Goed bestuursakkoord in Noord-Brabant

Vooraf
Bij de Provinciale Staten-verkiezing 2023 in Noord-Brabant was de BBB met 11 zetels de grote winnaar. Die mocht dus beginnen met formeren met wat getalsmatig en politiek, mede gezien het tumultueuze verloop van de voorafgaande periode, de minst onlogische combinatie was, te weten BBB-VVD-GroenLinks-PvdA (met 11-9-5-4 samen goed voor iets meer dan de helft van de 55 zetels). Dat leek goed te gaan, er lag een onderhandelaarsakkoord, de champagne stond al koud, maar toen kwam de BBB alsnog met een stel aanvullende eisen. Dat leidde tot PLOF.

Waarop de VVD het (naar het leek, niet geheel met tegenzin) het mocht proberen met de daarop volgende minst onlogische combinatie, te weten VVD, GroenLinks, PvdA, SP, D66 en Lokaal Brabant (met 9-5-4-4-4-2 ook net een meerderheid). Dat liep goed, er zat een vakantie tussen, maar op 01 september 2023 lag er een akkoord – als laatste van de provincies.
Men kan het akkoord vinden op https://www.brabant.nl/bestuur/bestuursakkoord-2023-2027 .

Een enkele keer geef ik persoonlijk commentaar. Dat zet ik er dan bij.

Het bereikte compromis binnen dit bonte gezelschap pakt naar mijn mening wonderlijk goed uit. Ik zal het bespreken voor zover het op mijn terrein ligt: klimaat, energie, milieu, landbouw en natuur. Dat is niet bedoeld als diskwalificatie van de andere onderwerpen, maar mijn mening daarover heeft geen speciale meerwaarde.
Ik moet zo hier en daar selecteren wat ik wel en niet meeneem. Hier en daar blijven onderwerpen op ‘mijn’ gebied onbesproken.

Brede welvaart
Het brede welvaart-thema wordt geopend met de passage “We zien dat grote maatschappelijke vraagstukken, zoals bijvoorbeeld de krapte op de woningmarkt en de klimaat- en energietransitie, steeds meer de directe leefomgeving en de bestaanszekerheid van de Brabander raken. We lopen tegen de grenzen aan van zowel onze economie als onze omgeving: er is schaarste. Daarmee dringt ook steeds meer en steeds breder het besef door dat we niet kunnen doorgaan op de ingeslagen weg. We moeten nieuwe wegen inslaan voor een gezonde en welvarende toekomst voor Brabant. Het oude vertrouwde verdwijnt en er komt een periode van onzekerheid voor in de plaats.” (blz9)

Waarna volgt was, naar mijn mening, het meest revolutionaire zinnetje, verstopt in een riedel over economie en innovatie, namelijk “Economische groei is geen doel op zich(blz11).

Economisch krijgt dat bijvoorbeeld vorm in een selectiever beleid t.a.v. distributiedozen (blz19) , een selectievere acquisitie van nieuwe bedrijven (blz13), en uitbreiding van het programma Grote Oogst, de provinciale bijdrage aan de verduurzaming en de opschoning van de Brabantse bedrijventerreinen (blz19). Zie voor dat laatste ook https://www.bjmgerard.nl/het-schone-lucht-akkoord-in-brabant/ .

Gezondheid
Het akkoord signaleert een aantal gezondheidsbedreigende trends, zoals hittestress in steden, slechte luchtkwaliteit, en een hoger risico op zoönosen (ziektes die van dier op mens overspringen, zoals de Q-koorts en mogelijk in de toekomst de vogelgriep). Het akkoord spreekt de ambitie uit (blz 14) dat iedere Brabander in 2030 mag genieten van drie extra gezonde levensjaren.

Daarvoor moet het Schone Lucht Akkoord met het Rijk verder in Brabant worden uitgerold (blz39) (zie ook https://www.bjmgerard.nl/schone-lucht-akkoord-een-halfvol-glas/  en eerder genoemde link), wordt onderzoek gedaan naar het terugdringen van ultrafijn stof, en moet er een expertisecentrum komen voor long Covid en long Q-koorts (blz14).

Eindhoven Airport vanaf de Spottershill

De vliegvelden en de internationale treinen
Brabant heeft vier militaire vliegvelden, één groot civiel vliegveld, en twee General Aviation-vliegvelden (Seppe en Budel). Het Akkoord spreekt over economische voordelen en diverse emissies als nadelen. Voor laatstgenoemde twee geldt het Beleidskader Milieu, met Defensie is een voortdurende dialoog gaande, en het Advies-Van Geel voor Eindhoven Airport moet volledig worden uitgevoerd (blz22).
De provincie blijft voortdurend bij Rijk, NS en Prorail aandringen op betere internationale vliegverbindingen, mede als goed alternatief voor het vliegverkeer (blz 23).

Klimaat en energie
We willen in 2030 55% minder CO2-uitstoot in Brabant realiseren ten opzichte van 1990. We streven ernaar om in 2050 klimaatneutraal te zijn (blz28).

Eerste afspraak is dat de vier Regionale Energie Akkoorden (RES) worden uitgevoerd (blz29).

Extra windenergie boven op de RES kan alleen bij lokaal eigendom en voldoende draagvlak in de omgeving (blz29).

Voor zonneparken geldt de zonneladder. Zon op land wordt alleen toegestaan als dat nodig blijkt om de energiedoelstellingen te halen (wat mijns inziens altijd zal blijken). (blz29).

Het Akkoord noemt aardwarmte en bodemenergie als mogelijk, na uitvoerige afweging van de risico’s. De provincie wil risicodragend investeren in de ondersteuning van de warmtetransitie, conform de Wet collectieve warmtevoorziening (die er nog  niet is, bg) (blz29).

Dat laatste is overigens ook een lichtelijk revolutionaire bepaling, waarmee de provincie misschien nog het dichtst in de buurt  komt van een eigen energiebedrijf.
Het Akkoord benoemt de oprichting van ‘Energie Brabant’. “‘Energie Brabant!’ is gericht op zowel het ontwikkelen, stimuleren en bundelen van nieuwe duurzame energievormen als op de huidige provinciale activiteiten. Hiermee stimuleren wij Brabanders om mee te doen waar dat nog niet voldoende gebeurt. Wij scheppen randvoorwaarden om dit mogelijk maken.” (blz28).
Energie Brabant is door dit alles geen eigen energiebedrijf (zoals bijv. de SP wil bg). Er zit geen productiecapaciteit en de instelling gaat niet functioneren als energieleverancier.

(Overigens bestaat er in Midden-Brabant al wel een publieke onderneming met eigen productiecapaciteit, zie Publiek ontwikkelbedrijf REKS  . Dat is een BV waarvan de gemeenten in de RES-regio Midden-Brabant, m.u.v. Waalwijk, aandeelhouder zijn bg).

We verkennen via de Essentgelden en Energie Brabant!  hoe wij als provincie – in aanvulling op rijksregelingen en projecten van gemeenten – kunnen bijdragen aan bijvoorbeeld grootschalige isolatie van woningen, de warmtetransitie en zonnepanelen. Daarmee kunnen wij energiearmoede tegengaan (blz30).
Om bij het isoleren verlost te zijn van het vleermuis-in-de-spouwmuurprobleem gaat de provincie bij alle gemeenten stimuleren dat er een Soorten Management Plan komt, op basis waarvan verantwoord ontheffing gegeven kan worden van de Wet natuurbeheer (blz 45)

Het Akkoord wil grootschalige opslag van energie en warmte ondersteunen, na inventarisatie van de risico’s. (blz30)

Tenslotte wordt steun aan de energiecoöperaties beloofd (blz30).

MSR
Het akkoord wil de mogelijkheden van gesmolten zout-kernreactoren (MSR) onderzoeken. In deze periode gaat dat nog niet tot besluiten leiden, eventueel wel tot voorbereidingen.
(commentaar bg: men zegt dat als zo’n MSR op thorium draait, hij weinig of geen langlevend afval heeft, en dat het systeem inherent veilig is. Ik sluit niet uit dat beide beweringen waar zijn.
Maar er bestaat nog geen werkend commercieel model en dat kan nog wel 20 jaar duren. Meestal komt de MSR-wens van partijen ter rechterzijde die geen zonneparken en windmolens willen, en zich op een fata morgana richten. Zoals bekend, bestaan fata morgana-oases werkeljk, maar liggen ze zeer veel verder weg dan het lijkt. De verzekering dat er deze periode in Brabant geen besluiten genomen kunnen worden kan dan ook makkelijk worden afgegeven.
Ik vind overigens dat een systeem, dat mogelijk over 20 jaar goed werkt, alleszins de moeite waard om na te streven. Alle klimaatprognoses lopen minstens tot 2050 en vaak tot 2100.  Ik ben dan ook vóór een dergeljk onderzoek. Het ‘komt te laat-argument’ is een drogreden zolang dat onderzoek naast en niet in plaats van hernieuwbare energie plaatsvindt.)


