De noodzaak van opslag Wind en zon wisselen
sterk. Er is behoefte aan opslagbuffers in allerlei soorten en maten. Daaraan
wordt veel onderzoek gedaan, o.a. aan de TU/e .
Het kenmerk van alle energieopslag is dat er twee fasen zijn: een energierijke
die kan leveren als er te weinig energie is, en een energiearme die energie op
kan nemen als er teveel energie is. Dit beginsel kan op zeer uiteenlopende
wijze vorm krijgen. Een voorbeeld is het oppompen van water van laag
(energiearm) naar hoog (energierijk).
Dit gaat altijd met verliezen gepaard. Het kost meer energie om het reservoir
te vullen dan er vrijkomt als het reservoir geleegd wordt. De verhouding tussen
beide heet het cyclusrendement.
Ijzerpoeder als energierijke en roest als energiearme fase IJzer brandt uitstekend als het maar heel fijn verdeeld is. Dat poeder is de energierijke fase. De vlam kan 1800°C halen. Op het eind is de energiearme fase bereikt en die heet ijzeroxide, in de volksmond roest. Het systeem is o.a. geschikt om hele hete stoom te maken, iets wat in de industrie vaak gevraagd wordt. Als die roest weer kan worden teruggebracht naar ijzerpoeder, is er een opslagsysteem gecreëerd. En dat kan door er waterstof langs te leiden. En als die waterstof duurzaam is, is de buffer dat ook.
Waterstof Nu is dit gemakkelijker gezegd dan gedaan. Bijna alle waterstof op aarde wordt momenteel gemaakt uit aardgas en is dus niet duurzaam (de huidige waterstofauto’s zijn dat dus misschien ook niet). Duurzame waterstof kan ook gemaakt worden door water te splitsen in waterstof en zuurstof (hydrolyse). Dat is een oude, bekende techniek, die echter nog niet groot genoeg opgeschaald is. Daaraan wordt druk gewerkt, o.a. op de TU/e. Als de hydrolyse plaatsvindt met stroomoverschotten van windturbines en zonneparken, is de ontstane waterstof wel duurzaam. Dat is een gewild goedje: iedereen wil in dezelfde duurzame waterstof-vijver vissen, terwijl die vijver er nog niet is.
Het cyclusrendement is nu ongeveer een kwart (4J zonnestroom wordt ongeveer 1J ijzerpoeder). Dat zegt prof. Deen, die aan het proces meewerkt.
Het schema van de roest-ijzer cyclus
Metalot, Cranendonck en de provincie Noord-Brabant Op 04 februari 2019 maakte de provincie Noord-Brabant bekend dat ze 1,0 miljoen subsidie gaf ten behoeve van een proeffabriek. Die moet uiteindelijk komen op wat vroeger het Duurzaam Industrieterrein Cranendonck (DIC) heette, en nu Metalot (met een knipoog naar Chemelot dat nu zit op de plak van wat vroeger de DSM heette). DIC/Metalot ligt binnen het hek van de zinkfabriek Nyrstar in Budel-Dorplein (onderdeel van de gemeente Cranendonck). Het moet een bescheiden proeffabriek worden van 100kW, die vooral het onderzoek dient.
De twee belangrijkste methodes om ijzerpoeder te gebruiken voor beweging te gebruiken: 1) verbranden in lucht en de hete lucht door een Stirlingmotor sturen 2) met water laten reageren en een mengsel maken van stoom en waterstof
Voorgeschiedenis Helmond was vroeger
een ‘Groeistad’. In die tijd moest Helmond, bijna geforceerd, groeien. Er zijn
toen in relatief korte tijd 14000 nieuwe huizen bij gekomen. Men vond toen (we
spreken jaren ’70 vorige eeuw) dat daar een modern verwarmingssysteem bij hoorde.
Zodoende is toen de Helmondse stadsverwarming ontstaan in het Zuiodoostelijk
deel van Helmond. Bij de elektriciteitsprijzen van toen kon een Warmte-Kracht
Koppeling (WKK) rendabel draaien (op gas).
Nadien is er, mede door verwaarlozing en omdat stadsverwarming, bij de huidige
elektriciteitsprijzen, een economisch marginale activiteit is, de klad in
gekomen. Er bouwde zich steeds meer onvrede op en die had soms gerechtvaardigde
gronden.
Nadien is de Helmondse stadsverwarming, met onvrede en al, overgenomen door Ennatuurlijk (een onderneming waarachter het pensioenfonds PGGM en Veolia). Zie https://ennatuurlijk.nl/ . De onvrede mondde uit in een burgerinitiatief richting de gemeenteraad van Helmond. Op 1 dec 2015 stemde de Helmondse raad in met het voorstel “Verduurzaming Stadsverwarming, Versnelling duurzaamheid”. Zie voor verdere informatie, onder andere technische, www.bjmgerard.nl/?p=2556 .
Mireille Jongen (Ennatuurlijk) in de Helmondse raadscommissie op 19 feb 2019
Jongen benadrukte eerst dat Ennatuurlijk de laatste drie
jaar hard gewerkt heeft om alle bestaande problemen op te lossen. De emoties
waren weggezakt.
