Eindhoven neemt bomenplan Milieudefensie over

Voorgenomen vergroening Clausplein Eindhoven

Persbericht                                                 Eindhoven, 21 december 2018

“Een nieuwe boom per inwoner, doen!” antwoordden B&W van de gemeente Eindhoven (18 december 2019) op een uitnodiging van Milieudefensie Eindhoven om per inwoner van de gemeente één nieuwe boom te planten. De gemeente spreekt waardering uit voor het initiatief van Milieudefensie en zegt dat dit aanleiding is om nog eens extra naar de waarde van groen in de breedste zin te kijken.

Milieudefensie Eindhoven spreekt waardering uit voor de steun van B&W van Eindhoven.

Het College van B&W stelt, dat bomen waarde hebben voor de productie, voor energie, voor leefbaarheid, voor de Eindhovense identiteit, maar vooral voor klimaat en milieu. Bomen helpen tegen de hittestress, zuiveren de lucht, vergroten de biodiversiteit, leggen CO2 vast en dragen bij aan recreatie en landschapsbeleving.

Concreet heeft de gemeente met dhr. Teeuwen en Edelbroek van Milieudefensie afgesproken:

  • De gemeente brengt in beeld waar en op welke termijn vanuit bestaande budgetten bos en houtsingels kunnen worden aangeplant (buitengebied) op kleinschalig niveau
  • De gemeente overlegt intern, o.a. met programmaleiders, op welke termijn de  visie met uitvoeringsprogramma voor het aanplanten van extra groen en bomen, samen met belanghebbenden en -groepen en waar nodig met omliggende gemeenten wordt opgepakt

B&W stellen dat hun steun voor het bomenplan van Milieudefensie aansluit bij bestaande trends. Het huidige groenbeleid, met zijn bestuurlijke en financiele instrumenten, is al gericht op behoud en verbetering van landschappelijke elementen en de vergroening van de binnenstad.
De extra aanplant kan gezien worden als een intensivering van dit beleid.

Als bijlage treft u de brieven van Milieudefensie aan de gemeente en van de gemeente aan Milieudefensie aan.

Geprojecteerd stadsbos op het Eindhovense Van Der Meulen-Ansems terrein (zie https://oma.eu/projects/vdma )

Misleidende reclame Shell over GTL?

Actievoerders storen zich eraan dat de Shell voorlichting geeft/reclame maakt bij basisschoolleerlingen. Ik doe nu geen algemene uitspraak over de merites van deze strijd, maar beperk me tot een specifieke uitspraak over Gas To Liquid brandstof (GTL).
Shell maakt GTL in zijn complex in Qatar. Daar komt veel aardgas vrij en vroeger werd dat alleen maar afgefakkeld. Nu wordt er brandstof van gemaakt die te vergelijken is met diesel.

Schets van het strijdperk
Er stond dus een reuzenrad bij het Generation Discover Festival (het Shell-initiaitef in kwestie), bedoeld voor kinderen in de leeftijd 8-14 jaar. Bij dat reuzenrad stond een groot bord met een tekst en een logo.
De tekst was: “Alle elektriciteit die nodig is voor dit festival wordt opgewekt door generatoren, dus ook voor dit reuzenrad. (…) Deze dynamo’s hebben brandstof nodig om te werken en op dit festival draaien ze allemaal op de alternatieve dieselbrandstof: GTL (Gas-to-Liquids) Fuel. (…) Via chemisch knip-en-plakwerk maakt Shell van aardgas een vloeibare brandstof. Hierdoor verbrandt GTL schoner dan gewone diesel en is er minder uitstoot van lokale emissies. Dit leidt tot verbetering van de luchtkwaliteit in de omgeving waar GTL wordt gebruikt. Wel zo fijn als je achter een bus of vrachtwagen fietst of geniet van het uitzicht in het reuzenrad! (…)
Het logo zei:” “7 DUURZAME EN BETAALBARE ENERGIE”. Naast dit logo staat: “Deze activiteit draagt bij aan het volgende ontwikkelingsdoel: Betaalbare, moderne en schonere energie in voldoende mate beschikbaar maken voor iedereen.

De actievoerders waren naar de Reclame Code Commissie (RCC) gestapt en hadden daar op alle fronten verloren. Daarop waren ze naar het College van Beroep (CvB) gestapt, waar ze gedeeltelijk gelijk kregen. Dat leidde tot een persbericht (NRC dd 31 okt 2019):

Dat interesseerde mij, omdat ik aan de Open Universiteit afgestudeerd ben op een literatuurstudie over synthetische kerosine, en omdat de tekstboodschap (dus die over lokale luchtkwaliteit) tot op zekere hoogte ook zou gelden voor alle vormen van synthetische diesel en kerosine, dus ook voor biokerosine en Power to Liquid-kerosine. Diesel en kerosine lijken op elkaar, maar zijn niet identiek. Zie https://www.bjmgerard.nl/?p=8829 .

Voor omwonenden van vliegvelden, maar ook voor mensen die aan een drukke straat wonen, is de roetproductie in hun woonomgeving een factor van belang. Ik wou dus wel eens weten wat de RCC en het CvB gezegd hadden.
Wie dat zelf na wil lezen, kan het vinden op www.reclamecode.nl/uitspraken/shell-gtl/?ddfrom=&mmfrom=&yyyyfrom=&ddtill=&mmtill=&yyyytill=&dossierjaar=&dossiernr=&beslissing= .

De RCC had geoordeeld dat Shell in zijn recht stond omdat

  • Klimaataspecten en luchtkwaliteitsaspecten als aparte grootheden behandeld mogen worden
  • de bewering over de lokale luchtkwaliteit duidelijk in relatieve zin bedoeld was (‘beter dan gewone diesel’), en in die zin juist was.
  • Het logo inderdaad dat van Sustainable Developments Goal 7 (SDG7) is, en de tekst erachter voldoende daarmee in lijn.
  • Shell nergens beweerde dat de klimaatimpact van GTL gunstig was

Het CvB (het hoger beroep) oordeelde dat

  • Ongelijksoortige grootheden als luchtkwaliteit en klimaat opgeteld moeten worden tot een soort ongedefinieerde ‘milieubelasting als geheel’
  • De lokale luchtkwaliteit niet significant verbeterde (dit gebaseerd op de Brandstofranking Personenauto’s van Natuur en Milieu).  
  • De bewering van de Shell, dat over de gehele levensduur gerekend (‘well to wheel’) de CO2– productie van GTL (94,3) nagenoeg gelijk is aan die van conventionele diesel (95,1gr/MJ)
  • De verwijzing naar de SDG’s suggereert dat GTL voor ‘het milieu als geheel’ een alternatief was
  • Die suggestie misleidend was.
Tabel uit de “Brandstofranking personenauto’s”

De Brandstofranking personenauto’s van Natuur en Milieu

Natuur & Milieu baseren hun ranking op een klimaat- en een gezondheidscomponent. Beide tellen even zwaar. In deze ranking is benzine (Euronorm 6) voor beide categorieën op 100 gezet.
De gezondheidscomponent bestaat op zijn beurt weer uit twee componenten, NOx en PM10, waarvan de wijze van optelling niet gegeven is en waarvan voor de gezondheidsschade verwezen wordt naar een studie van CE Delft uit 2014 “Externe en infrastructuurkosten van het verkeer”.

