Zienswijze van BVM2 (en van anderen) over Luchtruimherziening beantwoord

BVM2 heeft zienswijze ingediend
Met de Luchtruimherziening wil men het luchtruim efficiënter indelen. Ook voor Eindhoven kan dat gevolgen hebben, o.a. in de vliegroutes.
Deze herziening is een formeel proces dat start met een Notitie Reikwijdte en Detailniveau. Die is nog abstract. Er staat vooral in wat er in de komende procedure wel en niet wordt meegenomen.
Hij is nog niet zo concreet dat de bocht bij Son en rechtdoor vliegen aan de Belgische grens er al in staat. Bij de uitwerking kunnen dat soort zaken er wel in komen.
Het is wel van belang om alvast gereageerd te hebben, ook al moet men daar geen wonderen van verwachten.

Bernard Gerard heeft daarom, mede namens BVM2, een zienswijze ingediend.
In het kort staan daar twee aandachtspunten in:

  1. De herziening wil meer capaciteit mogelijk maken, maar het Klimaatakkoord van Parijs staat dat niet toe. Het vliegen mag niet groeien en moet zelfs krimpen.
  2. Het klimaat zit slechts in de toetsingscriteria via de CO2 – emissies. Maar vliegen op 10 km hoogte leidt ook tot niet CO2 – effecten die van dezelfde orde van grootte zijn. Deze moeten dus in de berekeningen worden meegenomen.

De zienswijze van BVM2 is hieronder te vinden.


Een eerder artikel over deze zienswijze is te vinden op NRD Luchtruimherziening .

Het ministerie heeft inmiddels een Nota van Antwoord uitgebracht. Die is te vinden op www.luchtvaartindetoekomst.nl/herziening-luchtruim/default.aspx en daarbinnen onder de TAB Documenten . Er blijken 180 unieke zienswijzen binnengekomen te zijn.

Iedereen krijgt antwoord door hem of haar aan een aantal standaardargumenten te koppelen.

Argument a) wordt gekoppeld aan antwoord nr 30 en dat luidt:

30. Capaciteit
Indieners vragen zich af waarom de plannen alleen maar uitgaan van de groei van de luchtvaart. Indieners verzoeken om het aantal vliegbewegingen te reduceren en niet uit te gaan van groei van het aantal passagiers.

Antwoord
Eén van de doelen van het programma Luchtruimherziening is om de civiele en militaire capaciteit (militaire missie effectiviteit) in het luchtruim te verruimen. De verruimde capaciteit kan worden ingezet voor groei van het civiele verkeer maar ook voor meer betrouwbaarheid, voorspelbaarheid van het verkeer, geluidsbeperking, minder vertragingen en het opvangen van verstoringen (bijvoorbeeld slecht weer). Binnen het programma Luchtruimherziening wordt niet bepaald of capaciteit wordt vertaald in groei of krimp van het aantal vliegbewegingen, of wordt benut voor een of meer van de andere genoemde mogelijkheden. Hierover doet de Luchtvaartnota een uitspraak, waar vervolgens het programma Luchtruimherziening op aansluit. Alle varianten worden daarom vergeleken met dezelfde aantallen vluchten. Het programma gebruikt hierbij de onafhankelijke Europese voorspellingen van Eurocontrol over de jaarlijkse aantallen bewegingen in het Amsterdam FIR en per luchthaven.

De overheid maakt geen beleid waarin gestuurd wordt op het aantal passagiers, dat is altijd een resultante van het aantal vliegbewegingen en afhankelijk van vele andere factoren, zoals het type vliegtuig waar luchtvaartmaatschappijen Nederlandse luchthavens mee aandoen.

Contrails die vooral ‘s nachts het klimaat beïnvloeden

Argument b) wordt gekoppeld aan antwoordnr 70 en dat luidt:

70. Milieu en klimaat
Indieners hebben aangegeven dat de gevolgen voor het milieu in beeld moeten worden gebracht en niet alleen de mogelijkheden om het effect te beperken. Gevraagd is om ook uitstoot met een klimaateffect anders dan CO2, zoals waterdampuitstoot (aerosol), mee te nemen. Verder is gevraagd om de uitstoot van NOx en (ultra)fijnstof mee te nemen en om alle emissies tot aan de landsgrenzen op alle hoogtes mee te nemen. Voor stikstof is hierbij aangegeven om ook boven de 3.000 voet te kijken naar de uitstoot.

Antwoord
Op grond van de ingebrachte adviezen en zienswijzen worden de toetsingscriteria zoals beschreven in de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) aangescherpt. Daardoor zullen in het plan-MER zoveel mogelijk de daadwerkelijke effecten in beeld gebracht worden, in plaats van de mogelijkheden die een variant of bouwsteen biedt voor een bepaald criterium. Hiermee worden de resultaten van het plan-MER meer specifiek en objectief.

Om de klimaatimpact van de luchtruimherziening te bepalen wordt de CO2-uitstoot berekend. Dit gebeurt door te kijken naar het motorgebruik van vliegtuigen tijdens de vlucht, dat wil zeggen: de verbranding van brandstoffen, met name kerosine. De luchtruimherziening is van invloed op de mate waarin rechtstreeks (zonder omvliegen) kan worden gevlogen en de mate waarin glijdend kan worden gedaald. De CO2-uitstoot draagt bij aan de opwarming van de aarde en is de belangrijkste bijdrage van de luchtvaart aan klimaatverandering. Deze bijdrage wordt wetenschappelijk goed begrepen en door naar de CO2-uitstoot te kijken kunnen varianten onderling goed worden vergeleken. Daarbij wordt de uitstoot op alle hoogtes tot aan de landsgrenzen meegenomen.

Naast het effect van de CO2-uitstoot beïnvloedt de luchtvaart het klimaat ook anders, onder andere door de uitstoot van NOx die leidt tot de vorming van ozon en de afbraak van methaan, door de uitstoot van roet en door vorming van contrailstrepen en cirrusbewolking. Deze bijdragen worden nog niet allemaal goed begrepen; er is nog geen wetenschappelijk consensus over de precieze verbanden met klimaatverandering. Wel is het zo dat deze geaggregeerde effecten min of meer recht evenredig zijn met het motorgebruik, net als de CO2-uitstoot. Om die reden wordt de CO2-uitstoot gezien als een goede maat om te bepalen of een variant beter of slechter scoort op klimaatimpact dan een andere variant.

Voor de bepaling van het effect op de luchtkwaliteit wordt de uitstoot van NOx en (ultra)fijnstof bepaald. In het plan-MER wordt ingegaan op het verband tussen de vlieghoogte en de uitstoot van NOx en (ultra)fijnstof. Daarbij wordt gebruik gemaakt van bestaande modellen. Het programma Luchtruimherziening voert daarnaast een voortoets uit om te bepalen of er een kans bestaat op negatieve effecten voor de wettelijke instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden. De stikstofdepositie in die gebieden maakt daar onderdeel van uit.

Beide antwoorden zijn ontwijkend.
Daar kun je nu niets aan doen. BVM2, en de landelijke koepel LBBL, volgen het vervolg van het proces.

Opwarmend effect van contrails overdag, ‘s nachts en beide samen

Kritische CDA-ers kletsen in het Eindhovens Dagblad uit hun nek

Drie (naar eigen zeggen) ‘kritische CDA-leden’ mochten in het Eindhovens Dagblad een gastopinie plaatsen “Weinig mensen weten wat natuurbeleid beoogt”.
Het gaat om Els Stravens uit Steensel, Quinten Pluymaekers uit Boxtel, en Maarten van de Tillaart uit Tilburg. De eerste twee zijn lid van het Algemeen Bestuur van Waterschap De Dommel.
Ze betogen (soms in omfloerste termen) dat het ecologische natuurbeheer tegenover het natuurgevoel van het volk staat, dat Natura2000 eigenlijk onzin is, dat er geen bomen gekapt moeten worden in bijvoorbeeld De Peel, want bomen vinden stikstof lekker.

