In gesprek met prof. Smeulders over warmtezaken

In verband met de toekomst van het Amer-warmtenet probeer ik deskundigheid op te bouwen om uiteindelijk tot een afsluitend oordeel te komen. Daartoe had ik op 1 febr 2016 een uiterst aangenaam gesprek met prof. David Smeulders van de TUE. Zijn leerstoel heet officieel Energy Technology.
David Smeulders-TUE-2
Een aantal punten uit het gesprek in een korte weergave.

  • Het inruilen van een stadsverwarming in een wijk als De Reeshof door 15000 individuele atmosferische warmtepompen zou een stap achteruit zijn. Bovendien zou het overgrote deel van de bewoners dat niet kunnen betalen
  • Het zou wel eens zo kunnen uitpakken dat een massale inzet van atmosferische warmtepompen, werkend als airco’s, het Urban Heat Island effect versterkt. De hittegolven worden heter. Het lijkt er nu al op dat op een warmtekaart van Tilburg, bij een hittegolf, de rijkere wijken gemiddeld iets warmer zijn.
  • Het is mogelijk een stadsverwarmingssysteem met een verscheidenheid van bronnen te voeden
  • ‘Varende warmte’ kan zo’n bron zijn. Het is mogelijk om overschotwarmte uit grote industriële complexen via de binnenvaart naar locaties te varen waar een tekort is (ik heb hieraan een apart artikel op deze site gewijd, zie Varende warmte en een alternatieve voeding van het Amer-netwerk )
  • Bodemwarmte (uit de bovenste paar honderd meter van de bodem) hoeft niet zo categorisch te worden afgewezen als de provincie lijkt te doen. Er zijn plaatsen waar je niet door kritische aardlagen hoeft te boren. Bijvoorbeeld de TUE en de Eindhovense Heuvelgalerie hebben een bodemwarmtesysteem.

Het vraagt wel kennis om zo’n systeem te laten functioneren. Er moet jaargemiddeld evenveel warmte terug in de bodem als er uitgehaald wordt, want anders organiseer je op termijn de permafrost in de bodem (thermische uitputting). Het betekent in praktijk een flinke Warmte-Koude Opslag, aangevuld met enige geothermie.

Bodemwarmte kan worden ingezet in nieuwbouwwijken, maar dat moet men niet op individuele basis willen. Dat is een recept voor burenruzie.

  • Lage temperatuurwarmte (25-500C) van bedrijven kan met een warmtepomp opgefokt worden, zodat een stadsverwarming ermee gevoed kan worden.
  • Geothermie kan dienstig zijn
  • Men zou zich een groeimodel kunnen voorstellen, waarin een stadsverwarming (na het vervallen van de kolenstook) bijvoorbeeld in het eerste jaar voor 90% op gas draait, en dat het aantal duurzame bronnen geleidelijk aan aangekoppeld wordt (waarbij gas vooralsnog achtervang blijft).
  • Er is op dit gebied erg weinig expertise en daardoor overbelasting bij de wel-experts. Soms liggen er bakken vol met meetdata waar niemand iets mee doet. Daardoor worden talloze quick wins niet herkend. Onlangs wisten zijn bachelorstudenten een overbodige aanschaf in de publieke sfeer van €150.000 tegen te houden (nog niet gepubliceerd onderzoek).
  • Bij ‘Stroomversnelling’, een netwerk van ambitieuze bouwers, toeleveranciers, corporaties, gemeentes, financiers, netbeheerders en anderen die samen aan de slag gaan om Nul op de Meter renovaties en nieuwbouw mogelijk te maken, zit veel kennis, ook van financieringsmodellen.
  • Een opwekrendement van 110% klinkt vreemd.

Draaien windmolens op subsidie?

Op dit moment wel.
Maar ook vliegtuigen vliegen en schepen varen op subsidie, en grootverbruikers krijgen korting op hun stroomprijs. Er is, kortom, behoefte aan een politiek bruikbaar verhaal dat verder gaat als dit soort gebakken lucht-kreten van Rutte of de PVV.

De Factcheckers
De aanleiding voor dit artikel was een oproep van de Factcheckers van De Correspondent. Het blad besteedt veel aandacht aan de impact van windturbines en de reactie van de bevolking daarop. Zie ook mijn artikel op deze site “In discussie met Marc Chavannes”.
Veel mensen reageerden op Chavannes artikel vanuit diverse invals-
hoeken. Waarschijnlijk gaven die reacties zoveel stof tot nadenken, dat men even pas op de plaats gemaakt heeft. In die pauze vroegen de Factcheckers of de abonnees informatie konden aanleveren die toetsbaar was en waarvan men dus de waarheid kon bewijzen. Dat vond ik een mooie uitdaging. Ik heb eerst een antwoord geformuleerd op de vraag “Draaien windmolens op subsidie?”. Die vraag geldt eigenlijk voor duurzame energie in zijn algemeenheid.
Ik kreeg een nette mail terug waarin men zei heel blij te zijn met mijn
bijdrage. Overigens zit er bij die groep factcheckers niemand met een beta-achtergrond, een duidelijk gemis.

Wat is subsidie?
De hamvraag is hoe je subsidie definieert. Omdat windturbines elektrische energie produceren (zoals veel duurzame energie), ligt de vraag voor de hand wat de goedkoopste productiewijze is en wat het alternatief kost. Waarna twee vervolgvragen rijzen: wat tel je mee, en kijk je nu of straks? De aanname hierbij is gemakshalve dat accijns, belasting etc voor beide productiewijzen dezelfde zijn.

  1. Je kijkt alleen naar de kale technische kostprijs op dit moment, zonder de indirecte kosten.

Stroom kost op dit moment (15 febr 2016) op de beurs 2 a 3 cent per kWh (zie bijv. http://www.eex.com/de/marktdaten/strom/spotmarkt/auktion#!/2016/02/12 ). Dat komt vooral omdat kolen zo goedkoop zijn. Op dezelfde EEX doen die nu grofweg $38 per ton, wat neerkomt op €1,17/GJ . Een paar jaar geleden was dat nog veel meer. Een soort dumping dus.
Een windturbine op een gunstige landlocatie levert stroom voor 7,0 cent/kWh. De bijbel in deze is de SDE+ – regeling. Versimpeld verteld past deze exploitatiesubsidie het verschil bij vanaf 3,0 cent/kWh.
Hieronder een klein stukje uit de bedragentabel. De volledige tabel is te vinden onder –> basisbedragen-voor-sde-2016
basisbedragen wind SDE+ 2016Als je zo redeneert (in navolging van Rutte en de PVV), draaien windmolens inderdaad op subsidie, net zoals alle andere energiebronnen, waaronder zelfs gascentrales. De logica van het standpunt is dat Nederland alleen energie mag opwekken uit kolen.
De overstromingskosten door stortbuien, de extra dijkverzwaringen, de extra ziektegevallen van Lyme en asthma, etc staan elders op de begroting.