Verduurzaming
blijkt nog niet zo eenvoudig.
Ennatuurlijk heeft gekeken naar zes opties, die ik hier geef met enig commentaar mijnerzijds.
Industriële restwarmte, waarover men oordeelt dat het afvalt want ‘onvoldoende warmte beschikbaar”. Toch leveren de Asfaltcentrale, de Voergroep Zuid, Coppens (BZOB) en Van Rooi Meat samen 23% van de warmtevraag. Ik vind het merkwaardig om deze bijdrage af te schrijven.
Thermische Energie uit Oppervlaktewater (Ennatuurlijk, 19 feb 2019, Helmond)
Energie uit het oppervlaktewater (Thermische Energie Oppervlaktewater, TEO). Helmond heeft met de Nieuwe Aa en de Zuid-Willemsvaart veel bruikbaar oppervlaktewater. Dit is volgens Ennatuurlijk financieel onrendabel en is on hold gezet. Dit moet opgelost worden, voorlopig met subsidiemogelijkheden.
Zonthermie (dus warmte en geen stroom). Daartoe zou een veld van 65000m2 ontwikkeld moeten worden tussen het bedrijventerrein Bokhorst en de Zuid-Willemsvaart. Deze omvang heeft in Nederland nog geen precedent. Dit is volgens Ennatuurlijk financieel onrendabel en is on hold gezet. Dit moet opgelost worden, voorlopig met subsidiemogelijkheden.
Biomassa. Dat is waar uiteindelijk in eerste instantie voor gekozen wordt, op basis van afval- en snoeihout uit de omgeving. De tekst bij het biomassaplaatje is niet heel duidelijk. Inzet zou t.o.v. de huidige inzet 19000 ton CO2 per jaar schelen, omgerekend 10 miljoen Nm3aardgas, goed voor 320TJ/y. Dat betreft een besparing van 80% op de CO2 (een soort standaardwaarde voor veel biomassa), dus zou de biomassa goed moeten zijn voor 400TJ/y . Bij de genoemde 15MW zou de centrale dan 7400 van de 8760 uur in een jaar draaien. Als die 15MW jaargemiddeld is (de STEG’s die er staan kunnen 25MW warmte leveren per stuk en men wil er één vervangen), zou het misschien kunnen. De presentatie is hier niet erg informatief.
Duurzame samenwerking met de industrie. Daarover werd niet veel gemeld. Gaan daar misschien de potentiele bijdragen, die onder het eerste punt genoemd zijn, naar toe?
Geothermie. Dit wordt onderzocht en kan misschien een optie zijn voor de toekomst. Even afwachten hoe dat uitpakt vanwege de geologische breuken in de regio.
de diverse mogelijkheden voor verduurzaming in helmond
In de
raadsdiscussie werden vragen gesteld en ontstond discussie. Het meeste ging
over de biomassacentrale. De gebruikelijke misverstanden passeerden de revue,
onder andere over dat
biomassa
bij verbranding per GJ meer CO2 in de lucht brengt dan aardgas (wat
waar is, maar irrelevant omdat je over de hele levenscyclus moet rekenen)
houtstook
geassocieerd wordt met milieuvervuiling (wat voor huishoudelijke stookinrichtingen
ongetwijfeld waar is, maar niet waar is bij professioneel geleide industriële
inrichtingen. De installatie krijgt drie filterstappen. De biomassainstallatie
in Meerhoven werd als voorbeeld genoemd (verantwoordelijk wethouder Maas) en
daarover wordt niet geklaagd.
De vraag die
niet gesteld werd) en die ik zelf wel had willen stellen) was hoeveel van het
gewenste snoeiafvalhout de regio eigenlijk leveren kan. Als en Helmond en
Meerhoven en StrijpS (beide Eindhoven) snoeiafvalhout willen, is er dan genoeg?
En als er nog meer steden op hetzelfde heldere idee komen?
Ik heb zelf niet de ideologische preoccupatie tegen biomassa, die velen in de
milieubeweging hebben. Mijns inziens kan biomassa een bijdrage leveren aan
duurzame energie. De vraag is voor mij niet dat die bijdrage er is, maar hoe
groot die is en welke voorwaarden gehanteerd worden.
Mijns inziens moet de regio urgent een soort structuurvisie voor biomassa maken.
Het politieke belang De emissie van ammoniak, de opbouw van ammoniak in de atmosfeer, en het neerdalen (‘depositie’) van ammoniak op en in de bodem zijn politiek heftig omstreden onderwerpen. Ze hebben namelijk een direct verband met de veeteelt. Ammoniak komt voor grofweg 85% uit de veeteelt, ongeveer fifty uit de stal en uit het uitrijden van mest. Tegen de emissie vanuit de stal moeten luchtwassers worden ingezet en daar heeft geen enkele boer zin in. Ze kosten kapitalen en vreten stroom. En ze helpen niet bij het uitrijden van mest. Nu het water veel boeren tot de lippen staat, en de ammoniak tot de neusgaten, is er een markt voor twijfelzaaiers en boerenpartijen of anti-milieupartijen als de PVV en het SGP, CU en CDA zijn daar vatbaar voor. Op gezette tijden staan er beroepstwijfelzaaiers op, zoals bijv. Crok en Hanekamp, om met hele, halve en onwaarheden te tetteren dat er geen probleem is en dat de linkse kerk het helemaal verkeerd ziet. En bijna altijd ligt dan het RIVM onder vuur, omdat dat nu eenmaal de instantie is die over dit onderwerp gaat. Ik heb er bij een eerdere gelegenheid al op deze site over geschreven (zie www.bjmgerard.nl/?p=4332 ).