Kortom, ze willen eigenlijk van de Natura2000 af (of minstens minder) en dat komt goed uit, want dan hebben de boeren meer vrijheid en de stikstof kost veel geld. Dat is ongeveer de logica.
Wie het na wil lezen kan terecht op www.ed.nl/opinie/weinig-mensen-weten-wat-natuurbeleid-beoogt~a949ca8e/ .

Ik heb een ingezonden brief naar het Eindhovens Dagblad gestuurd om op het verhaal van de drie CDA-ers te reageren. Die staat hieronder (met steunkleur) afgedrukt.
Ik weet niet of de brief geplaatst wordt.

Dode zomereik

Kritische CDA-ers kletsen uit hun nek

In het Eindhovens Dagblad van 21 februari jl staken de ‘kritische CDA-leden’ Stravens, van den Tillaart en Pluymaekers een betoog af over hun opvatting van natuurbeleid. Die komt er op neer dat er tot een soort gezond volksgevoel tegen Natura2000 gebieden wordt opgeroepen, als zijnde natuur die u en wij niet als zodanig aanvoelen.
Bomen, dat is het, want die houden van stikstof, dat is fijn voor de boeren en de Strabrechtse Hei mag gerust dichtgroeien want alleen bos is natuur. Zo voelen wij dat, althans het CDA.

Maar er zitten een paar fouten in de redenering.

Op de eerste plaats heeft Nederland de Natura2000-gebieden Europees vastgelegd en is nu juridisch gebonden aan minstens instandhouding.

Op de tweede plaats heeft elke plant meer voedingsstoffen nodig dan alleen maar stikstof. Als die andere voedingsstoffen er niet zijn, leidt meer stikstof niet tot meer groei. Alleen een paar soorten planten als brandnetel en braam hebben geluk.

Maar daar blijft het niet bij.
De stikstofoxides en nog veel meer de ammoniak, die de landbouw uitstoot, worden in de lucht of in de bodem geoxideerd, met als eindproduct salpeterzuur. Het is de oude zure regen-problematiek van het Waldsterben in een nieuw jasje.
Het zuur loogt de bodem uit, waardoor essentiële stoffen als calcium, kalium en magnesium oplossen en de diepte induiken. Die voedingsstoffen zijn er dus steeds minder, met name op droge zandgrond.
Daar tegen over staat dat het in die context schadelijke aluminium vrijkomt.

De stikstof, meer in het bijzonder de ammoniak van de boeren, vermoordt de bodem.

Bomen zijn meestal helemaal niet blij met stikstof. Integendeel, de zomereiken op droge zandgronden als  de Maasduinen en de Veluwe gaan er massaal de pijp door uit (zie de NRC van 07 april).

Stravens en Pluymaekers zitten in het Algemeen Bestuur van het Waterschap. Ze zouden beter moeten weten.

Bernard Gerard

Dode eik in Gelderland

Nu is de echte paradox, dat de drie CDA-ers tot op zekere hoogte gelijk hebben, maar dan op een andere manier dan ze zelf bedoelen. En op de manier die ze bedoelen, hebben ze geen gelijk.

Linkse en milieumensen weten inderdaad vaak niet wat natuurbeleid beoogt, maar dan vanuit een heel andere optiek dan bovenstaande dienstbaarheid aan boeren.
Er komen in deze tijd meerdere spanningsvelden bij elkaar.

  • energieopwekking zonder of met weinig CO2
  • klimaat
  • biodiversiteit
  • landschap[ en natuur, zowel objectief als subjectief
  • grondwater
  • eindigheid van materialen
  • vervuiling en gebiedsaantasting
  • en maatschappelijke problemen die zeer reëel zijn, maar die ik hier niet behandel (bijvoorbeeld armoede)

Het probleem is dat een oplossing voor het ene spanningsveld soms in strijd is met die voor het andere spanningsveld. Bossen zijn hiervan een goed voorbeeld.
Binnen zekere grenzen kun je met een bos energie opwekken, binnen zekere grenzen kun je met een bos koolstof opslaan, en met hout kun je binnen zekere grenzen prima de eindigheid van sommige materialen bestrijden.
Maar een bos kan slecht zijn voor de grondwaterstand (zoals in de Peel), en kan slecht zijn voor de biodiversiteit (bijv. als het een oude, monotone dennenplantage is).

Veel linkse en milieumensen zitten in praktijk op één van deze sporen en vinden dat hun spoor de leiding moet hebben over de andere sporen. Een veel voorkomende denkreflex is bijvoorbeeld dat bos = natuur= waardevol = biodivers = klimaat = niet kappen, terwijl je bij elk van die =tekens een relativerend verhaal kunt vertellen.
De drie CDA-ers hebben de denklijn natuur = bos = stikstofsink = waardevol voor de boeren; en niet-bos = niet-natuur = kan niet tegen stikstof = lastig voor de boeren.

Er is hier veel gebrek aan kennis.

Er is dringend behoefte aan een Gesamt-verhaal dat de verschillende spanningsvelden in een groter geheel onderbrengt, waarmee in afzonderlijke gevallen maatwerk geleverd kan worden.
Hier moet nog veel over nagedacht worden.

Mede door de zure regen gestorven sparren in het Ertsgebergte (1998).
Von bdk, CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=1331377

Warmste januari in de gemeten geschiedenis

In het ‘Global Climate Report – January 2020’ heeft de NOAA (de National Oceanic and Atmospheric Administration van de VS) gemeld dat januari 2020, globaal gemiddeld, de warmte januarimaand is in de geschiedenis, voor zover er metingen bestaan.

Het is deprimerende literatuur, maar wetenschappelijk wel erg goed. Zie www.ncdc.noaa.gov/sotc/global/202001 .

Ik laat het hier bij enkele illustraties uit het veel langere rapport. Wie het precies wil nalezen, moet maar op de site kijken.
Waar in de afbeeldingen temperatuurverschillen gegeven worden, zijn die tussen januari temperatuur van 2020, gemiddeld over de tijd en over de wereld, enerzijds en de januaritemperatuur, gemiddeld over de 20ste eeuw en over de wereld.

NOAA Global Climate Report – January 2020

ANWB-stelling: CO2 – compensatie van vliegreizen is niet genoeg: we moeten minder vliegen

Met het nieuwe vakantieseizoen in zicht, heeft de ANWB aan zijn Ledenpanel de stelling voorgelegd: “CO2 – compensatie van vliegreizen is niet genoeg: we moeten minder vliegen”. Het resultaat

Daarop reageerden 542 deelnemers. Individueel vonden ze meestal een gedragsverandering nodig. Velen noemden daarbij de trein.

Collectief vonden ze er het volgende van:

Amercentrale op biomassa een te overwegen optie – nadere uitwerking nodig

Kenmerken van en vergunningverlening aan de Amercentrale
De Nederlandse elektriciteitscentrales moeten ophouden kolen te stoken. De Hemweg is al dicht, de Amer9 in Geertruidenberg krijgt t/m 2024 de tijd om het zonder kolen te gaan doen, en de andere drie t/m 2029. Vanwege het klimaat is deze sluiting een goede zaak.
Zie ook Gevolgen sluiten drie extra kolencentrales – Amercentrale blijft open .

