Willemieke en ik hebben in de zomer van 2016 als vakantiefietstocht het traject afgelegd van het eiland Rügen in de Oostzee tot de stad Gdansk (Danzig).
Polen heeft een regering die momenteel een beetje raar doet, maar het is ook een land met vele mooie nationale parken. Vorige regeringen en minder rare Polen waren daar best wel trots op, en terecht.
Een van die parken ligt aan onze fietsroute langs de Oostzee, het Słowiński Nationaal Park. (Vraag me niet hoe je Poolse woorden uitspreekt.) Het is een officiele Biosphere reserve van de Unesco. Polen heeft er daar tien van In Nederland staat alleen de Waddenzee op deze lijst). Zie www.unesco.org/new/en/natural-sciences/environment/ecological-sciences/biosphere-reserves/ .
De Noordzee is mooi en de Oostzee is nog mooier, want afwisselender. Er is nauwelijks getij, waardoor de heersende westenwind en de daardoor veroorzaakte stroming tamelijk delicate structuren kan opbouwen in de vorm van een haffenkust. Soms kun je daar overheen fietsen en dat is een genoegen, dat men zich niet moet ontzeggen. Enige fietstechniek en af en toe klunen moet je er voor over hebben.
En soms is de natuur sterker dan de fietser. We hebben geprobeerd van Smołdzino via de gele lijn naar Kluki te fietsen (wat lukte) en vandaar verder langs de oever naar Izbica, wat niet lukte omdat het water uit het turfmoeras over het onverharde fietspad begon te lopen. Met volle bepakking net iets te onverantwoord. Pech gehad, maar het was wel mooi.
Het achterland is een stuk saaier, maar fietst comfortabeler, en dat moest deze keer dan toch maar om van Rowy links op de kaart naar Łeba rechts op de kaart te komen.
Overigens ligt in Smołdzino het natuurmuseum van het gebied. Dat loont.
Het is een heel afwisselend gebied met zelfs extreme tegenstellingen. Toeristen komen er graag. Het hoofdpad door het gebied is druk, maar eenmaal in het gebied zelf valt het mee met de drukte. Het is dan ook groot een groot gebied (18247 hectare).
De voornaamste attractie is een enorm uit de hand gelopen duingebied, het Wydma Łącka (wydma = duin). De naam is meteen de moraal van het verhaal, want het vroegere dorp Łącka ligt onder dat duin. Ergens in het begin van de zestiende eeuw, wijzen opgravingen uit, heeft de mens het bos gekapt en afgebrand. Daarna begon het te stuiven en dat is niet meer opgehouden. De bijnaam “de Poolse Sahara” is lichtelijk overdreven, maar het is inderdaad wel een spectaculair fenomeen.
Je vindt er wandelende parabool- en barchanduinen. Die halen maximaal 56m hoogte.
Wydma Łącka bij Łeba, Polen
Het duinpakket heeft aan twee kanten water. Aan de noordkant de Oostzee, aan de zuidkant twee meren waarvan het Łebska meer niet ver van de wandelende duinen ligt. Als die maar lang genoeg doorwandelen, komen ze vroeg of laat in het water aan de overkant terecht.
Het gebied als geheel is überhaupt uitzonderlijk dynamisch.
Het Łebska meer is 7138 hectare, het Gardno meer 2468 hectare.
Słowiński Nationaal Park
Het water van het meer is geëutrophieerd (teveel voedingsstoffen uit mest), maar dat weerhoudt de vogels niet. 142 soorten vogels nestelen er elk jaar, een stel andere soorten soms. Verder zitten er otters, wilde varkens, herten en elanden, en dassen.
Slowinski Nationaal Park – Duinen vreten aan de zuidkant de bomen op
Een bezoek loont. Trek er maar rustig een dag of twee voor uit.
Sommigen noemen het besluit, dat Provinciale Staten op 7 juli 2017 na een marathonvergadering genomen hebben, al ‘historisch’, maar dat lijkt me wat voorbarig. Het moet eerst nog blijken hoe het verder gaat. Ongetwijfeld komen er juridische procedures en de provincie wint niet al zijn zaken.
(Voor een eerdere uitleg in deze kolommen zie Behandeling nieuwe maatregelen tegen door landbouw veroorzaakte problemen .)
En, zoals Wim van Opbergen van Behoud de Peel al opmerkte, in 1995 ook al een ammoniakreductieplan geweest dat op het standstill-beginsel neerkwam. Wim maakt terecht een aantal preciserende opmerkingen die het grote woord en het wilde gebaar ondergraven, en waarin aangegeven wordt dat het besluit niet meer of minder dan een eerste stap is. Lees het nog maar eens na op Eerste reactie op veeteelt-besluit Provinciale Staten 07 juli 2017 .
Peel zonder stikstofoverschot
Maar de intentie van het besluit van 7 juli was goed en de inhoud het maximale, dat op die plaats en tijd gerealiseerd kon worden. Ik ben er dus zeer tevreden mee.
Ik heb mij niet verbaasd over de opstelling van CDA en PVV, want daarvan kun je niets anders verwachten. Ik heb me wel verbaasd over het gebrek aan kennis bij enkele partijen, zoals bijvoorbeeld 50+, en over het gekwelde gedrag van GroenLinks (dat uiteindelijk voor stemde) en van de Partij voor de Dieren (die uiteindelijk tegen stemde – met zulke vrienden heb je geen vijanden meer nodig).
Ik heb mij niet verbaasd over de opstelling van veel boeren, want sommigen vochten voor het voortbestaan van hun onderneming en ik had met ze te doen.
Boerendemonstratie bij Provinciehuis dd 23 juni 2017
Ik heb me wel verbaasd over de onbegrijpelijke strategische blunder van de Dierenbescherming, die vanwege de korte termijn de voortzetting van de intensieve veehouderij op de lange termijn steunde.
Ongeacht wat er uit alle procedures zal gaan komen, zal de veehouderij diep moeten gaan nadenken hoe men verder wil gaan – zelfs als ze her en der juridisch wat zouden winnen. Het kan zo niet verder. Voor een bedrijfstak die rust op bulkproductie van vlees en zuivel, ten koste van de leefomgeving en de omwonenden, is in Nederland geen plaats meer. In Roemenie is of wordt de kiloknaller simpelweg goedkoper.
Nederland heeft afscheid genomen van de bulkproductie van de scheepsbouw, de textiel, sigaren en schoenen en wat overblijft zijn niches. Baggerschepen, jachten, veiligheidsschoenen, orthopedisch schoeisel, kevlartextiel, brandwerende gordijnen en zo. Die kant moet de veeteelt ook op.
Ik vind dat daar sociale begeleiding bij hoort voor wie doorgaat, en voor wie stopt. Bij de scheepsbouw en de textiel was een sociaal programma voor de ontslagen arbeiders niet aan CDA en VVD besteed. De tranen van het CDA over de boeren in Brabant komen dan ook uit krokodillenogen.