2) Wat nu als je die indirecte (maatschappelijke) kosten wel in de stroomprijs meeneemt?
Dan wordt het lastig. Je krijgt een plaatje als hieronder:

( CE-studie “External Costs and Benefits of Electricity Generation”, opdracht VME, 2010) .
( CE-studie “External Costs and Benefits of Electricity Generation”, opdracht VME, 2010) .

De onderste drie hokjes in de legenda geven samen de kale technische (directe) kosten, de bovenste drie de maatschappelijke kosten.
Zonnepanelen zijn nog niet meegenomen. De opbrengst daarvan was toen nog te verwaarlozen. Het gaat heel snel met PV.
Het plaatje berust op randvoorwaarden. De kolenprijs in het plaatje is 2,5€/GJ, maar de huidige kolenprijs is 1,17€/GJ. De CO2-prijs wordt op €25/ton geprikt, maar is op dit moment (doordat het ETS effectief gesaboteerd is) ongeveer €5/ton CO2. Bij ‘Coal Standard’ zijn het 3de en 4de hokje dus nu veel kleiner.
Merk ook op dat bij kolen geen kosten van luchtverontreiniging geteld worden.

Het hangt er dus sterk van af wanneer en naar wat je precies kijkt.
Mijn favoriet is de publicatie “Schätzungen der Umweltkosten in den Bereichen Energie und Verkehr” van het Duitse Umweltbundesamtes (aug 2012) –> Schätzung der Umweltkosten in den Bereichen Energie und Verkehr_Umweltbundesamt. Dat is beknopt, toch behoorlijk volledig en heel overzichtelijk. Bovendien is het het meest recente wat ik kon vinden. Maar ook deze tabel is gebaseerd op een CO2-prijs van rond de €80/ton CO2, die vele malen hoger ligt dan de €5/ton CO2 van nu.
In praktijk zijn de cijfers in de kolom Treibhausgase nu dus veel lager dan ze zouden moeten zijn. Zie onderstaand plaatje.
Schätzungen_tab3
Als de wens de werkelijkheid zou zijn, zou je voor steenkolenstroom moeten betalen 2 a 3 + 8,9 = 11 a 12 cent/kWh, en voor windstroom op een goede landlocatie 7 a 8 + 0,3 = ergens rond de 8 cent/kWh. Dan zou wind de goedkoopste zijn (en de rest gesubsidieerd).

3) Je extrapoleert nu de kale directe kosten de toekomst. Komt het nog eens zo ver dat de kale technische kosten van wind en zon lager liggen dan die van kolen? Het maatschappelijke kosten-verhaal verdwijnt dan automatisch.

(Bron: ITRPV_2014_Roadmap Revision )
(Bron: ITRPV_2014_Roadmap Revision )

Zonnepanelen zijn bij lange na nog geen uitontwikkelde techniek. Bovendien is er een leer- en schaalcurve omdat PV-panelen steeds massaler verkocht worden. De kWh-prijs wordt dus lager.
In bovenstaande grafiek loopt de lijn van Nederland (met 875kWh/kWpiek) iets boven de blauwe lijn.

Het hangt er dus nu van af wat de grijze stroomprijs doet.
Als die 2 a 3 cent/kWh zou blijven, zou zonne-energie in een zonnig land ergens rond 2024 concurrerend worden. In Nederland zou zonne-energie in 2024 concurrerend worden bij een kale grijze kWh-prijs van 7 cent/kWh – die heel lang bestaan heeft.
De subsidie heeft dus in beginsel een eindige looptijd.

Deze schaalcurve komt uit hetzelfde ITRPV-rapport
Deze schaalcurve komt uit hetzelfde ITRPV-rapport

Windenergie is veel verder uitontwikkeld, maar er geldt nog steeds een schaal- en leercurve. Dit is wat de branche (de NWEA) zelf zegt.

(uit Flyer Windenergie de feiten_gedownload 1sept2015.pdf )
(uit Flyer Windenergie de feiten_gedownload 1sept2015.pdf )

De NWEA rekent zich hier rijk, want de marktprijs van grijze stroom ligt in praktijk veel lager als de blauwe lijn aangeeft. Desalniettemin zal de kostprijs van windenergie ook bij een marktprijs van 2 a 3 cent/kWh vroeg of laat concurrerend worden.

Als men maar lang genoeg wacht, duikt de kale kostprijs van duurzame energie vanzelf onder de grijze prijs zonder maatschappelijke kosten, en al eerder onder idem mèt maatschappelijke kosten.

Antwoord aan de Factcheckers
Dit was dus mijn antwoord aan de Factcheckers van De Correspondent. Ik heb het hier alleen nog wat netter uitgewerkt.

Schiphol geen doel, maar middel – brief aan Den Haag over Duurzaam Openbaar Vervoer

Ook mijn naam staat onder een aanbiedingsbrief van de Werkgroep Toekomst Luchtvaart (WTL) aan staatssecretaris Dijksma en aan de leden van de vaste Kamercommissie I&M.

De brief gaat op de eerste plaats over de toekomst van Schiphol, maar de wijdere strekking gaat over de toekomst van het vliegen in Europa. Of, nauwkeuriger gezegd, de toekomst van de internationale bereikbaarheid van Europa. En daarmee indirect ook over Eindhoven Airport.

Istanbul heeft al twee vliegvelden. Het noordelijkste van de drie wordt het nieuwe mega-vliegveld.
Istanbul heeft al twee vliegvelden. Het noordelijkste van de drie wordt het nieuwe mega-vliegveld.

De overstapfunctie van Schiphol, nu de belangrijkste pijler onder het bedrijfsmodel, staat onder druk. De internationale concurrentie is groot (Istanboel, Emiraten). Bovendien liggen er vijf grote internationale luchthavens binnen een paar uur reizen. Schiphol voelt nattigheid.
Niet voor niets buldert directeur Nijhuis van Schiphol in het rond dat “het afgelopen moet zijn met polderen” (Eindh. Dagbl 7 jan 2016). Deze brief kan het beste gelezen worden als een oorlogsverklaring aan de omgeving (zie –> directeur schiphol top met polderen_ED_07jan2016.
Ook het interview met Temel Kotil, de baas van Turkish Airlines, “Wij groeien, met dank aan God en de regering” draagt bij aan de feestvreugde (NRC 23 jan 2016). (als u op de NRC-website kunt, NRC-artikel 23 jan 2016 )
vliegtuigen turkish airlines

In feite eisen beide onbelemmerde handelingsvrijheid voor de luchtvaart, die zich van herrie noch klimaat iets hoeft aan te trekken. Wij moeten groeien en de rest van de wereld kan kapot vallen, is de onparlementaire vertaling.

Een recent Decisiorapport (2015) relativeert de ‘brede economische rol van de bereikbaarheid via de luchthaven. Veel economisch gepoch van Schiphol is onbewijsbaar. Anders dan vroeger is de luchtvaart eerder volgend dan leidend in de economische ontwikkeling. Nijhuis ziet zijn vliegveld als een doel in zich, maar het is niet meer dan een middel tussen andere vervoersmodaliteiten.