RWE, de exploitant van de Amercentrale, heeft in 2018 40% van de kolen vervangen door biomassa (houtsnippers), wil in 2020 op 80% houtsnippers komen, en eind 2024 dus op 100%.
De centrale heeft (anders dan particulieren die hout stoken) een omvangrijke rookgasreiniging, die een groot deel van de toxische stoffen en 80% van de stikstofoxides af vangt.

De locatie van de Amercentrale

Het voorafgaande proces:

  • 2011:
    de Amer 8 (uit 1981) en de Amer 9 (uit 1994) draaien beide.
    Deze draaiden op basis van een vergunning ex de Natuurbeschermingswet 1998, verleend in 2011. Over de juridische details wordt gesteggeld, maar volgens de provincie hoort er bij deze vergunning een maximale NOx – lozing bij van ruim 5500ton/y en een maximale ammoniaklozing van ruim 175 ton/y.
  • 2015:  de PAS wordt van kracht.
  • 2015:  de Amer8 ging dicht.
  • december 2017: diverse niet ingrijpende veranderingen, die in de loop van de tijd aan de inrichting waren aangebracht, werden formeel verwerkt in een revisievergunning. Dit is een vooral technische nieuwe vergunning, die tevens een begin maakte met het bijstoken van biomassa. In het kader van deze vergunning is geen nieuwe natuurvergunning opgenomen.
  • december 2019: de provincie verleent een natuurvergunning. De uiteindelijke vergunning bevatte 1505 ton NOx en 50 ton ammoniak (overigens beduidend minder dan aangevraagd was – gedeputeerde Grashoff heeft zijn best gedaan).
    Zie www.brabant.nl/loket/vergunningen-meldingen-en-ontheffingen/vergunning-detail?id=09d70219-3976-4124-a221-a8621071978e .
  • januari 2020: MOB tekent beroep aan
  • februari 2020: Gedeputeerde Grashoff geeft nadere informatie en verdedigt terecht zijn besluit dat de Natuurvergunning goed is

De Amercentrale als stok van MOB . . . . . . .
De actiegroep Mobilisation for the Environment (MOB), bij het publiek beter bekend als Vollenbroek en Wösten, heeft op 25 januari 2020 beroep aangetekend tegen de natuurvergunning.
Hun documenten zijn te vinden op https://mobilisation.nl/index.php?id=5 .
Wat betreft de stikstofoxides baseren ze zich vooral op de vraag wat de referentie moet zijn: de oorspronkelijke eis uit 2011, of een veel scherpere waarde die na de sluiting van de Amer8 ontstond. Ik treed hier niet in, want het is me te juridisch.
Wat betreft niet in de natuurvergunning genoemde stoffen als SO2, HCl en HF baseren ze zich op een eerdere omgevingsvergunning. In elk geval voor HF gebruiken ze een waarde, die in de revisievergunning bij “100% kolen” hoort. Dit is niet juist.

Het is, hoe dan ook, een nieuwe fase in de stikstofstrijd. Tot nu toe bestreed MOB vooral toenames in de stikstofdepositie. Hier bestrijden ze een bestaande emissie (die zelfs sterk afneemt).
Ik zie wel wat de rechter ervan vindt.

Ik spreek als waarde-oordeel uit dat ik het merkwaardig vind dat een nieuwe vergunning, die over stikstof gaat en die drie-en-een-half keer minder stikstof toe laat als de vergunning die hij vervangt, aangevallen wordt. Dit terwijl allerlei verbrandingsprocessen bij andere bedrijven die een nieuwe vergunning nodig hebben en die hun stikstofhoeveelheid niet reduceren, niet een dergelijke aandacht krijgen.

Het lijkt op een stok om de hond te slaan.

… . . . . met de biomassastook als hond
MOB heeft een milieumissie waar allerlei onderwerpen binnen vallen. Daaronder ook houtstook, waaronder die in biomassacentrales. MOB is daar erg op gebeten en doet allerlei uitspraken over de omvang van de houtkap en de ecologische schadelijkheid daarvan, zonder daarvoor nader bewijs aan te leveren. Ik ben het hier niet mee eens.

Ik ga eerst laten zien dat de bosbouw in de EU-landen zoals de Scandinavische, waar de pellets volgens MOB vandaan komen, per saldo gunstig is. De negatieve impact is klein en de positieve impact groter. Het bosoppervlak in deze landen neemt jaarlijks toe.

Hoe draait de Scandinavische bosbouw?
Deze cijfers vallen te controleren. Ik doe dit voor een typisch voorbeeld als Estland, maar ik heb ook zitten grasduinen in vergelijkbare cijfers van Zweden.
Stel dat de pellets, die volgens MOB uit de USA, Canada en de Baltische landen komen, alleen maar uit één Baltisch land zouden komen, te weten Estland (wat uiteraard niet zo is, maar het geeft een bovengrens). Van Estland bestaat goede statistiek op https://estoniantimber.ee/statistics/ .

Estland als geheel omvat 4,5 miljoen hectare, waarvan 2,3 miljoen hectare bos, waarvan 0,3 miljoen hectare zwaar beschermd, 0,3 miljoen hectare economisch beperkend beschermd, en 1,7 miljoen hectare productiebos. Even wat getallen-spielerei op basis van beweringen van MOB:

  • De Amercentrale vreet 20.000 voetbalvelden per jaar”.
    Dat betekent 14000 hectare en dat is dus 0,8% van het economisch exploiteerbare bos.
  • Op een hectare bos in Estland staat 213 mhout en bij niet strict beschermd bos gaat het om 2,0 miljoen ha, dus er staat in Estland 426 miljoen kuub hout in niet strikt beschermd  bos. Daarvan wordt jaarlijks 10 miljoen gewonnen, dus ruim 2%.
  • De Amercentrale vreet  2,5 miljard kg/y”.
    Estland kapt momenteel ongeveer 10 miljoen m3/y bij een jaarlijkse nieuwe aanwas van 15 miljoen m3/y.
    10 miljoen kuub hout is ongeveer 8 miljard kg, dus de Amercentrale vraagt hooguit 30% van het jaarlijks in Estland gekapte hout. In werkelijkheid is dit percentage veel lager, want er is veel meer hout dan alleen hout uit Estland (bovengrens)
  • Pellets zijn goed voor minder dan 9% van de waarde van de Estlandse houtverkoop. Het grootste deel van de financiele waarde gaat in langlevend hout zitten.
  • Elk jaar wordt er netto in 5 miljoen kuub nieuw hout blijvend koolstof vastgelegd

Kortom, ik zie op kwantitatieve gronden niet meteen een drama.

Er is wel discussie met de natuurorganisaties in Estland (en ook in Zweden). De drijvende kracht hierin is vooral de biodiversiteit. Als men tot in het extreme door abstraheert en alle nuances verwaarloost, blijft over dat sommige (leden van)  natuurorganisaties vinden dat productiebos behandeld moet worden als natuurbos en dat er dus helemaal niet gekapt zou mogen worden.
Dit standpunt is niet verdedigbaar

  1. Omdat je dan geen hout meer hebt, wat een waardevol constructiemateriaal is dat bovendien CO2 – uitspugers als staal en cement kan vervangen
  2. De Scandinavische landen er hun hoge duurzaamheidscijfers op klimaatgebied mee halen
  3. Hun economie erop draait
  4. Aan zichzelf overgelaten bos vroeg of laat geen klimaateffect meer heeft (de opbouw valt na verloop van tijd weg tegen de afbraak).