De provincie doet zijn best in de begeleiding van wie doorgaat, maar het zal ook om rijksmiddelen vragen.
Ik vind ook dat boeren meer geld moeten krijgen voor ecologisch verantwoorder producten. Mijn organisatie Milieudefensie wil bijvoorbeeld dat ze 6 cent per liter meer krijgen voor melk, en dat de detailhandel daarbij een verantwoordelijkheid heeft – een branche die zich nu drukt, of erger.
Winkelwagendemonstratie van Milieudefensie dd 4 mrt 2017 voor Eerlijke Melk in Utrecht
Ik ben geen landbouwkundige. Het grote woord en wijdse fundamentalistische theorieën zijn aan mij niet besteed, en kleinschaligheidsromantiek ook niet. Sommige van die inzichten blijken bij nadere controle slecht gedefinieerd.
Alvast wat algemene ideeën:
De veeteelt moet met gesloten kringlopen gaan werken, waarbij ik in het midden laat binnen welke regio dat moet gebeuren. Het lijkt me sterk dat dat (uitzonderingen daargelaten) binnen het eigen bedrijf kan of zelfs maar binnen de provincie Brabant. Er is serieus onderzoek gedaan naar zes landen in NW Europa als schaal (zie Landbouwkringlopen sluiten op schaal van NW Europa (3) – update ), maar dat gaf geen ondubbelzinnige resultaten en was vóór de Brexit). Misschien moet de EU de schaal zijn?
een veeteelt op stabiele en gezonde bodems die veel koolstof vasthouden
geen preventieve antibiotica
dierenwelzijn en min of meer natuurlijk gedrag
grondgebonden rundveeteelt en een kwart minder varkens
minder impact op de leefomgeving en meer biodiversiteit
verdere vervlechting van het veeteeltdossier met het energiedossier, bijvoorbeeld vergisting van (een deel van) de mest en via zonneparken als alternatief gewas
een technologisch geavanceerde landbouw
als het kan, familiebedrijven maar die hoeven niet perse heel klein te zijn
zich maatschappelijk verantwoord opstellende banken, coöperaties en detailhandelondernemingen
Men zegt wel eens dat één gek meer kan vragen dan duizend wijzen kunnen beantwoorden en misschien ben ik nu die gek.
Maar ik wil de agrarische ontwikkelingen wat nader gaan volgen (bijvoorbeeld met Milieudefensie en/of de BMF) en als ik het idee heb dat ik er genoeg verstand van heb, kom ik er in deze kolommen nog wel eens op terug.
In het Eindhovens Dagblad van 19 juli 2017 staat onder de kop “Groei-
stuip van 20 jaar” een terugblik op 20 jaar explosieve groei van Eindhoven Airport. Sinds 1997, toen Schiphol de baas werd op Eindhoven Airport, is het aantal passagiers vertwintigvoudigd tot (nu) 5,2 miljoen. Het aantal vliegbewegingen zal in 2020 grofweg 3* zo groot geworden. Anders dan het lijkt staat er wel een maat op het vliegveld, maar die wordt steeds verder opgerekt. Het overgrote deel van de bestemmingen bestaat uit vakantiebestemmingen.
Naast het artikel stond een toegevoegd artikel, ook over Eindhoven Airport “Schade aan het milieu is (iets) te verzachten”. Met “milieu” wordt “klimaat” bedoeld, want het gaat niet over fijn stof, kerosinelucht en geluid. Met “iets verzachten” wordt bedoeld dat een klein deel van de passagiers vrijwillig een compensatie betalen via een van de vele clubs en clubjes, die een soort tussenhandelslaag vormen tussen het geld van die passagiers en de concrete boomplantinitiatieven en houtskoolbranderijen in ontwikkelingslanden, waar dat geld naar toe gaat.
Een voorbeeld is dat je na een retour Dublin aan Greenseat €2,80 kunt betalen voor een reeks kleinschalige initiatieven in ontwikkelingslanden, of dat Trees for All minstens één dode boom vervangt door een levende.
Ik heb in mijn hoedanigheid als secretaris van het Beraad Vlieghinder Moet Minder een ingezonden brief over dit compensatieverhaal aan het Eindhovens Dagblad aangeboden.
Boeing 737-800
(Overigens kost een retourtje Dublin met een Boeing 737-800 een kleine 3000kg kerosine, te compenseren met grofweg 12ton hout, ergens rond de 18m³ . Een flinke eik moet dat inderdaad ongeveer kunnen halen.)
– – – – – — – – – — – – – – – – –
Het verzachten van groeistuipen 20 juli 2017
In het ED van 19 juli staat onder de kop “Schade aan het milieu is (iets) te verzachten” een kanttekening bij het ernaast afgedrukte artikel over 20 jaar groeistuip op Eindhoven Airport.
Het artikel, hoewel op zich sympathiek, kent enkele gebreken.
Het berekent geen outputprestaties. Hierbij een losse schatting wat je zou moeten doen voor volledige compensatie voor het vliegen vanaf Eindhoven Airport. Er steeg op Eindhoven Airport in 2016 voor ongeveer 10,5PJ (PetaJoule) brandstof op. Dat getal groeit bij ongewijzigde groeistuip met ca 8,7% per jaar. Die hoeveelheid is op elementbasis goed voor zo’n 200.000 ton koolstof in de lucht (als CO2). Op tropisch regenwoud staat grofweg 200 ton biomassa/hectare, goed voor 80 ton koolstof. Wie dus het vlieggedrag van Eindhoven Airport over 2016 wil compenseren, moet 2500 hectare nieuw tropisch regenwoud doen ontstaan die anders niet was ontstaan. Zo ook over 2017, met die 8,7% erbij, dus 2700 hectare, enz. Volgroeid bos slaat geen nieuwe koolstof op.
Dat hout moet uit het milieu blijven, want anders heb je alleen maar enkele decennia vertraging bereikt. Een dode boom omruilen voor een nieuwe boom, de boetedoening voor een retourtje Dublin, betekent slechts één boomleeftijd uitstel. Dus gouden dagen voor de timmerhoutindustrie.
Het artikel laat de niet-CO2– effecten achterwege. Op 10km hoogte vinden er andere atmosferische reacties plaats. Die tellen ongeveer even zwaar als de wel- CO2– effecten . Eigenlijk vereist het jaar 2016 dus 5000 hectare nieuw regenwoud.