Het gas ammoniak (NH3 ) stinkt en is toxisch. In een stal kan de concentratie hoge waardes bereiken, die schadelijk kunnen zijn voor mens en dier, maar buiten de stal dalen de concentraties zo snel dat in de vrije atmosfeer de concentraties ver onder gezondheidsbedreigende waarden liggen. Het kan wel stinken – men ruikt ammoniak al voor het gevaarlijk wordt. De oplossing van ammoniak in water (dat heet ammonia) wordt in huishoudens gebruikt, maar is niet onschuldig – alleen met enig verstand gebruiken.
Het grootste
probleem is dat ammoniak op en daarna in de grond komt en bijdraagt aan de
verzuring en vermesting van de bodem. In grote delen van Brabant gebeurt dat in
enorme hoeveelheden. Dat tast de natuur aan en daar, waar die Europees
beschermd is (de Natura2000 – gebieden) leidt dat tot juridische problemen.
Vandaar in eerste instantie de luchtwassers.
Iets over de stikstofscheikunde Stikstof heeft een ingewikkelde scheikunde. Er zijn ontelbaar veel verbindingen, maar chemici rangschikken die op basis van een kengetal, de valentie. Daarvan zijn er zeven.
Valentie
-3 .
Daarbij hoort ammoniak en ammonia (NH4+) , en stikstof
die in eiwitten en andere levensmoleculen zit ingebouwd (‘organisch gebonden
stikstof’).
Valentie
0 hoort bij de neutrale stikstof, die als N2-gas 79% van de
aardatmosfeer uitmaakt.
Valentie
+1 hoort bij lachgas (N2O).
Valentie
+2 hoort bij NO, dat ontstaat doordat bij verbrandingsprocessen bij hoge
temperatuur atmosferische stikstof met atmosferische zuurstof reageert
Valentie
+3 hoort bij nitrieten ( NO2–)
Valentie
+4 hoort bij NO2, dat ongeveer ontstaat als NO
Valentie
+5 hoort bij nitraten (NO3–), de meest voorkomende vorm
als er voldoende zuurstof anwezig is. Stikstofkunstmest bevat nitraat.
Bron RIVM-rapport
De atmosfeer
is een ingewikkeld reactievat, waarin de verschillende valentietoestanden in
elkaar kunnen overgaan. Vaak gebeurt dat onder invloed van zonlicht en dus
relatief vaak als er smogomstandigheden heersen. Ammoniak kan in de atmosfeer
met bijvoorbeeld zwaveloxide of stikstofoxiden doorreageren tot er combinaties
ontstaan als ammoniumsulfaat of ammoniumnitraat, die deel uitmaken van het
(ultra)fijn stof.
De bodem is
ook een ingewikkeld reactievat, waarin eveneens de verschillende
valentietoestanden in elkaar kunnen overgaan. Dat kan, afhankelijk van de
omstandigheden, beide kanten op. Vaak gaat dat onder invloed van bacteriën.
Bacteriën oxideren ammonia (het NH4+– ion) tot hetzelfde nitraat
dat met kunstmest ook in de bodem gekomen zou zijn (vandaar ‘vermesten’) . In
dat proces komen waterstofionen vrij die
de bodem ‘verzuren’.
Sommige
regelgeving gaat specifiek over ammoniak (zoals die rond luchtwassers).
Ammoniak wordt gemeten op zes, kwalitatief goede, meetposten van het Landelijk
Meetnet Luchtkwaliteit (LML) en op enkele tientallen. Kwalitatief minder goede,
meetposten van het Meetnet Ammoniak Natuurgebieden (MAN). De goede meters
worden gebruikt om de minder goede te calibreren.
Regelgeving
over de luchtkwaliteit heeft betrekking op NO2 of op een mengsel van
NO en NO2.
Sommige
regelgeving (bijvoorbeeld het Programma Aanpak Stikstof, PAS) gaat over het totaalbedrag aan stikstof,
ongeacht het valentiegetal (maar getalsmatig is dat vooral de nitraatvorm).
Het is dus essentieel
om ammoniak te zien als onderdeel van een groter geheel.
“Ontwikkelingen in emissies en concentraties van ammoniak in Nederland tussen 2005 en 2016” Dit onderzoek van het RIVM kwam uit op 15 januari 2019. Het kan niet los gezien worden van de politieke context en de voorgeschiedenis. De afbeeldingen komen uit dit rapport. Men kan het onderzoek vinden op www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/2018-0163.html . Dit onderzoek gaat dus specifiek over ammoniak.
Bron RIVM-rapport
Hierboven de
sleutelgrafiek. De grilligheid van het weer heeft invloed op de resultaten, en
daarom wordt er gerekend met een vereenvoudigde trendlijn.
Vanwaar het verschil tussen de blauwe
en de groene lijn?