Voor zover ik dat vanuit Nederland beoordelen kan, formuleren de Estse natuurorganisaties hun standpunten als compromis. Ze vinden bijvoorbeeld dat er nog meer herbebost moet worden dan al gebeurt, en dat er nog meer land beschermd moet worden.
De Zweedse organisaties willen van 4 naar 10% beschermd bos gaan, en willen exta bescherming voor oud bos. Voor een toegankelijk verhaal over het Zweedse bos, zie www.weforum.org/agenda/2018/12/swedens-forests-have-been-growing-for-100-years/ .

Het compromis is hier een logische stap, omdat er meerdere crises tegelijk spelen. En het klimaat èn de behoefte aan materialen èn de biodiversiteit èn de energieproductie. Daarnaast bestaan er ook menselijke behoeften die niet meteen als crisis aangemerkt kunnen worden.

Kortom, ik zie ook op kwalitatieve gronden niet meteen een drama.

En daarmee vervalt de alarmistische basis onder het categoraal afwijzende standpunt van MOB inzake biomassacentrales.

Bosvolume in Zweden door de jaren heen

Argumenten voor en tegen het volledig op biomassa overzetten van de Amercentrale
Er zijn specifieke argumenten vóór het volledig op biomassa overzetten van de Amercentrale, en algemene argumenten die ook zouden gelden bij het op biomassa overzetten van andere kolencentrales.

  1. Er hangt een grote stadsverwarming aan, waarvan nog allerminst duidelijk is hoe die op duurzame warmte zou moeten overgaan. Vooralsnog zouden die dan op gas moeten gaan draaien.
    Dit is een specifiek argument voor de Amercentrale, omdat aan de andere kolencentrales geen stadsverwarming hangt
  2. De Amercentrale is al ver op weg naar de omschakeling op biomassa (dat zou in 2020 op 80% moeten zitten). (Specifiek argument)
  3. De Amercentrale geeft regelbaar continu vermogen.
  4. De Amercentrale speelt een forse rol in de duurzame energie-transitie van Noord-Brabant . In orde van grootte redenerend zal het Brabantse energiebudget rond 2030 ongeveer 260 a 280PJ zijn, waarvan de helft duurzaam moet zijn. Dus 130 a 140PJ.
    De Regionale Energie Strategie moet in NBrabant ongeveer 18PJ/y opbrengen.
    De Amercentrale is ook goed voor 22PJ/y (18 stroom en 4 warmte). Houtstook in biomassacentrales is bij een juist inkoopbeleid trouwens, gerekend over de levensloop, bijna klimaatneutraal, in weerwil van hardnekkige onzinverhalen die het tegenovergestelde beweren).
    Daarnaast zijn er nog andere bronnen, maar het voert te ver om die hier allemaal op te voeren. Hoe dan ook ziet het Brabantse duurzame energiebudget er met Amercentrale op biomassa heel anders uit dan zonder Amercentrale op biomassa.
  5. Als de centrale zou wegvallen, en als men dezelfde duurzame productie op jaarbasis zou willen vervangen met zonneparken of windturbines, zou dat een aanvullende, in NBrabant te realiseren taakstelling betekenen van 55 a60km2 zonnepark of ruim 350 windturbines van 7,58MW (kengetallen uit de provinciale POSAD-studie) . Ook dit heeft forse consequenties, o.a. voor het landschap.
  6. De Amercentrale heeft een rol in de sociaal-economische verhoudingen in West-Brabant (specifiek argument)
  7. Biomassa is in praktijk de enige vorm van hernieuwbare energie die geïmporteerd kan worden. Nederland hoeft niet om principiele redenen energie-autarkisch te zijn, dat is het nu ook niet.
  8. Het omzetten van kolen naar biomassa kan sommige schadelijke emissies van de centrale verbeteren. Zie voor een meer uitgebreide onderbouwing hiervan Biomassa kan wel degelijk duurzaam zijn (en is nodig voor de getallen) .
    Het daar beschreven DNV-rapport werkt met rekenmodellen, waarvan model 2 veel op de huidige Amercentrale lijkt, en model 3 op die met 100% bijstook.
    Ten opzichte van de bestaande kolen-situatie
    a)   daalt sowieso de uitstoot van kwik, fluorwaterstof, zoutzuur en zwavel tot weinig of nul, omdat die elementen niet of weinig in houtresten zitten (hangt van de toelatingsspecificaties af).
    b) kan de lozing van fijn stof dalen, omdat het asgehalte van biomassa ongeveer tien maal lager is dan van kolen. Dit voordeel kan echter slechts bereikt worden door de rookgasreiniging van de centrale, die nu waarschijnlijk nog geoptimaliseerd is voor kolen, om te bouwen tot een procedé dat optimaal is voor biomassa (zoals bij de recent gebouwde biomassacentrale in Utrecht)
    c) De stikstofemissie van een 100% biomassacentrale is nagenoeg identiek aan die van een even grote kolencentrale (dit is een specifiek argument, omdat de andere kolencentrales verder van de bewoonde wereld staan).
Warmtenetten op de Amercentrales

Er zijn ook algemene argumenten tegen het op biomassa overzetten van de Amercentrale (en dus voor sluiting).

  1. Er hangt een fors prijskaartje aan, maar aan het alternatief hangt ook een fors prijskaartje en je kunt niet willekeurig veel duurzame energie naar elders (zee) verschuiven (men is vandaag nog een nieuwe ruimtelijke ordening voor de Noordzee overeengekomen). CE Delft (2016, www.ce.nl/publicaties/1732/alternatieven-voor-biomassameestook-in-kolencentrales ) heeft gerekend aan prijskaartjes voor scenario’s, maar de daar gebruikte algemene scenario’s passen niet naadloos op de Amercentrale. Die is een combinatie van het goedkoopste en duurste scenario en is al voor een eind omgebouwd. Bovendien moeten ook de eventuele kosten van de ombouw van de stadsverwarming in rekening gebracht worden. Dit vraagt nadere studie.
  2. De beschikbaarheid van biomassa is beperkt, zij het niet tot nul zoals tegenstanders willen. Alleen de Amercentrale van pellets voorzien lukt nu al voor een groot deel, aannemelijk is dat de 100% te halen is bij een ruimer duurzaam importbeleid. Op deze wijze alle Nederlandse kolencentrales ombouwen kan een paar bruggen te ver zijn.
    Bovendien is niet duidelijk dat (bijvoorbeeld) Estland een laagwaardige inzet in de vorm van pellets blijft aanbieden. Er zijn berichten dat Estland hoger op de cascadeladder wil instappen en hoogwaardiger toepassingen wil gaan maken op het gebied van groene chemie. Men zou moeten inzetten op langjarige leveringscontracten (bijv. 15 jaar) om de investeringen eruit te halen.
  3. Een en ander vraagt om een goede handhavingsstructuur
  4. Bovenstaande argumenten m.b.t. schadelijke emissies zijn gebaseerd op een theoretisch model van DNV, dat lijkt op, maar niet identiek is aan de situatie nu en straks van de Amercentrale. Dit vraagt nadere studie van de feitelijk bestaande situatie.
  5. Als het stoken van biomassa afgelast zou worden, staat er alleen nog een gascentrale voor de stadsverwarming. T.o.v. deze situatie zijn de gezamenlijke schadelijke emissies van een Amercentrale (anders dan CO2) op biomassa uiteraard een nadeel.

Het afwegen van voor- en nadelen is een typisch politieke belangenafweging, die op basis van feiten en niet op basis van demagogie gevoerd moet worden.