Landbouw, milieu en natuur
De algemene trend in het Akkoord is dat landbouwbedrijven beter moeten worden of moeten stoppen. De transitie zal ingrijpend zijn.
Stoppen moet beter georganiseerd worden en er moet meer geld bij.
Doorgaan betekent innoveren, minder bestrijdingsmiddelen, makkelijker een inkomen verdienen met een combinatie van landbouw, voedselproductie, recreatie, energietransitie, waterberging, het produceren van natuurlijke bouwmaterialen, landschapsbeheer en/of zorg. Onder andere wordt de grondpolitiek ingezet als  middel, en worden de Essentgelden ingezet voor de strategische grondbank. (blz30-31-32).
Verder kunnen vergunningen worden ingetrokken of tijdelijk stopgezet of verleend.(blz46)

Mestbewerking vindt plaats op het eigen erf of op categorie 4 en 5-bedrijventerreinen. Groen gas produceren met monovergisters mag, zolang het niet stinkt, de omgeving niet protesteert en de vergisters zichzelf niet onmisbaar maken.(blz32)

Mestvergister De Princepeel in St Odiliapeel

Stallen die ouder zijn dan 15 of 20 jaar moeten voor de z.g. ‘stallendeadline’ veel minder stikstof gaan uitstoten door of minder dieren, of een natuurinclusieve bedrijfsvoering, of emissiereducerende technieken. Die technieken doen echter vaak niet wat ze beloven en halen het niet bij de rechter. Daardoor zit heel Brabant vast (varkens verhinderen de vooruitgang bg).
Het Akkoord stelt de stallendeadline voor melkvee uit tot 01 jan 2026, en houdt hem voor ander vee op 01 juli 2024. Men wil zo snel mogelijk meetsystemen op bedrijfsniveau. (blz42)

Het Akkoord wil de Kader Richtlijn Water in 2027 gehaald hebben, mits het Rijk bijlapt. (blz37)
Het infiltreren van regenwater in de grond wordt bevorderd, het onttrekken wordt afgeremd met een hogere grondwaterheffing (blz37), en minder grondwaterverbruik wordt nagestreefd met nieuwe technieken (blz38).

Per Natura2000-gebied wordt er een juridisch houdbaar plan tot herstel opgesteld, waardoor vergunningverlening ex de Wet natuurbeheer makkelijker wordt.(blz41)
Het Natuur Netwerk Brabant wordt conform afspraken uitgevoerd, eerstens rond Natura2000-gebieden en in overgangszones (blz35).

Het loont om dit Bestuursakkoord te bestuderen!

De knuppel in het heilige koeienhok!

Ik heb onderstaande gastopinie aangeboden aan het Eindhovens Dagblad. Dit in reactie op een zwak artikel van twee hoogleraren met banden met de regionale Automotive Campus in Helmond. Ik vond het artikel iets teveel His Masters Voice.
Zien of en hoe het geplaatst wordt.
De twee bij elkaar horende artikelen zijn te vinden op  https://www.ed.nl/eindhoven/eindhovense-auto-wetenschappers-er-zijn-genoeg-grondstoffen-voor-50-jaar-elektrische-auto-s~ac1024fd/ en https://www.ed.nl/opinie/eindhovense-deskundigen-tegen-plannen-voor-afscheid-van-eigen-auto-onzinnig-en-onnodig~a3088ce6/   .


De knuppel in het heilige koeienhok!

In het Eindhovens Dagblad van 01 sept 2023 hebben de TU/e – hoogleraren Van de Weijer en Steinbuch een onzuivere en soms demagogische redenering neergezet, uitmondend in conclusies die het goed doen bij de Automotive Campus in Helmond.

Door lithium enerzijds en olie, gas en kolen anderzijds als vergelijkbare grootheden naast elkaar te plaatsen, zijn Van de Weijer en Steinbuch onzuiver bezig.
Lithium is immers een energie-opslagmiddel en olie, gas en kolen zijn een energiebron. Na enige voorbereidende bewerkingen kan een auto rijden op olie, maar er is geen enkele methode om een auto op lithium te laten rijden.
Een lithiumauto rijdt op stroom (bij voorkeur groen).

Waarmee de volgende omissie aan de orde komt. Beide typen auto’s functioneren in een keten. Het niet noemen van de fossiele keten bij fossiele auto’s leidt tot een veel kleinere vertekening dan het niet noemen van de hernieuwbare energie-keten bij elektrische auto’s.
Want al die groene stroom komt uiteindelijk uit windmolens en zonneparken en die vragen ook het een en ander: koper, zeldzame aarde-metalen, donorelementen in PV-panelen. En gewoon staal en aluminium, maar die moet je ook voor brandstofauto’s uit de grond halen. Je hebt niet alleen een lithiumprobleem, maar ook een neodymiumprobleem voor magneten in windmolens.

Dat de mijnbouw een ‘negatieve impact op de omgeving’ kan hebben, is een understatement van jewelste. Je kunt best wel een pekelmeer in de woestijn van zijn lithium ontdoen, maar dat proces zuipt water en als dat nou net het laatste water was, is dat niet een ‘negatieve impact’, maar direct levensbedreigend. Zo ook als de ertswinning de rivieren vergiftigt.
Schrale  troost voor de inheemse bevolking van Zuid-Amerika dat elders op de wereld kolenmijnen geacht worden dicht te gaan.
De getalsmatige beweringen omtrent de lithiumvoorraden in het artikel worden overigens niet onderbouwd, evenmin in hoeverre die voorraden winbaar zijn (is het getal netto of bruto?)

De TU/e spreekt terecht over de noodzaak tot recycling. Het zou alleen geloofwaardiger zijn als de TU/e op dit gebied activiteiten liet zien.

Het is moeilijk om hier een kant en klare toekomstvisie geven. Dat vraagt grote denkramen. Het moet in elk geval allemaal  minder en beter.
Er gaat naar alle waarschijnlijkheid een toekomst van schaarste aan gaat komen, mogelijk van rantsoenering. De eerste zorg is dan dat dat rechtvaardig gebeurt (‘de krimp begint bij de kop’). Er gaan heftige verdelingsdiscussies komen en het lijkt van de zotte om nu al uit te spreken dat een onevenredig deel van de schaarste opgeofferd moet worden aan de heilige koeien in de Helmondse Automotivestal.

Een argumentatie op het niveau van de mens als ‘aangeklede jager-verzamelaar’ is een academisch betoog onwaardig.
‘De mens’ functioneert altijd in zijn context en als die context dwingend minder materiële hulpbronnen voorschrijft, zal die mens zich daarin uiteindelijk schikken. Vloekend en knarsetandend, maar als die fase voorbij is gaat die mens wat verzinnen, bijvoorbeeld of het geluk verkrijgbaar is met minder lithium. Goede politieke leiding is hier wenselijk.

En inderdaad, dan in stedelijk gebied maar minder vaak een individuele auto en vaker een collectieve of (o Helmondse horror) de fiets of een verbeterd OV. Erisman heeft gelijk.
En misschien komt er per ongeluk wel wat moois uit. Smeed zwaarden tot ploegscharen en parkeerplaatsen tot park!

Leve Erisman!

Bernard Gerard


Zoutvlakte in de Atacama. Vaak wordt in dit soort zoutvlaktes en pekelmeren Lithium gewonnen.

Je huis verwarmen met een server?

Inleiding
Zoals die dingen gaan: ik heb een hoop gratis digitale nieuwsbrieven (en een paar betaalde). Zo kom je een verhaal tegen in MIT Technology Review van 18 augustus 2023 over de start-up Heata in Groot-Britannië, die cloudservers naar woonhuizen wil decentraliseren, alwaar de restwarmte van die servers warm tapwater moet leveren aan de bewoners. Die huishoudens moeten er per jaar grofweg £250 wijzer van worden, het klimaat minstens 2,5kWh gas per dag, en gemiddeld 4,5.
Het project wordt gesteund door het private bedrijf British Gas en het regeringsagentschap Innovate UK, en de BV Sustainable Ventures, en door hen, en door Heata, geframed mede als anti-armoedeproject. Zou je denken dat British Gas ook de tarieven kan verlagen, maar die overweging stond er niet bij.

Het artikel in MIT TR is te vinden op reuse waste heat from cloud computing . Kans dat het achter de betaalmuur zit, maar dat is geen ramp want het is eigenlijk niet zo’n vreselijk goed artikel. In ruim het jaar dat de start-up nu bezig is in Surrey County, heeft men tachtig huizen aangesloten met nog 30 in de pijplijn (zegt MIT TR).