Rekenvoorbeeld passagiersaantallen vliegen en HSL op Schiphol
Rekenvoorbeeld passagiersaantallen vliegen en HSL op Schiphol (brief WTL)

Waaronder vooral de trein, de Hoge Snelheids Lijn (HSL) internationaal en een goed netwerk van intercity’s nationaal. Treinen zijn zeer veel zuiniger en schoner dan vliegtuigen en tot 850 km is de bruto reistijd per trein van voordeur naar voordeur minder dan die per vliegtuig.
Enerzijds kan het alternatief-trein nog verder geperfectioneerd worden (zie http://www.train2eu.org/ ).
Anderzijds weet de luchtvaartlobby al jaren een eerlijke fiscale behandeling af te houden. Omdat vliegmaatschappijen geen BTW en accijns hoeven te betalen, is bijvoorbeeld de luchtvaart binnen Nederland veruit de grootste begunstigde van fossiele brandstof-subsidies. De
accijns-vrijdom van de luchtvaart kost de Nederlandse staat €1,7 miljard per jaar (zie Subsidie aan fossiele en hernieuwbare energie in Nederland op deze site).

De WTL wil, in een notedop, de plafonds op het aantal vliegtuigen op Schiphol handhaven, Schiphol selectiever inzetten voor de langere afstanden en de kortere afstanden per trein afwikkelen. De passagierscapaciteit is het doel, de wijze van transport een middel.

Voor de volledige tekst van de aanbiedingsbrief en de bijbehorende analyse zie –> Voorstel_duurzaam_internationaal_vervoer_4 feb_16

Rekenvoorbeeld bij 3% groei. OD betekent Origin-Destination.
Rekenvoorbeeld bij 3% groei. OD betekent Origin-Destination, transfers overstappen.

VCS Observation over bedrijventerreinen en hun gevaarlijke stoffenmodule, n.a.v. De Hurk

De Hurk
N.a.v. een artikel over de zienswijze van de (voormalige) Werkgroep Natuurbehoud en Milieubeheer (WNM) over het Eindhovense industrie-
terrein De Hurk had mevrouw Lewis namens VCS Observation uit Waalwijk om een gesprek verzocht.

Tanks bij Air Liquide
Tanks bij Air Liquide

Industrieterrein De Hurk is een terrein met veel zware industrie, waaronder een BRZO-onderneming en een handvol BEVI-inrichtingen. Het bestemmingsplan (BP) van dat terrein dateert uit 1988 en moet hoognodig geactualiseerd worden. Daarover had de WNM een ziens-
wijze ingediend, waaraan ook ik meegewerkt heb. Zie Inspraakreactie over het BP De Hurk in Eindhoven
De belangrijkste ingrediënten van de zienswijze van de WNM betroffen
a) de noodzaak om de fysieke veiligheid niet alleen op het niveau van de individuele onderneming vast te leggen, maar ook op de schaal van het bedrijventerrein. De directe aanleiding daartoe waren de branden bij Timco in Valkenswaard en bij ChemiePack op industrieterrein Moerdijk, en later bij het Helmondse XyCarb.
b) de noodzaak om De Hurk te verduurzamen. Het actualiserende BP zei daar weinig over.

SP-gemeenteraadslid Marcel Lathouwers en ik hebben op 3 februari 2016 met mevrouw Lewis gepraat.

Het werk van VCS
VCS is vooral bekend vanwege camerabewakingsprojecten, maar daarover ging het hier niet. VCS heeft ook een consultancyfunctie bij bedrijfsterreinen. VCS doet (kort door de bocht gezegd) zaken met de instantie die in praktijk een bedrijventerrein beheert, welke instantie het contact met de afzonderlijke bedrijven verzorgt. Op De Hurk is dat de stichting Ondernemerscontact De Hurk.
De inzet van VCS is bottom-up. Ondernemingen zijn op de eerste plaats gericht op zaken als de openbare ruimte, inbraakbeveiliging enzovoort. Het moet op korte termijn zichtbaar nut hebben, anders blijven de kikkers niet in de kruiwagen zitten (de formulering is van mij, niet van Lewis). Zichtbaar nut is een waarschijnlijke winst binnen een paar jaar, of het vermijden van een reëel verlies, bijvoorbeeld door brand. Grofweg de helft van afgebrande ondernemingen gaat daarna failliet omdat er niets meer over is.
Goede organisatie kan helpen. Op het Sonse industrieterrein Ekkersrijt daalde het aantal inbraken van ruim 100 naar minder dan 10 per jaar.

Een top down-benadering vanuit Eindhovense duurzaamheids-
wensen

Marcel en ik brachten er ook top down-argumenten in, zoals bijvoorbeeld de wens van de gemeente Eindhoven om energieneutraal te worden. Lewis voor VCS meende dat hiervoor geen draagvlak bestond, omdat er geen onmiddellijk duidelijk verdienmodel. Of, omdat de ondernemingen dachten dat dat er niet was.

Bedrijventerrein De Hurk Eindhoven
Bedrijventerrein De Hurk Eindhoven

De gevaarlijke stoffen-module
De bottom up- en top down-aanpak ontmoetten elkaar echter nu al op één interessante issue. VCS biedt een module aan, die het mogelijk maakt aan ondernemingen elke dag een upload te maken van de actuele voorraad gevaarlijke stoffen. De brandweer vindt dat heel fijn en ook de buren vinden het fijn dat de brandweer dat weet. Er zijn verschillende keren bedrijven afgebrand ten gevolge van een brand bij de buurman (bijvoorbeeld ChemiePack en Timco). VCS heeft de module vooral ontworpen voor niet-BRZO-bedrijven, maar als ik zie hoe ouderwets de overhandiging van de voorraadgegevens bij wel-BRZO-bedrijven soms nog gaat (bijv. via een kastje bij de poort), dan kan automatisch uploaden ook bij wel-BRZObedrijven geen kwaad.
Die module is een mooi ding. Het heet EASI (Easy Accessable Substance Information).

Nog wat vrije stijl-denken
We hebben nog even zitten doorpraten over twijfelgevallen als een mobiliteitsplan en een expeditiesysteem op schaal van het bedrijventerrein, over een selectiever informatiesysteem voor de omgeving, te bedienen door de Brandweer (‘moet u ramen en deuren sluiten, of moet u heel hard wegrijden’), en over oefenen op het niveau van een deel van het bedrijfsterrein (wat moet B doen als buurman A in de hens staat?).
Eigenlijk was de conclusie dat bedrijfsterreinbeheerders daar VCS nu niet om vragen, maar ook dat eigenlijk niet eens ondenkbaar is dat daar ook voor de bedrijven zelf voordeel kan zitten. Er is veel onwetendheid en niet elke directeur kijkt even ver vooruit.