Pakt men deze erbij ( www.ce.nl/publicatie/externe_en_infrastructuurkosten_van_verkeer/1491 , blz 113) dan blijkt dat de grootheid PM10 daarin aangeduid wordt als ‘slijtage-emissie’ (banden, remmen, asfalt en zo). Omdat de slijtage-emissie van een auto, rijdend op fossiele diesel en idem op GTL dezelfde zijn, is PM10 niet geschikt als onderscheid tussen brandstofsoorten. CE Delft voert PM2.5 op als brandstofspecifiek (maar die zit niet in de tabel van Natuur & Milieu) , en laat PM0.1 (ultrafijn stof) buiten beschouwing terwijl daar juist de crux zit.
De studie van CE Delft leent zich dus, wat betreft PM10, niet voor het doel dat Natuur en Milieu er mee heeft. PM10 is daarin geen onderscheidende factor.
In feite hanteert Natuur & Milieu dus alleen NOx als onderscheidende factor. Daarin scoren GTL en Diesel een stuk slechter dan benzine, maar dat was al lang bekend. Onderling scoren GTL en diesel gelijk en dat is te verwachten. Niemand heeft beweerd (ook Shell niet) dat dat anders zou zijn.
Overigens is dit probleem met Selective Catalytic Reduction (‘Ad Blue’) goed terug te dringen.

De bewering van Shell, namelijk dat GTL bij verbranding minder roet uitstoot, kan niet naast de ranking van Natuur & Milieu gelegd worden, omdat deze zich baseert op een bron die nu juist deze vervuilingssoort buiten beschouwing laat (want grotendeels PM0.1). Toch is nu net deze bewering waar;  voor de volksgezondheid essentieel; en omstandig bewezen in nog veel meer publicaties dan de Shell voorgelegd heeft. Bovendien bestaat voor dit standpunt een goede moleculaire onderbouwing.
Het College van Beroep (CvB) heeft dus een onbruikbare bron gehanteerd om zijn oordeel te onderbouwen. De bron (CE Delft) laat bij PM10 brandstofverschillen buiten beschouwing en vervolgens concludeert het CvB dat er geen brandstofverschillen zijn. Terwijl de essentie van het brandstofverschil (roet) buiten beschouwing gelaten is. Het is dus een dom verhaal.

CO2-aspecten
Onomstreden is gebleven dat de klimaatimpact van GTL en die van fossiele diesel, gerekend over hun levensloop (LCA) nagenoeg gelijk is.
Dit nu verbaasde mij aangenaam, want in mijn afstudeerscriptie deed GTL het 15% slechter dan fossiel. Maar dat was bij kerosine, niet helemaal hetzelfde als diesel.
De belangrijkste conclusie, die blijkbaar moet worden getrokken, is dat in vergelijking met fossiele diesel (mogelijk ook kerosine) GTL voor het klimaat even goed of even slecht is, en voor de leefomgeving, minstens wat betreft de roetproductie, beter.

Optellen wat niet opgeteld mag worden
Ik heb een hekel aan wazige containerbegrippen en ‘het milieu als geheel’  is precies zo’n containerbegrip wat je krijgt als je ongelijksoortige begrippen in de blender doet. Soep is lekker en een ovenschotel ook en pudding ook, maar niet samen in één prutje. Dat is precies wat het CvB doet.

Het klimaat is een begrip  met zijn eigen specifieke kenmerken, mogelijkheden en moeilijkheden.
Het milieu (in casu de luchtkwaliteit) is een ander begrip met andere specifieke kenmerken, mogelijkheden en moeilijkheden.
Soms werken die mogelijkheden en moeilijkheden met elkaar mee, soms werken ze tegen elkaar in. OM daar zo goed mogelijk mee om te gaan is helderheid nodig en geen containerbegrippen.
Het uiteindelijke resultaat van het CvB is dat een verbetering op het ene vlak ontmoedigd wordt , terwijl dat op het andere vlak geen nut heeft.

Minder roet bij inzet van GTL-brandstof

Ik deel het oordeel in eerste instantie van de Reclame Code Commissie.

Biomassa kan wel degelijk duurzaam zijn (en is nodig voor de getallen)

Het rapport van DNV GL –  het CO2 – deel
Rond 30 oktober 2019 stonden de kranten er vol van: ‘Biomassa toch niet zo duurzaam’ en ‘Meer uitstoot dan bij kolen’ (Eindhovens dagblad 30 okt 2019) en ‘Meer uitstoot dan bij kolen’ (idem) en ‘Biomassa blijkt schadelijker dan gas en kolen’ (Trouw) of ‘biomassacentrales stoten meer CO2 uit dan steenkoolcentrales’ (NOS) . Dat zou allemaal in een rapport staan dat ingenieursbureau DNV GL geschreven had voor het Ministerie van I&M.

Nu helpt het niet mee dat genoemd rapport (waar de pers al bovenop gesprongen is) nog niet gepubliceerd is. Noch op de site van I&M, noch op die van DNV GL is het te vinden.  Merkwaardig dat er al wel op een of andere, onbekende, manier informatie naar de pers gegaan is.

Maar het rapport zwerft, ondanks de niet-gepubliceerde status, toch op het Internet en ik heb het maar gedownload en bestudeerd. En wat blijkt: de CO2 – bewering is volledig quatsch. Dat ligt niet aan het rapport van DNV GL, want dat is een prima rapport, maar òf aan dat of de journalisten slechts een selectie van het rapport voorgelegd hebben gekregen òf, indien niet, dat ze incapabel waren of van kwade trouw. Want er staat, waar het om CO2 gaat, het tegenovergestelde in. Kijk zel;f maar op

DNV GL heeft als onderzoeksvraag van I&M gekregen om de directe emissies, behorend bij een aantal centrale-scenario’s, in kaart te brengen. Dat is braaf gebeurd en die cijfers zien er aannemelijk uit.

Maar iedereen die in deze materie enigszins capabel is weet, dat je bij het opwekken van energie over de gehele levenscyclus van een een proces moet kijken. Uiteraard weet ook DNV GL dat en daarom staat er vier keer een zinnetje dat ‘De CO2 die afkomstig is van de inzet van biomassa, wordt aangemerkt als kort-cyclisch’. En dat betekent niets anders dan dat de, bij de verbranding vrijgekomen CO2 weer door planten opgenomen wordt.
Over de hele levenscyclus dus is het verstoken van biomassa CO2 – neutraal (of bijna CO2 – neutraal als er agrarische of bosbouwkundige bewerkingen nodig zijn).