(afbeelding site Heata)

Heata ( https://www.heata.co/ )
De huidige generatie servers produceert een heleboel warmte. Daarom worden ze gekoeld met lucht, vloeistof of (zoals bij Heata) met ‘heat pipes’ (een soort vloeistofkoeling in een afgesloten pijp met een warme en een koude kant). De warme kant is de printplaat van de computer, en de koude kant wordt dan in dit geval de wand van een boilervat met water.  Op zich werkt dat.

Een mogelijke toekomstige generatie servers, die op fotonica gebaseerd is, vraagt waarschijnlijk minder stroom en levert dus ook minder warmte. Onduidelijk is hoe lang dat nog duurt, maar niet op korte termijn.

Een grote cloud server wordt opgesplitst in een heleboel kleine deelservers, en Heata installeert de deelserver, de koeling, de voeding van de geoogste warmte naar een vat met water, de bekabeling en wat verder nodig is. Communicatie va de hoofdserver met de deelserver gaat via of glasvezel of 4G/5G , Heata laat dat open.
Heata vergoedt de stroom van de server ruimhartig, zorgt dat de juiste werklast aan de juiste deelserver wordt toegekend en doet eventueel onderhoud.

Het is een bonafide initiatief.

En toch lijkt het mij niet echt praktisch. Er zitten teveel haken en ogen aan, en dat komt vooral door de microschaal van de vestigingen. De korrelgrootte is één huishouden.

  • Omdat de server ook in de zomer gekoeld moet worden en dan de CV niet aanstaat, produceert de inrichting alleen warmte voor tapwater. Dat gebruik je het hele jaar. Hoe dat moet als je drie weken op vakantie gaat, staat er niet bij. Moet de server dan op standby? Gaat dat automatisch?
  • Het systeem werkt alleen met bepaalde boilertypen
  • Ter plekke van de aanhechting van de warmtepijpen wordt de isolatie van het boilervat weggehaald.
  • Er is ruimte nodig rond de boiler voor de extra apparatuur
  • Er staat niet bij of het systeem ook werkt (al dan niet na doorontwikkeling van he concept) bij een combiketel (waarbij de CV-installatie zowel verwarmings- als tapwater levert). Zoals het nu beschreven staat, is dat niet het geval.
  • De server gebruikt misschien jouw wifi en dat heeft privacy-aspecten
  • De deelserver wordt vooralsnog geplaatst voor een jaar. Is het experiment dan afgelopen, dan brengt Heata alles in de oude toestand terug (zegt Heata).

De website TomsHardware geeft een kritische bespreking van het Heata-systeem ( https://www.tomshardware.com/news/heata-server-hot-water-trial-uk ). Ik  heb deze website als second opinion voor bovenstaande opmerkingen gebruikt.
Een deelnemer aan het discussieforum vat het samen: “The idea is good. This particular implementation, not.

(afbeelding site Heata)

Leafcloud
Het merkwaardige is dat een dergelijk decentraal serversysteem in Nederland al jaren bestaat, nl bij Leafcloud. Ik heb er zelfs in 2020 al over geschreven (toen Leafcloud nog een start-up was, zie https://www.bjmgerard.nl/eteck-verwarmt-woningen-duurzaam-met-servers-van-leafcloud/ .

Leafcloud is nog een kleine speler voor het lichtere serverwerk.
Overigens zit Milieudefensie ook bij Leafcloud.

Belangrijkste verschil is dat Leafcloud met grotere eenheden werkt, zoals appartementen-complexen, verpleeghuizen en zwembaden. Dat geeft toegevoegde statistiek. Er is nog steeds een wisselende warmtevraag, maar dat verloopt gelijkmatiger, en dat maakt het leven een stuk simpeler. Bijvoorbeeld meer kans dat de stookruimte plaats biedt aan een groot buffervat en aan andere warmtebronnen die waarschijnlijk nodig blijven.

(afbeelding site Leafcloud)

Armoedebeleid is een politiek wenselijke bezigheid, maar leidt niet noodzakelijkerwijs tot goede technische ontwerpen. Goede technische ontwerpen, naar ingenieursmaatstaven ontworpen, kunnen wel tot financiële voordelen voor de bevolking leiden, bijvoorbeeld in de vorm van lagere stookkosten of een goedkoper zwembadkaartje. Maar, dat is niet meer één op één zichtbaar.

Ook Leafcloud benadrukt dat het heel zinvol is om over hergebruik van restwarmte van servers te praten. De onderneming geeft een staatje waarin de NS op 1.2TWh/jaar getaxeerd wordt, de stad Amsterdam op 4,5TWh/jaar, de gezamenlijke Nederlandse datacenters op 5.0TWh/jaar en (ter vergelijking) de Nederlandse windenergieproductie op 10,5TWh/jaar.

Datacenters zijn momenteel goed voor ruim 4% van het totale Nederlandse elektriciteitsverbruik, en dat percentage zal groeien tot 10% in 2030 (beweert Leafcloud)

Hieronder wat interessante Leafcloud-statistiek (de eenheid is kg CO2 per geïnstalleerde kW vermogen per jaar). De getallen komen voor rekening van Leafcloud en heb ik niet geverifieerd. Ze komen van https://www.leaf.cloud/truly-green .


Je moet het eerste plaatje lezen alsdat een standaard appartementencomplex normaliter per geïnstalleerde kW vermogen 2391kg CO2 per jaar loost, en dat daarvan na plaatsing van een Leafcloud server nog 615kg CO2 per jaar over is. Leafcloud boekt het verschil in als negatieve emissies.
Het Leafcloudsysteem zet (naar eigen zeggen) 85% van de toegevoerde elektrische energie om in nuttig toegepaste warmte.

Reken op 1kg CO2 per 0,55m3 Nederlands aardgas tegen  het actuele tarief. Leafcloud geeft niet aan hoe dit doorwerkt in de servicekosten van het betreffende fictieve appartementengebouw.

In het tweede plaatje wordt die negatieve emissie vergeleken met ‘positieve’ emissies van andere datacenter, waarbij de grijze kolom waarschijnlijk voor een mondiaal gemiddeld datacenter staat, en de groene kolom voor gemiddeld over de groenste datacenters (die dus zwak ‘positief’ zijn).

Maar waarom überhaupt rekenkracht decentraliseren?
In principe kan de oogst, waarna hergebruik, van restwarmte uit hyperscale servers ook centraal plaatsvinden. In praktijk gebeurt dat zelden. Leafcloud stelt (https://www.leaf.cloud/truly-green ) dat er een paar voorbeelden van hergebruik zijn, zonder in detail te treden.
Enig zoekwerk. De NRC noemde bijvoorbeeld op 24 juni 2022 5000 huizen in Groningen en er is een klein project in Aalsmeer ( https://energielinq.nl/warmtenetten/energy-hub-aalsmeer-slimme-uitwisseling-van-warmte-en-koude/ ) en in Groningen ( https://www.dutchdatacenters.nl/nieuws/qts-groningen-restwarmte/ ), maar het blijft inderdaad micro.

Hyperscales willen voor 100% op duurzame elektriciteit draaien (en ze komen een heel eind). Dat betekent wind- en zonneparken en dat betekent veel en liefst niet te dure grond, ook voor de eigen gebouwen, en een elektriciteitsnet waar nog ruimte is. Dus bouwden Microsoft en Google in de Kop van Noord-Holland en heeft Google een groot datacentrum bij de Eemshaven. De restwarmte van dit soort centra wordt nu gewoon gedumpt in de atmosfeer of het oppervlaktewater (de hoeveelheid koelwater is ook een probleem).
Belangrijke redenen zijn dat warmte niet zinvol over grote afstanden te vervoeren is en slechts gedistribueerd kan worden met een stadsverwarming. Die stadsverwarmingen liggen in stedelijk gebied en de meeste hyperscales liggen ver van de stad.

Het ligt voor de hand om datacenters te verplichten zich in de nabijheid van een stadsverwarming te vestigen (dat is het advies van o.a. TKI Urban Energy), maar die regie heeft de Nederlandse regering nog niet gepakt. Het is vooral vrijheid, blijheid in de ruimtelijke ordening.

Dat moet anders.

Finland
Men pakt dit anders aan in Finland.
Uit een studie van Berenschot, waarover ik eerder geschreven heb ( https://www.bjmgerard.nl/opnieuw-restwarmte-van-datacenters/ ) blijkt dat de Finse overheid de aanlevering van restwarmte  door datacenters simpelweg verplicht stelt. Voor een eerdere sfeertekening zie bijvoorbeeld https://finland.fi/business-innovation/search-engine-giants-find-innovative-energy-for-data-centres-in-finland/ .