Zelfs nog even over zonnepanelen gepraat. Het BP De Hurk-Croy telt 212 hectare, waarvan 164ha netto. Als men daar 100ha van zou volzetten met PV-panelen op daken en op de grond, zou dat via collectieve inkoop misschien financieel wel gunstig zijn, en het zou ongeveer 0,5PJ opleveren. Ter vergelijking: de totale in Eindhoven met PV-panelen opgewekte elektrische energie in 2013 bedroeg 0,070PJ.

De Venco campus in Eersel staat bekend om zijn grote aantal PV-panelen op het dak
De Venco campus in Eersel staat bekend om zijn grote aantal PV-panelen op het dak

Misschien kan men een forse oppervlakte aan zonnepanelen op De Hurk, met behulp van SDE+subsidie en bijvoorbeeld een bijdrage van de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij, toch wel rendabel krijgen. Maar vooralsnog is dat een brug te ver voor de VCS, hoewel het gesprek erover constructief was.
Misschien iets voor de gemeentepolitiek.

Varende warmte en een alternatieve voeding van het Amer-netwerk

Het ingenieursbureau DWA uit Bodegraven heeft een concept ontwikkeld om restwarmte per schip te vervoeren. Sinds september 2014 wordt dit in een consortium ontwikkeld, waarin o.a. ook ECN zit en een handvol bedrijven uit deze sector. Gebruik eventueel als startpagina http://www.dwa.nl/?detail_id=10781&father=2 . Het initiatief krijgt Topsector Energiesubsidie.
varende warmte_DWA_vanaf sept2014
De basisgedachte is uitermate simpel.

Algemeen bekend zijn ‘handenwarmertjes’ (hotpacks). Dat is een zaakje natriumacetaat, opgelost in water. Bij de overgang van vloeibaar naar vast komt warmte vrij (zo’n 52⁰C een half uur lang). Legt men het zakje met vaste inhoud in heet water, dan neemt de inhoud warmte op en wordt weer vloeibaar.

Met wat gedachtensprongen lijkt het ‘varende warmte-beginsel’ hierop, zij het dat met andere stoffen gewerkt wordt. Die moeten aan technische eisen voldoen (geschikte smeltwarmte en een smelttemperatuur rond de 100⁰C , voldoende stabiel na duizenden cycli), enz. Er zijn wat kandidaten, maar de precieze samenstelling daarvan is nog een geheim van ECN. Waarschijnlijk mag de TUE meehelpen er wat onderzoek aan te doen.
Dit soort materialen heten Phase Change Materials (PCM’s).

De schipper vaart met een goed geïsoleerde binnenvaarttanker (liefst met een stel duwbakken) naar bijvoorbeeld Pernis (waar de petrochemische industrie altijd een heleboel warmte over heeft), laadt de warmte in de PCM’s met een warmtewisselaar. Hij tjoekert naar Geer-
truidenberg en voert daar het proces in omgekeerde richting uit waarbij de warmte eindigt in het stadsverwarmingsnet.
De binnenvaartorganisatie Schuttevaer is enthousiast.

Je kunt er eenvoudig wat aan rekenen.
In een 3000 ton – duwbak (eigenlijk een soort varende thermosfles) kan ongeveer 800GJ.
De warmtevraag van de op de Tilburgse stadsverwarming aangesloten woningen, bedrijven en instellingen is volgens de Tilburgse warmtevisie “Verduurzaming warmtenet Tilburg” 1,33PJ/jaar. Het ene getal delen door het andere geeft 1666 duwbakken per jaar. Zou te overzien zijn.

Nu is het bij dit soort technische oplossingen altijd verstandig om eerst even over het probleem en over de beperkingen na te denken.

Er zijn in het oog lopende voordelen.
– De kostenstructuur van een stadsverwarming lijkt op die van een kerncentrale: je moet eerst onwaarschijnlijk veel geld investeren, en daarna is het goedkoop. Bij een stadsverwarming zit het meeste geld in het leidingennetwerk met toebehoren. Voor ‘varende warmte’ is geen schokkende investering in infrastructuur nodig. Er is al een overschot aan binnenvaarttankers. Je hebt ombouwkosten, kosten van laad- en lospunten en variabele kosten.
– Het ‘varende warmte-systeem’ heft aan beide kanten de monopoliesituatie op. Warmteproducenten zitten niet meer decennia lang aan één afnemer vast (wat ze tot nu toe uitermate schichtig maakt). Vice versa warmteafnemers. Er kan gehandeld worden in warmte.
– het systeem adresseert het probleem dat Nederland ongeveer 14% van zijn energieinput ongebruikt weggooit als afvalwarmte (441 van de 3255PJ).

Er zijn ook nadelen en beperkingen cq ontwikkelopgaven.
– Het systeem verkeert nog in de pilotfase.
– Op dit moment wordt het systeem geschikt geacht voor vaarafstanden tot enkele tientallen kilometers. De afstand Pernis – Geertruidenberg (voorbeeld) over het water langs Dordrecht is zo’n 60km.
– Men beweert dat het financieel gunstig is, maar ik heb nog geen begroting gezien.

Samenvattend is mijn oordeel dat de ontwikkeling serieuze aandacht verdient en misschien een deel van het probleem van de doorstart van het Amer-netwerk kan helpen oplossen.
varende warmte_DWA_vanaf sept2014-2

In discussie met Marc Chavannes over windmolens (en over volk en staat)

Ik ben lid van De Correspondent (wat ik iedereen aanraad), en sinds kort is Marc Chavannes daar politiek correspondent over, kort door de bocht, de verhouding tussen volk en staat. Een uitgebreid en interessant werkveld.

Marc Chavannes
Marc Chavannes

Het is een van de beste journalisten van Nederland, denkt goed, schrijft scherp, blijft rustig en heeft overzicht. Altijd de moeite waard.

Chavannes stond in De Correspondent met het verhaal van Lies Zondag uit Veendam, die bijna dagwerk heeft aan het tegenhouden van het 120MW-windpark bij haar woonplaats, langs de N33. De dichtstbijzijnde molen heeft een ashoogte van 140m en rotorbladen van 55m en staat 800m van haar huis (waarschijnlijk volgens de regels ver genoeg). Haar argumentatie is vooral gebaseerd op het landschap en op de procedure en is overwegend emotioneel. Wat op zich te begrijpen valt en zeker Groningers verdienen consideratie als ze emoties hebben bij de energiewinning.
Leest u het zelf maar na –>tekenlerares_Veendam_windmolens_corrjan2016

Het zoekgebied voor het windplan langs de N33 bij Veendam
Het zoekgebied voor het windplan langs de N33 bij Veendam

De totale Gronings taakstelling in het kader van het landelijk overeengekomen 6000MW-plan bedraagt 855,5MW. Een Groningse molen heeft 2250 vollasturen (CBS), is dat samen goed voor 6,9PJ (waarvan ongeveer 1PJ door het Veendamse park).
Uitgaande van de Klimaatmonitor (ook van het CBS) verbruikt Groningen nu in totaal 87PJ, waarvan ongeveer 6PJ duurzaam. Dat moet naar 11PJ duurzaam in 2020, dus er is wat ruimte over. Groningen is een relatief bevolkingsarme provincie met een relatief grote taak en relatief veel ruimte. Waartegenover provincies staan waar het andersom is. Het echte werk begint pas na 2020, want dan moet het percentage duurzame energie verder omhoog. In het theoretische geval dat het 6000MW-windprogramma in 2020, zoals voorzien, voltooid is, moet de verdere uitbreiding dus uit andere bronnen komen, zoals zon, afvalwarmte en mogelijk biomassa, en import. Aan alle mogelijkheden zijn, naast voordelen, ook duidelijke nadelen verbonden.