De grafiek roept twee vragen op, waarvan het RIVM er één behandelt: nl waarom
de metingen van de ammoniak door de jaren heen niet de emissies volgen. Waarom
wijkt de groene lijn van de blauwe af?
Het RIVM hanteert het Operationeel Prioritaire Stoffen-model (OPS-model). Normaliter werkt dat goed en volgen de gemeten en berekende
concentraties beide braaf de emissies. Die emissies worden niet gemeten (dat is
onuitvoerbaar) maar worden modelmatig gereconstrueerd.
Er zijn bekende
en onbekende redenen waarom een gedaalde emissie zich niet vertaalt in een navenant
gedaalde concentratie.
De
belangrijkste bekende reden is dat de lucht, vanwege het milieubeleid, minder
stikstofoxides bevat en veel minder zwaveloxides. In het atmosferische
reactievat wordt er daardoor minder ammoniak weggevangen, met als voordeel dat
er minder (ultra)fijn stof wordt gevormd en als nadeel dat er meer ammoniak
overblijft. Bovendien hangt er aan de planten en de bodem ook minder van die
oxides, waardoor droge depositie (als de lucht langs de grond wervelt zonder
regen) trager verloopt – met hetzelfde resultaat.
Verder blijkt er een zwak lange termijn-effect van het weer te zijn en is er een
beetje invloed van een veranderde emissie van verspreiding uit stallen en bij
het uitrijden van mest. Deze bekende effecten worden in het OPS-model gestopt
en leveren in de grafiek de paarse lijn op. Werkend met de vereenvoudigde
trendlijn is daarmee ongeveer driekwart van de afstand tussen blauw en groen
overbrugd.
Blijft een kwart over waarvoor het RIVM zelf geen verklaring weet. Het RIVM gaat daarvoor af op de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM), die al eerder een advies uitgebracht heeft waaruit afgeleid kan worden dat een aantal factoren samen (waaronder het slechter-dan-verwachte functioneren van combi-luchtwassers) goed zijn voor het ontbrekende kwart. De emissies zijn te laag ingeschat, maar dat is nog niet verwerkt in de blauwe lijn. Anders uitgedrukt: in de grafiek moet de blauwe lijn een eind worden opgetild. Resultaat is dat dan de berekende concentratie-trendlijn samenvalt met de gemeten trendlijn.
Maar waarom daalt de emissie al sinds 2013 niet verder? Die vraag beantwoordt het RIVM niet. Mogelijk ziet het dat als de taak van iemand anders (bijvoorbeeld de CDM). Sinds 2013 stijgen de ammoniakemissies en, als de CDM gelijk heeft, is de emissiedaling sinds 2005 nog een stuk kleiner. ‘Stikstofprofessor’ Erisman van de VU meent in De Boerderij van 18 jan 2019 dat de emissiecijfers van ammoniak sinds 2004 een onderschatting van de werkelijkheid zijn, en dat er sindsdien helemaal geen significante afname meer bestaat van de ammoniakemissies uit de landbouw ( www.boerderij.nl/Home/Nieuws/2019/1/Meer-ammoniak-in-schonere-lucht-383139E/ ). Mogelijk wordt elke technische vooruitgang ongedaan gemaakt door navenant meer vee (en blijkt daarna de techniek niet goed te werken…).
Gemeten verloop ammoniakconcentraties Kampina
Welke stikstof meet men en waarom? Om de luchtkwaliteit te monitoren meet men NO2 . Dat is een goed meetbaar gas dat in zichzelf al een beetje giftig is, maar dat ook een goede indicatie geeft van wat er aan andere gassen nog meer aanwezig is. NO2 heeft een sterk regionale-lokale verkeerscomponent bovenop een diffuse internationale achtergrond.
Ammoniak
meet men omdat dat relatief eenvoudig is, en omdat ammoniak sterk lokaal is.
Ammoniakgas verplaatst zich in de atmosfeer over minder dan 100km. Als men ammoniak
meet, is dat naar alle waarschijnlijkheid emissie van Nederlandse ammoniak, en
wel uit de veeteelt. Het zegt dus iets over het milieugedrag van de veeteelt.
Als het gas vastgelegd is in (ultra))fijne korreltjes ammoniumnitraat of
-sulfaat, en daarmee de NH4+
vorm heeft aangenomen, kan het zich met gemak over meer dan 1000 km
verplaatsen (Erisman). Het buitenland speelt een veel grotere rol (twee kanten
op). Daardoor zijn fijn stof-metingen minder
bruikbaar voor beleid. Ultrafijn
stofmetingen zijn nog lastig.