Het nieuwste nieuws (17 maart 2022) is dat Microsoft op deze basis een datacenter wil gaan bouwen in Zuid-Finland, waarvan de restwarmte geheel wordt toevertrouwd aan de stadsverwarming van de 250.000 gebruikers in de steden Espoo en Kauniainen, en de gemeente Kirkkonummi (afbeelding hierboven een artist impression). Dit in samenwerking met de Scandinavische energiemaatschappij Fortum. Zie https://www.fortum.com/data-centres-helsinki-region of https://www.reuters.com/business/sustainable-business/microsoft-data-centres-heat-finnish-homes-cutting-emissions-2022-03-17/ . Het nieuwe datacenter gaat geheel op hernieuwbare energie draaien en levert al zijn restwarmte aan aan de stadsverwarming, waarvan dit bedrag 40% van het energiebudget uitmaakt. Nog eens 20% komt uit de lokale rioolwaterzuiveringsinstallatie.
De aanpak moet 0,4Mton CO2 per jaar besparen en Fortum steenkoolvrij maken in Finland.

De stroomlevering aan Microsoft gaat via een (of meer) Power Purchasing Agreement (rechtstreeks zakendoen van producent naar klant, buiten de energiemarkt om).
Reuter beweert dat het datacenter, althans in den beginne, 400 tot 500 GWh per jaar stroom aangeleverd krijgt, wat neerkomt op ca 50MW vermogen.

Zonneparken en ecologie – van beweringen naar wetenschap


Vooraf
Zelfs als er fors op energie in al zijn vormen bespaard gaat worden, zal er nog zeer veel meer energie dan nu in de vorm van elektriciteit nodig zijn – mogelijk een veelvoud. Onder andere vanwege elektrische auto’s en warmtepompen, maar ook omdat vroeg of laat de verduurzaming van de industrie tot zeer veel meer elektrificatie leidt.

Tot 2030 wordt daarin voorzien met de Regionale Energie Strategieën (RES) op het land, en een forse uitbreiding van wind op zee. Dat zijn programma’s die horen bij het Klimaatakkoord. Ik verdedig het uitvoeren van deze programma’s. Zie bijvoorbeeld https://www.bjmgerard.nl/handreiking-res-2-0/ en bijvoorbeeld https://www.bjmgerard.nl/de-regionale-energiestrategie-zuidoost-brabant-mre/ voor  het deel van de wereld waar ik woon.
Het bijbehorende gemeentelijke papierwerk moet in 2025 rond zijn.

Naast de eisen van de RES hebben alle gemeenten zelf vastgestelde ambities die veel verder gaan, bijvoorbeeld om in 2035 of 2040 geheel energieneutraal te zijn. Eindhoven en Helmond zelfs in 2030 ( https://www.bjmgerard.nl/eindhovens-helmonds-climate-neutral-smart-city-project-blijft-om-de-hete-brij-heendraaien/ ).

Over de strategie na 2030 wordt nu gedacht in scenario’s (zie vier scenarios voor het energiesysteem van de toekomst ).

De RES-sen moeten samen in Nederland 35 TWh hernieuwbare elektriciteit opleveren uit wind op land en grootschalige zon op land (dat betekent >15kWpiek ) .  Daarnaast moet ca 20% van de huizen van het gas af zijn, maar daarover gaat dit verhaal nu niet.
Daarnaast wordt kleinschalige PV-projecten ( <15kWpiek ) in het Klimaatakkoord ingeschat op samen 7TWh in 2030. Dat loopt beter dan gedacht.

De land-opgave van de nationale RES is niet uit te voeren zonder zonneparken (zie waarom je met alleen zonnepanelen op het dak niet genoeg kunt en waarom je ook wind- en zonneparken nodig hebt ). De geboden 2TWh in mijn MRE-gebied moet zelfs bijna geheel uit zonne-energie komen omdat de radar van de vele militaire vliegvelden in Brabant een groot deel van de provincie voor windenergie blokkeert.

Die zonneparken kunnen op grote daken liggen, of op de grond – als ze maar >15kWpiek zijn). Men haalt de doelen van de RES (2025 het papierwerk af!) niet met alleen maar zon op grote daken.
Het nationale beleid is dan ook wel terughoudend, maar niet strikt afwijzend tegenover zonneparken. Er worden wel eisen gesteld, zoals een argumentatie waarom een park en niet op het dak, en zoals multifunctioneel gebruik van de ruimte en aandacht voor ecologie bij zonneparken op de grond.

Het aantal zonneparken groeit, zie Zonneparken in Nederland dd 25 feb 2021.

Dit artikel gaat hierna over dat laatste.

Zonneparken zijn vaak omstreden
Grond kan bijvoorbeeld zijn oude vuilstorten, spoorbermen of geluidswallen. Grond kan niet zijn Natura2000-gebied of Nationale Parken (is in Nederland afgesproken). Grond kan wel zijn in  het Nationaal Natuur Netwerk, in beschermde landschappen en in beschermde en door de overheid aangewezen weidevogelkerngebieden, mits het zonnepark aantoonbaar ecologische meerwaarde heeft. Grond kan ook zijn landbouwgrond.

Het voornemen om een zonnepark aan te leggen kan tot heftige emoties in de omgeving leiden. Die kunnen berusten op subjectieve of objectieve gronden.
Subjectief is dat men het uitzicht niet mooi vindt. Daartegen valt niet te argumenteren. Het ontwerp kan zo mooi mogelijk gemaakt worden en kan met een bossingel worden afgeschermd, maar het blijft subjectief.
Objectief kan een zonnepark invloed hebben op ecologie en biodiversiteit. Hierover gaat het volgende verhaal.


De Gedragscode Zon op Land
In december 2018 werd de Ontwerptekst voor het Klimaatakkoord aan de regering aangeboden, en op 13 november 2019 kwamen de branche-organisatie Holland Solar, EnergieSamen namens de energiecoöperaties, alle grote natuurorganisaties  en bijvoorbeeld ook Greenpeace en Milieudefensie tot de Gedragscode Zon op Land.
De code is te vinden op https://hollandsolar.nl/standpunten/zon-op-land-en-water/gedragscode.html . Zie ook https://www.natuurenmilieufederaties.nl/nieuws/gedragscode-zon-op-land-krijgt-brede-steun/ .

In de code, voor zover het ecologie betreft, de hierboven genoemde bepalingen in welke gebieden geen resp. onder voorwaarden zonneparken mogen komen. Daarnaast een zorgvuldige locatiekeuze, het raadplegen van de constructieve zonneladder van de Natuur- en Milieu Federaties, een aanleg- en beheerplan met o.a. inpassing van bestaande natuurelementen en maaibeheer, werken aan een integrale landschapsopgave, minstens 25% onbedekt oppervlak, voorkoming van verdroging en geen gebruik van bestrijdingsmiddelen, compensatie indien nodig.

Ecologie en biodiversiteit bij zonneparken
Er wordt nog maar zeer kort onderzoek gedaan naar hoe het werkelijk zit met ecologische effecten van zonneparken. Ten tijde van de Gedragscode was dat er eigenlijk nog niet – de Code is min of meer op het gevoel geschreven. Wie dus bij voorbaat de vreselijkste problemen ziet bij zonneparken, baseert zich op losse gronden. 

Wageningen is in 2019 met het Solar Research Programma begonnen, dat inmiddels zo’n 40 researchers aan het werk zet. Het is verdeeld in deelprojecten, waarvan SolarEcoPlus er één is. Over SolarEcoPlus is op deze site al eerder geschreven, zie https://www.bjmgerard.nl/solarecoplus/ .

De research leidde tot een eerste wetenschappelijke publicatie “Verkenning van de bodem en de vegetatie in 25 zonneparken in Nederland” dd februari 2021 ( https://research.wur.nl/en/publications/verkenning-van-bodem-en-vegetatie-in-25-zonneparken-in-nederland-  en dan download pdf. Op dezelfde pagina staan andere relevante publicaties). De publicatie gaat alleen over planten – aangenomen wordt dat de biodiversiteit als geheel de planten volgt. Hierna over deze publicatie.

De studie verwacht dat er tot 2050 in Nederland 30.000 hectare zonnepark op het land nodig zal zijn. Dit lijkt me een wat al te hoge aanname, mogelijk bestaan er tegen die tijd internationale oplossingen.

De 25 onderzochte parken zijn een steekproef uit de 229 zonneparken die Nederland op 22 sept 2020 telde. Gestreefd is naar een goede afspiegeling van de diverse variabelen.