Het Veendamse verhaal is een perfect voorbeeld van een conflict dat zich overal voordoet of gaat doen. Duurzame energie is niet cosy of kleinschalig. Duurzame energie gaat over grote windmolens, kilometers grote vlakten met zonnepanelen, grote mestvergisters en transportleidingen. In zekere zin betekent duurzame energie een soort industrialisering van het platteland, dus van een gebied waar mensen wonen die daar nog niet eerder mee te maken hebben gehad, of die daar zelfs niet mee te maken wilden hebben. Zoals misschien mevrouw Zondag.

Er spelen dus een aantal uiterst wezenlijke dilemma’s en eigenlijk is het teleurstellend dat Chavannes er daar maar één uitpikt, namelijk de positie van Den Haag versus de bevolking en de dubieuze rol van de provincie daartussen in, daarbij de schuld vooral bij Den Haag leggend.

Naar mijn mening valt nou net in dit geval Den Haag niet veel te ver-
wijten. Minister Kamp probeert exact uit te voeren wat de Tweede Kamer opgedragen heeft, namelijk “plaats voor 2020 6000MW windenergie in Nederland”. Nog eens bevestigd in het Energieakkoord.
Zoals bij alle grootschalige infrastructuurprojecten heeft de minister doorzettingsmacht en bij het 6000MW-windplan is dat de Rijkscoördinatieregeling. Die mag de minister inzetten opdat er per provincie minstens één 100MW-plan gerealiseerd wordt.
In West-Brabant hebben de gemeenten gezamenlijk een plan ontwikkeld voor het 100MW-pakket en dat samen met de provincie aangeboden aan het Rijk. Dat is geaccepteerd, en sindsdien is de Rijkscoördinatieregeling voor Brabant buiten beeld. De molens komen langs de A16 tussen Breda en het Hollands Diep.
Blijkbaar is men in Groningen niet in staat geweest met een eigen bod te komen. Ik ken de Groningse omstandigheden niet, dus ik heb daar geen mening over.

Ik heb gebruik gemaakt van de elektronische reactiemogelijkheid van De Correspondent, en dat opnieuw op de reacties op mijn eerste reactie. Wie wil kan het nalezen op tekenlerares_Veendam_windmolens_corrjan2016_vervolgdiscussie .

Chavannes is een journalist die goed naar mensen kijkt, maar minder naar dingen. In dit geval is dat een handicap. Wat mensen vinden is de verdelingsdiscussie, het afgeleide probleem. Het onderliggend probleem is dat duurzame energie die het landschap ongemoeid laat niet bestaat, maar wel onvermijdelijk is. Zelfs als je op termijn grofweg de helft van de duurzame energie zou importeren, zoals we nu met al onze energie doen, blijft het veel.

Ik heb de wijsheid niet in pacht, maar enkele, vooralsnog vluchtige, meningen:
–  Het landschap verandert al eeuwen, alleen nu ineens even snel. Mis-
schien moeten wij slikken en het gewoon gaan vinden (zoals hoogspanningsmasten) of zelfs mooi. Voor de planten en de dieren maakt de aanwezigheid van een windturbine of een hoogspanningsleiding weinig uit. Het is vooral onze subjectieve waarneming van de natuur die geraakt wordt, meer dan de  natuur zelf.
Waarom eigenlijk niet nieuwe Ecologische Hoofd Structuur aanleggen onder de turbines? De rotortippen bij een molen van het type-Veendam blijven 85 m van de grond. Daar past moeiteloos een  bos onder.
–  Het zou helpen als een windpark of zonnepark zó aangelegd wordt, dat het makkelijker wordt om het mooi te vinden. Dus dat het onder landschapsarchitectuur gaat. Daarvoor bestaan uitgangspunten, maar ik heb niet het idee dat die altijd gevolgd worden. Voorkom in elk geval anarchistische plaatsing.
–  Het zou helpen als energiecoöperaties en dorpsraden mee konden profiteren van de installaties, zodat de bewoners naast lasten ook lusten hebben.
–  Het zou goed zijn als we ons in dit verband realiseerden dat het platteland vaak langzaam leegloopt richting stad. Misschien kan dat gecombineerd worden met  sociale arrangementen.

Reacties welkom.

Gevolgen van de sluiting van de Amer-centrales voor het warmtenetwerk

De provinciale SP (waarvan ik fractiemedewerker ben) loopt er tegen aan dat per 1 januari 2016 de Amer 8 dicht is, en dat mogelijk ook de Amer 9 dichtgaat. Beide zijn kolencentrales met biomassabijstook.
Aan die centrales hangt een warmtenetwerk, waarmee de afvalwarmte (overigens na oppimpen onderweg en bijstook) bij ongeveer 41000 huishoudens, zo’n 300 bedrijven, de kastuinbouw in de Madese polder, de Tilburgse Universiteit en het Tweestedenziekenhuis aankomt. Er ligt een leveringsverplichting tot 2024, maar onduidelijk is hoe die ingevuld gaat worden na de sluiting en vóór 2024 (gas? afval verbranden? duur-
zaam?), en ook wat er gaat gebeuren na 2024.

Het gaat, hoe dan ook, om hoeveelheden duurzame energie die andere hoeveelheden in de schaduw stellen (bijvoorbeeld een stuk meer dan de totale Brabantse opbrengst van windenergie in de toekomst).

Warmtenetten op de Amercentrales
Warmtenetten op de Amercentrales

De exploitant van het netwerk, de firma Ennatuurlijk, leeft in permanente staat van onmin met vele bewoners die zich verenigd hebben (zoals in de Tilburgse Reeshof), en die dat zelfs Brabantbreed aan het doen zijn. Het komt mij voor dat de boze bewoners ergens wel een punt hebben, maar ik weet van de financiële kant van de zaak (nu nog?) te weinig af voor een eindoordeel.

De provincie staat buiten de beheer-perikelen. Zij kan gaan vinden dat zij met het probleem te maken heeft, maar dan alleen vanuit haar duur-
zame energie-taakstelling. Maar met onwillige honden is het kwaad
duurzame kersen eten.

Ik voer op dit moment gesprekken over het onderwerp. Wie mij hier-
over wil spreken, hij of zij nodige mij uit met een mailtje.
amercentrale_4

De SP in Provinciale Straten heeft vragen gesteld. Zie onder.