Alle geëmitteerde stikstof, in welke vorm dan ook, valt vroeg of laat terug op de grond (depositie). Een flinke regenperiode schoont de lucht flink op. Met de tijd meekijkend eindigt elke stikstofemissie op of in de bodem. Immers, er worden voortdurend stikstofverbindingen aan de atmosfeer toegevoegd, maar hun concentratie neemt niet toe, ergo gaan ze er ook weer uit. De enige vraag is of dat dicht bij of ver van de bron is – maar dat geldt andersom ook voor buitenlandse bronnen. Tegen de tijd in kijkend bieden de concentratiemetingen een middel om iets over de bron te zeggen. Bijvoorbeeld of de emissieberekeningen kloppen – de ammoniakmetingen leerden dat de ammoniakemissies hoger waren dan gedacht, en dat bevestigde het verhaal over de gedeeltelijk falende luchtwassers,
De Groene 11 en hun Position Paper De Groene 11 (inmiddels zijn het er overigens al 13) is een samenwerkingsverband van een anatal milieu-organisaties (zie www.groene11.nl ). Voor dit onderwerp zijn Natuur en Milieu, Greenpeace, en de Natuur- en Milieu Federaties (in Brabant de BMF).
Ten behoeve van de aanstaande Luchtvaartnota, die nu in voorbereiding
is, hebben ze een Position Paper ingediend, met als belangrijkste
eenheden Klimaat & Luchtvaart en Economie & Luchtvaart. De
samenvatting geeft een beeld van de inhoud van het document.
Het IPCC stelt dat we voor 2030 een stevige CO2 -reductie
nodig hebben om catastrofale klimaatverandering tegen te gaan, in 2050
moeten alle sectoren, dus ook de luchtvaart naar netto 0 CO2 emissie;
De Nederlandse luchtvaartsector zal daarom minimaal dezelfde CO2 -doelstellingen als de Nederlandse transportsector in 2030 moeten realiseren;
Zonder aanvullend beleid zal de CO2 -emissie van de Nederlandse luchtvaartsector in 2050 verdubbeld zijn ondanks een gemiddelde 0,7% per jaar efficiëntiegroei;
Dit betekent een CO2 -reductie van 15% t.o.v. 1990 in 2030. Dit komt uit op een totale CO2 -emissie
van ruim 4 megaton in 2030 t.o.v. van zo’n 12 megaton op dit moment.
Voor 2050 moet de luchtvaartsector bij benadering emissievrij zijn;
Internationaal beleid, Nederlandse sectorinitiatieven en het huidige technologiepad zijn onvoldoende om deze CO2 -doelstellingen te halen;
De Nederlandse overheid moet
daarom stevig beleid voeren op de luchtvaartsector. Alleen met een
combinatie van volumebeleid, prijsbeleid en stimulering van
technologische innovatie zal de sector de noodzakelijke klimaatdoelen
halen. Krimp van het aantal vliegbewegingen is een reële optie.
BVM2 had aan de Groene 11 gevraagd om in Knegsel een toelichting op hun Position Paper te geven.
De presentatie van Cas van Kleef Cas van Kleef (die zelf aan Greenpeace verbonden is) presenteerde de gevraagde toelichting.
Cas van Kleed (Knegsel, 16 feb 2019, over het Position Paper van de Groene 11
In het Klimaatakkoord staat de transportsector 15% in 2030 terug moet t.o.v. 1990. De Groene 11 vinden dat voor de luchtvaart hetzelfde moet gelden als voor de transportsector als geheel. In 1990 stootte de luchtvaart 5,0 Mton CO2 uit . In 2020 zou dat ruim 12Mton zijn. In 2030 mag dat dus nog maar 4,75Mton zijn (85% van 5,0).
CO2-traject dat de Nederlandse luchtvaart moet volgen (dalende lijn tot 2050). Het lijntje tot 2030 is wat de Nederlandse luchtvaartwereld zelf wil.
Van ruim 12Mton naar 4,75Mton CO2, dat is ongeveer 2/3de (65%) eraf. Dat wordt moeilijk, vooral omdat de techniek maar ongeveer 20 tot 25% levert. Ook de plannen van de luchtvaartsector zelf blijven achter bij wat hoort ( zie https://www.bjmgerard.nl/?p=7993 ). Dit betekent dus in praktijk krimp van het aantal vluchten en verschuiving naar andere doelen en vormen van reizen.
Cas van Kleef presenteerde het Groene 11 – Position Paper, ondersteund met veel sheets.
Klaas Kopinga en Wim Scheffers tijdens de Knegselbijeenkomst op 16 feb 2019
Knegsel, 16 februari 2019
Tijdens de afgelopen BVM2-bijeenkomst in Knegsel gingen de BVM2-
bestuurders Klaas Kopinga en Wim Scheffers in op recent, tijdens de
Proefcasus, opgedane inzichten. Die komen onder andere voort uit
onderzoek van de econoom Walter Manshanden (die al eerder in Knegsel
gesproken heeft), en uit een onderzoek naar kosten en opbrengsten van
hinderbeperkende maatregelen.
De economische kant
Catchment Area en Brainport regio van Eindhovne Airport
Uit onderzoek blijkt dat binnen de Brainportregio 91% van de zakelijke vraag weglekt naar andere luchthavens.
Inclusief het niet-zakelijke verkeer heeft Eindhoven Airport binnen de
catchment area een marktaandeel van 14% (de rest gaat naar andere
luchthavens).
Dit komt omdat Eindhoven airport geen intercontinentale bestemmingen
biedt, omdat er in de nabije omgeving een ruime keuze aan luchthavens
is, en omdat er Europese bestemmingen ontbreken of met onvoldoende
frequentie worden aangevlogen.