Hermen Vreugdenhil

Hermen Vreugdenhil
Hermen Vreugdenhil is een lid van Provinciale Staten voor de ChristenUnie (CU).
Die is een woest twitteroffensief begonnen tegen de Amercentrale, met daarin nogal wat, door misleidende beweringen ondersteunde, demagogie.
Het systeem in zijn tweets lijkt te zijn dat de Amercentrale dicht moet en dat de stikstofruimte (goed voor 200 a 300 middelgrote melkveehouderijen) aan de landbouw en veeteelt toegekend moet worden.
Hoe het met de Brabantse energievoorziening verder moet, en meer speciaal met de hernieuwbare Brabantse energievoorziening, blijft bij Vreugdenhil onvermeld. En dat die veeteelt nog meer milieuproblemen met zich meebrengt dan alleen maar de stikstof, blijft ook onvermeld.
Inmiddels heeft ook het boer-lievende en klimaat-hatende Forum voor Democratie zich in het strijdgewoel tegen de Amercentrale gemengd.

MOB is in “goed” gezelschap.

Het water komt – ook in Brabant

Dynamiek van de Thwaites-gletscher

Mondiaal
De zeespiegelstijging wordt door nieuw wetenschappelijk werk de laatste jaren steeds hoger ingeschat.

Het IPCC hield het in AR5, in 2014 en in het RCP4.5-pad dat in 2050 uitkomt op +2°C , op 27cm (later meer). Voor een handzaam overzicht zie https://en.wikipedia.org/wiki/Representative_Concentration_Pathway .

Maar na 2014 heeft zich veel research gericht op een tot dan toe grote onbekende, de dynamiek van de ijskappen van met name Groenland en Antarctica. Dat stemt niet vrolijk. Het afsmelten gaat, mede vanwege mechanismes die tot dan toe onderschat waren, veel sneller dan gedacht.
Bovenstaande foto is van de Thwaites-gletscher op Antarctica. Die wordt nu tegengehouden door een soort verborgen kustgebergte (hij schuift als het ware bergop). Maar de gletscher wordt van onderaf aangevreten. Vroeg of laat zal hij zich terugtrekken tot de volgende richel. Als de complete gletscher zou verdwijnen, is dat over enkele eeuwen goed voor drie meter zeespiegelstijging. Zie www.sciencedirect.com/science/article/pii/S092181811630491X , een openbaar onderzoek uit 2017.

Uit Contribution of Antarctica to past and future sea-level rise, deConto en Pollard, Nature 2016.
GMSL staat voor Global Mean Sea Level, δvoor verandering, en PAL voor Pre-industrial Atmospheric Level = 280pp, CO2,eq .

In hetzelfde RCP4.5 komt in bovenstaande publicatie, alleen door Antarctica, op meters uit. Daarnaast bestaan er andere oorzaken zoals de uitzetting van de opwarmende oceanen, maar die zijn al langer bekend.

Nederland
De geleerden worden zenuwachtig- de politiek en de publieke opinie helaas nog niet genoeg. Het KNMI spreekt nu in termen van meters (bijv. bijna 3 meter in 2100), en later nog meer.

De Deltawerken hielden in hun ontwerp rekening met een zeespiegelstijging van 40cm.

In de discussies werkt een zeespiegelstijging van twee meter als een soort omslagpunt. Onder die waarde zou het met paardenmiddelen nog moeten lukken om de grote rivieren door Nederland heen in zee te krijgen. Daarboven rijzen grote vraagtekens of het nog lukt om Nederland boven water te houden. Grote delen van Nederland zouden moeten worden prijsgegeven.

Die discussie barst nu los.

De Waal bij Ochten

Men herinnert zich dat 25 jaar geleden (31 jan 1995) het Rivierenland gedwongen moest worden geëvacueerd omdat de rivierdijken op springen stonden.

Deltares heeft vier noodscenario’s ontwikkeld om over het ondenkbare na te denken. Moeten huizen gaan drijven? Moet Nederland alleen nog op het hoge zand bouwen? Moet Nederland de hele kust afsluiten en de Rijn en de Maas over de dijk heen pompen? Opvallende vragen, vooralsnog zonder antwoorden.
Zie www.deltares.nl/nl/expertise/overstromingsrisico/ .

Rutger Bregman van de Correspondent heeft een klein boekje uitgebracht, waarin hij terugkijkt op de Watersnoodramp van 1953, en waarin hij geleerden interviewt over wat te doen onder en boven de twee meter. De taal is radicaal.
Zie https://decorrespondent.nl/10909/hoe-we-ons-pamflet-het-water-komt-gratis-onder-zo-veel-mogelijk-mensen-verspreiden/1198048056183-f35b1804 . De Postcodeloterij maakt het mogelijk om iedere Nederlander gratis een boekje te geven. Moet je doen!

Brabant
Binnen de beperkingen van deze site is het mij niet gegeven om de problematiek van de zeespiegelstijging en de waterveiligheid uitputtend te bespreken. Ik beperk me tot de focus van deze site, en dat is Brabant.

Overigens is ook Brabant bij de Watersnoodramp van 1953 getroffen. Minstens 247 mensen kwamen om, waarvan in de huidige gemeente Moerdijk 103 mensen. Fijnaart bijvoorbeeld is zwaar getroffen. Zie www.bndestem.nl/redactie/1953/ .

Er zijn enkele websites die de waterveiligheid in Brabant in kaart brengen.


Climate Central heeft een mondiale, interactieve kaart waarvan onderstaande afbeelding de invulling is voor Noord-Brabant met als kengetallen:

  • 2030
  • Het effect komt alleen van de zee (niveau, stormvloed, getij). Rivieren en neerslag tellen niet mee
  • Alle dijken worden weggedacht
  • Er gebeurt wel wat, maar niet genoeg tegen de opwarming van de aarde
  • De waterhoogte is het gemiddeld zeeniveau plus een vloed die hooguit eens per jaar voorkomt. Bij de Maeslantkering bij Hoek van Holland is dat 2,4m.
    De voorbereidingen tot sluiting beginnen als het water in Rotterdam op 2,60m boven NAP staat, en de sluiting moet voltooid zijn bij +3,0 m NAP.
  • Halverwege tussen geluk en pech

De kengetallen kunnen aangepast worden.

Risicogebieden volgens Climate Central bij 2,4m boven NAP

Het Inter Provinciaal Overleg (IPO) heeft een risicokaart uitgebracht voor allerlei soorten risico’s, waaronder overstromingen. Zie www.risicokaart.nl/welke-risicos-zijn-er/risico-overstroming en https://flamingo.bij12.nl/risicokaart-viewer/app/Risicokaart-openbaar . Ook deze website-kaart is interactief.
Hieronder is gekozen voor het kengetal “middelgroot risico” , wat gedefinieerd is als eens per honderd jaar (“zeer klein” is eens per 10.000 jaar, “klein” is eens per 1000 jaar en “groot” is eens per 10 jaar).

Dit risico komt vooral door de rivieren. Overstromingen vanuit zee zie je pas op de kaart bij het kengetal “eens per 10.000 jaar) . Blijkbaar is de kans op falen van de rivierdijken groter dan de kans op falen van de zeeweringen.

Overstromingsrisico volgens de Risicokaart bij kans van 1 op 100 jaar

De risicokaart is niet meteen geschikt voor het grote publiek en bovendien staat er niet bij wat mensen moeten doen bij een overstroming.
Daarom heeft de regering de Risicokaart, waar het om overstroming gaat, laten bewerken tot de app “Overstroom ik”. Zie https://overstroomik.nl/ .
Mensen kunnen daar hun postcode invullen en krijgen dan in essentie bovenstaande kaart in tekstvorm. Hieronder een voorbeeld na invulling van postcode 5213VC (de Acaciasingel in Den Bosch).

Omdat de app op de Risicokaart gebaseerd is, zal de wazige aanduiding ‘10% tijdens je leven’ wel betekenen een risico van eens in de honderd jaar. Omdat de overstroming zich alleen voor doet als de dijken breken (in dit geval de rivierdijken), is dat dus tevens de kans dat dat gebeurt.