Het rapport van DNV GL –  het niet – CO2 – deel
De zes onderzochte scenario’s zijn:

  • 1,2 en 3: een moderne kolencentrale van 800MWel , slechts bedoeld voor elektriciteit, met een bij  een moderne kolencentrale horende rookgasreiniging, die voor 0% resp 30% resp 100% met biomassa bijgestookt wordt.
  • 4: een voor biomassa ontworpen en daarop draaiende centrale van 40MWel  , slechts bedoeld voor elektriciteit, met rookgasreiniging
  • 5: een voor biomassa ontworpen en daarop draaiende ketel van 100MWth , slechts bedoeld voor warmte, met rookgasreiniging
  • 6: een gasgestookte ketel van  100MWth , slechts bedoeld voor warmte, met rookgasreiniging

Verder moet gemeld worden dat de hieronder genoemde emissiewaarden een worst case-uitkomst zijn. Dit omdat bij de berekeningen aangenomen is dat de concentraties die zijn welke het Activiteitenbesluit als maximum toe staat.
In werkelijkheid kunnen de emissieconcentraties veel lager zijn

  1. Omdat het bevoegd gezag bij IPPC-inrichtingen scherpere eisen mag stellen dan het Activiteitenbesluit
  2. Omdat ook zonder dat de concentraties al onder de limiet blijven, zoals bijvoorbeeld in biomassa(bij)stook voor zwavel. Er zit gewoon weinig zwavel in biomassa.

Tenslotte wordt in scenario 2 en 3 aangenomen dat als een kolencentrale op (deels) biomassa overgaat, de rookgasreiniging niet verbouwd wordt (en dus ontworpen blijft voor kolen). Dat is een ongunstige aanname.
In biomassa zit bijvoorbeeld 20* zo weinig as als in kolen. Dat zou dan ook ongeveer 20* zo weinig fijn stof betekenen als bij kolen, ware het niet dat biomassa-as en kolen-as verschillen waardoor een op kolen ingerichte rookgasreiniging slechter werkt met biomassa.

Al met al komt er dit plaatje uit:

De waarden zijn dus per eenheid van output (MWh) en niet, zoals een populaire denkfout wil, per eenheid van input.

Wat hierna komt is van mij en niet van DNV GL.

Een nieuwe biomassacentrale op een plaats, waar er eerst geen stond, brengt nieuwe toxische emissies met zich mee. Dat is een belangrijke overweging.
Dit geldt echter voor zeer veel productie-inrichtingen, of het nou de DAF is of een cementfabriek of een kippenboer. In alle gevallen stelt de gangbare milieutechniek eisen aan de emissies.
En verder kent de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een zoneringsbeleid dat afstanden voorstelt tussen een inrichting en een woonwijk.
De gangbare aanpak in milieuvergunningen is hier van toepassing en als men die niet goed genoeg vindt, kan hij worden aangescherpt. Men krijgt bekende afwegingen die niet wezenlijk anders zijn dan bij bijvoorbeeld een zwaar bedrijventerrein.

Verder brengt de bouw van een biomassacentrale op de plaats, waar er eerst geen stond, nieuwe stikstofdepositie met zich mee. Afhankelijk van de locatie in Nederland kan dat op dit moment een blokkade zijn. In hoeverre die blokkade blijvend is, hangt van het toekomstige stikstofbeleid af.

Een biomassacentrale is niet ideaal. Het punt is dat andere vormen van duurzame energie, om andere redenen, dat ook niet zijn. De keuze bij duurzame energievormen gaat niet tussen zwart en wit, maar tussen grijs en grijzer of, zo men wil, tussen lichter en donkerder groen.

De locatie van de Amercentrale

De Amercentrale in Geertruidenberg – energetisch
De Amer9 – centrale van RWE is ontworpen als kolencentrale. Nederland wil in 2025 (terecht) van kolencentrales af. Daarom heeft RWE twee wezenlijke keuzes: sluiten of volledig op biomassa overgaan.
Sinds 2018 draait de centrale op 60% kolen en 40% biomassa. RWE wil in 2020 op 80% biomassa komen en eind 2024 dus op 100% zitten.
Op dit moment is alle biomassa, die in Nederland verstookt wordt, direct of indirect afkomstig van residuen uit de land- en bosbouw (zie Cijfers over energie uit biomassa en over het houtaandeel daarin; het PBE-verslag over houtige biomassa), dus ook die welke door de Amercentrale verstookt wordt. De eigen claim van RWE staat op https://www.group.rwe/nl-NL/duurzaamheid-innovatie-en-buurtinfo/grond-en-brandstoffen/biomassa-biogas .
De houtresiduen zijn grotendeels, en waren in 2018 nagenoeg geheel, afkomstig uit de EU. Dat betekent tevens dat de transportverliezen gering zijn (zie Houtsnippers importeren loont energetisch de moeite )

De Amercentrale is goed voor 631MW elektrisch en 350MW thermisch. Het warmtevermogen wordt geleverd aan de glastuinbouw van Made en aan de stadsverwarming van o.a. Tilburg en Breda.

Energetisch is de Amercentrale binnen Brabant een speler van belang. Alvorens men lichtvaardig politiek correcte meningen naar voren brengt, is het goed wat eenvoudige rekensommetjes te maken.
De provincie Brabant vraagt jaarlijks momenteel om ca 290PJ aan energie (elektrisch en niet-elektrisch samen). Er komt tot nu toe weinig terecht van energiebesparing, maar stel, met enig optimisme, dat het verbruik in 2030 260PJ is. Daarvan zou volgens het concept-klimaatakkoord de helft in 2030 duurzaam moeten zijn, dus 130PJ.
Als de Amercentrale in 2030 nog bestaat, is die goed voor ongeveer 18PJ duurzame elektriciteit en (momenteel) ongeveer 4PJ warmte. Hetgeen betekent dat in een optimistisch scenario 1/6de deel van de duurzame energie in Brabant van de Amercentrale komt, en in een meer pessimistisch scenario een groter deel.
Men moet dus in Brabant twee wezenlijk verschillende verduurzamingstrajecten plannen: een met, en een zonder Amercentrale. Met bijbehorend toekomstperspectief voor de stadsverwarming in Tilburg en Breda.

Bij de aannames uit de provinciale POSAD-studie komt 22PJ neer op 55km2 zonnepark of 345 windturbines van 7,58MW. Dit heeft landschapsimplicaties waar het recente PBL-rapport over gaat, en ook ecologische implicaties.

Zoals gezegd bestaat er geen duurzame energie-aanpak zonder nadelen, alleen zijn de nadelen van fossiele energie nog veel groter.