De groei is vooral het gevolg van de extreem lage ticketprijzen. Maar de
vraag is omgekeerd evenredig met de prijs, dus als de prijs stijgt,
daalt de vraag.
De slotsom is dat er geen relatie kan worden gelegd tussen enerzijds
de vervoersvraag in de Brainportregio, en anderzijds de ontwikkeling van
de bevolking en economie in die regio. De bewering dat “groei van Eindhoven Airport noodzakelijk is voor de economische ontwikkeling van de Brainportregio” is in tegenspraak met de economische analyse.
Onderzoek Hinderbeperking Het NLR heeft alsnog onderzoek gedaan naar diverse
hinderbeperkende maatregelen. Dat heeft geresulteerd in drie tabellen,
waarvan er hier twee zijn afgedrukt (reikwijdte O = Overal)
Hinderbeperkende maatregelen tabel 2
BVM2 trekt uit deze en de andere tabellen de conclusie uit dat het
enige, dat echt op korte termijn helpt en geen kapitalen kost, minder
vliegen aan de randen van de dag is . De rest is of vooral verschuiving
van de ellende, of helpt niet, of op de lange termijn, of zo duur dat
het onwaarschijnlijk is dat het gebeurt.
Aangescherpte gedachtenlijn Een en ander brengt BVM2 tot de volgende aangescherpte gedachtenlijn.
Inhoudelijk
Vlieg minder, vlieg beter, vlieg zakelijker en vlieg duurzamer
Stop de groei bij 40.000 vliegbewegingen
Versmal het openingsvenster: niet na 23.00 en in het weekend niet voor 08.00 uur
Vloot-en brandstofvernieuwing gaat waarschijnlijk erg traag / te traag Als dat zo blijkt te zijn is krimp van het aantal vliegbewegingen voor hinderbeperking onvermijdelijk (mate waarin afhankelijk van resultaten onderzoekscenario 30.000 vliegbewegingen). Groei daarna weer met 50% van de winst door vloot- en brandstofvernieuwing, andere 50% is verdere hinderbeperking
Stuur op een meer evenwichtige spreiding van vliegbewegingen over de seizoenen
Gebruik de luchthavenresultaten en -reserves voor kwalitatieve innovaties (b.v. betere routebegeleiding) en duurzaamheidsinvesteringen. Gebruik ze ook voor verbetering van de verblijfskwaliteit van de passagiers op de luchthaven. Gebruik ze niet voor kwantitatieve groei of voor extra taxibanen en parkeergarages.
Verlaag de vraagdruk door een toeslag op de ticketprijs; gebruik deze voor duurzame, schone brandstof om de klimaatschade actief terug te dringen
Bouw het bestemmingenpalet zoveel mogelijk om van zon en pret naar zakelijk en dienstbaar aan Brainport
Verhoog daartoe ook de landingsgelden voor alle bestemmingen en subsidieer daarna de gewenste zakelijke of Brainport-bestemmingen
Governance voor EA na 2020:
Herijk de aandelenverhouding naar 50% voor Schiphol en 50% voor
provincie, Eindhoven en randgemeenten gezamenlijk; dit t.b.v. evenwicht
van zeggenschap en gelijkgerichtheid van belangen
Bouw de COVM en de huidige uitvoeringstafel uit / om tot één heldere
participatietafel met bestaande deelnemers aangevuld met een
vertegenwoordiging van omwonenden
Draag zorg voor een continue informatievoorziening en interactie naar / met betrokkenen en omwonenden
Bewaak het nieuwe afsprakenkader en regel het continu bij
Maar bied omwonenden voorspelbaarheid en betrouwbaarheid voor langere termijn (tenminste 10 jaar)
Documentatie
De volledige tekst van de presentatie van Kopinga en Scheffers is hier te vinden.
De ligging van de 70 – 56 – 48 – en 40 dB Lden-contour rond Eindhoven Airport
In oktober 2018 heeft de Wereld Gezondheids Organisatie (WHO) nieuwe
“ENVIRONMENTAL NOISE GUIDELINES for the European Region” uitgebracht.
Die gaan over alle soorten geluid, maar hier aan de orde komt de passage
over vliegtuigen.
Die luidt:
‘Guidelines’ zijn adviezen. Ze worden pas wet als de EU, en daarna de
lidstaten, dat zeggen. Dat is nog niet gebeurd. Toch kunnen
niet-wettelijke bepalingen toch invloed hebben.
Zo hebben de regionale bestuurders indertijd aan de Alderstafel
afgesproken om geen nieuwe grootschalige woningbouw te realiseren binnen
de 20Ke – zone van het vliegveld. Dat is de sigaar die loopt van een
eindje onder Veghel tot bijna Duizel. Dat gaf gedoe in Duizel-Noord en
kostte de gemeente Son en Breugel een fors deel van zijn
uitbreidingslocatie Sonniuspark.
Je ziet daarom dat alle uitbreidingslocaties net buiten de 20Ke-zone liggen.
Het Ke-systeem is een halve eeuw geleden ontworpen (door de Delftse
professor Kosten) met het doel een relatie tot stand te brengen met het
aantal ernstig gehinderden. En wel is dat aantal het aantal (in %) Ke –
10. Dus bij 20Ke is het aantal gehinderden statistisch 10% . Dit is
geijkt in de werkelijkheid van die tijd.