Het scherm van de Acaciasingel in Den Bosch. Bedoeld lijkt een kans van 1 op 100 jaar.

Op de Klimaatfiets!

Milieudefensie Eindhoven doet mee aan de landelijke Operatie Klimaat (zie https://milieudefensie.nl/actie/operatie-klimaat ). We spreken op een georganiseerde manier met zoveel mogelijk mensen, bij voorkeur in doorsnede van de bevolking, over het klimaat. Dat gaat met een kleine enquête op de mobiele telefoon.

Normaliter werkt dat deur aan deur. Dat is weinig fotogeniek – zelfs in die mate dat je elkaar regelmatig kwijtraakt. Er zijn inmiddels al heel wat avonden geweest en ik heb zelf verschillende keren meegedaan.
Maar op 18 januari 2020 gebeurde het kleurrijk en bij vol daglicht in het Eindhovense stadscentrum. De Klimaatfiets stond op het Eindhovense 18 september-plein en op de Markt.

Er is heel wat afgepraat.

Klimaatfiets op de hoek van de Eindhovense Markt

Tekst uitspraak Hoge Raad in Urgenda-vonnis

Urgenda tegen de Staat

Met enige vertraging geef ik op deze plaats de tekst van de samenvatting van de recente cassatie-uitspraak in de zaak van Urgenda tegen de Staat.
De samenvatting, omdat het hele vonnis een lap tekst is die te veel is voor deze omstandigheden. Kortheidshalve heb ik ook wat formele passages weggelaten.
Wie de hele tekst wil zien, kan hem vinden op https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2019:2006&mc_cid=d72eb9f695&mc_eid=0ad9ee6d3b .

Ik ben geen jurist en ik ga daarom niet veel commentaar geven. Als leek valt mij op
– dat de Staat geen poot aan de grond krijgt
– dat wijzen naar de buurlanden in het bijzonder ontkracht wordt
– dat de uitspraak gebaseerd is op het Verdrag van de Europese Rechten van de Mens (EVRM), waarmee het argument Europabreed gehanteerd kan worden

Op www.urgenda.nl/themas/klimaat-en-energie/40-puntenplan/ staat een 40-puntenplan, waarmee volgens Urgenda het doel gehaald kan worden.


Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN, CIVIELE KAMER

Datum 20 december 2019

ARREST

In de zaak van

DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT), zetelende te Den Haag,

EISER tot cassatie, hierna: de Staat,

advocaten: mr. K. Teuben, mr. M.W. Scheltema en mr. J.W.H. van Wijk,

tegen

STICHTING URGENDA, gevestigd te Amsterdam,

VERWEERSTER in cassatie, hierna: Urgenda,

advocaat: mr. F.E. Vermeulen.

Samenvatting van de uitspraak

Het gaat in deze zaak om de vraag of de Nederlandse Staat verplicht is de uitstoot van broeikasgassen vanaf Nederlandse bodem per eind 2020 met minstens 25% te verminderen ten opzichte van 1990, en of de rechter de Staat daartoe een bevel kan geven.

Vordering Urgenda en oordelen van rechtbank en gerechtshof

Urgenda heeft bij de rechter gevorderd de Staat te bevelen de uitstoot van broeikasgassen zodanig te doen beperken dat deze per eind 2020 met 40% verminderd zal zijn ten opzichte van 1990, en in ieder geval met minimaal 25%.

De rechtbank heeft in 2015 de vordering van Urgenda toegewezen, in die zin dat een bevel aan de Staat is gegeven om de uitstoot per eind 2020 met minstens 25% terug te brengen ten opzichte van 1990.

In hoger beroep heeft het gerechtshof in 2018 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.

Cassatieberoep

Tegen de uitspraak van het hof heeft de Staat cassatieberoep bij de Hoge Raad ingesteld. De Staat heeft een groot aantal bezwaren aangevoerd tegen de uitspraak van het hof.

De plaatsvervangend Procureur-Generaal en de Advocaat-Generaal hebben de Hoge Raad geadviseerd het beroep van de Staat te verwerpen en dus de uitspraak van het hof in stand te laten.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad komt tot het oordeel dat het cassatieberoep van de Staat moet worden verworpen. Dat betekent dat het door de rechtbank gegeven en door het hof bekrachtigde bevel aan de Staat om de uitstoot van broeikasgassen per eind 2020 met minstens 25% terug te brengen ten opzichte van 1990, definitief in stand blijft.

Het oordeel van de Hoge Raad berust op feiten en uitgangspunten die het hof heeft vastgesteld en die in cassatie door de Staat en Urgenda niet ter discussie zijn gesteld. In cassatie beoordeelt de Hoge Raad of het hof het recht juist heeft toegepast en of het oordeel van het hof, uitgaande van de gegevens die het in aanmerking kon nemen, begrijpelijk is en voldoende gemotiveerd.

De motivering van het oordeel van de Hoge Raad staat hierna in de hoofdstukken 4-8 van de uitspraak. Deze motivering wordt hierna samengevat. Deze samenvatting komt niet in de plaats van de motivering van deze uitspraak en vormt geen volledige weergave van het oordeel van de Hoge Raad.

Gevaarlijke klimaatverandering

(zie hierna in 4.1-4.8)

Urgenda en de Staat onderschrijven beide het klimaatwetenschappelijke inzicht dat een reële dreiging bestaat van een gevaarlijke klimaatverandering in de komende decennia. Over die dreiging bestaat in de klimaatwetenschap en de internationale gemeenschap een grote mate van overeenstemming. Het gaat daarbij, kort gezegd, om het volgende.

De uitstoot van broeikasgassen, waaronder CO2, leidt tot een steeds hogere concentratie van die gassen in de atmosfeer. Deze broeikasgassen houden de door de aarde uitgestraalde warmte vast. Doordat de laatste anderhalve eeuw (sinds het begin van de industriële revolutie) steeds meer broeikasgassen worden uitgestoten, warmt de aarde steeds verder op. De opwarming in die periode bedraagt ongeveer 1,1 oC, waarvan het grootste deel (0,7 oC) in de laatste veertig jaar heeft plaatsgevonden. In de klimaatwetenschap en binnen de internationale gemeenschap bestaat een grote mate van overeenstemming over het uitgangspunt dat de opwarming van de aarde beperkt moet blijven tot maximaal 2 oC, en volgens de meest recente inzichten zelfs tot maximaal 1,5 oC. Een grotere opwarming van de aarde kan zeer schadelijke gevolgen hebben, zoals extreme hitte, extreme droogte, extreme neerslag, verstoring van ecosystemen waardoor onder meer de voedselvoorziening in gevaar komt, en stijging van de zeespiegel doordat het ijs van gletsjers en van de poolkappen smelt. Ook kan die opwarming leiden tot klimaatomslagen, waarbij het klimaat op aarde of gebieden op aarde abrupt en ingrijpend verandert (zogeheten ‘tipping points’). Door dit alles worden de levens, het welzijn en de woonomgeving van velen bedreigd, wereldwijd en ook in Nederland. Die gevolgen doen zich voor een deel nu al voor.

Bescherming van mensenrechten op grond van het EVRM

(zie hierna in 5.2.1-5.5.3)

Het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) verplicht de staten die bij het verdrag zijn aangesloten ertoe om voor hun ingezetenen de rechten en vrijheden te verzekeren die in het verdrag zijn vastgesteld. Art. 2 EVRM beschermt het recht op leven, en art. 8 EVRM het recht op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven. Volgens de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) is een verdragsstaat op grond van deze bepalingen verplicht om passende maatregelen te treffen, indien een ‘real and immediate risk’ voor het leven of het welzijn van personen bestaat en de staat daarvan op de hoogte is.