De locatie van de Amercentrale

De Amercentrale in Geertruidenberg – toxische emissies en stikstof
De huidige Amer9 vertoont gelijkenis met scenario 2 van DNV GL, en de beoogde Amercentrale vanaf 2025 met scenario 3 van DNV GL.
Indien men de specifieke emissies in bovenstaande outputtabel met enige relativering bekijkt, wordt duidelijk dat (dus redenerend op basis van een worst case-scenario en op basis van een niet-aangepaste rookgasreiniging) van nu naar straks

  • De zwavelemissies drastisch dalen (omdat de werkelijkheid veel gunstiger is dan het theoretisch maximum)
  • De stikstofemissies een paar % toenemen (overigens zorgt de energiesector maar voor 0,3% van alle stikstofuitstoot in Nederland, Junginger)
  • De stofemissies ca 7% toenemen

Omdat bij de Amercentrale de vergelijking gaat tussen een bestaande en een vernieuwde bestaande inrichting, kan de nieuwe situatie tot een verbetering leiden.
Zelfs het eenvoudige compromis om de centrale op 90% van zijn vermogen te laten draaien betekent al een lokale verbetering van de luchtkwaliteit en van de stikstofdepositie.
Het kan beter door de rookgasreiniging te optimaliseren. RVO schrijft daarover op www.rvo.nl/onderwerpen/duurzaam-ondernemen/duurzame-energie-opwekken/bio-energie/toepassingen/verbrandingstechnieken .

Rookgasreiniging BWI De Lage Weide Utrecht van Eneco

Met enig googlen vindt men een rookgasreiniging van Eneco voor een installatie in Utrecht (op www.eneco.nl/over-ons/projecten/biowarmte-installatie-lage-weide/luchtkwaliteit/ ), en die zit heel anders in elkaar als de huidige rookgasreiniging van de Amercentrale.
In plaats van fundamentalistisch over de morele verwerpelijkheid van biomassa te spreken, zou men ook eens over kunnen nadenken over een praktisch uitvoerbaar en liefst betaalbaar plan voor de verbouwing van de rookgasreiniging van de Amercentrale.
De toxische emissies van de Amercentrale moeten een heel eind omlaag kunnen.

Actualisatie dd 20 december 2019 mbt stikstof
Gedeputeerde Staten van NBrabant hebben in de nieuwe Natuurvergunning van de Amercentrale aan RWE opgedragen zijn lozingen NH3 en NOx drastisch te verminderen. Die waren al drastisch verminderd, omdat in 2015 de Amer 8 (kolencentrale) dicht gegaan is. De vigerende Natuurvergunning uit 2011 moest nog formeel worden omgezet. Dat is in december 2019 gebeurd.
De feitelijke emissies waren al zeer veel kleiner dan de maxima die RWE aangevraagd had. Zoveel minder zelfs, dat men zich kon afvragen of de vergunning niet gewoon nog scherper kon.
Die redeneerlijn hebben GS van Brabant gevolgd. De toegestane maxima zijn lager vastgesteld dan die welke RWE aangevraagd had. Bovendien moet RWE jaarlijks zijn ammoniaklozingen doorgeven. Als blijkt dat die voortdurend ver onder de limet van de nieuwe vergunning zitten, wordt de vergunning opnieuw aangescherpt.

Overigens is ammoniak voor de Amercentrale geen afvalproduct van de energie-opwekking, maar een ingredient voor de DENOX-installatie waarmee de NOx-lozingen tot ongeveer 20% worden teruggebracht. In het DENOX-procede reageren ammoniak en stikstofoxiden tot gewone atmosferische stikstof en water. Idealiter komt er geen ammoniak vrij, maar in praktijk is het proces niet feilloos te regelen en komt er af en toe wat vrij. De vergunning komt dus neer op calamiteitenruimte.
(Je kunt het DENOX-proces vergelijken met het toevoegen van Ad Blue aan de uitlaat van dieselauto’s.)
Wie meer wil weten, zie hieronder.

Martin Junginger

Junginger in de krant
Hoogleraar bio-economie Martin Junginger stond in de krant ( www.ad.nl/binnenland/ban-op-biomassa-zou-rampzalig-zijn-voor-het-klimaat~a8f0610a/ ) – AD, dus ook Eindhovens Dagblad. Ik heb het artikel met grote instemming gelezen. Wat geen toeval is, want ik heb mijn mening over biomassa opgebouwd o.a. door Junginger te lezen en in levende lijve aan te horen. Ik adviseer dringend om dit artikel te lezen. Hij is een van de grote Nederlandse experts.

Het artikel is te lang om helemaal door te nemen. Een paar highlights.

  • Het aandeel van een nieuwe professionele biomassabijstook in de luchtvervuiling is relatief zeer gering
  • Alle open haarden in Nederland moeten verboden worden
  • Kleine biomassacentrales midden in een woonwijk moet je niet willen
  • Je moet een evenwicht vinden inzake het achterlaten van dood hout in een bos. Te weinig is slecht voor de biodiversiteit, te veel is slecht vanwege bosbranden
  • Je hebt allerlei soorten biomassa en allerlei soorten centrales
  • Transportverliezen over zee zijn zeer gering
  • Zelfs inclusief de subsidies op biomassa levert zaaghout twee tot  vier keer zoveel op als pellets. Met pellets kan een deel van het dode hout economische waarde krijgen
  • Je kunt een bos het beste gebruiken voor energie èn materialen
  • Biomassa, alleen om elektriciteit te maken, moet je niet willen. Biomassa om warmte te maken zul je nog lang nodig hebben. Op de lange duur zal biomassa steeds meer naar groene chemie gaan (bijvoorbeeld kerosine en zwaar transport)
  • Je kunt met biomassa negatieve emissies halen

Honderden klachten van grondpersoneel Schiphol over hart- en longproblemen door ultrafijn stof

Op de website van de FNV staat onderstaand bericht. Zie www.fnv.nl/nieuwsbericht/sectornieuws/schiphol/2019/12/honderden-reacties-schipholmedewerkers-meldpunt .

ACI-studie Ultrafine Particles at Airports, 2012

Ook BVM2 heeft al enkele keren aandacht besteed aan de effecten van luchtkwaliteit op en rond het Eindhovense vliegveld, overigens niet alleen vanwege ultrafijn stof, maar ook vanwege een stof als benzeen.

De twee regionale afdelingen van de FNV in de regio rond het vliegveld zijn ondersteuner van BVM2. BVM2 heeft al enkele keren met de FNV gesproken. Zie Gesprek met het FNV over de toekomst van het vliegen

BVM2 is niet zelf in staat een apart Eindhovens meldpunt op te zetten.
Grondpersoneel van Eindhoven Airport/Vliegbasis Eindhoven, dat zich zorgen maakt over zijn (/haar) gezondheid, kan het beste met het Schipholmeldpunt contact zoeken. Uiteindelijk is Eindhoven Airport van de Schiphol-groep.

Het meldpunt is te vinden op https://fnvschiphol.nl/ultrafijnstof , is ons vanuit FNV-kringen meegedeeld (zie het ingebrachte commentaar).
Medewerkers in Eindhoven zullen actief op de hoogte worden gesteld.

Overigens komen bij de verbranding van synthetische kerosine sommige soorten luchtvervuiling minder voor. Zie Luchtvervuiling rond vliegvelden en synthetische kerosine en Roet en zwavel uit straalmotoren: dat kan veel minder! en Bachelor Milieukunde aan de Open Universiteit gehaald .