Het artikel erkent dat deelname vrijwillig is en daardoor beperkt. Het helpt voor de beleving van het probleem, maar slechts zeer beperkt voor het klimaatprobleem zelf. De verplichting om klimaatschade te beperken moet wettelijk aan de luchtvaartmaatschappijen worden opgelegd, bijvoorbeeld in de vorm van een koolstofprijs. Het IMF heeft in 2016 al een prijs van $30/ton CO2 voorgesteld (in plaats van de ridicule €5/ton van de EU). In de recente ICAO-overeenkomst echter zijn zulke gedachten op efficiente wijze gekortwiekt en op de lange baan geschoven. Ook binnen de EU hebben de grote verbruikers als de luchtvaartmaatschappijen de boot nog weten af te houden, tot steeds grotere woede bij het Europees Parlement.
Er is mondiaal een wildgroei aan compensatie-organisaties ontstaan, die concurreren binnen een gezamenlijk plafond dat niet willekeurig kan stijgen. De additionaliteit van de projecten is soms moeilijk controleerbaar (“hadden ze anders niet ook plaatsgevonden?”). Er gaat ook nogal wat overhead in om. Geen ideale constructie.De wereld zal moeten accepteren dat er paal en perk gesteld wordt aan de explosieve groei van de luchtvaart, en dat er technieken komen waarbij het vliegen geen of weinig CO2meer produceert.
Bernard Gerard De schrijven is secretaris van het Beraad Vlieghinder Moet Minder (BVM2)
– – – – – – – – – – –
Iedereen die er verstand van heeft geeft als eerste reactie: “we moeten met zijn allen minder gaan vliegen”. Maar voor wie, zolang de zaken niet centraal geregeld zijn, toch zelf het goede wil doen, hier enkele voorbeelden van compensatiesites.
Zie ook Vliegen en klimaat na de recente ICAO-overeenkomst (en Eindhoven Airport) .
Overigens zijn dit standards, die zich richten op klimaatcompensatieprojecten in algemene zin en die al langer bestaan. De luchtvaartcompensatieprojecten hebben zich daar tussen gedrongen.
Ik probeer politiek en actiegroepen te helpen in hun strijd voor duur-
zame energie en een schoon milieu. Dat wil ik doen op basis van zoveel mogelijk kennis en daarom studeer ik, tussen mijn inmiddels behoorlijk drukke praktijk als vrijwilliger door, milieukunde aan de Open Universiteit – module voor module. Ik heb een voorkeur voor “harde” natuurwetenschappelijke onderwerpen, en dat komt goed uit want de beta-kennis bij politiek en actiegroepen valt vaak erg tegen.
Vandaag heb ik tentamen gedaan voor de module “Geologie rond plaattektoniek: ruimtelijke processen in de ondergrond” (code N04132). Dat besloeg de geologische geschiedenis vanaf 4600 miljoen jaar geleden tot 2,5 miljoen jaar (daarna begon het Kwartair en begint aan de OU een nieuwe module). En dit alles in den breedte.
Omdat het een multiple choice-tentamen was (drie uur gecontreerd werken op 38 vragen), wist ik na afloop meteen mijn voorlopige punt. Dat was een negen (meer dan ik vooraf verwacht had). Het punt kan in theorie nog een beetje veranderen, maar dat mag de pret niet drukken.
Ik ben nu overigens zeker geen goede geoloog. Dat vraagt, zoals bij alle vakkennis, om langdurige praktijk en die heb ik niet. Het bleef beperkt tot 12 virtueel bezochte locaties – dat was overigens best leuk.
Overzichtskaart van de Ardennen (Wikipedia)
Al die 12 virtuele locaties bevonden zich in of rond de Ardennen. De noordelijkste was een kalkgroeve op het plateau van Margraten. Van die kalk is o.a. het station van Valkenburg gebouwd.
Merkwaardig idee dat de Ardennen 300 miljoen jaar geleden omhoog geplooid zijn tot een echt gebergte, vervolgens door erosie kaalgeschoren tot op of iets onder zeeniveau toen de dinosauriers uitstierven (65 miljoen jaar geleden), en daarna weer opgetild tot de huidige hoogte. Al die tijd liep de Maas er al en die hield al slijpend zijn hoogte, terwijl de gesteenten er om heen alsmaar hoger werden – doen ze trouwens nog steeds.
Ik keek altijd al rond als ik door het Maasdal fietste, maar nou snap ik er iets meer van.
De Ardennen vormen een onderdeel van een groter geheel, het Rijnlands Leisteenplateau. De Ardennen zijn daar het westelijke deel van. Het is eigenlijk één geheel, met alleen wat rivierdalen die zich erin uitgesneden hebben.
Het Rijnlands Leisteenplateau (Wikipedia)
Het verhaal vertelt waarom je steenkool, zout, gas, ijzererts vindt waar je het vindt en waarom, en waarom je soms wel en soms geen fossielen vindt, waarom Nederland aan Duitsland vastzit en niet aan Noord-Amerika, enz. Ik heb geologie altijd al leuk gevonden, maar nu ik er meer van weet nog leuker.
Dit is het grote plaatje voor heel West-Europa. Er zijn grote verbanden die je pas gaat zien als je ze door hebt, om het op zijn Cruyff’s te zeggen. Ik ga daar verder niet over uitweiden. Ik kan zelf uren puzzelen op dat soort plaatjes, liefst met de Bosatlas erbij. Doe dat ook maar.
Känos is verduitst Grieks en betekent “nieuw”. In dit verband is dat vanaf 65 miljoen jaar geleden.
Mijn boeken waren overigens saai zwart-wit. mooie kleurtjes moet je elders zoeken.
Tijdens onze vakantiefietstocht in Duitsland in augustus 2017 merkte ik dat ik gewoon een tic had ontwikkeld om naar stenen te kijken. Er ligt en hangt daar natuursteen in allerlei soorten en maten.
Helaas speelt het gebrek aan praktische ondersteuning bij de module mij parten. Ik kan de vraag wel stellen wat voor soort steen dat is, maar daarmee weet ik nog niet altijd het antwoord. En ik neem ook geen flesje zoutzuur mee op fietsvakantie (kijken of iets kalksteen is of bevat).
Dit is in elk geval graniet.
Straatstenen in Pirna aan de Elbe, stroomopwaarts van Dresden
Tot nu toe weet de luchtvaartsector met grote hardnekkigheid de dans te ontspringen waar het gaat om de door de sector aangerichte klimaatschade.
Voor vluchten binnen Europa geldt het Emission Trade System (ETS), maar dat zet in praktijk weinig zoden aan de dijk. De koolstofprijs is met een dikke €5/ton veel te laag, mede omdat de cap (de som van alle emissies) op het systeem te langzaam daalt en er heel veel rechten gratis zijn weggegeven.
Voor vluchten die de EU-grens passeren geldt het CORSIA-systeem van de ICAO, en dat stelt nog veel minder voor. Zie Vliegen en klimaat na de recente ICAO-overeenkomst (en Eindhoven Airport) en Vliegen en klimaat na de recente ICAO-overeenkomst (en Eindhoven Airport)
Omdat bijna alle vluchten van en naar Eindhoven binnen de EU blijven, is voor Eindhoven vooral het ETS van belang.