Voor 2018 zijn er weinig parken onderzocht omdat er nog maar weinig parken waren.
Na 2018 zijn er weinig parken onderzocht, omdat men die eerst een jaar de tijd wilde geven om de vegetatie door het eerste pioniersstadium heen te laten groeien.

Links hoeveel parken een bepaalde rijafstand hebben (dus 5 met een rijafstand van 200-249cm) en rechts de spleetbreedte in de panelen (van belang voor de bewatering van de ondergrond).

Wie geen tijd heeft voor het dikke pak papier, kan zich beperken tot de samenvatting, de inleiding en een hoofdstuk 7 ‘Richtlijnen voor ontwerp en beheer’. Weliswaar vinden de auteurs dat er eigenlijk meer onderzoek nodig is, maar er worden zoveel parken aangelegd dat men nu toch een richtlijn wil brengen.

De verkenning hanteert twee vergelijkingen.

In de eerste vergelijking worden ecologie en biodiversiteit van het park vergeleken met die van de grond, voorafgaand aan het park. Meestal was dat landbouwgrond en meestal is die zwaar bemest. Ten opzichte van deze uitgangspositie is ecologische winst mogelijk, mits een aantal voorwaarden waarvan de belangrijkste is dat de vaak voorkomende overvoerdheid van de grond verschraald moet worden. Dat kan door de toplaag af te graven of door hem uit te hongeren door actief maaibeheer, waarna het maaisel afgevoerd wordt (in den beginne 2* per jaar op zandgrond, minstens  vijf jaar lang).
Aan deze voorwaarde werd slechts bij drie van de onderzochte parken voldaan. Hier is ruimte voor winst en dat zou bijvoorbeeld afgedekt kunnen worden in de vergunning.

Ter vergelijking wordt hier het effect op een lichtmeter gemeten recht onder het paneel bij twee van de vijf mogelijke opstellingen die onderzocht zijn. Vertikaal staat het % licht op de meter t.o.v. wat de meter zou ontvangen als er geen paneel zou zijn. Horizontaal staat de tijd in uren, startend op het moment dat de lichtmeter voor het eerst iets van het paneel merkt.

In de tweede vergelijking wordt, gegeven dat er een park komt, gekeken wat de effecte zijn van de ontwerp-knoppen waaraan je kunt draaien.
Onder een laagbijdegrondse Oost-Westopstelling (die lijkt een beetje op de schildpadopstelling van de Romeinen bij Asterix en Obelix) is het donker en groeit bijna  niets.
Bij op het zuiden gerichte panelen hangt het er vanaf hoe breed ze zijn (smallere panelen leiden, bij overigens gelijke omstandigheden, tot  meer licht onder de panelen), hoe hoog ze zijn en hoever ze uit elkaar staan. Bij goed beheer zijn vanaf twee meter afstand hoge soortenaantallen mogelijk.
Natuurlijke elementen en bijbehorende natuurlijke overgangen (bijvoorbeeld poeltjes en waterlopen) bevorderen de biodiversiteit.
Een bossingel rond het terrein met inheemse bomen en struiken kan ook ecologisch nut hebben.
Dit alles moet in een situatiegebonden ontwerp- en beheerplan.

Een derde vergelijking wordt ten onrechte niet gemaakt, namelijk wat er met de grond zou gebeuren als je de klimaatcrisis zijn gang laat gaan. Immers, de energietransitie is voorwaarde voor aanpak van de opwarming van de aarde. Wat zou de ecologische waarde van de grond zijn na drie weken hittegolf naast een uitgedroogde beekbedding?

Naast EcoSolarPlus loopt er ook een andere langetermijnstudie, het EcoCertified-project, gericht op een wetenschappelijk onderbouwde eco-certificering.

De Universiteit van Groningen doet vergelijkbaar langdurig onderzoek, maar neemt daarin vogels mee ( https://www.rug.nl/research/gelifes/_news/2022/20221208-zonneparken en https://zoninlandschap.nl/nieuws/i225/rug-provincie-groningen-en-solarfields-starten-vijfjarig-onderzoek-naar-biodiversiteit ). Er zijn nog geen publicaties.

Update dd 02 april 2024: Inmiddels is er een tussenresultaat gepubliceerd van dit Groningse onderzoek. Het is te vinden op https://www.novar.nl/nieuws/ecologische-inrichting-van-zonneparken-helpt-natuur-niet-alle-soorten-profiteren/ . De conclusies gaan dezelfde kant op.

Het Plan-Rovers langs de Kleine Dommel tussen Eindhoven en Nuenen
Een tijd geleden hebben grondeigenaar Rovers en Vattenfall een plan ingediend om op landbouwgrond  in Eindhoven en Nuenen 18 hectare nieuwe natuur te ontwikkelen en 18 hectare zonnepark te realiseren. Zie https://www.bjmgerard.nl/combiplan-nieuwe-natuur-en-zonneveld-in-eindhoven-en-nuenen/ .
Ik  vond en vind dat een goed plan dat past bij de bovengenoemde ontwikkelingen. Helaas ligt het door een blokkade van de gemeente Nuenen stil.

Multifunctioneel
In een dichtbevolkt land als Nederland blijft het woekeren met de grond, waarvan teveel bij de landbouw zit. Dat men in Den Haag (coalitieakkoord Rutte-IV) graag meervoudig grondgebruik wil, valt te begrijpen. Klein probleem is dat het begrip ‘multifunctioneel’ niet omschreven is.

Ik vind een goede menging van zonnepark met natuur ‘multifunctioneel’.

Maar er zijn meer invulmogelijkheden. De branche (Alliantie Zon) heeft een brochure uitgebracht ‘Multifunctioneel ruimtegebruik’ waarin diverse combinaties langsgelopen worden. Zie https://alliantiezon.nl/ .

Naast zonnepark Hoogveld-Zuid in Uden (met de foto waarvan dit artikel opent) wordt bijvoorbeeld de combinatie agri-PV genoemd. Semi-transparante panelen geven sommige planten wat gewenste schaduw en bescherming tegen extreme omstandigheden. Frambozen en rode bessen bijvoorbeeld, maar sla schijnt het ook goed te doen ( https://noord-brabant.sp.nl/nieuws/2023/08/energie-sociale-impact-en-gedrevenheid )

Je kunt er kleinvee laten grazen. Hoewel, de doorwrochte bodem-en-vegetatie-verkenning zegt dat men pas moet laten begrazen als de bodem voldoende verschraald is, want begrazen zelf draagt niet bij aan de verschraling. En dan liever met koeien want die vreten alles op de grond, terwijl schapen selectief eten wat lekker is – moet je ze eerst dwingen om een deel van het terrein eerst kaal te knagen.
Geen geiten, want die gaan op de kabels kauwen.

Een oude vuilstort is een geliefde combinatiemogeljkheid, bijvoorbeeld bij Nyrstar.

Verder kan gecombineerd worden met carports, batterijopslag, waterberging of op een vliegveld. De lijst is niet uitputtend.

Hieronder ter afsluiting het zonnepark op vliegbasis Welschap, het enige zonnepark(je) in Eindhoven, 2,45 hectare. Het is in zoverre atypisch dat het gras door jarenlang maaibeheer al verschraald is (vliegvelden hebben een hekel aan vogels), waardoor de bestaande ecologische waarde hoger is dan op zwaar bemest grasland. Van de weeromstuit is het voordeel kleiner. Het kon nog beter (zegt de Verkenning) als bij het maaien het gras afgevoerd werd.

De EnMAP-satelliet voor aardwetenschappen


Het aardoppervlak en de atmosfeer begrijpen
Wie de wereld wil veranderen, moet hem begrijpen. Grondige kennis van het  verloop en de stand van zaken van natuurlijke en door de mens veroorzaakte processen op aarde is onmisbaar.
Met Marx kan men vinden dat het niet de taak van de filosofie is om de werkelijkheid te kennen, maar om die te veranderen. Men moet niet alleen maar weten welk afval in welke rivier zit, het moet stoppen met het er te zitten. Wie, aldus redenerend, vindt dat dat er meer nodig is dan alleen maar kennis, heeft een punt. Maar men kan niet elk punt tegelijk maken.

Vandaar een artikel over de Duitse Environmental Mapping and Analysis Program-satelliet (EnMAP), die op 01 april 2022 op een raket van Elon Musk de ruimte inging, en daar sindsdien succesvol plaatjes schiet.


Voor het persbericht zie https://www.bmwk.de/Redaktion/EN/Pressemitteilungen/2022/04/20220402-german-environmental-satellite-launched-into-space.html of https://www.dlr.de/de/forschung-und-transfer/projekte-und-missionen/enmap/der-erste-deutsche-hyperspektralsensor-im-all .