Honderden reacties Schipholmedewerkers bij meldpunt ultrafijnstof

Door Casper Schrijver 16 december 2019

De FNV heeft een meldpunt geopend waarop Schipholmedewerkers hun zorgen en klachten over ultrafijnstof op de luchthaven kunnen melden. Daar zijn in een week tijd bijna 400 reacties op binnengekomen.

Joost van Doesburg, FNV-campagneleider Schiphol: ‘Dat geeft wel aan dat de mensen die dagelijks in de ultrafijnstof moeten werken zich ernstige zorgen maken over hun gezondheid.’

Gezondheidsproblemen

FNV maakt zich al langer ernstig zorgen over de gezondheid van de medewerkers van Schiphol die op het platform van de luchthaven werken. In juni bleek uit onderzoek van het RIVM dat de uitstoot van ultrafijnstof door de luchtvaart voor gezondheidsproblemen zorgt bij omwonenden. De gevolgen voor werknemers in de luchtvaart zijn echter nooit onderzocht.

Motie

Van Doesburg: ‘Dat moet snel veranderen. De Tweede Kamer heeft in oktober een motie aangenomen waarin de minister wordt opgeroepen ook de platformmedewerkers bij het RIVM-onderzoek te betrekken. De minister moet die motie nu snel gaan uitvoeren.’

Niet wachten

FNV roept Schiphol op ondertussen niet te wachten op het onderzoek. Van Doesburg: ‘Schiphol is wat ons betreft ook aan zet. Het moet nu maatregelen doorvoeren die de uitstoot van ultrafijnstof verlaagt. Samen met onze leden gaan we de strijd aan om dat voor elkaar te krijgen.’

Minder roet bij inzet van GTL-brandstof als kerosine (een vorm van synthetische kerosine)

Ook BVM2 bij Protestival Schiphol

De demonstranten tijdens hun sit down in Schiphol Plaze (Greenpeace, 14 dec 2019)

Op zaterdag 14 en zondag 15 december organiseerde Greenpeace een Protestival nabij en op Schiphol. Zie www.greenpeace.org/nl/protestival/

We zitten midden in een klimaatcrisis, maar grote vervuiler Schiphol krijgt ruim baan om door te groeien en nóg meer te vervuilen.” Aldus Greenpeace.
Greenpeace eist een Klimaatplan van Schiphol, en dat moet inhouden:

  • Minder vluchten = minder CO2-uitstoot
  • Korte afstandsvluchten vervangen door treinen
  • Stop de opening van vliegveld Lelystad
  • Een eerlijke prijs voor vliegen

En gelijk hebben ze.

Tijdens de eerste dag van het festival zijn zo’n 200 mensen een tijd lang in de grote hal (de Plaza, tevens toegang tot het station) van Schiphol gaan zitten, arm in arm. Daar kwam de marechaussee ze weghalen, wat hardhandiger dan nodig was.

Ook BVM2 is betrokken geweest bij de voorbereidingen van het Protestival.
Helaas viel de eerste dag samen met de Knegsel-bijeenkomst van BVM2 (welke al afgesproken was voordat de datum van het Greenpeace-initiatief bekend was).
Mensen van BVM2 zijn wel op zondag aanwezig geweest, waaronder ik zelf.

Ongetwijfeld gaat de klimaatstrijd rond het vliegen verder.

Protestival Schiphol zondag 15 dec 2019 (foto bgerard)

Knegselbijeenkomst dd 14 december 2019

Ongeveer honderd mensen waren komen luisteren naar de nieuwe directeur Hellemons van Eindhoven Airport, naar Michiel Visser die de landelijke ontwikkelingen schetste, en naar Klaas Kopinga met de laatste inzichten op geluidsgebied.

Roel Hellemons, directeur Eindhoven Airport

Allereerst kreeg Roel Hellemons, de nieuwe directeur van Eindhoven Airport, het woord. Het werd een beetje een charme-offensief met informatieve aspecten.

  • De openingstijden worden beperkter, maar pas na de zomer van 2020. Er waren al teveel verplichtingen aangegaan, met name door Transavia , om die meteen onder de tafel te kunnen schoffelen.
  • Groei is geen doel op zich meer en het aantal vliegbewegingen blijft in 2020 en 2021 op 41500 staan. Maar er blijven toch uitdagingen, zoals hoe het relatieve aandeel zakelijke reizigers omhoog kan.
  • Hij wil een betere band met de regio en meer een vliegveld van de regio zijn als een vliegveld tegenover de regio
  • Op zijn allerlaatste dia kwam de duurzaamheidsopgave aan de orde.

Hij verwacht het nodige van bio-brandstoffen synthetische brandstoffen en elektrisch vliegen.
Hellemons kreeg een bescheiden applaus.

Landelijke besognes

BVM2-bestuurslid Michiel Visser is tevens voorzitter van de landelijek koepel LBBL (Landelijk BurgerBeraad Luchtvaart), waarbij ook BVM2 aangesloten is.
Nu loopt bijvoorbeeld het Protestival van Greenpeace (dat door een ongelukkig toeval voor een deel samenviel met “Knegsel”. Maar er is ook overleg in de Klankbordgroep van het Ministerie over de komende Luchtvaartnota 2020-2050 .
Ook wordt met de Groene Elf overlegd over bijvoorbeeld hun nieuwe luchtvaartnotitie.
De tekst van Michiel Visser is hier  tekst michiel visser te vinden.
De presentatie van Michiel Visser is hier te vinden presentatie Michiel Knegsel 14 dec 2019 .

Klaas Kopinga (voorzitter BOW, een van de ondersteunende organisaties van BVM2) is inmiddels expert op geluidsgebied wiens mening landelijk gevraagd wordt.
Hij sprak over berekenen, meten en beleven.
Geluidshinder wordt steeds meer gezien als iets dat behalve objectieve, ook subjectieve aspecten heeft. Het objectieve deel kan worden vastgesteld door meting en berekening, het meer subjectieve is beleving (zoals de hoogte van de pieken en de verdeling over de dag).
De presentatie van Kopinga is te vinden op Knegsel 14dec2019-vliegtuiggeluid meten-berekenen-beleven

PFAS in Eindhoven en Helmond, en enige uitleg

Let wel dat dit artikel uit 2019 is. Het wordt jaren later nog steeds gelezen en daar is niets mis mee, maar er staan op deze site inmiddels recentere artikelen over het onderwerp.

Een uitzending van Zembla van 27 april 2025 gaat over de geschiedenis van het hieronder genoemde Helmondse Custom Powders. Zie https://www.bnnvara.nl/zembla/artikelen/het-pfas-spoor en https://www.bnnvara.nl/zembla/artikelen/regio-geschokt-door-zembla-onthullingen-over-pfas-lozingen-in-helmond en https://www.bnnvara.nl/zembla/artikelen/helmondse-fabriek-loosde-jarenlang-pfas-op-riool-met-medeweten-dupont . Het hele verhaal wordt er nog een stuk bedenkelijker door, mogelijk strafrechterlijk vervolgbaar.