In feite staat de luchtvaart tot nu toe boven de wet. Zo ook overigens de scheepvaart. Maar die bevoorrechte positie komt steeds meer onder druk te staan.
Afbeelding uit Lee, 2009, Atmospheric Environment, Aviation and Global Climate Change in the 21st century
In een discussienota dd jan 2016 stelden enkele medewerkers van het IMF al voor om wereldwijd een koolstofbelasting te gaan heffen op vliegtuig- en scheepvaartbrandstof, en wel van €30/ton CO2. Afzonderlijke landen zijn daar niet toe in staat, en zo concurreert dat idee niet met de nationale belastingheffing. Het systeem zou wereldwijd $25 miljard opbrengen (en de compensatie van ontwikkelingslanden is er dan al vanaf).
Op een vlucht Brussel-Barcelona verbruikt een Boeing 737-800 ongeveer 4100kg kerosine à 3,2kg CO2/kg kerosine à $30/ton CO2, hetgeen neerkomt op meerkosten van $393. Die worden gedragen door ca 180 passagiers als het vliegtuig vol zit, dus zo’n €2 op een enkele reis in een vol vliegtuig. Is te overzien, zelfs wel een beetje weinig.
De gedachte van de IMF-medewerkers heeft nog niet tot rechtstreekse IMF-stappen geleid.
Dit soort ideeën draagt bij aan de discussie elders en in bijvoorbeeld het Europees Parlement heeft op 11 juli 2017 de milieucommissie (in grote meerderheid) geoordeeld dat vliegtuigenmaatschappijen harder aangepakt moeten worden.
De ontheffing tbv vluchten van of naar buiten de EU blijft bestaan, maar de milieucommissie vertrouwt het CORSIA-systeem voor geen meter en wil het eerst zien werken. Vandaar dat de ontheffing beperkt is tot en met 2020.
De luchtvaart krijgt tot nu toe 85% van zijn emissierechten gratis en dat moet teruggebracht worden naar hooguit 50%. De rest moet door veiling verworven worden.
De cap moet met 2,2% per jaar dalen.
De Europese Commissie moet ook op de niet-CO2– effecten van de luchtvaart gaan studeren. Die effecten op grote hoogte zijn minstens zo groot als die van alleen de CO2.
Voor een overzichtsartikel kan men terecht op www.transportenvironment.org/press/meps-sceptical-un-aviation-scheme-while-strengthening-ets , dat is op de site van de linkse lobby-organisatie Transport and Environment (waarop overigens meer interessant materiaal te vinden is).
Dit alles vond de milieucommissie. Men moet nog even afwachten wat (na de vakantie) het hele Europees Parlement er van vindt. Dat parlement heeft in deze de websitepagina www.europarl.europa.eu/legislative-train/theme-resilient-energy-union-with-a-climate-change-policy/file-eu-ets-aviation-implementation-of-the-2016-icao-agreement .
Het valt nog niet in te schatten hoeveel meer een en ander voor de ticketprijs betekent.
Koolstofbeprijzing zal linksom of rechtsom, nodig worden en zal, linksom of rechtsom, het vliegen wat duurder gaan maken, waardoor alternatieve (potentiele) niet-fossiele vervoersvormen als de trein een sterkere positie krijgen.
Daarnaast kunnen natuurlijk landen, of kan de EU, andere vormen van belasting gaan heffen.
De Raad van State heeft op 12 juli 2017 uitspraak gedaan in de rechtszaak tussen enerzijds een groep bewoners en anderzijds de gemeente Gemert-Bakel. Het ging om een door de gemeente verleende milieuvergunning voor een modernisering en uitbreiding van het bedrijf Marco Gas in Bakel.
Een bord met maatschappelijke instellingen pal naast de ingang
Marco Gas vult gasflessen, slaat gassen als propaan in grote hoeveelheden op, en distribueert die flessen met vrachtauto’s.
De ruimtelijke ordening van de situatie is tot stand gekomen in de donkerste dagen van de Gemert-Bakelse gemeentepolitiek, en dat heeft geleid tot een idiote locatie. In een weiland, pal tegen een dennenbos aan, niet ver van woningen en in een gebied met veel maatschappelijke activiteiten zoals het kindervakantiewerk en sportverenigingen. Bovendien is het complex slechts via smalle weggetjes te bereiken, die bovendien bij evenementen ook nog eens vol staan met geparkeerde auto’s.
Verkeerssituatie op en langs de weg bij Marco Gas tijdens een evenement
Het bedrijf is van klein groot geworden en inmiddels zelfs een BRZO-onderneming (Besluit Rampen en Zware Ongevallen). Elke normale, zichzelf respecterende gemeente zou zo’n bedrijf op een categorie 4 of 5-bedrijventerrein geparkeerd hebben, maar zo niet Gemert-Bakel.
Maar alle juridische riedels inzake de ruimtelijke ordening zijn inmiddels achter de rug en aan de locatie is niets meer te doen.
Marco Gas tegen de bosrand
Wat nu voorlag is in essentie de vraag of je een dergelijke idiote situatie van een niet-idiote milieuvergunning kunt voorzien. Dat had nogal wat voeten in het weiland.
De Raad van State had er een tussenuitspraak voor nodig, waarin gesteld werd dat de gemeente Gemert-Bakel zijn huiswerk niet goed genoeg gedaan had. Ik heb daarover eerder geschreven, zie Tussenuitspraak Raad van State over Marcogas (en vandaar naar eerdere artikelen). De gemeente moest een nieuw besluit nemen.
Dat heeft de gemeente gedaan, en de Raad van State vond dat goed genoeg.
Op zich valt het standpunt van de Raad van State goed te volgen als je uitgaat van het Shakespeariaanse “There is a method in the madness”-beginsel, door sommigen ook wel geciteerd als “There is a madness in the method”. De Raad heeft de milieuvergunning beoordeeld aan de criteria van een milieuvergunning en daar voldeed het aan. Binnen de gegevenheden van een zeer aparte Ruimtelijke Ordening-situatie was er sprake van Best Beschikbare Technieken en het plaatsgebonden – en groepsrisico bleven onder de drempel. Nu wel, want eerst had de gemeente de maatschappelijke activiteiten achterwege gelaten in de berekeningen van het groepsrisico.
Het gebied rond Marco Gas waarop de (onvolledige) berekening van het groepsrisico gebaseerd is (uit de QRA van het veiligheidsrapport).
Uiteindelijk zijn er een stel dingen verbeterd
Marco Gas mag geen propaan laden als er evenementen aan de gang zijn, zoals in de Kindervakantieweek. Er kunnen soms wel 1000 mensen bij een evenement zijn. Het was niet duidelijk of dit verbod ook al in de eerste versie van de vergunning zat (volgens de gemeente wel, volgens de bewoners niet). Nu in elk geval wel. Daardoor zat het groepsrisico al meteen onder de norm.