———————————

SP_logo_nieuw_cmyk                              Vragen ex art. 43 van de SP-fractie

                                                                                                       10 jan 2016

Gevolgen van de toekomstige sluiting van de Amer-centrales

In het Energie-akkoord is opgenomen, dat de Amer-8 centrale gesloten gaat worden. Later uitgesproken politieke wensen kunnen er toe leiden dat ook de Amer-9 centrale gesloten wordt. Beide zijn kolencentrales die ook een flinke hoeveelheid biomassa verwerken. De twee centrales
leveren samen 1245MW elektrisch en 600MW warmte.

Met die warmte worden stadsverwarmingsnetten gevoed die enige tienduizenden huishoudens in Tilburg, Breda en Geertruidenberg van warmte voorzien, alsmede het Twee Steden-ziekenhuis, de Universiteit Tilburg en enkele bedrijfscomplexen. Als de Amer-8 en eventueel ook de Amer-9 sluiten, moet er een alternatief komen. Over dit alternatief wordt druk gediscussieerd, waarbij zowel individuele oplossingen (maar in het stadsverwarmingsgebied ligt geen aardgasnet) als voortgezette collectieve oplossingen in beeld zijn.

De provincie is in deze geen bevoegd gezag en is juridisch tot niets gehouden.

Er zijn echter wel goede redenen te noemen waarom de provincie
beleidsmatig interesse zou kunnen hebben in de gevolgen van de sluiting van de Amercentrale(s).

– De provincie heeft op zich genomen om aan het Brabants equivalent van het Energieakkoord te voldoen, hetgeen betekent (t.o.v. 2013) 9% te besparen en van wat overblijft 14% duurzaam op te wekken. Dat komt neer op ongeveer 29PJ resp. 41PJ.
Als beide centrales volledig zouden sluiten, wordt de hoeveelheid nu in Brabant opgewekte duurzame energie met (naar schatting) 12 a 13PJ teruggebracht (**zie voetnoot).
Het bereiken van de zelfopgelegde taakstelling wordt dus veel moei-
lijker.

– In de lopende discussies wordt vaak gepreludeerd op de provinciale Nul op de Meter – beloftes.
– Mocht men kiezen voor een voortgezette collectieve oplossing, dan rijst de vraag met welke warmte dit net dan gevoed moet worden. Aardgas zou kunnen, maar gegeven de provinciale ambities zou het een goede gedachte zijn het net, minstens voor een deel, met duurzame warmte te voeden.
Geothermie zou een rol kunnen gaan spelen. De provincie heeft hierin een natuurlijke positie.
Afvalwarmte van andere bedrijven zou mogelijk kunnen. De provincie heeft goede contacten met het bedrijfsleven en is vertrouwd met industriepolitiek.
– De provincie heeft een Energiefonds

Dit alles brengt ons als SP tot de volgende vragen:
1) Is het College van GS bekend met de sluiting van de Amercentrale(s) en de gevolgen daarvan?
2) Beschouwt het College van GS deze sluiting, de gevolgen ervan en de toekomstige warmtevoorziening van de regio als een issue die beleidsmatig provinciale aandacht verdient?
3) Heeft het College van GS wellicht al gedachten gewijd aan deze materie en er zich een oordeel over gevormd, al dan niet neergelegd in documenten?
4) Is het College bereid om het Nul op de Meter-project te koppelen aan de problematiek van de stadsverwarming na sluiting van de Amercentrale(s)? Zo ja, bestaan daaromtrent binnen het College al gedachten?
5) Is het College bereid te laten onderzoeken in hoeverre geothermie een bijdrage zou kunnen leveren? Er ligt al een Green Deal Geothermie met o.a. Tilburg en Breda.
6) Is het College bereid een rol te spelen om bedrijven, die in aanmerking komen als potentiele warmteleverancier, in contact te brengen met een door te ontwikkelen warmtenet?

Joep van Meel
Nico Heijmans

 

** Voetnoot:
elektrisch: 1245MW bij 8000 vollasturen bij 20% biomassabijstook is 7,2PJ
thermisch: 600MW bij 2500 vollasturen is 5,4PJ
Deze berekening moet gezien worden als een orde van grootte – schatting.

 

Helpt een warmtepomp het klimaat? Dat hangt ervan af.

Inleiding
Er zijn in de milieuwereld veel goedbedoelde, maar onjuiste meningen. Ik probeer als sympathiserend, maar ook kritisch lid van die beweging te analyseren wat wel en niet waar is.

Een standaardbeweringen wil dat warmtepompen goed zijn voor het klimaat. Ik beperk mij nu tot atmosferische pompen. Die onttrekken in de winter warmte aan de atmosfeer en stoppen die rechtstreeks in de lucht van een woning (lucht/lucht), of in het water van de CV (lucht/water).

Ik heb eerder over warmtepompen geschreven (zie Wat je wel en niet kunt met warmtepompen in woningen ). Ik herhaal de daar uitgebrachte waarschuwing: wil je iets met een warmtepomp, zorg dan eerst voor een goed geïsoleerde woning en daarna voor een uitgebalanceerd systeem. Een warmtepomp kost veel geld en vraagt nogal wat gedoe in huis, dus laat u voorlichten door een vakman. Zie de links in het andere artikel.

De berekening
Het is een relatieve vraag. Produceert een warmtepomp meer of minder CO2 dan een alternatief?
Eerst een plaatje.
CO2-balans warmtepomp
Ik ga uit van een atmosferische warmtepomp met een COP van 4,0.
Deze voert 4,0GJ aan een woning toe (een gemiddelde woning verbruikt jaarlijks 49GJ aan aardgas). Overigens eindigt die 4,0GJ uiteindelijk allemaal in de buitenlucht.
Die 4,0GJ komt voor 3,0GJ uit bodem of buitenlucht en 1,0GJ uit het elektriciteitsnet.

Het elektriciteitsnet wordt met iets gevoed. Ik neem daarvoor a) een kolencentrale, b) een standaard gascentrale en c) zonne-energie. Het verschil is dan wat er bij de letters D en E komt te staan.
a) Een typische kolencentrale heeft een rendement van 40%. Om er 1,0GJ elektrisch uit te krijgen, moet je er dus 2,5GJ chemische energie instoppen. Kolen zijn goed voor 100 kg CO2 per GJ, dus is D = 2,5GJ chemisch en E = 250kg CO2 en 1,5GJ afvalwarmte.
b) Een moderne gascentrale heeft een rendement van 60%. Om er 1,0GJ elektrisch uit te krijgen, moet je er dus 1,7GJ chemische energie instoppen. Gas is goed voor 56 kg CO2 per GJ, dus is D = 1,7GJ chemisch en E = 95 kg CO2 en 0,7GJ afvalwarmte.
c) De zon vraagt geen chemische energie en produceert een beetje afvalwarmte (nl wat het paneel meer absorbeert dan de dakpannen gedaan zouden hebben). Dit is niet zonder meer te becijferen. Ik schat dat het verschil ergens rond de 1 a 2GJ zit.
Dus D = 0,0GJ chemisch en E = 0,0kg CO2 en 1 a 2 GJ afvalwarmte.