Inmiddels is het Ke-systeem in onbruik geraakt. In de hele beschaafde
wereld gebruiken alleen nog militaire vliegvelden in Nederland de Ke.
Die 10% ernstige hinder was voor de regionale bestuurders aan de Alderstafel reden om hun woningbouwbeperking af te spreken.
dB Lden (horizontaal) versus % ernstige hinder (vertikaal). De WHO hanteert de getrokken zwarte lijn).
Nu wil het geval dat ook de WHO als drempel voor ernstige hinder de
10% hanteert. De WHO komt aan 10% ernstige hinder bij 45 dB Lden (zie
scatterplot).
Overigens zegt de WHO ook dat 10dB Lden meer leidt tot 4 tot 9% meer Ischaemische Hart Ziektes.
Tijdens de Knegselbijeenkomst van 16 februari liet Bernard Gerard, namens BVM2, zien hoe dat uitpakt.
Tot niets verplichtend en als extraatje gaf het Luchthavenbesluit van
2014 ook een set contouren in Lden (70, 56, 48 en 40). Officieel mag je
geen Ke in Lden omrekenen, maar stiekem doet iedereen dat toch en dan
is 35Ke ongeveer 56Lden en 20Ke ongeveer 48Lden.
En omdat je ook weet waar de 40dB Lden ligt, kun je de 45 dB
Lden-contour ongeveer schatten. De enige, die het precies berekenen kan,
is het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium. En die heeft het
niet gedaan.
De schatting levert het introplaatje van dit artikel op. Dat hoort bij 43000 civiele vliegbewegingen.
Het 45dB Lden-gebied (waar dus 10% ernstige hinder bij hoort) blijkt een stuk groter dan het 20Ke – gebied (waarvan men vroeger dacht dat er 10% ernstige hinder bij hoorde). Het logische gevolg is dat enkele woningbouwlocaties, die tot nu toe net buiten schot blijven, nu onder vuur liggen. Tenminste, als de regionale bestuurders dezelfde logica aanhouden en nieuwbouw binnen de 10% ernstige hinder-zone ongewenst vinden. Meer specifiek betekent dat, dat de Eindhovense locatie Castilielaan, een deel van de Bestse locatie Aarle, en de Veldhovense nieuwbouwlocatie Silverackers binnen de 10% – hindergrens komen te vallen.
Verder schuift de grens over (delen van) bestaande woongebieden heen,
zoals in Meerhoven, in Son (het Son-deel van de gemeente Son en Breugel
ligt in zijn geheel binnen de 45 dB Lden-zone), en grote delen van de
gemeente Best. Deze lijst is niet uitputtend.
De ruimtelijke prijs die de regio voor het vliegveld betaalt, zo
eindigde Gerard zijn presentatie in Knegsel, is groter dan men vroeger
dacht.
De gemeenteraad van Son en Breugel heeft in een brief aan Proefcasus-leider Pieter van Geel zijn stellingen betrokken. De gemeenteraden staan formeel buiten de Proefcasus, en dat is niet altijd tot hun genoegen. Nu heeft de raad van Son en Breugel zelf het initiatief genomen om er iets van te vinden. Zie hieronder.
Bij de afbeelding. In deze rits afbeeldingen (achtereenvolgens overdag, ’s nacht en samen) van het opwarmend effect door contrailvorming langs vliegroutes op het Noordelijk Halfrond. Contrails zijn die vliegtuigstrepen in de lucht. Die strepen kunnen eventueel uitgroeien tot hoge cirrusbewolking. Beide werken netto verwarmend. Kerosine (en met name vervuilende conventionele kerosine) bevordert de contrailvorming op 10 a 12 km hoogte, omdat de roetdeeltjes als ijskernen fungeren.
Vliegen en het klimaat: Wat is er aan de hand ??
Het Beraad Vlieghinder Moet Minder (BVM2) organiseert een
nieuwe informatieve bijeenkomst in zaal De Leenhoef in Knegsel. Deze
bijeenkomsten zijn inmiddels een traditie geworden.
Op 16 februari komen in elk geval de volgende onderwerpen aan de orde:
De Wereld Gezondheids Organisatie (WHO) heeft onlangs vastgesteld dat vliegtuiggeluid boven de 45 dB Lden medische risico’s oproept. De 45 dB Lden-contour rond Eindhoven Airport omspant een stuk meer ruimte dan de 20Ke – zone , die nu als ‘zachte’ ruimtelijke grens gehanteerd wordt. Enkele nieuw-geplande woonwijken liggen buiten de 20Ke-zone, maar op of binnen de 45dB Lden-zone. Bernard Gerard zal dit in beeld brengen.
Wim Scheffers en Klaas Kopinga bespreken hun ervaringen tot nu toe in de Proefcasus.
Pauze
Het hoofdthema wordt toegelicht door Cas van Kleef (Greenpeace) aan de hand van de inbreng van de Groene Elf in de consultatie ten behoeve van de Luchtvaartnota. In dit Position Paper eisen de Groene 11 dat de luchtvaart dezelfde reductie aan broeikasgassen moet realiseren dan de rest van de transportsector. Dat is veel meer dan de luchtvaart zichzelf tot doel gesteld heeft. De Groene 11 bestaat uit de provinciale Natuurfederaties, Natuurmonumenten, Greenpeace, Milieudefensie en nog een aantal andere milieu- en natuurorganisaties.
