet over.
Als stikstofverbindingen (ook vloeibare of vaste) op of in de grond komen is dat als regel de eindopslag. In deze context heet dat depositie. Binnen een specifieke groep natuurgebieden (de Natura2000-gebieden) is de depositie aan limieten gebonden. Omdat men de boel al decennia heeft laten verzieken, staat er nu de noodrem op en daarom is de limiet voor een toename van de stikstofdepositie, uit welke bron dan ook, in principe momenteel nul. De depositie werkt met de zuivere stikstof-component van moleculen (ammoniak telt dus voor 14/17de deel mee). De eenheid is kg per hectare per jaar (of een chemische aanduiding die op hetzelfde neerkomt als kg).
Het gaat hier niet om stikstof, maar om reactieve stikstof. Uit de kleine lettertjes ter hoogte van Oost-Groningen blijkt dat. Men kan dit als een concessie aan de leesbaarheid t.b.v. de leesbaarheid voor het publiek opvatten.
Het gaat hier niet om deposities, maar om emissies. Om precies te zijn behelst het getal de som van alle bronnen, die op Nederlandse grondgebied reactieve stikstof de lucht in blazen. Dat hier werkelijk Nederlands grondgebied bedoeld wordt, is o.a. omdat de NEC’s dienen als input voor Europees verzamelbeleid. Elk EU-land heeft zijn eigen limiet en levert zijn eigen praktijkwaarden aan.
Uit de bron-website blijkt dat er uit Nederlandse bronnen 132,4 miljoen kg ammoniak en 245,9 miljoen kg NOx de lucht ingaat (gerekend op basis van het hele molecuul). Die bedragen worden opgeteld en daar komt het getal 378 ter hoogte van de Waddeneilanden vandaan. Maar eigenlijk mag dat niet, twee verschillende stoffen optellen (ook al verzin je daar de verzamelnaam ‘reactieve stikstof’ voor). Die twee stoffen gedragen zich geheel anders. NOx waait verder weg dan ammoniak, heeft in verhouding een kleinere stikstofcomponent en gedraagt zich chemisch heel anders. Omwille van de eenvoud kan men er voor kiezen om ze toch op te tellen. Men is tot op zekere hoogte in goed gezelschap: TNO doet het ook in zijn publicatie “Factsheet Emissies en Depositie van Stikstof in Nederland”. Daaruit onderstaande figuur (Nr = reactieve stikstof = som van beide). Let wel dat het hier om een emissie-overzicht gaat (en niet om een depositie-overzicht). Dit overzicht kan dus naast de NEC-cijfers gezet worden.
Maar eigenlijk zou je dus minstens twee pijlenschema’s moeten maken in de geest van de visualisatie, een plaatje voor ammoniak en een plaatje voor NOx . De twee plaatjes zouden erop het oog hetzelfde uitzien, maar de bijbehorende getallen zouden heel anders zijn. In genoemde publicatie heeft TNO dat, in een andere vormgeving, wel gedaan. Dat leidt tot (rood is NOx , groen is ammoniak):
Let wel dat dit plaatje een depositie-overzicht is in de eenheid kg stikstof per hectare per jaar (en dus geen emissie-overzicht in kg/jaar).
Er wordt steeds gedeeld door 4154300 hectare, zijnde de oppervlakte van Nederland inclusief water. Alle hierna volgende hectares zijn “Nederlandse hectares”. TNO vertaalt de NEC-cijfers voor ammoniak en NOx tot een emissie van 109 resp. 74 miljoen kg op zuivere N-basis, dus samen op 183 miljoen kg. Bij TNO bestaat dus het geheel aan ammoniak en stikstofoxides voor zowat de helft uit zuivere stikstof. In het theoretische geval dat alle emissie op Nederlandse grondgebied neer zou komen (quod non) zou dat een depositie zijn van 44 kg zuivere N per hectare per jaar. Daarvan waait 33,9 kg zuivere N per hectare per jaar de grens over en blijft dus 10,1 in Nederland achter. Daar bovenop wordt er vanuit het buitenland 10,4 kg zuivere N per hectare per jaar in Nederland gedeponeerd. Netto exporteert Nederland bij TNO dus 33,9 (uit) – 10,4 (in) = 23,5 kg per Nederlandse hectare per jaar op basis van zuivere stikstof. Een vies land, moeten ze in Europa wel denken.