Dit is de ene kant van de vergelijking.

De andere kant van de vergelijking wat de bijeffecten zouden zijn als je geen warmtepomp gebruikt had. Je hebt dan de keuze uit d) een gewone gasgestookte HR-ketel en e) de stadsverwarming.
d) In een gewone HR-ketel komt bij de verbranding van aardgas ter waarde van 4,0GJ vrij 4*56 = 224kg CO2 .
Dus B = 224 kg CO2.
e) Bij de stadsverwarming komt idealiter geen extra CO2 vrij, maar de facto wel omdat er verliezen zijn en pompen en er soms bijgestookt moet worden. Het netto-effect is afhankelijk van de specificaties van de stadsverwarming en zolang die onbekend zijn, is het antwoord op de gok dat B = enkele tientallen kg CO2 .

De conclusie
Als de elektriciteitsmix geheel uit kolen zou bestaan, zou een warmtepomp het voor het klimaat slechter doen dan een gewone HR-ketel (250kg CO2 > 224).
Als de warmtepomp geheel met aardgas gevoed zou worden, doet een warmtepomp het beter dan een HR-ketel (95kg CO2 < 224).
Zo uiteraard ook de groene stroom ( 0 kg CO2 <224).

Als de warmtepomp geheel groen gevoed zou worden,zou hij beter werken dan de stadsverwarming (0 kg CO2 < enkele tientallen).
Als de warmtepomp slechts beperkt groen gevoed zou worden (in 2012 was macro ruim 12% van de elektriciteitsmix duurzaam), wint de stadsverwarming afgetekend van de atmosferische warmtepomp. Micro (per milieubewust individu) kan dat anders liggen.

Dan is er ook nog de situatie denkbaar, dat lage temperatuur-afvalwarmte (bijv. van bedrijven) gecombineerd wordt met warmtepompen. Dat zou wel eens een aantrekkelijk idee kunnen zijn, maar ik kan er op dit moment geen verstandig woord van zeggen. Ik weet in Brabant dat bijvoorbeeld de gemeente Boxtel daaraan denkt.

Overigens zal de elektriciteitsmix in de loop der jaren verschuiven richting duurzaam. In een min of meer verre toekomst

Elektriciteitsmix 2012
Elektriciteitsmix 2012

Airco’s
Sommige atmosferische warmtepompen kunnen andersom draaien en werken dan als airco. De logische vergelijking is dan ‘geen airco’. De CO2-balans van een warmtepomp die ook als airco kan werken is dus slechter als wanneer die warmtepomp alleen voor verwarming gebruikt wordt.

Wat zegt het CBS?
In ‘Hernieuwbare Energie in Nederland 2014’ (blz 63) staat de volgende tabel:
buitenluchtwarmte_CBS_hern-en-NL-2014
De CO2 – balans van atmosferische warmtepompen is dus al tien jaar nul of negatief. Blijkbaar zitten er te veel kolen in de elektriciteitsmix en
stijgt dat aandeel zelfs (wat klopt met andere berichten).
Overigens maakt het CBS de kanttekening dat er maar weinig bekend is van het feitelijk functioneren van buitenluchtwarmtepompen.

Bodemwarmtepompen doen het overigens (volgens het CBS) beter dan atmosferische. Ze besparen netto wel CO2 .

De moraal
De moraal is dat vooralsnog de stadsverwarming voor het klimaat het beste is.
Of hij ook voor het geld en de rechtspositie van bewoners het beste is, is een ander verhaal.

Ranking List zonnestroom per inwoner Nederlandse gemeenten

De Stichting Natuur en Milieu heeft op 15 juli 2015 de ranking list afgedrukt van alle Nederlandse gemeenten op basis van drie criteria: het totaal geplaatste vermogen aan zonnestroom, het totaal geplaatste vermogen per inwoner en de groei van dat vermogen per inwoner. Ik heb hier gekeken naar het tweede criterium en er de Brabantse gemeenten uitgelicht (die ik kortheidshalve niet allemaal opschrijf). De eenheid van het eerste getal is Wp per inwoner (Watt-piek) (om het getal te plaatsen: een modern goed commercieel paneel is 245Wp). Het tweede getal is de rangorde binnen de 393 Nederlandse gemeenten.

Meegeteld is het totaal opgesteld vermogen, ook als dat op scholen, bedrijfsgebouwen etc ligt.

Het rapport is hier te vinden –> rapport_ranking_zonne-energie_gemeenten_15juli2015_Nat&Mil

Natuur en Milieu geven aan dat gunstig voor veel Wp per inwoner in een gemeente zijn:
–  Veel eensgezinswoningen, weinig flats (flats hebben minder dakoppervlakte)
–  Veel koopwoningen (daar zijn de bewoners zelf de baas over)
–  Een hoger dan gemiddeld inkomen
–  Soms geluk als er veel asbestdaken van boerderijen vervangen zijn door zonnepanelen
–  Goed stimulerend beleid (als de eerste vier factoren ongeveer hetzelfde zijn, zie je soms toch verschillen)

Ik heb een selectie gemaakt en die ziet er zo uit:
selectie gemeenten wb zonnestroom_juli2015_Nat&Mil
De bottom line bestaat uit verschillen die je kunt verwachten.
De grote steden scoren slecht op de eerste drie factoren, Eindhoven wat minder slecht.
Landelijke gemeenten hebben een voorsprong, die ze niet in gelijke mate benutten

Er zijn ook een stel verschillen die volgens mij te verklaren zijn uit beleid en/of uit de aanwezigheid van een sterke energie-coöperatie:
–  dat Tilburg en Den Bosch het duidelijk beter doen dan Eindhoven. De Brainportsteden hebben meer praatjes dan prestatie
–  dat Nuenen het veel beter doet dan Son en Breugel
–  dat Eersel en Reusel-de Mierde het beter doen dan Bergeijk
–  dat Boxtel het beter doet dan Best
–  dat Eersel goed beleid heeft, een systematisch door de gemeente ondersteunde coöperatie, en mazzel met de VENCO-campus (energieneutraal en 12000m² PV-paneel.

Aan deze indrukken ligt geen krachtig wetenschappelijk bewijs ten grondslag. Wie er iets tegen in wil brengen, moet dat maar doen.

Duurzame energie in Schijndel en de grenzen van de kleinschaligheid (update dd 14feb2016)

Inleiding
Ik wil hier twee boodschappen brengen:
– energiecoöperaties doen onmisbaar werk, maar door hun kleinschaligheid kunnen ze de noodzakelijke opbrengsten niet halen. Ze zijn noodzakelijk, maar niet voldoende. Hun werk moet gecombineerd worden met een groter geheel
– dat uitleggen aan de hand van een overzichtelijk dorp, namelijk Schijndel

Waarom Schijndel?
Dat is toeval. Ik was aanwezig bij Energiecafé’s van gedeputeerde Spierings en raakte daar met een mevrouw uit Schijndel aan de praat, die trots meldde dat ‘haar’ Energiecoöperatie Schijndel 10 miljoen kWh bespaard had. Die trots is op zijn plaats.
Maar de vraag lag op tafel of dat genoeg was. Schijndel is een overzichtelijke casus dus dat moest uit te rekenen zijn.