Enige uitleg
Het voert te ver om op deze site alles, wat in de laatste maanden over PFAS geschreven is, te herkauwen.

PFAS is een verzamelnaam voor ruim 6000 poly- of perfluoralkylstoffen. Dat zijn heel handige stofjes omdat ze water-, vet- en vuilafstotend zijn. Ze worden dan ook al minstens vijftig jaar gebruikt in smeermiddelen, voedselverpakkingsmaterialen, blusschuim, anti-aanbaklagen van pannen, kleding, textiel en cosmetica.

Maar weinig mensen maakten zich er druk om wat die stoffen in het milieu deden.
Dat veranderde met het schandaal rond Chemours in Dordrecht. Die maken Teflon (de fl staat voor fluor). De bodem was ernstig vervuild en de omwonenden mochten niet meer uit eigen tuin eten.
Tot  2010 deed men dat met PFOA (perfluoroctanoic acid). “Octan” slaat op een koolstofketen van acht C-atomen. De schadelijkheid werd allengs bekender en daarom stapte na 2012 Chemours over op een procedé dat GenX heet, en dat met stoffen werkt die aangeduid worden als FRD 902 en FRD903, stoffen met zes C-atomen. Bij het productieproces komen andere producten vrij, soms  in de lucht, soms in het water. Zie een eerder artikel op www.bjmgerard.nl/?p=5491 .

FRD903

Omdat de populaire pers panisch is voor artikelen die naar scheikunde ruiken en denkt dat de bevolking dat ook is, dikt men soms de informatie in door te zeggen dat GenX een stof is. Wat dus niet zo is. Je kunt eventueel nog wel zeggen ‘GenX-stoffen’.
Het RIVM heeft PFOA, het verwante PFOS en FRD 902 en FRD903 als ‘Zeer Zorgwekkende Stof’ (ZZS) aangeduid.
Teflon zelf (dus ook een PFAS-stof) is onschadelijk, maar de ontledingsproducten (boven de 350°C, haal je alleen als een pan op groot vermogen droogkookt), zijn giftig.

De Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT) bracht in 2018 een eerste onderzoek uit naar de afvalstromen van Chemours, en in augustus 2019 een vervolgonderzoek. Daarin werd ook het afvalbedrijf Suez in Almelo bezocht, waar GenX-stoffen waren aangetroffen – wat opmerkelijk was, want Suez Almelo had geen enkele relatie met Chemours.
Het vervolgonderzoek bracht de ILT tot enkele treurige en harde conclusies:

  • Nieuwe stoffen
    komen op de markt zonder voldoende risico-informatie (o.a. in het  Europese registratiesysteem REACH)
  • In de afvalketen
    wordt pas informatie gedeeld als een stof >0.1% aanwezig is, maar voor
    stoffen als FRD902 (lozingsnorm 118 ng/liter) is dat een miljard keer te hoog
  • Marktpartijen in
    de keten vragen niet door en doen ook anderszins geen moeite
  • De wetgeving
    biedt onvoldoende waarborgen voor microcontaminanten als FRD en ZZS-stoffen in
    het algemeen
  • De informatie die
    er wel is, is versnipperd. Niemand overziet de keten als geheel.

De conclusies werden al snel veralgemeniseerd tot de totale groep van PFAS-stoffen, o.a. in een brief van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer van 08 juli 2019.
Maar, zo legde de staatssecretaris uit, er bestaat geen normering voor PFAS-stoffen. Dat verplichtte haar wettelijk om op basis van het voorzorgsbeginsel de detectiegrens ( 0,1µgr/kg droge stof) als vergunninggrens te hanteren. Dan kon eventuele vervuiling zich in elk geval niet verder verspreiden. Vuil zand mag niet gestort worden op schoon zand en als van dat ontvangende zand de concentratie niet bekend is, kan er dus niets.
Omdat de bodem in die vijftig jaar op veel plaatsen diffuus vervuild geraakt is tot boven de detectiegrens, en omdat de capaciteit van metende bureau’s zeer beperkt is, kon de grondverzet- en baggersector niet veel kanten op.
Dat is sneu, want die sector heeft het probleem niet zelf gecreëerd (anders dan veel boeren die nu stikken in hun eigen stikstof).  

Het handelingskader van juli 2019 legde de eerste regel op.
Het handelingskader van november 2019 legde de tweede regel op.

Lopende dit eerste handelingskader verrichtte het RIVM onderzoek om tot een tweede (nog steeds tijdelijk) handelingskader te komen.
Ten behoeve van grondverzet en baggeren zijn die stoffen genormeerd, die in de bodem immobiel zijn. Sommige PFAS-stoffen (bijv. PFOA) lossen in water op en zijn daardoor mobiel – hetgeen overigens betekent dat ze in het grondwater terecht kunnen komen, ook als dat voor drinkwater bestemd is . In water ten behoeve van de drinkwatervoorziening mag 0,1µgr/liter grondwater zitten. Zo beschouwd is de strenge PFAS-norm niet absurd. Zie https://www.bjmgerard.nl/?p=10339 .

Als de stoffen genormeerd zouden zijn (dus immobiel), zou de bodem verplaatst mogen worden tot het achtergrondniveau in de bodem. Dat ligt inmiddels al een stuk hoger dan de detectienorm.
Het RIVM heeft inmiddels de achtergrondconcentraties in de bodem onderzocht, en daarna de aanbeveling gedaan dat de staatssecretaris de norm voor PFOA mag ophogen tot 0,8µgr/kg droge stof, en voor PFOS tot 0,9µgr/kg droge stof . Zie www.rivm.nl/pfas .

Het RIVM hoopt in 2021 een definitieve (hogere) norm aan te kunnen bieden.

Helmond
Het Helmondse bedrijf Custom Powders had poeders gedroogd voor Chemours. Er waren GenX-stoffen via de schoorsteen ontsnapt en in de bodem en het oppervlaktewater terecht gekomen. De gang van zaken dwong Helmond om in de hele stad bodemonderzoek te doen en zodoende wist Helmond, eerder dan andere gemeenten, hoeveel GenX-stoffen en de PFOA en PFOS in de bodem en grondwater aanwezig waren. Dat leverde een set kaarten op.
Hieronder de bodemvervuiling door GenX-stoffen. Zo zijn er ook kaarten voor PFOA en voor PFOS.  In het omcirkelde gebied ligt Custom Powders.
Door het onderzoek kan er in Helmond weer gegraven worden. Buiten het Custom Powders-gebied viel de vervuiling mee.
Voor alle documenten, zie www.helmond.nl/documentenpfas .

GenX-stoffenkaart van Helmond

Eindhoven
Ook Eindhoven heeft zijn bodemkwaliteitskaart op orde. Er is geen groot probleem, vooral omdat Eindhoven geen PFAS-verwerkende fabriek heeft (voor zover bekend). Het gros van de grond is schoon genoeg om in te graven.
Zie www.eindhoven.nl/bouwen/grond-en-vastgoed/bodeminformatie?search=PFAS en dan doorlinken naar ‘aanvulling Bodemkwaliteitskaart PFAS’.