De satelliet
De satelliet vliegt op 650km hoogte in een zonsynchrone baan. Daardoor passeert de satelliet de evenaar steeds rond 11 uur lokale tijd. De baan voert net niet over beide polen, maar omdat de camera’s zowel recht naar beneden kunnen kijken, als onder een hoek van 30° met de vertikaal aan weerszijden, kunnen ook de poolgebieden in beeld gebracht worden.
Die aarde draait onder de satellietbaan door. Zodoende kan de hele aarde meegenomen worden in 27 dagen (als de satelliet alleen maar recht naar beneden kijkt) of 4 dagen (als hij onder 30° kijkt).

Het kleinste detail dat aan de oppervlakte kan worden waargenomen is 30 bij 30 m.


De satelliet is ‘hyperspectraal’. Enige uitleg voor leken om dat te snappen.
Het oog van een (niet-kleurenblinde) mens ziet de wereld overdag met drie pigmenten (vandaar drie primaire kleuren). Toen onze soort nog in de bomen leefde, heeft dat systeem zich ontwikkeld o.a. omdat het geschikt was om de rijpheid van eetbaar fruit te onderzoeken. De meeste dieren hebben minder pigmenten.
Bij de mens zijn de gevoeligheidskrommes breed. Als een kleur het netvlies treft, activeert hij de drie pigmenten in wisselende mate en onze hersens rekenen dat om naar een kleur.


Zou je een dergelijk schema maken van de EnMAP, dan krijg je ook van dat soort curves, maar er zijn grote verschillen.
Het eerste is dat de EnMAP twee systemen heeft: VNIR,  (Visual Near InfraRed) dat het gebied afdekt van 420nm tot 1000nm (van links tot iets rechts van wat boven afgebeeld is, en SWIR (ShortWave InfraRed), dat van 900 tot 2450nm loopt (en dus geheel rechts van bovenstaand schema ligt). De EnMAP heeft als het ware twee verschillende ogen.
Je zou ook, zoals boven, gevoeligheidscurves kunnen tekenen, maar die zien er dan heel anders uit.
In het VNIR-gebied zou je 95 curves zien van elk 6,5nm breed, die elkaar nauwelijks overlappen, en in het SWIR gebied idem 135 curves, elk 10nm breed. Eén curve heet in de techniek een kanaal.
Zoals het menselijk netvlies een waargenomen tint ombouwt tot drie getallen, bouwt de VNIR-camera diezelfde tint om tot 95 getallen. Zo ook, onafhankelijk, de SWIR .
Op die getallenstroom kun je met algorithmes gewichtsfactoren zetten. Je kunt bijvoorbeeld zeggen: geef mij de Noordzee alleen  in de kleuren van chlorofyll (de groene kleurstof van algen en planten), of je kunt zeggen: geef mij de Hispar Gletscher in Pakistan zoals een mens die van boven zou zien (True Color). En omdat de satelliet elke vier dagen een beeld kan maken, jaren lang, steeds op hetzelfde moment van de dag, kan de ijsbedekking van die gletscher nauwkeurig gevolgd worden.

Het ruimtevaartdeel  van het project zit bij het Deutsches Zentrum für Luft- und Raumfahrt (DLR, https://www.dlr.de/de ).
De bouw van de satelliet en het spectraalinstrument zat bij OHB-System AG .
De wetenschappelijke leiding zit bij het GeoForschungszentrum Potsdam (GFZ) ( https://www.gfz-potsdam.de/sektion/fernerkundung-und-geoinformatik/projekte/enmap en  https://www.enmap.org/ )

Het is een geheel publiek programma, en in beginsel vrij en Open Source.

Hispar Gletscher in Pakistan_28juni2022, EnMAP-foto, True color

Het wetenschappelijk programma.
Zoals altijd, staat de wetenschap op de schouders van zijn voorgangers.
Tot de EnMAP bestonden er satellietsystemen (bijvoorbeeld het PRISMA-systeem) met veel minder kanalen, of systemen met evenveel kanalen, maar dan in een vliegtuig.
Met de oude satellieten kon je bijvoorbeeld zien dat er ergens een algenbloei was, en met de EnMAP kun je straks zien om welk soort alg het gaat.

Het projectportaal is te vinden op https://www.enmap.org/ , een uitermate interessante site.
Omdat de EnMAP nog maar een dik jaar werkt, zijn er nog geen wetenschappelijke publicaties verschenen. Die kosten meestal meer tijd.
Er zijn al wel mooie losse afbeeldingen gepubliceerd in de Image Gallery op deze pagina (het plaatje van de Hispar gletscher is er daar één van).

Ook op het projectportaal een brochure over het project, die op uitermate interessante wijze de verschillende mogelijkheden beschrijft. Beeldmateriaal in die brochure is dus of op oudere satellieten, of op simulaties gebaseerd. Drie voorbeelden.


Bovenstaande foto is van de Waddenzee bij het eiland Sylt (links), via een dam verbonden met het Sleeswijk-Holstein ter hoogte van de Deense grens (rechts).
Het grootste deel van de afbeelding is een beeld van de oude Landsat. Het bochtige lint dat daarover heen gelegd is geeft aan wat een modern hyperspectraal beeld met dat gebied kan. Deze informatie komt van een systeem aan boord van een vliegtuig, maar de EnMAP zou dit ook kunnen.

De afbeelding hieronder betreft een opname van overbegrazing in Namibië, links met beelden van oudere satellieten en rechts een foto op de grond.


De mogelijkheden van de EnMAP kunnen bijvoorbeeld ook van pas komen in stedelijke planning. Stedelijk gebied kan preciezer geïnterpreteerd worden.
In onderstaande afbeelding  de reflectiecurven van verschillende stedelijke materialen, en een voorbeeld in de praktijk (dit berust op oudere satellieten en simulatie).
Op deze wijze kan eenvoudig in kaart gebracht worden welk percentage van de stad uit asfalt bestaat, welk percentage uit dakpan – zelfs op een schaal kleiner dan een pixel. Met de bestaande handmatige kartering is dat niet te doen.
Een en ander is erg fijne informatie om het Heat Island-effect van steden aan te kunnen pakken.
Wat ook aangenaam is, is dat de satelliet het gedrag van water kan analyseren.

De gaten in de curves in het infrarood ontstaan omdat de atmosfeer voor deze golflengtes geheel ondoorzichtig is. Een alien met ogen die werken rond de 1400nm zou de aarde zwart zien.


Tenslotte nog wat plaatjes voor de mooiigheid (uit de Image galerie).
Ik heb een voorliefde voor mooie plaatjes.

Narsarsuaq, Groenland_22 juni 2022_True color

Scott Reef, West-Australië, 27juli2022_True color

Kunstmatige Palmeilanden, Verenigde Arabische Emiraten, 12juni 2022
Links True color, rechts False color

Stel je je het toerisme in 2030 en 2050 eens voor?

Vooraf
De toeristische sector in ruime zin is een belangrijke veroorzaker van klimaatschade, maar zal er ook een belangrijk slachtoffer van worden.

Om een indruk te krijgen van de orde van grootte van de broeikasgasemissies hieronder een studie van Scott (2008) en Lenzen (2018).

Scott becijferde dat in 2005 het totaal aan toeristische activiteiten in de wereld zorgde voor 5% van de mondiale CO2 – emissies, zijnde in dat jaar 30Gton. In technische termen uitgedrukt waren de toeristische scope 1- en scope 2-emissies goed voor ca 1,5Gton CO2 .
Van die 1,5Gton kwam 40% van vliegreizen, 32% van het autoverkeer, 3% van ander verkeer, 21% van de accommodaties en 4% uit andere bron.

Lenzen voegde hieraan toe dat als je ook eten, drinken, retail shopping, wasserijen en dergelijke meetelde (in techische termen zoiets als scope 3-emissies), daaraan nog eens 3% van de mondiale CO2 – emissies aan toegevoegd werd (grofweg 1Gton CO2 ).

Aan de andere kant zijn of worden sommige toeristische hot spots, zoals kleine eilandstaten als de Malediven, in hun voortbestaan bedreigd. Als de zeespiegel 1m stijgt, loopt 29% van de toeristische infrastructuur in het Caribisch gebied onder water.
Het toerisme draagt actief  bij aan zijn eigen ondergang.