Bovenstaand plaatje is gebaseerd op een BLEVE (een Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion), zo ongeveer de zwaarste onbedoelde explosie in de chemie. Er is brand, in de brand staat toevallig een volle tankauto, de tank begeeft het vroeg of laat, en de vuurbal volgt.
Gevolgen na een BLEVE. Tot op 700m is geen hulpverlening mogelijk.
Na een BLEVE is in half Bakel geen hulpverlening mogelijk.
In de nieuwe vergunning staat zo’n volle tankauto onder een sprinkler-installatie, die hem bij brand kan koelen. In de oude situatie ontbrak de sprinkler. En hoe vreemd het ook lijkt, onder andere door een dergelijke voorziening is de grotere nieuwe situatie veiliger dan de oude. De Raad van State kan hier gelijk hebben.
Anders uitgedrukt: de oude situatie was nog idioter dan de nieuwe.
Verder zijn er nog wat veranderingen doorgevoerd, zoals extra bluswatervoorzieningen (de bestaande deugden niet) en een hek om het terrein (vroeger kon je gewoon het terrein oplopen – nu overigens nog wel als je je door bos en bramen wurmt)Actie helpt altijd, alleen soms anders als je van tevoren verwacht.
Marco Gas aan de achterkant, vanuit het tot het hek doorlopende bos.
Op vrijdag 7 juli 2017 hebben PS, na een marathonvergadering, besloten om een aantal maatregelen te nemen die beperkingen opleggen aan de veehouderij. Ik ben zeer blij met dit besluit, al moet er nog veel meer gebeuren.
Deze voorstellen zijn als integraal pakket aangenomen. Ik zal daarop binnenkort uitgebreider reageren.
Nu wil ik alvast aandacht vragen voor een reactie van Werkgroep Behoud de Peel. Die zetten in hun recente Nieuwsbrief een aantal verstandige kanttekeningen.
Het besluit is niet historisch, want er is in 1995 in midden- en oost Brabant en midden- en noord Limburg een soort standstill-beginsel geweest. Maar dat heeft het maar twee jaar uitgehouden.
Dit is een eerste stap richting natuurherstel
Met extra staltechnieken schiet je niet veel op als tegelijk het aantal dieren omhoog mag
De kosten van het stalderen moeten niet onevenredig bij de uitbreidende boeren gelegd te worden. In het flankerend beleid moet hiernaar gekeken worden.
Er is geen reden voor ophef vanwege de mogelijkheden uit te breiden tot een bouwblok van meer dan 1,5 hectare. Er bestonden al uitzonderingsmogelijkheden. Er komt één uitzondering bij, maar twee andere worden strenger. En ook dan moet 100% nieuwe ruimte opgebracht worden met 110% minder ruimte elders (dat heet stalderen).
De schaalvergroting wordt met dit besluit niet gestimuleerd, maar juist afgeremd.
Stalderen heeft wel degelijk effect voor de burger. Het aantal dieren groeit niet verder en waarschijnlijk komt er een lichte krimp. Meer is binnen de provincie niet te realiseren.
Boeren kunnen inderdaad andere boerderijen uitkopen om zo uit te breiden. Daar is niets aan te doen. Maar ook dan doen de nieuwe techniekeisen en de staldering hun werk.
Er komt in praktijk weinig of geen nieuwe mestbewerking, want tussen de bestaande en de nieuwe afspraken bestaat in praktijk weinig verschil.
De tekst van de Nieuwsbrief van Werkgroep Behoud de Peel is hier te vinden.
Peel zonder stikstofoverschotPeel met stikstofoverschot
Ik ontving een tekst van Martijn Tonnies over boeren en Brabant.
Martijn heeft een korte geschiedenis geschreven van 50 jaar boeren en Brabant. Daar komen de boeren en hun organisaties bepaald niet goed uit.
Ik vond het een interessant verhaal, omdat ik zelf eigenlijk van de geschiedenis van de Brabantse landbouw in de vorige eeuw nauwelijks iets af weet. Het oudste jaartal is zelfs al van voor ik in Brabant kwam wonen.
Martijn Tonies is zelfstandig ICT-ondernemer en gemeenteraadslid voor de SP in Oss.
Zijn artikel verscheen eerder op de site Sargasso ( http://sargasso.nl/boeren-horen-brabant/ )
OPINIE – Boeren horen bij Brabant. Deze leus komt de laatste weken, keer op keer terug. En het klopt ook, Brabant is gevormd door boeren. Boeren en Brabant hebben een lange gezamenlijke geschiedenis. En het is nu net die geschiedenis die ervoor zorgt dat deze verbintenis onder druk staat.
Al in 1970 verscheen er een rapport bij de overheid met de titel “Mestoverschotten: een potentiële bron van milieuverontreiniging”. Het was niet het enige rapport. Onderzoekers trokken regelmatig aan de bel met verontrustende bevindingen.
Een overheidscommissie kwam kort erna met een adviesstuk: “De afvoer en eliminatie van mestoverschotten”. Meerdere rapporten vanuit de overheid en het Landbouwschap, de belangenorganisatie voor land- en tuinbouw, volgden. Fons van der Stee, de minister van Landbouw en lid van de voorloper van het CDA, deed niets.
In de jaren daarna bleven stukken elkaar opvolgen, mede door opdrachten vanuit het ministerie. Het had er zelfs een werkgroep voor, het Curatorium Landbouwemissies. In 1978 verscheen een voorstel om het mestprobleem aan te pakken, geschreven door een medewerker van het Landbouwschap.
Toen in 1980 CDA minister voor Landbouw, Gerrit Braks, het toneel betrad, beweerde hij dat niemand zicht had op vervuiling door mest. Een uitermate vreemd standpunt, helaas volgde hij daarmee de lijn van eerdere ministers vanuit zijn partij.
Toch verandering?
Nu hebben waarnemingen en conclusies de vervelende eigenschap niet te verdwijnen doordat je ze negeert. Rapport na rapport en advies na advies volgden. In 1984 werd Braks dan ook gedwongen om maatregelen te nemen en in samenspraak met de Noordbrabantse Christelijke Boerenbond (NCB), werd gesproken over de grote mestproblemen. Het kwam tot een voorstel waarin de absolute ondergrens van de adviesrapporten werd gebruikt om een soort van paal en perk te stellen. De NCB reageerde woedend. Ook dat hoort bij Brabant. Uiteindelijk bleken de maatregelen een dode letter: boeren deden er alles aan om zich te onttrekken aan de regels, controle was lastig en dus was er nauwelijks handhaving. De verzuring van de grond werd niet gestopt.