Voor Eindhoven geef ik een tabel (die is er trouwens in Helmond ook).

Meettabel Eindhoven van diverse PFAS-stoffen, gemiddeld over 40 meetpunten

Men moet zich voorstellen dat er voor deze tabel 40 meetpunten geweest zijn, waarvan het gemiddelde en de spreiding daarin in de tabel staan. Voor huis-, tuin- en keukengebruik is de kolom 13 (waar ‘gem(iddeld)’ boven staat de belangrijkste, en dan de eerste twee rijden PFOA (som) en PFOS (som); resp 0,46 en 0,77µgr/kg ds. Gemiddeld voldoet Eindhoven dus aan de nieuwe rijksnorm.

De tabel geeft tevens waarden voor een heleboel andere PFAS-stoffen dan alleen PFOA en PFOS. Er is een selectie gemaakt uit de ruim 6000 PFAS-stoffen, die zijn ook gemeten.

Weinig bekend van veruit de meeste PFAS-stoffen
Van de meeste PFAS-stoffen is (zeer) veel minder bekend dan van het riedeltje PFOA, PFOS en GenX-stoffen. Ik wil daartoe uit de Eindhovense tabel de rij ‘perfluorbutaanzuur’ lichten (afgekort PFBA). Die springt er in zijn concentratie, na PFOA en PFOS, als enige uit.

PFBA is het kleine broertje van de middelgrote broer PFOA. Het enige verschil is dat PFBA vier  koolstofatomen in de keten heeft en PFOA acht.

Perfluorbutaanzuur

De PubChem vermeldt bij PFOA  een waslijst aan toxicologische informatie (zie https://pubchem.ncbi.nlm.nih.gov/compound/Perfluorooctanoic-acid ).
De PubChem vermeldt bij PFBA  nauwelijks toxicologische informatie (zie https://pubchem.ncbi.nlm.nih.gov/compound/9777 ). De enige gevaar-informatie is die welke voortvloeit uit het gegeven dat PFBA een sterk zuur is.
Toch zijn de twee stoffen nauw familie. Het zou natuurlijk kunnen dat PFBA veel minder vergiftig is, maar waarschijnlijker is dat de toxische en milieueffecten gewoon niet onderzocht zijn. Net als bij het overgrote deel van de andere PFAS-stoffen.

Sweco
Het ingenieursadviesbureau Sweco (Swedish Consultants) heeft een landelijke PFAS-kaart gepubliceerd. Zie www.sweco.nl/nieuws/nieuwsartikelen/2019/sweco-publiceert-signaleringskaart-pfas-locaties/ .

Sweco geeft hierop de volgende toelichting:
TOELICHTING ONDERZOEKSMETHODE
De signaleringskaart PFAS is een geografische vertaling van een openbare lijst van mogelijke PFAS risicolocaties, die momenteel door alle partijen in het werkveld wordt gebruikt. Deze staat op pagina 8 van dit rapport. We hebben de belangrijkste typen locaties zoals die zijn benoemd op pagina 8 van dit rapport genomen, en daar de concrete locaties in Nederland bij gezocht en via een GIS tool in een signaleringskaart verwerkt. 

Op onze signaleringskaart zijn de volgende typen locaties aangegeven:  
– Producenten van PFOS of PFOA (of andere PFAS)   
– Producenten van Teflon en andere gefluoreerde polymeren (gebruik PFAS of Gen-X tijdens productie)   
– Verwerking van Teflon en andere gefluoreerde polymeren
– Galvanische industrie
– Locaties waar brandblusschuim wordt ingezet zoals vliegvelden, brandweer oefenplaatsen en militaire locaties en bij grote branden
– Bedrijven (waar bekend is dat blusschuimmiddelen zijn opgeslagen)  
– Voormalige stortplaatsen (exclusief de provincies Utrecht en Friesland)
– Waterzuiveringsinstallaties  
– Afvalverbrandingsinstallaties  

In de tabel in het rapport werd onderscheid gemaakt tussen beperkt en groot risico. Het risico is afhankelijk van de hoeveelheid PFAS die bij een activiteit op een locatie is/wordt gebruikt, in combinatie met de kans dat (een deel van) deze hoeveelheid in de bodem terecht komt/is gekomen. Voor de kaart zijn de scores opgeteld en weergegeven in een zogenaamde ‘heatmap’ en op de volgende wijze weergegeven:  
– Lage verdachtheid (beperkt risico): In de bron een lage score tot 100 meter uit de bron.  
– Hoge verdachtheid (groot risico): In de bron een hoge score (10 maal de lage score) aflopend tot een lage score op 1 kilometer van de bron. 

Sweco heeft een aparte kaart gemaakt voor de regio Eindhoven-Helmond-Weert . Die kan men vinden door door te linken vanaf de eerder genoemd pagina.

Kaart met verdachte PFAS-bronnen volgens weco

Vernietiging van PFAS
De koolstof-fluorband (CF-band) is de sterkste band uit de organische scheikunde. Er wordt gestudeerd op methodes om die toch kapot te krijgen.

De eenvoudigste is lomp geweld met een hele hete draaitrommelovens. Zo doet Chemours dat.

Er is een experimentele methode (nog kleinschalig en waarschijnlijk niet geschikt voor gebruik in situ) om de verbindingen kapot te stralen met ultraviolet licht

Verder zijn er berichten dat sommige bacterien in sommige omstandigheden tot op zekere hoogte de CF-band zouden kunnen aantasten, maar deze studies ogen vooralsnog niet als praktisch bruikbaar.

Iets dat in de natuur niet of nauwelijks kapot kan, en toch blijft vrijkomen, stapelt per definitie dus.

Slotbeschouwing
Ik zie niet meteen hoe dit verder moet.

Vooralsnog staat de kraan nog steeds wijd open en is er maar een kleine dweil. De aanpassingen tot nu toe behelzen dat er meer millimeter water op de vloer mag staan.

Het in producten verwerken van koolstof-fluorbanden (CF-band) zou aan banden gelegd moeten worden. Dat is uitermate vervelend, want er worden vaak nuttige producten mee gemaakt. Misschien moeten we stoppen met Tefal pannen ten gunste van keramische pannen, en iets anders verzinnen voor de coating van Goretex regenjassen.

En zolang de CF-band verwerkt mag worden, moeten er strengere eisen gesteld worden aan de fabriek die dat mag doen.

De eindigheid van de aarde grijnst je ook in dit dossier aan.

PS-fractie SP brengt werkbezoek aan Energiehuis Helmond

SP-leden in het Energiehuis Helmond op 29 nov 2019 (foto bgerard)

Ik heb met de fractie van de SP in Provinciale Staten op 29 november 2019 een werkbezoek gebracht aan het Energiehuis Helmond. Ook een aantal actieve leden uit naburige SP-afdelingen was aanwezig.