Vanuit een mengsel aan motieven is de mondiaal opererende The Travel Foundation (een stichting) opgericht. Zie https://www.thetravelfoundation.org.uk/ .
De home page opent met “Tourism must decarbonise and adapt” en roept op om de “Glasgow Declaration Climate Action in Tourism” te tekenen ( https://www.oneplanetnetwork.org/programmes/sustainable-tourism/glasgow-declaration ).
Er is een financieel overzicht en een lijst van partners op http://www.thetravelfoundation.org.uk/tf-partners/ . Dat is een bont gezelschap van publieke en particuliere organisaties. Men treft touroperators aan, nationale en lokale toeristische bureau’s (uit Nederland bijvoorbeeld het Nederlands Bureau voor Toerisme & Congressen (NBTC), universiteiten maar bijvoorbeeld ook Easyjet.
Ook bij vertegenwoordigers van het grootkapitaal zit verstand: Iberostar Hotels en Resorts bijvoorbeeld heeft het merendeel van zijn resorts aan Caribische en Mediterrane stranden die afkalven, door orkanen geteisterd worden en waar de ecosystemen naar de knoppen gaan. Iberostar heeft inmiddels een zeer ambitieus anti-broeikasgasbeleid.

Er is behoefte aan een omvattend mondiaal plan.
The Travel Foundation heeft het opstellen daarvan neergelegd bij de hoofdauteurs Paul Peeters en Bernadett Papp. Het product heet “Envisioning Tourism in 2030 and Beyond”. In de voorgaande tekst is deze studie al gebruikt.
Peeters is verbonden aan de Breda University of Applied Sciences (wat vroeger de NHTV heette), en de erkende deskundige in Nederland op het gebied van duurzaam toerisme. (Er staat een lang interview met Peeters in de NRC van 12 aug 2023 door Wouter van Noort met als kop dat “de toerist nieuwe paden moet verkennen”).
Papp is verbonden aan het European Tourism Futures Institute en aan de Universiteit van Glasgow (afgestudeerd bij Peeters).
Daarnaast zijn er ook bijdrage van anderen.
Envisioning Tourism in 2030 and Beyond is te downloaden op de site van The Travel Foundation via de zoekterm Envisioning . Er is ook een summary.

Het GTTMdyn model
Peeters en Papp hebben zoiets als een Grand Design gemaakt voor de mondiale toekomst van het toerisme.

Centraal staat het door Peeters in 2013 geconstrueerde model GTTMdyn (Global Tourism and Transport Model dynamisch). Het is een groot model met interne en externe variabelen met ruim bereik: niet alleen technisch en financieel, maar ook bijv. gedragswetenschappelijk, sociaal-economisch en demografisch, en het bevat gekwantificeerde rechtvaardigheid (bijvoorbeeld de Gini-coëfficiënt zit erin, een maatstaf voor de inkomens- of vermogenongelijkheid in een land).
Het model rekent tot het jaar 2100 en gebruikt 2019 als referentiejaar om in lijn te blijven met de Glasgow Declaration.
De reëel bestaande trends en de beleidswijzigingen, waartoe feitelijk besloten is, leiden tot een scenario dat in alle volgende overzichten wordt aangeduid als Business As Usual (BAU). Dat ziet er uit als  hieronder. De rode lijn is wat het moet worden.

(1Mton = 1 miljard kg)

Het model is bedoeld voor het toerisme en het ermee verbonden transportsysteem. Het verwerkt alle passagiersvluchten, accommodaties, autoritten of ‘andere’ ritten in de vorm van trein, veerboot of bus, welke verplaatsingen leiden tot minstens één overnachting, met als doel vakantie, ontspanning, zaken en het bezoeken van vrienden en bekenden.
Een ruime definitie….
Kantoren van reisbureau’s en dergelijke worden niet meegenomen, want die emissies stellen op het geheel niets voor. Voedsel op de plaats van bestemming telt niet mee, want je zou thuis ook eten, museumbezoek en excursies op locatie tellen niet mee, elektriciteit (wasgoed!), brandstof  en logistiek op locatie tellen wel mee (in het vakjargon scope3 – emissies).

De klassieke scenario’s als input
Eerst wordt het model gevoed met de vier klassieke oplossingsscenario’s waar de luchtvaartsector zelf steeds mee schermt:

  • offsetting (dat betekent CO2 elders op de wereld compenseren). Dat stelt zo weinig voor en is zo onbetrouwbaar, dat Peeters en Papp het niet in het model meenemen (ook het CORSIA-systeem van de ICAO niet)
  • technologie: alle elektriciteit is in 2050 hernieuwbaar en het hele toeristische systeem is dan elektrisch, behalve de luchtvaart. Op de lange duur (na 2050) gaat wellicht ook de luchtvaart met de combinatie waterstof, brandstofcel, propellers richting weinig emissie. Techniek op zich gaat te langzaam.
  • hernieuwbare brandstof (SAF, Sustainable Aviation Fuel). De auteurs verwachten erg weinig van biobrandstof (uitfaseren voor 2035) en zien wel een rol voor elektrofuels, Maar die vreten stroom en concurreren met andere bestemmingen die ook stroom vreten. Daar maakt de input in het model verdelingsafspraken over. SAF levert niet genoeg en SAF  is veel duurder.
  • belastingen en subsidies: de veel duurdere SAF maakt dat extra belasting er niet veel meer toe doet. Het model neemt geen belastingen mee.
    Wel subsidies, maar dan buiten de luchtvaart (bijvoorbeeld in OV).

Wat blijkt is dat de vier ‘klassieke’ oplossingsrichtingen wel helpen, maar niet genoeg. Het model komt tot het volgende verloop (merk op dat de horizontale as ingekort is tot 2070):

Het TDS-scenario
Peeters en Papp gaan ervan uit dat de eerder genoemde ‘klassieke’ scenario’s uitgevoerd worden. Zij veronderstellen daarbij verplichtende maatregelen  van overheidswege, zoals een wereldwijd oplopend bijmengpercentage SAF tot 100% in 2050.

Ze voegen er primair de eis aan toe dat er een cap komt, op het niveau van 2019, op de totale hoeveelheid vliegtuigbrandstof. Die eis gaat dus als input in het model.
Doelwit zijn daarbij vooral trips over de langste afstand (waarmee bedoeld wordt meer dan 8000km heen en 8000km terug). Voorbeeld: Shanghai – Sydney is hemelsbreed 7883km, Schiphol-Sri Lanka 8368km, Schiphol-Bali12125km, en Shanghai-Giethoorn 10.799km. In praktijk is het meer, want er wordt niet langs de kortste route gevlogen.
Bij die langste afstanden betreft het maar een kleine 6% van alle vluchten, maar die zorgen voor onevenredig veel broeikasgasemissies.

Om de primaire eisen te ondersteunen, definiëren Peeters en Papp enkele secundaire eisen, ook als modelinput.
Er moet massief geïnvesteerd worden in vervangende vervoersmodi, zoals het openbaar vervoer (HSL-lijnen). Peeters en Pap denken aan wereldwijd $200 miljard per jaar. Dit soort kosten moet mede afgedekt worden door 40% van de kosten te subsidiëren (er staat niet bij of het dan om aanleg of om exploitatie gaat).
Als er toch belasting geheven wordt (bijvoorbeeld omdat er nog geen SAF is), moet die aan de luchtvaart ten goede komen.
De psychologie van de reiziger moet veranderen, in de richting van minder waarde hechten aan ver weg en meer waarde hechten aan langer verblijf (liever een maal twee weken naar Kreta dan twee maal één week Bali).

De combinatie van dit alles heeft het Tourism Decarbonisation Scenario (TDS) en dat leidt tot onderstaand emissieverloop. De emissieloosheid in 2050 haal je ermee, de halvering in 2030 net niet.

 

Gevolgen, anders dan de CO2 – emissies
Uiteraard heeft een dergelijk drastisch pakket van aannames gevolgen ook voor andere zaken dan de beoogde reductie van de CO2 – emissies. De studie pelt die per belanghebbende bedrijfstak of instantie af. Ik noem er een paar, maar het aantal actiepunten in de afsluitende ‘Conclusies en aanbevelingen’ bedraagt 35.

Er komt een extra claim op hernieuwbare energie, naast die uit andere sectoren. Er moeten toewijzingsafspraken gemaakt worden om de (vooralsnog) schaarste te verdelen.

Vliegen wordt duurder, vooral vanwege de duurdere SAF. Het model voorspelt dat deprijs van 0,06$ per passagierkilometer in 2019 omhoog gaat naar 0,10 in 2030 en naar 0,18$/pkm in 2050.

Het aantal trips kan licht blijven groeien, maar over kortere afstanden waardoor de totaal afgelegde afstand ongeveer gelijk blijft. De luchtvaartsector kan blijven verdienen, maar minder dan in BAU het geval geweest zou zijn.