De problemen duren voort en worden erger
In 1990 blijkt dan dat er van alles mis is met de Nederlandse landbouwgronden: een achtste van alle beschikbare landbouwgrond blijkt fosfaatverzadigd. En om grondwatervervuiling tegen te gaan mag hier geen extra mest meer worden uitgereden, het mestoverschot werd dus alleen maar groter.
De Algemene Rekenkamer komt met een vernietigend rapport over het mestbeleid en schuwt daarbij harde woorden richting ambtenaren en hun houding niet: ambtenaren hebben jarenlang de problematiek bewust verzwegen. Volgens adviseur en onderzoeker Henkens lijkt de regelgeving afhankelijk van een rendabele bedrijfsvoering, in plaats van dat de bedrijfsvoering wordt aanpast op wat het milieu en de maatschappij kan verdragen. CDA minister Bukman weerspreekt de kritiek.
In het begin van de jaren 90 wordt de toevlucht gezocht in technologische oplossingen, zoals mestbewerking. De hoop is dat het overschot aan meststoffen dan geëxporteerd kan worden. Mestbewerking voor grootschalige export is heden ten dage nog steeds niet aan de orde en pakt het probleem enkel achteraf aan, in plaats van bij de bron: een te grote hoeveelheid dieren op te weinig grond.
Mestvergister
In 1993 wordt er alarm geslagen omdat er groot gevaar van fosfaatvergiftiging van oppervlakte- en grondwater dreigt. In 1995 blijkt dat de landbouw sector opnieuw te weinig maatregelen heeft getroffen tot verbetering en sancties blijven weer uit. We zitten inmiddels in een kabinet met een VVD minister op Landbouw. Een jaar later wordt het doel van 6 miljoen ton mestverwerking niet gehaald. Het verbaast helaas niet.
Voor boeren?
Brabant is gevormd door boeren. Of is het andersom? Is Brabant gevormd voor boeren?
Want inmiddels is het de 21e eeuw en nog steeds verschijnt rapport na rapport. In 2007 komt het rapport “Uitspoeling van stikstof overschot naar grond- en oppervlaktewater”. Nu is de helft van de beschikbare landbouwgrond fosfaatverzadigd, in sommige gebieden zelfs meer dan drie kwart. Het wordt er niet bepaald beter op.
CDA minister Veerman komt bij zijn vertrek in 2007 tot de conclusie dat het systeem hopeloos is vastgelopen. Oud ABN AMRO directeur van afdeling Agrarische Bedrijven, Geu Sibenga, verzucht dat het bedrijfsmodel absoluut onrendabel is omdat er simpelweg veel te veel productie is.
In datzelfde jaar weigert de Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie (ZLTO) haar handtekening te zetten onder een manifest tot verbetering van het landelijk gebied. Blijkbaar moet de natuur maar blijven bloeden.
Betwijfelen, vertragen, frustreren
In 2009 wordt een langlopend onderzoek gestart naar gezondheidsrisico’s.
In 2010 komt hoogleraar rurale sociologie Van der Ploeg tot de conclusie dat de sector bezig is zichzelf collectief te bedreigen, volgens hem is schaalvergroting een doodlopende weg. Supermarktwatcher Rutte zegt dat boeren teveel afhankelijk zijn van subsidies en herhaaldelijke hulpmaatregelen.
Het nieuws volgt elkaar steeds sneller op. In 2011 blijkt uit onderzoek dat omwonenden van nertsenfokkerijen meer last hebben van astmaklachten. VVD minister Schippers legt de aanbevelingen naast haar neer.
De universiteit van Utrecht publiceert de resultaten van haar onderzoek naar de gevolgen van intensieve veehouderij op de gezondheid van omwonenden in 2011. De reacties uit de sector zijn zoals verwacht, men wil meer onderzoek en vooral geen nieuwe regels.
Nieuwe regelgeving dreigt. De ZLTO waarschuwt voor miljoenenclaims vanwege deze milieu- en gezondheidsbeschermende maatregelen. Ondertussen lopen er veel leden weg, zij staan niet langer achter de richting van deze zogenaamde belangenbehartiger.
Een schot in eigen voet
In april 2015 volgt de afschaffing van het melkquotum, ooit ingesteld vanwege de door subsidiëring aangejaagde overvloedige productie. De sector heeft flink voor de afschaffing gelobbyd. Boeren hebben massaal geïnvesteerd in nieuwe stallen en er komt een forse toename van melkvee. Het gevolg? De daling van fosfaatuitstoot stopt, boeren schieten opnieuw door het fosfaatplafond en door de hoge productie keldert de melkprijs naar het laagste niveau sinds 2009.
Later dat jaar presenteren Rabobank, het ministerie van Economische Zaken en Producten Organisatie Varkenshouderij, de POV, een plan om het aantal varkenshouderijen van 5000 bedrijven naar 3000 terug te dringen. De LTO is enthousiast, zo lang er maar een grote zak geld klaarstaat.
De natuur heeft het zwaar
De natuureffecten zijn groot. In 2017 brengt de RIVM naar buiten dat de voedselproductie verantwoordelijk is voor 25% van de uitstoot van broeikasgassen en 60% verlies in biodiversiteit. Vlees en vis productie zijn hier voor meer dan de helft schuldig aan.
In gebieden met intensieve veehouderij blijkt antibiotica tot 25 meter diep in het grondwater te zitten en langzaamaan in het oppervlakte water terecht komen. De gevolgen voor de micro-organismen, ook nodig voor de landbouw, laten zich nog vooralsnog raden. Het zal wel niet positief zijn. Uit onderzoek blijkt dat de hoeveelheid insecten drastisch afneemt.
Er zit in Brabant door de verzuring zo weinig kalk in de grond, dat eierschalen van vogels dun zijn en de botjes van jonge kuikentjes te zwak zijn: hun pootjes breken voordat ze het nest kunnen verlaten. In beschermde natuurgebieden wordt kalk gestrooid om het verlies op te vangen. Maar organisaties weten: het is vechten tegen de bierkaai.
Gezondheidsrisico’s blijven terugkomen
In de zomer van 2016 blijkt volgens een 3-jarig onderzoek dat omwonenden van veehouderijen meer luchtweg klachten hebben. De Landbouw en Tuinbouw Organisatie (LTO) claimt dat schaalverkleining geen oplossing is voor gezondheidsproblemen.
Als uit 4 jarig onderzoek blijkt dat er vaker longontstekingen zijn in de buurt van pluimvee- en geitenhouderijen, vraagt de LTO, zoals altijd, om meer onderzoek, en agrarisch adviseur Van Westreenen oppert dat de overheid maar met een zak geld moet komen en dat de sector het dan zelf wel oplost, want regeltjes zijn er al genoeg.