De verplichting om passende maatregelen te treffen geldt ook als het gaat om milieugevaren die grote groepen of de bevolking als geheel bedreigen, en eveneens als de gevaren zich pas op langere termijn kunnen realiseren. De art. 2 en 8 EVRM mogen niet ertoe leiden dat een onmogelijke of onevenredige last op een staat wordt gelegd. Maar die bepalingen verplichten wel tot het treffen van maatregelen die daadwerkelijk geschikt zijn om het dreigende gevaar zoveel als redelijkerwijs mogelijk is af te wenden. Het nationale recht moet volgens art. 13 EVRM een effectief rechtsmiddel bieden om tegen een schending of dreigende schending van de door het EVRM gewaarborgde rechten op te komen. Dat brengt mee dat de nationale rechter moet kunnen voorzien in effectieve rechtsbescherming.

Wereldwijd probleem en nationale verantwoordelijkheid

(zie hierna in 5.6.1-5.8)

Het risico van een gevaarlijke klimaatverandering heeft een mondiaal karakter: de uitstoot van broeikasgassen vindt niet alleen plaats vanaf Nederlands grondgebied, maar wereldwijd. Ook de gevolgen daarvan worden wereldwijd ondervonden.

Nederland is partij bij het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (VN-Klimaatverdrag). Dat verdrag heeft tot doel om de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer op een niveau te houden waarop een door menselijk handelen veroorzaakte verstoring van het klimaatsysteem wordt voorkomen. Het verdrag berust op het uitgangspunt dat alle aangesloten landen maatregelen moeten treffen om klimaatverandering te voorkomen, in overeenstemming met ieders specifieke verantwoordelijkheden en mogelijkheden.

Ieder land is dus voor zijn deel verantwoordelijk. Daarom kan het argument dat de eigen uitstoot, op wereldschaal bezien, een relatief geringe omvang heeft en dat een reductie van de eigen uitstoot op wereldschaal slechts een gering effect heeft, een land niet ontslaan van de op hem rustende deelverantwoordelijkheid om maatregelen te nemen. De Staat is dan ook verplicht om, overeenkomstig zijn aandeel, de uitstoot van broeikasgassen vanaf zijn grondgebied te verminderen. Deze verplichting voor de Staat om ‘het zijne’ te doen berust op de art. 2 en 8 EVRM, omdat een ernstig risico bestaat dat een gevaarlijke klimaatverandering plaatsvindt die het leven en het welzijn van velen in Nederland bedreigt.

Wat houdt de verplichting voor de Staat om ‘het zijne’ te doen, concreet in?

(zie hierna in 6.1-7.3.6)

Bij de invulling van de positieve verplichtingen die de Staat op grond van de art. 2 en 8 EVRM heeft, moet worden gelet op breed gedragen inzichten in de wetenschap en internationaal aanvaarde standaarden. In dit verband zijn onder meer de rapporten van het IPCC van belang. Het IPCC is een in het verband van de Verenigde Naties opgerichte wetenschappelijke en intergouvernementele organisatie op het gebied van de klimaatwetenschap en klimaatontwikkelingen. In zijn rapport van 2007 heeft het IPCC een scenario opgenomen waarin de opwarming van de aarde naar redelijke verwachting beperkt zal blijven tot maximaal 2 oC. Om deze doelstelling te halen, moeten de zogenoemde Annex I-landen (dat zijn de ontwikkelde landen, waaronder Nederland) hun uitstoot in 2020 hebben gereduceerd met 25-40% ten opzichte van 1990, en in 2050 met 80-95%.

Op de jaarlijkse klimaatconferenties die in het kader van het VN-Klimaatverdrag zijn gehouden, is vanaf 2007 met regelmaat door vrijwel alle landen gewezen op de noodzaak om het scenario van het IPCC te volgen en om in 2020 een reductie van de uitstoot van broeikasgassen met 25-40% te bereiken. Door en in de EU is diverse malen uitgesproken dat op wetenschappelijke gronden in 2020 een beperking van de uitstoot met 30% ten opzichte van 1990 noodzakelijk is.

Bovendien is in de jaren na 2007 het eveneens breed gedragen inzicht gegroeid dat een veilige opwarming van de aarde niet tot maximaal 2 oC beperkt moet blijven, maar tot maximaal 1,5 oC. In het Akkoord van Parijs van 2015 is dan ook uitdrukkelijk opgenomen dat de staten ernaar streven de opwarming tot 1,5 oC te beperken. Dat noodzaakt dus tot een nog grotere reductie van de uitstoot dan eerder werd aangenomen.

Al met al bestaat dus een grote mate van consensus over de dringende noodzaak van een reductie van de uitstoot van broeikasgassen in 2020 van minimaal 25-40% door de Annex I-landen. Met de consensus over deze doelstelling moet bij de uitleg en toepassing van de art. 2 en 8 EVRM rekening worden gehouden. De dringende noodzaak van een reductie in 2020 van 25-40% geldt ook voor Nederland individueel.

Het beleid van de Staat

(zie hierna in 7.4.1-7.5.3)

De Staat en Urgenda zijn beide van mening dat het noodzakelijk is om de concentratie broeikasgassen in de atmosfeer te beperken teneinde de 2 oC-doelstelling, dan wel de 1,5 oC-doelstelling, te kunnen behalen. Maar zij verschillen van mening over het tempo waarin de uitstoot van broeikasgassen moet worden verminderd.

Het beleid van de Staat was tot 2011 erop gericht om in 2020 een reductie van de uitstoot van 30% te behalen ten opzichte van 1990. Dat was volgens de Staat nodig om op een geloofwaardig traject te blijven om de 2 oC-doelstelling binnen bereik te houden.

Na 2011 heeft de Staat zijn reductiedoelstelling voor 2020 echter verlaagd van 30% reductie door Nederland naar 20% reductie in EU-verband. De Staat heeft het voornemen om de reductie na 2020 in een versneld tempo op te voeren tot 49% in 2030 en 95% in 2050. Die doelen voor 2030 en 2050 zijn inmiddels vastgelegd in de Klimaatwet. De Staat heeft echter niet toegelicht dat en waarom een reductie van slechts 20% in 2020 in EU-verband verantwoord is te achten, dit in afwijking van de internationaal breed gedragen en noodzakelijk geachte reductie in 2020 van 25-40%.

In de klimaatwetenschap en binnen de internationale gemeenschap bestaat een brede consensus dat naarmate reductiemaatregelen later worden getroffen, deze ingrijpender en kostbaarder moeten zijn om het beoogde einddoel te halen. Ook bestaat dan een groter risico op een abrupte klimaatverandering omdat een omslagpunt (‘tipping point’) wordt bereikt. In het licht van dat algemeen onderschreven inzicht lag het op de weg van de Staat om toe te lichten dat de voorgenomen versnelling van de reductie na 2020 praktisch haalbaar en voldoende effectief zal zijn om de doelen voor 2030 en 2050, en daarmee de 2 oC- en de 1,5 oC- doelstelling, binnen bereik te houden. Dat heeft de Staat echter niet gedaan.

Het hof heeft dan ook kunnen oordelen dat de Staat zich in elk geval aan de internationaal noodzakelijk geachte doelstelling van minimaal 25% reductie in 2020 moet houden.

Rechter en politiek domein

(zie hierna in 8.1-8.3.5)

De Staat heeft aangevoerd dat het niet de taak van de rechter is om politieke afwegingen te maken die nodig zijn voor de besluitvorming over reductie van broeikasgassen.