Eerst wat Schijndelse statistiek (dd 2013).
– 23353 inwoners, zijnde 0,94% van NBrabant, verdeeld over ruim 9300 huizen
– Volgens http://www.lokaleenergieetalage.nl/ en http://klimaatmonitor.databank.nl/jive/jivereportcontents.ashx?report=home&inp_geo=gemeente_307 is het energieverbruik 1600TJ (Een TeraJoule=1.000.000.000.000J = ruim 31000 m3 aardgas)
– Die 1600TJ komt voor 826TJ uit 25,8 miljoen m3 gas, voor 325TJ uit 90,1kWh stroom, voor 153TJ uit duurzame warmte en voor 290TJ uit autobrandstoffen
– Schijndel kent als duurzame bronnen:
stroom: 22,5TJ uit de Hout Industrie Schijndel (HIS), 11TJ uit stortgas, en 6TJ uit zonnepanelen
warmte: 124TJ van de HIS en 29TJ uit houtkachels in woningen (het CBS vindt dat duurzaam)
biobrandstoffen voor auto’s 19TJ
Samen 211TJ.
Schijndel is dus voor 13% duurzaam, voor tweederde vanwege de Houtindustrie.

Luchtfoto Schijndel
Luchtfoto Schijndel

Wat wil de Energie Coöperatie Schijndel (ECS)?
De ECS is soms slordig in zijn uitspraken.

De ECS wil in 2020 in Schijndel 35% energie bespaard zien, waarna het restant voor 65% duurzaam moet zijn (zie http://www.energieschijndel.nl/faq/ ) Er staat alleen niet bij waarvan dit percentage genomen wordt, met name of het autoverkeer meetelt.
Als het exclusief het autoverkeer is (dus over 1600-290 =1310TJ), moet er in 2020 over zijn 852PJ, waarvan 553TJ duurzaam moet zijn.
De website spreekt niet over mobiliteit en daarom ga ik uit van “exclusief”.

Ook in het persbericht “Schijndelaren hebben 1 miljoen kWh opgewekt met zonnepanelen” (http://www.energieschijndel.nl/schijndelaren-hebben-1-miljoen-kwh-opgewekt-met-zonnepanelen/ ) is slordig. Er staat niet bij dat de hoeveelheden per jaar zijn, en over welk jaar.
Met de titel “1 miljoen kWh” doet de ECS zichzelf in feite tekort, want dat zou 3,6TJ zijn en volgens het CBS is het 6TJ.
Uiteindelijk verschijnt hier ook de 10 miljoen kWh van mijn Schijndelse mevrouw. Omrekenen geeft 36TJ en dat lijkt op 22+11+6 = 39. Waar-
schijnlijk wordt daar dus de totale jaarlijkse duurzame elektriciteitsproductie mee bedoeld.
Elektriciteit en energie worden wel vaker ten onrechte als synoniem opgevoerd.

De ECS zou eens met de stofkam door zijn teksten moeten gaan.

Hout Industrie Schijndel
Hout Industrie Schijndel (van hun website)

Kan de ECS op eigen kracht zijn doelen bereiken?
De ECS leunt op drie onbeïnvloedbare steunpilaren, nl de HIS (waarvan de opbrengst schommelt rond de huidige waarde), het stortgas en de houtkachels in woningen.

Als besparing voert de ECS een spouwmuurisolatieprogramma op voor zo’n 2000 woningen. Er worden geen bespaarde energiehoeveelheden genoemd, maar wel bespaarde bedragen (ca €200/jaar, wat omgerekend ruim 300m3 gas per woning betekent). Over 2000 woningen kom je dan (met een ruime onzekerheidsmarge) op 20TJ/jaar uit.
De besparingstaakstelling is 35% van 1310TJ, dus 459TJ per jaar.

Voor de duurzame opwekking leunt de ECS vooral op zonne-energie. Het eerste concrete project bestaat uit 224 panelen op het dak van de gemeentewerf. Daar wordt mee gestart als die panelen verkocht zijn. Men is een heel eind.
Update dd 14 febr 2016: de gemeente Schijndel maakte begin februari bekend dat zij ruim €11000 subsidie geeft om dit project te voltooien. Dat is mooi. Op 18 febr wordt de overeenkomst over het gebruik van het dak van de gemeentewerf ondertekend.
Het project zal jaarlijks ruim 50.000kWh opbrengen, een kleine 0,2TJ. De taakstelling is de (gewenste 553TJ– de aanwezige 211TJ), dus 342TJ. Dat vraagt om rond de 400.000 panelen.
Daarvoor is niet genoeg dak in Schijndel. De cijfers van Sungevity(die ik het betrouwbaarst vind), komen voor heel Brabant uit op ongeveer 10000TJ op de daken van alle in aanmerking komende woningen, instellingen en nutsgebouwen. Omdat Schijndel 0.94% van Brabant is, zou dat voor Schijndel ongeveer 94TJ betekenen.
Anders geredeneerd: er staan in Schijndel nog geen 10000 huizen en men telt nutsdakoppervlakte meestal als de halve woningdakoppervlakte, dus zou dat zowat 30 panelen gemiddeld per huis betekenen. Dat kan nooit.
Je kunt wel meer panelen kwijt, maar die moet je dan op de grond zetten.

Een andere gedachte: een 3MW-turbine zou bij 1800 vollasturen ongeveer 19TJ opbrengen. Daarmee zou de ECS er ook niet zijn.

Mijn conclusie
De ECS kan zijn plannen niet op eigen kracht realiseren.
Dat is geen schande. Dat geldt voor andere coöperaties ook. Het streven is goed en de activiteiten zinvol, maar het probleem is gewoon te groot voor hen.

Het werkt alleen in verbinding met een grote, rijke en professionele instelling met doorzettingsmacht als bijvoorbeeld de provincie. Het gaat om grote investeringen, beslissingen over landgebruik (minder koeien, meer panelen?) en ruimtelijke ordening.
Nodig is een vorm van samenwerking waarin het beste van groot en klein verbonden worden: de grote blik en het grote geld van de bijvoorbeeld provincie en de grass roots-opzet en de ideële beginselen van de coöperaties.

Stel niet als eis dat energieprojecten kleinschalig moeten zijn!
Het is een soort onderbuikgevoel bij delen van de milieubeweging dat projecten kleinschalig moeten zijn. Dat is een stom idee, want dan brengen ze niks op.
De actiegroepen, die de band met de bevolking verzorgen, moeten kleinschalig zijn want dat is essentieel voor hun functioneren. De projecten waarbij die actiegroepen ingeschakeld worden, moeten grootschalig zijn.

In dit spanningsveld moet een modus vivendi worden gevonden.