Kaart met 21 vanwege de mest gesloten drinkwaterputten in Nederland
En twee weken geleden slaan waterbedrijven opnieuw alarm, bij bijna de helft van de grondwater-punten wordt een te hoge dosis meststoffen gemeten. Het zuiveren van ons drinkwater wordt te complex en te duur. Volgens de directeur gaan onze kinderen nog tientallen jaren last hebben van overbemesting.
De reactie van de boerenlobby? De ZLTO dreigt met een rechtszaak als Brabant, voor het eerst sinds decennia zonder CDA, haar strengere milieu- en gezondheidsmaatregelen doorvoert. Er is altijd een reden voor vertraging, altijd een reden voor uitstel.
Boeren horen bij Brabant
Boeren horen bij Brabant. Elke individuele boer heeft zijn of haar eigen zorgen, dat is te begrijpen. Helaas is het de hele sector, de hele keten van begin tot eind, die op een vreemde manier bezig is om zichzelf onmogelijk te maken. Adviseurs en banken die blijven inzetten op schaalvergroting om steeds meer, voor minder te produceren, werken financiële problemen in de hand. Belangenorganisaties die blijven betwijfelen, vertragen en frustreren, dienen het boerenbelang niet.
Om boeren in Brabant te houden, moet het roer om. Het huidige systeem werkt niet. Iedereen weet het.
Laten we als maatschappij en overheid de welwillende agrariërs onze steun geven: met een investeringsfonds, met gefundeerd transitie advies, met maatwerk. Richt je op de toekomst, een gezonde toekomst, met financieel gezonde veehouderijbedrijven en een gezonde leefomgeving.
In onderstaand artikel dd 25 april 2017 beschrijft Thalia Verkade van De Correspondent waarom een elektrische auto nu al beter is dan andere auto’s.
Sindsdien is er een kleine mediacampagne geweest, met onder andere een fact check in de NRC, waarin klimaatveranderingontkenners proberen om elektrische auto’s verdacht te maken. Dat gaat met de gebruikelijke halve en kwart waarheden en selectief winkelen.
(maar er betere argumenten zijn om over te stappen)
Onder deze titel schreef Thalia Verkade op 25 april 2017 een artikel in De Correspondent, de online-krant waar je voor €60 lid van kunt worden. Geen advertenties, altijd een serieuze poging om dingen uit te analyseren en met onbeperkte interactiemogelijkheid. Ik lees van elk nummer wel minstens één artikel (per keer een handvol)).
De TNO-onderzoekers Richard Smokers en René van Gijlswijk, en daarnaast ook een aantel abonnees van De Correspondent, hebben geassisteerd.
Verkade bouwt haar verhaal op in drie stappen:
Het maken van de auto (inclusief onderhoud, sloop, recycling),
het maken van de brandstof (benzine, grijze en groene stroom) en
het rijden met de auto (de uitstoot onderweg).
In bovenstaande graphic zijn alle drie de stappen verzameld.
Uiteraard zijn er aannames gedaan.
Vanwege de lengte van het artikel, en om inhoudelijke redenen die i het artikel genoemd worden, zijn dieselauto’s, waterstofauto’s en hybrides niet meegenomen in het verhaal. Wel in het rapport van TNO dat eraan ten grondslag ligt, en waarnaar in het artikel een link staat.
Verder zijn er inhoudelijke aannames gemaakt, zoals een levensduur van een accu van 220.000 km, en allerlei aannames over de CO2-emissie van allerlei delen van het verhaal (staal, aluminium, accufabricage). Zoals Smokers zegt: er is niet één verhaal over de vergelijkende voordelen van de ene auto boven de andere.
“Grijze stroom” betekent hier de huidige elektriciteitsmix, te weten 1/5 de deel groen en de rest fossiel. ‘Groen”is 100% groen.
Die aannames leiden tot onzekerheden die men er in bovenstaande graphic bij moet denken. De trend is dat de meeste onzekerheden in de toekomst in de goede richting gaan uitpakken. Bovenstaand plaatje zal dus waarschijnlijk beter worden.
Schema van B- en E-auto_Corr_25april2017
Op verhalen in de Correspondent volgen onvermijdelijk een heleboel reactie. Op dit verhaal zijn dat er zoveel, dat, als je alles zou uitprinten, je een klein boek had. De reacties zijn soms even waardevol als de tekst van het verhaal zelf.
Helaas zijn de reacties alleen voor leden van De Correspondent toegankelijk.
Inleiding
De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) heeft op 03 april 2017 een publieksbijeenkomst georganiseerd over de Toekomst van windenergie. In praktijk ging het voornamelijk over wind op zee, want daar ligt de toekomst. Ik was erbij in de Openbare Bibliotheek van Amsterdam.
Ik heb na afloop even met een van de sprekers gepraat, Dirk Sijmons. Dat is de auctor intellectualis (althans, een van de ..) van het mooie Energetic Odyssey-plan. Het is aan de ene kant een visionair plan, anderzijds is het perfect uitvoerbaar met grotendeels huidige techniek, mits daar voldoende investering, grootschalige logistiek en voldoende politiek benul aan gekoppeld wordt. Materiaal van zijn hand heb ik al gebruikt als inbreng in het Posad-verhaal over energie in Brabant (zie ZO Brabant als trage supertanker richting energietransitie en de terreinbeheerders in spagaat).
Ook van een andere spreker, Mel Kroon van TenneT, heb ik de inbreng al in deze kolommen verwerkt (zie Het energie-eiland van Tennet).
De constructies
Blijven drie coryfeeën over, waar ik nog niet aan toegekomen was, Gijs van Kuik, Edwin van de Brug en Kees Versteegh.
Gijs van Kuik is emeritus-hoogleraar aan de TU Delft en als het ware de eminence grise van de Nederlandse windmolen-wetenschap. Hij schetste de ontwikkeling, en de vele researchvragen die er nog lagen. Het opschaaltempo van windturbines op zee is beduidend korter dan de technische levensduur van losse exemplaren, dus dat kan in principe nog verrassingen gaan geven. Bijvoorbeeld, hoe de fundering zich houdt van die machtige constructies, want dat is soms gewoon een paal die diep in de grond steekt.
Balastingsmodel van de zeebodem (via Van Kuik)(Van Kuik, TUDelft, april 2017)
Onder het kopje “De ontwikkeling van de bladtechnologie van Bonus (1985) tot Siemens (2012)” toont van Kuik in een notedop de technische vooruitgang in de sector. Bonus was het eerste bedrijf dat in 1985 commercieel moderne bladen maakte. Sindsdien zijn ze in essentie qua opzet niet veranderd, maar wel groter en beter geworden.
De clou is dat de rotordiameter *10 is, de rotoroppervlak dus *100, het vermogen * bijna 100, en het rotorgewicht *80 (terwijl men op basis van de normale opschaling *1000 zou verwachten).