Altijd goed om even waakzaam te zijn bij percentages. In de visualisatie van Down to Earth kom je op 100% als je de import van gasvormige reactieve stikstof als ‘bron buitenland’ meetelt. Die is goed voor 35% . Zoals het er staat, zou de totale emissie binnen Nederland 100/65*378 miljoen kg/jaar zijn = 582 miljoen kg reactieve stikstof per jaar, wat in TNO-verhoudingen neer zou komen op een depositie van 68 kg zuivere N per ha per jaar (door de inheemse productie plus door wat aan komt waaien). Dat lijkt te hoog (de equivalente waarde van TNO is hier 44 + 10,4 = 54,4). Waarschijnlijk is hier een fout gemaakt en moet de inheemse emissie van 378 miljoen kg op 100% gesteld worden, waar bovenop 35% uit het buitenland komt. De totale emissie aan reactieve stikstof is dan 510 miljoen kg reactieve stikstof per jaar, wat in TNO-verhoudingen neer zou komen op 59 kg zuivere N per ha per jaar (door de inheemse productie plus door wat aan komt waaien). Dat lijkt beter te kloppen (de equivalente waarde van TNO is hier 44 + 10,4 = 54,4). Er zit wat speling in de modellen.
Overigens moet het in beide scenario’s mogelijk zijn om een getal bij de uitgaande pijl in de visualisatie te tekenen.
Op zich heeft Down To Earth een verdienstelijke visualisatie ontwikkeld, maar de getallen zouden aangepast moeten worden.
Op 20 december 2019 is de vergunning voor civiel medegebruik
van de militaire luchthaven Eindhoven verlengd voor de jaren 2020 en
2021. De oude vergunning loopt op 31 december 2019 af.
BVM2 heeft het volgende commentaar op deze ontwikkeling.
Met betrekking tot het aantal vliegbewegingen (maximaal 41.500) en het terugbrengen van het aantal vliegbewegingen na 23.00 uur naar nul (helaas pas in 2021) is de medegebruiksvergunning in lijn met het advies van Pieter van Geel. Zie Samenvatting eindadvies Proefcasus Eindhoven. De vergunde geluidsruimte (het aantal km2 binnen de 35Ke-contour) is echter een heel ander verhaal.
Men rekent stug door met de vliegtuiggegevens die ook werden gebruikt
bij de berekeningen voor het Luchthavenbesluit Eindhoven dat nu van
kracht is. Die staan in het Milieu Effect Rapport (MER)uit 2012.
Dit leverde destijds een berekende geluidszone op van 10.3 km2. Omdat de
toestellen nu rumoeriger zijn dan toen aangenomen werd (en de vlootmix
anders) is die 10,3 in feite aangegroeid tot 12.1 km2. Dit blijft buiten
beschouwing. Kennelijk wil men deze kwestie pas aan de orde stellen in
2021.
Ook binnen de gehanteerde methodiek is het echter inconsequent dat de
medegebruiksvergunning gebaseerd is op 41.500 vliegbewegingen, maar dat
de hiermee overeenkomende afname van ongeveer 3 % t.o.v. de 43.000
vliegbewegingen in de lopende vergunning niet terug te vinden is in een
afname van de geluidszone. Deze is nog steeds 10.3 km2. Ook het
verdwijnen van de geplande vliegbewegingen na 23.00 uur is niet in
rekening gebracht. Dit zou uiteindelijk leiden tot een extra afname van
het aantal “effectieve” vliegbewegingen met ongeveer 3 %.
Het was daarom consequent geweest het oppervlak binnen de civiele 35
Ke contour voor de periode 1 januari – 31 december 2020 te begrenzen op
ongeveer 10 km2 en voor de periode 1 januari – 31 december 2021 op 9.7
km2.
Het ongemoeid laten van de huidige 35 Ke zone, zoals in de
medegebruiksvergunning voor de jaren 2020 en 2021 gebeurt, is een
volkomen verkeerd signaal naar de omgeving. Het wekt de indruk dat de
directe afname van de hinder voor de omgeving niet serieus genomen
wordt, omdat er immers niet op zal worden gehandhaafd.
Tegen deze beschikking kan geen bezwaar worden gemaakt, noch beroep
worden ingesteld. De juridische redenen staan in de toelichting op de
beschikking.
Geluidscontouren in 2020_civ+mil_Luchthavenbesluit