Het Energiehuis Helmond is een organisatie die voorlichting geeft over besparingsmogelijkheden en energieopwekking in de gebouwde omgeving. Het bedient o.a. woningen, kantoorachtige bedrijfsruimtes en onderwijsgebouwen. Omdat woningbouwverenigingen vaak zelf al een programma hebben en bijbehorende kennis, ligt de focus van het Energiehuis vooral op koopwoningen. Er is echter wel contact met woningbouwcorporaties.
Het Energiehuis heeft de organisatorische vorm van een winkel, waarin men zonder afspraak binnen kan lopen (wel even vooraf de openingstijden checken!). Maar het Huis organiseert ook thema-avonden en werkt ook voor groepen.

Het Energiehuis draait op vrijwilligers en is onafhankelijk. De gemeente Helmond betaalt de vaste huisvestingslasten. De getoonde apparatuur is afkomstig van de producenten (donatie of bruikleen), en niet van de Helmondse middenstand. Er bestaan geen voorkeursbehandelingen of sponsorrelaties.
Het Klimaatakkoord definieert ook regionale adviescentra (bijv. op schaal van de MRE). Hoe dat gaat uitwerken en welke positie het Energiehuis daarin krijgt, is nog onduidelijk.

De presentatie leidde tot een uiterst geanimeerde en vruchtbare discussie. Die bijvoorbeeld bij enkelen tot het inzicht leidde dat de gemeenteraden al in 2021 een Warmteplan vastgesteld moeten hebben, en dat dat best snel is.

De presentatie is te vinden –>

Biomassapaper van de Nederlandse Vereniging voor Duurzame Energie (NVDE)

Ter inleiding
De Nederlandse Vereniging voor Duurzame Energie (NVDE) heeft een paper uitgebracht, dat diepgaand beschrijft hoe, hoeveel en onder welke voorwaarden biomassa als duurzame energie betiteld mag worden. Dat is vaak.
Het paper is te downloaden op http://www.nvde.nl/nvdeblogs/nvde-position-paper-biomassa-en-bio-energie/ .

Het paper bestaat uit  twee delen. Er is eerst een wetenschappelijke tekst van 28 pagina’s over alle vormen van biomassa. Vervolgens is er voor de deelcategorie ‘houtige biomassa’ een samenvatting gemaakt in de vorm van 10 vragen-en-antwoorden .

Diverse soorten biomassa en hun gebruik (hout is maar een deel van een grotere categorie)

Ik vind het fantastisch. Blijkt dat de kennis, die ik zelfstandig bijeen gesprokkeld heb en die in diverse artikelen op deze site verwoord is, bijna tot in de finesses overeenkomst met de analyses van de NVDE.
Bovendien gaat de NVDE soms zover de diepte in, dat ik er nog wat van kan leren, o.a. over de korte stikstofkringloop.

Ik ben blij dat de NVDE eindelijk zijn verantwoordelijkheid neemt en de vele broodje aap-verhalen helpt bestrijden die over dit onderwerp in omloop zijn.

Overzicht van de SDE+ – subsidies voor diverse doelen. Alle biomassaprojecten samen zijn over 2012 t/m 2018 goed voor ca 16 van de 42 miljoen € daadwerkelijk uitgegeven subsidie

Subsidies
De diverse gruwelbeweringen over biomassasubsidies zijn zo’n broodje aap-verhaal.
In het Algemeen Dagblad (annex Eindhovens Dagblad) wordt van “€11,4 miljard voor allerlei biomassa-installaties” gewag gemaakt die op geen enkele manier verantwoord worden. Ik heb actief gezocht naar een methode om op een of andere manier die 11,4 miljard kon terugvinden, alsmede over hoeveel jaar dat was, alsmede wat precies bedoeld werd met “allerlei biomassa-installaties” (er is veel meer biomassa in gebruik dan alleen het hout waarover het artikel ging), maar noppes. Men kletst maar wat.
Het EASAC-rapport en Louise Vet hebben het over €3,6 miljard in acht jaar (welke acht jaar?) voor houtbijstook in kolencentrales (dus al heel wat minder als het EhvDagblad), maar parkeren je in de literatuurverwijzing bij de openingspagina van de SDE+-regeling met 25295 resultaten – en daarna zoek het maar uit. Dit is regelrecht academisch onfatsoen en een reden te meer dat dit artikel niet door een eventuele peer review had mogen komen. Zie https://www.bjmgerard.nl/?p=10525 .

Hierboven wat de SDE+-regeling feitelijk van 2012 t/m 2018 uitgegeven heeft voor de diverse sectoren. Benadrukt moet worden dat biomassa een containerbegrip is waarvan hout maar een deel is. Snel even uit de losse hand schattend kom ik hierboven op 16 miljard over 2012 t/m 2018 voor alle vormen van biomassa samen.

Stikstof
De energiesector is goed voor 0,3% van de Nederlandse stikstofdepositie. Dit mede omdat het statische inrichtingen zijn waar een goede rookgasreiniging uitgevoerd kan worden, inclusief soms een DENOX-installatie. Dat een dergelijke geringe hoeveelheid een rol speelt, is omdat andere sectoren (als vooral de landbouw, maar ook het verkeer) de boel dusdanig verziekt hebben dat elke groei van iets kleins tot een probleem leidt.

Het rapport van DNV GL ( zie https://www.bjmgerard.nl/?p=10699 ) zegt dat biomassaketels relatief meer stikstof uitstoten dan aardgas. Dat is ook zo omdat aardgas geen biologische stikstof bevat en (bijvoorbeeld) hout wel. Aan de ene kant wordt die stikstof bij verbranding omgezet in NOx. Aan de andere kant legt groeiend hout ook weer stikstof vast. Kort door de bocht gezegd, wordt het meerbedrag aan stikstof bij biomassastook in de korte cyclus ook weer opgenomen in nieuw hout. Er geldt dus hetzelfde voor als voor koolstof.

Duurzaamheidscriteria
Het Position Paper gaat hierop dieper in. Ik beperk mij tot een afbeelding.

SFM = Sustainable Forest Management;
BKG Balans = BroeiKasGas balans = Richtlijn 2009/28/EG
Koolstofschuld = dat je eerst koolstof vrijmaakt voor die weer terug
keert
ILUC = Indirect Land Use Change
Chain of Custody = documentatieverplichting over de levensloop)

Fijnstof-emissie
Bij het verbranden van dingen komt fijn stof vrij.
Als het een inrichting is waar er eerst geen stond is dat een verslechtering, waartegen over een klimaatverbetering staat. Dit vraagt om afweging van belangen. Het hangt er onder andere van af hoe goed de techniek is, hoe groot de capaciteit en de afstand tot woningen.
Als er al een inrichting stond die stof loosde, en die wordt verbouwd, kan het om een vooruitgang gaan.
Moderniteit en grootschaligheid bevorderen relatief lage emissies.

Vier vragen en antwoorden ter illustratie
Uit de tien Vragen-en-antwoorden selecteer ik er als voorbeeld vier. Dit zonder verder commentaar.
Zie onder andere www.bjmgerard.nl/?p=6753 en www.bjmgerard.nl/?p=9445 en www.bjmgerard.nl/?p=9919 .