Desalniettemin, zegt Van Kuik, beginnen de grenzen gevoeld te worden van het eigen gewicht van de machines en de ontoereikende kennis van de metaalmoeheid.
En er doen zich vragen voor van systeemintegratie. Wie is waarover de baas? Hoe stem je elektriciteitsmarkten af? Hoe verzeker je technische zaken als afstemming en opslag?
(Van Kuik, TU Delft, april 2017)
Eén windturbine, zei van Kuik, is goed bestuurbaar. Hierboven de windsnelheid en daaronder het feitelijk afgeleverde vermogen aan het net, vraaggestuurd. Maar werkt dit ook nog bij een heleboel turbines tegelijk?
Ander interessant punt: hoe kunnen windparken op zee multifunctioneel worden? Boten mogen vanwege de kabels niet tussen de palen vissen, wat enerzijds kost en anderzijds wel eens meer zou kunnen opbrengen omdat er rustplekken voor vis in zee komen. Of er waterstof gaan maken (idee van TenneT-baas Kroon). Of energie-opslag?
Van Kuik, TU Delft, april 2017
Edwin van de Brug is van reiomanager van Van Oord Offshore Wind Projects – mondiaal een van de paar overgebleven spelers die in deze booming business nog mee kan. “De Denen leveren de turbines, de Nederlanders plaatsen ze en wij zorgen voor de broodjes” aldus een jaloers Engels citaat. Men kan zich de vraag stellen of bij een meer consistente Nederlandse energie- en industriepolitiek in het verleden Nederland niet ook turbines had kunnen leveren, maar dit terzijde.
“We zijn nog maar net begonnen” was de veelzeggende titel van de presentatie, die verder een typische mix was van beroepseer, ontzag voor de bijna waanzinnig grote machines en de eisen die aan een onderneming in dit soort situaties gesteld worden.
Een Nacelle (het “huis” boven op de paal waar de wieken aan vast zitten)Funderingspaal (Van de Brug, Van Oord, april 2017)Het huidige grootste installatieschip (Van de Brug, Van oord, april 2017)
De hefschepen werden te klein. Op een gegeven moment had iemand het heldere idee om een coaster te kopen, daar vier bedienbare poten onder te zetten, en daarmee het hele schip zichzelf te laten ophijsen. Dat werkte, maar de constructie was al weer snel te klein. Hierboven het jongste en dus grootste hefschip in de vloot.
Kees Versteegh had een adviesbureau VWEC, een bedrijf dat is overgenomen door het Chinese XEMC. Nu gaat hij door het leven als CTO van XEMC-Darwind.
Zijn bijdrage is vooral technisch van aard, maar staat ver van de politiek af. In deze kolommen heb ik een voorkeur voor onderwerpen met een politieke lading en daarom (en uit ruimteoverwegingen) laat ik de bijdrage van Versteegh onbesproken. Maar dat is niet omdat hij niet goed was.
En wat kan dat nou opleveren aan energie? En de gevolgen voor Brabant De cijfers die voor wind op de Noordzee genoemd worden lopen wat uiteen, maar zitten in dezelfde orde van grootte.
Tennet-baas Kroon spreekt in zijn presentatie van 150GW. Als je uitgaat van 4000 vollasturen, geeft dat grofweg 2160PJ per jaar.
Sijmons heeft het over 25.000 turbines van 10MW gemiddeld, dus over 250GW. Bij hetzelfde aantal vollasturen geeft dat 3600PJ.
Het blad De Ingenieur noemt bij het plan van Sijmons 4300PJ.
Voor dergelijke nog half-visionaire ideeën voor het jaar 2050 een alleszins acceptabele mate van overeenstemming.
Reken ik verder met Sijmons, dan praat je over 3600PJ voor alle Noordzeelanden samen. Stel eens (leek Sijmons geen gekke schatting) 20% voor Nederland, dan komt er 720PJ stroom deze kant op.
Doe er eens wat verlies af en tel Brabant voor 1/7de deel van Nederland, dan omgerekend 100PJ voor Brabant. Als je erg optimistisch bent over de besparing, is het totale Brabantse energiebudget in 2050 ongeveer het dubbele.
De Noordzee zou dus in een optimistisch scenario in beginsel goed kunnen zijn voor pakweg de helft van de Brabantse energie in 2050. Die andere helft is overigens nog steeds een zware taak. In een meer pessimistisch (en vooralsnog realistischer scenario) is de Noordzee goed voor zo’n 40% van Brabant.
Geforceerde toeren uithalen om de provincie, en elke gemeente binnen de provincie, energieneutraal te laten zijn hoeft niet. Maar ook de resterende taak is zo zwaar, dat het verstandig is om voorlopig te doen alsof je wel energieneutraal moet worden.
Feiten en cijfers – Steenkool_Uniper feb 2016
Wat kost een kWh? Men kan de PVV geruststellen, die steeds een lachwekkend nummertje maakt over zwaar gesubsidieerde windminaretten (je moet iets kronkeligs verzinnen om bij energiemachines de Islam bij te slepen – de oudst bekende windmolen dateert overigens van 500nChr en stond in Iran): wind op zee is binnenkort goedkoper dan stroom uit kolen (en zeker goedkoper dan stroom uit gas of uit kerncentrales).
Bovenstaand overzicht (gemaakt door Ecofys, 2014) staat in een brochure van Uniper (Uniper is het fossiele sterfhuis van de voormalige reus E.ON). Levelized Costs Of Energy (LCOE) is wat het kost om op de klassieke wijze de kostprijs uit te rekenen als je enerzijds geen subsidie krijgt, en anderzijds indirecte maatschappelijke kosten buiten beschouwing laat). De brochure is binnen te halen via Uniper-brochure over steenkool .
Gemiddeld over de EU kost een kWh uit kolen in Europa 7 tot 8 cent/kWh (en, nog maar eens voor de PVV, atoomstroom kost 10 cent/kWh).
Gemiddeld over Europa kostte een kWh uit wind op zee in 2014 12 a 13 cent/kWh, maar dat is snel gedaald tot 5,5 cent/kWh in de reeds afgesloten contracten Borssele 3 en 4 en 5,0 cent bij Kriegers Flak.
Om dit te plaatsen: de groothandelsprijs voor stroom schommelde in 2016 rond de 3 a 4 cent/kWh .
Er gaat dus nog wat subsidiegeld naar wind op zee, maar er zijn in 2017 al enkele overeenkomsten afgesloten die rond 2024 subsidieloos gaan werken (zie www.wattisduurzaam.nl/9119/featured/nieuw-record-offshore-wind-zakt-zakt-naar-6-cent-per-kwh/ ).
E.ON zag zijn lijk al in de Noordzee drijven en heeft zijn fossiele opwekvermogen niet voor niets in een sterfhuis ondergebracht.