In het Nederlandse staatsbestel komt de besluitvorming over de reductie van uitstoot van broeikasgassen toe aan de regering en het parlement. Zij hebben een grote mate van vrijheid om de daarvoor vereiste politieke afwegingen te maken. Het is aan de rechter om te beoordelen of de regering en het parlement bij hun besluitvorming zijn gebleven binnen de grenzen van het recht, waaraan zij zijn gebonden. Die grenzen vloeien onder meer voort uit het EVRM. De Grondwet schrijft voor dat de Nederlandse rechter de bepalingen van dit verdrag toepast. Dat moet de rechter doen overeenkomstig de uitleg daarvan door het EHRM. Deze opdracht aan de rechter tot het bieden van rechtsbescherming, ook tegen de overheid, is een wezenlijk onderdeel van de democratische rechtsstaat.

Het oordeel van het hof is met het voorgaande in overeenstemming. Het hof heeft immers geoordeeld dat het beleid van de Staat met betrekking tot de reductie van de uitstoot van broeikasgassen evident achterblijft bij de uit de art. 2 en 8 EVRM voortvloeiende verplichting om passende maatregelen te nemen voor de bescherming van de ingezetenen van Nederland tegen een gevaarlijke klimaatverandering. Verder heeft het hof het aan de Staat gegeven bevel beperkt tot de ondergrens (25%) van de internationaal onderschreven, minimaal noodzakelijke reductiedoelstelling voor 2020 van 25-40%.

Het gegeven bevel laat het aan de Staat over om te bepalen met welke concrete maatregelen hij zal voldoen aan dat bevel. Als daarvoor wetgevende maatregelen nodig zijn, is het aan de Staat om te beoordelen welke specifieke wetgeving wenselijk en noodzakelijk is.

Conclusie

Samengevat komt het oordeel van de Hoge Raad erop neer dat het door de rechtbank gegeven en door het hof bekrachtigde bevel aan de Nederlandse Staat om de uitstoot van broeikasgassen per eind 2020 met minstens 25% terug te brengen ten opzichte van 1990, in stand blijft. Het hof heeft op grond van de art. 2 en 8 EVRM kunnen en mogen oordelen dat de Staat verplicht is die reductie te behalen, vanwege het risico van een gevaarlijke klimaatverandering die ook de ingezetenen van Nederland ernstig kan treffen in hun recht op leven en welzijn.

Milieudefensie voert actie tegen open winkeldeuren

Inleiding
Veel winkeliers runnen hun bedrijf, ook midden in de winter, met open deuren. Boven die deuren hangt verwarming, bijvoorbeeld een warme luchtblazer, en veel van de warmte verdwijnt naar buiten.
Er moet in Nederland  fors op energie bespaard worden. Winkeliers zouden dat kunnen doen met een gewone duwdeur, met een automatische schuifdeur of met plastic lamellen.

Winkeliers denken dat mensen dan minder makkelijk hun winkel binnenstappen. Er is echter onderzoek dat dat tegenspreekt. In 2016 hebben enkele grote winkeliersorganisaties en de stad Antwerpen aan bureau Haystack International gevraagd wat het zou uitmaken als winkels met gesloten deuren zouden werken.
Voor de omzet en het aantal klanten zou het niet uitmaken, aldus Haystack International. Maar het aardgasgebruik daalt met 37%.

In verschillende steden zijn er al initiatieven ondernomen: Wageningen, Tilburg, Gent, Barneveld.

De actie in Eindhoven
In Eindhoven had Milieudefensie op 21 december 2019, het Winkelcentrum Woensel uitgekozen. Om praktische redenen, niet omdat het daar speciaal erg is.

Er was een publieksflyer voor iedereen en er was een raamposter, die winkeliers konden ophangen als de deur dicht was en de winkel toch open. Twee ploegjes van elk twee mensen gingen met de winkeliers praten, en een derde ploegje deelde flyers aan het winkelende publiek. Dat liep verder allemaal probleemloos.

Bij het winkelend publiek bestaat veel (en vaak spontane)  steun voor de actie. Men vindt de situatie raar (“doe je thuis toch ook niet?”). Enige groep die blij was met open winkels was de groep rolstoelrijders (die overigens met een automatische schuifdeur, zoals bij de Jumbo in het Winkelcentrum Woensel) ook goed uit de voeten kan.
Er meldde zich niemand die op hoge toon eiste dat het niet hoeven openen van een winkeldeur als een fundamenteel mensenrecht moest worden aangemerkt.

De reactie van de winkeliers was genuanceerd. Men begrijpt de wens en is er niet mordicus tegen, maar tussen droom en daad zitten praktische bezwaren als de interne richtlijnen binnen winkelketens (bijv. de ANWB-winkel die op die locatie geen enkele concurrentie heeft), of technische kenmerken van de winkeldeur of investeringskosten.

Maar daar moet dan maar iets op verzonnen worden, zoals een onderlinge afspraken binnen de winkeliersvereniging, een overgangsperiode, landelijke richtlijnen voor ketens, of lokale verordeningen voor winkels, en mogelijk enige vorm van subsidie.

Het vervolg
Milieudefensie heeft een gesprek aangevraagd met de winkeliersorganisatie van het Winkelcentrum Woensel.

Er zullen in Eindhoven vaker acties opgepakt worden als deze, ook in andere winkelcentra.

Mogelijk kan het op nationaal niveau opgepakt worden. Daarover valt nu nog niet wat te melden.

Eindhoven neemt bomenplan Milieudefensie over

Voorgenomen vergroening Clausplein Eindhoven

Persbericht                                                 Eindhoven, 21 december 2018

“Een nieuwe boom per inwoner, doen!” antwoordden B&W van de gemeente Eindhoven (18 december 2019) op een uitnodiging van Milieudefensie Eindhoven om per inwoner van de gemeente één nieuwe boom te planten. De gemeente spreekt waardering uit voor het initiatief van Milieudefensie en zegt dat dit aanleiding is om nog eens extra naar de waarde van groen in de breedste zin te kijken.

Milieudefensie Eindhoven spreekt waardering uit voor de steun van B&W van Eindhoven.

Het College van B&W stelt, dat bomen waarde hebben voor de productie, voor energie, voor leefbaarheid, voor de Eindhovense identiteit, maar vooral voor klimaat en milieu. Bomen helpen tegen de hittestress, zuiveren de lucht, vergroten de biodiversiteit, leggen CO2 vast en dragen bij aan recreatie en landschapsbeleving.

Concreet heeft de gemeente met dhr. Teeuwen en Edelbroek van Milieudefensie afgesproken:

  • De gemeente brengt in beeld waar en op welke termijn vanuit bestaande budgetten bos en houtsingels kunnen worden aangeplant (buitengebied) op kleinschalig niveau
  • De gemeente overlegt intern, o.a. met programmaleiders, op welke termijn de  visie met uitvoeringsprogramma voor het aanplanten van extra groen en bomen, samen met belanghebbenden en -groepen en waar nodig met omliggende gemeenten wordt opgepakt

B&W stellen dat hun steun voor het bomenplan van Milieudefensie aansluit bij bestaande trends. Het huidige groenbeleid, met zijn bestuurlijke en financiele instrumenten, is al gericht op behoud en verbetering van landschappelijke elementen en de vergroening van de binnenstad.
De extra aanplant kan gezien worden als een intensivering van dit beleid.

Als bijlage treft u de brieven van Milieudefensie aan de gemeente en van de gemeente aan Milieudefensie aan.

Geprojecteerd stadsbos op het Eindhovense Van Der Meulen-Ansems terrein (zie https://oma.eu/projects/vdma )