Uiteraard is er gelegenheid voor vragen en discussie.
De bijeenkomst vindt plaats:
Op zaterdag 16 februari 2019 Van 11.00 tot ca 13 uur in Zaal de Leenhoef in Knegsel
Naar aanleiding van een toevallig gesprekje vanavond een tussendoor-artikel over oud en nieuw porselein, en namaak in Duitsland van China. Mijn partner en ik fietsten in de zomer van 2017 van Dresden naar Paderborn, en kwamen door Meissen, de stad van het porselein. Eigenlijk is het een soort voorstad van Dresden.
Porselein is een van de dingen die we tegenwoordig
vanzelfsprekend vinden. Het was echter in het verleden een hightech-materiaal
dat in die tijd even geavanceerd was als de meest geavanceerde materialen nu.
De Chinezen hebben het geleidelijk aan ontwikkeld tussen pakweg 2000 en 1200
jaar geleden en ze hebben het procedé 1000 jaren geheim weten te houden.
Het westen maakte ergens rond 1300 kennis met porselein door Marco Polo. Het was een luxe goed dat hetzij vreedzaam, hetzij door zeeroof in Nederland terecht kwam.
Heel lang en heel vergeefs heeft men geprobeerd het na te
maken. De imitatie ging in die tijd de andere kant op.
Uiteindelijk lukte dat voor het eerst in 1708 door meneer Von Tchirnhaus. Die
kreeg als assistent ene meneer Böttger, die tegen August II de Sterke van
Saksen beweerd had dat hij goud kon maken. Dat lukte uiteraard niet, ook niet
toen August hem opsloot om de research te bespoedigen. In arren moede werd
Böttger te werk gesteld als assistent van Von Tschirnhaus en zo lukte het het
tweetal alsnog om goud te maken. Geen geel goud, maar wit goud maar het bracht
vergelijkbaar op.
Het Ertsgebergte (aan de Tsjechische kant)
Dat het porselein juist daar werd uitgevonden was niet helemaal toeval. Het Ertsgebergte levert de grondstoffen van porselein, te weten kaolien (een gehydrateerd aluminiumsilicaat), veldspaat (niet verweerd aluminiumsilicaat) en kwarts en af en toe nog wat. Dat zijn allemaal erosieproducten van graniet en daarvan is er in het Ertsgebergte heel veel. En als je een blauw pigment wilde, had je kobalt nodig en het toeval wilde dat dat ook in het Ertsgebergte te vinden was. Er is nog veel meer in het Ertsgebergte te vinden – het is overal goed voor. Het Ertsgebergte heet niet voor niets Ertsgebergte. Al vanaf de prehistorie wordt er tin gewonnen voor de bronsproductie. De ‘dollar’ komt van de ‘Thaler’ en dat komt van de ‘Joachimsthaler’ en daar werd zilver gevonden, zodoende. We zijn in een grijs verleden in Joachimsthal geweest (dat is nu Tsjechisch), maar toen alles zat dicht. In dat gebied toen ook voor het eerst compleet dode bossen gezien.
De Sterke August had nog een kasteeltje over in Meissen en
dat kwam goed uit, want daar kon hij pottenkijkers buiten houden en de
productie binnen. Zodoende is Meissen de stad van het porselein geworden, vanaf
1710 fabrieksmatig.
Oude en nieuwe toepassingen van porselein
Porselein is mooi spul. Glasachtig, hard en taai, volledig
ondoorlatend (zelfs ongeglazuurd), en uitzonderlijk hitte- en chemisch
bestendig. In het paleis van de Dresdense keurvorsten hangt buiten een
porseleinen carillon en dat doet het. Het klinkt hoog en helder.
Een aantal instanties in Brabant heeft afspreken gemaakt over veilige geothermie in de provincie. Daaronder de provincie, Geothermie Brabant BV ( http://projectengeothermiebrabant.nl/ ), Brabant Water, de branche-organisatie DAGO ( www.dago.nu/nl/geothermie ) en een aantal gemeenten. Deze uitvoeringsafspraken volgen op de Green Deal over het onderwerp, die in 2016 gesloten is. Het persbericht dd 31 jan 2019 maakt geen melding van seismische risico’s. Wel worden maatregelen genomen die lekkages tegengaan als er iets gebeurt. In onderstaande infographic worden die weergegeven.
Bij de ondertekening van de Green Deal in 2016 waren de volgende projecten in beeld (bron Provincie)
1. Tilburg-Noord (warmtelevering aan industrie) 2. Lieshout (warmtelevering aan Bavaria) 3. Helmond (warmtelevering aan bestaand stadsverwarmingsnet en van Gogh kwekerijen) 4. Asten/Someren (warmtelevering aan glas- en tuinbouw) 5. Amernet (warmtelevering aan bestaand warmtenet Amercentrale)
De site van Geothermie Brabant noemt ook nog een activiteit in Breda.