Er wordt nogal wat verwacht van de accommodatie-sector, die geacht wordt in 2025 geheel  emissievrij te zijn. Er kan het een en ander op dit gebied. Er bestaat bijvoorbeeld nu al een Net Zero Methodology for Hotels (Greenview, 2021) en er is al eens vastgesteld dat de in 2017 bestaande techniek goed genoeg is om in principe alle hotels koolstofvrij te maken.

Touroperators en nationale toeristenbureaus moeten hun strategie aanpassen.

Er ontstaan op mondiale schaal sociale rechtvaardigheids-issues. Kleine eilandstaten die ver weg liggen en sociaal-economisch relatief sterk afhankelijk zijn van het toerisme moeten niet de dupe worden. Er moet onderhandeld worden over een herverdeling van slots en daarvoor is nodig, dat daarop van overheidswege grip is (bijvoorbeeld de het VN-orgaan ICAO).
Er staan bijvoorbeeld interessante ondersteunende verklaringen in de studie van de nationale toeristische bureaus’s van de Caribische natie Barbados en de stad Vancouver, maar bijvoorbeeld ook van het Nederlandse NBTC (Nederlands Bureau  voor Toerisme en Congressen).

(Let wel dat 1 billion in het Engels 1 miljard is in het Nederlands)

Geen reden voor paniek
En uiteindelijk, als de eerste paniek gezakt is, vallen de consequenties voor het toerisme als geheel erg mee. Door de oogharen bekeken, gaat het uiteindelijk vooral om een herverdeling binnen de sector.
De blauwe lijn is weer BAU.
Het enige dat significant minder wordt is de gereisde afstand. Andere kengetallen blijven t.o.v. BAU ongeveer gelijk of worden zelfs gunstiger.

Het treinticketverhaal van Greenpeace
Greenpeace heeft recentelijk een rapport uitgebracht (juli 2023) met de boodschap dat vliegen in Europa meestal goedkoper is dan de trein op hetzelfde traject. Dat verhaal past naadloos in de analyse van Peeters en Papp.

Op 112 routes was het vliegtuig in 79 gevallen altijd goedkoper, was de trein in 23 gevallen goedkoper en in 10 gevallen hing het van het boekingstijdstip af.
Het rapport is te vinden op https://www.greenpeace.org/eu-unit/issues/climate-energy/46764/the-shocking-extent-people-are-encouraged-to-fly-in-europe/ . Daar staat tevens een goede samenvatting, dus ik ga daar in deze kolommen nu geen extra aandacht aan besteden.

Overigens kwam de Consumentenbond, op basis van een veel beperktere steekproef, in 2019 tot de slotsom dat treinreizen vaak niet duurder waren. Zie https://www.bjmgerard.nl/de-trein-is-allang-niet-meer-altijd-veel-duurder-dan-het-vliegtuig/ . Ik kan het verschil nu niet verklaren. Misschien dat Greenpeace en de Consumentenbond eens moeten gaan praten.

Eindhoven Airport vanaf de Spottershill

Eindhoven Airport
Ik zit in het bestuur van het Beraad Vlieghinder Moet Minder (BVM2), en heb zitten nadenken in hoeverre de consequenties van “Envisioning Tourism in 2030 and Beyond” voor Eindhoven Airport relevant zijn.
Een snelle eerste indruk.

Het belangrijkste nieuwe element in Envisioning etc is het pleidooi om lange vluchten tegen te gaan (>8000km enkele reis). Die zijn er op Eindhoven Airport niet – reden om dat zo te houden. Eindhoven-Antalya is hemelsbreed bijvoorbeeld 2600km, en is daarmee mogelijk de langste. Weinig omvliegen, want alles is point to point.

Of er gevolgen zijn van een mondiale cap op de luchthavencapaciteit (moet Eindhoven slots inleveren voor De Malediven?), of een cap op de mondiale hoeveelheid vliegtuigbrandstof, valt niet goed te overzien, omdat dat in de studie niet precies omschreven is.
De voorgestelde cap op de CO2-emissies van regionale luchthavens, zoals voorgesteld in de Luchtvaartnota 2020-2050, kan dezelfde richting opwerken als een cap op vliegtuigbrandstof, maar ook daar valt op dit moment, bij gebrek aan concreetheid, weinig over te zeggen.
Het lijkt in elk geval verstandig om überhaupt een maximum aantal vliegbewegingen in het komende Luchthavenbesluit te blijven opnemen (en niet alleen maar een geluidsgrens die op zichzelf niets over het klimaat zegt en over mondiaal slotbeheer).

Meer relevant voor Eindhoven Airport zijn de ‘klassieke oplossingsrichtingen’.

  • Peeters en Papp zien zó weinig in offsetting van CO2 (compensatieprojecten) dat ze die niet meegenomen hebben in het model. Ik zit er iets minder strak in (zou offsetting in de herontwikkeling van de Peel noodzakelijkerwijs slecht zijn?) en het vliegveld doet wat met Airport Carbon Accreditation, van welke compensatie-organisatie zelf geen schandaalverhalen in  omloop zijn. Maar ACA rust op verificatieorganisaties die wel ter discussie staan.
  • Eindhoven Airport heeft weinig greep op de technische ontwikkeling.
    Men  is er vriendelijk t.o.v. experimenten, maar ook daar is nog veel onduidelijk. In elk geval past het in de geest van deze oplossingsrichting om elektrisch vliegen te zien als vervanging van, en niet als aanvulling op, fossiel vliegen. Dus geen nieuw luchttaxisysteem als de lijnvluchten gewoon fossiel blijven doorvliegen en als je je ook met de trein op de gewenste bestemming kunt komen.
    Een vraag is (ook weer zonder direct antwoord) in hoeverre men de volledige elektrificatie van bijna alles als een Brainportdoel ziet (en dus als een zaak van regionale industriepolitiek).
  • Eindhoven Airport heeft een plan ingediend bij Milieudefensie in de regio om in 2030 45% minder CO2 uit te stoten dan in 2019 (de Shell-eis van Milieudefensie). Op zich is het een goede zaak dat het vliegveld deze scope3-emissies als haar verantwoordelijkheid ziet, en ook dat het uitgaat van generatie 2-biobrandstof.
    Maar Eindhoven Airport denkt op dit moment vooral aan biokerosine. Theoretisch zou dat kunnen als een klein vliegveld als Eindhoven Airport onevenredig veel van de beschikbare voorraad naar zich toeharkt,  praktisch ben ik niet afwijzend – mits generatie 2-brandstof – maar wel sceptisch, en is Envisioning etc nog sceptischer. Envisioning etc sluit biokerosine niet geheel uit als materiaal om mee te starten, maar wil er uiterlijk in 2035 van af ten gunste van elektrofuels. De tijd moet leren wat hier wijsheid is. Opnieuw de vraag hoe die elektrofuels in Brainport passen.
  • Als er voldoende SAF zou zijn, aldus Peeters en Papp, hoefde je geen taks te heffen want het vliegen zou dan vanzelf al veel duurder zijn. Maar er is nog praktisch geen  SAF en er is wel een (nationale) taks. In dat geval moet de taks aan de ontwikkeling van zinvolle trends in de luchtvaart besteed worden, en niet in de grote regeringspot gaan – aldus Envisioning etc.
    Daarover zijn we het in elk geval eens.

En wat doe je zelf op vakantie?
Mijn motto: verbeter het milieu, begin bij het systeem, en eindig bij jezelf. Klimaat en milieu worden gered door systeemingrepen en niet doordat iedereen voor zich op zeer bescheiden wijze doet wat men denkt dat goed is. En als dat massaal georganiseerd wordt, kan het trouwens nog helpen ook.
En ik ga niet op elke gedrags-slak zout leggen, ook niet als een klimaatactivist een keer met het vliegtuig op vakantie gaat. Het leven blijft behelpen.

Maar men mag mij best uitdagen met ‘Practice what you preach’.

De Donauradweg

Mijn vrouw en ik hebben dus onze elektrische fietsen meegenomen op de trein naar Ulm, zijn de Donau omhoog gefietst tot wat men toeristisch de bron noemt, over de waterscheiding en daarna de Neckar af tot Heidelberg, en vandaar met de trein terug. Daarmee hebben we milieu en klimaat niet veel meer belast dan wanneer we thuisgebleven waren. Wat meer ijsjes, wat meer wasgoed, wat extra stroom, en wat meer gehijg omdat die dorpen langs de Donau allemaal op een rotbult liggen (wat logisch is, want de Donau is een extreme regenrivier, berucht om zijn lage en hoge water). De Neckar trouwens ook en de Rijn ook steeds meer.

Greenpeace heeft het over de prijs  van de treintickets. Dat kan me persoonlijk in vakantietijd eigenlijk niet zo veel schelen. Wat me meer interesseert is dat de kwaliteit van het transport (met fiets) steeds slechter wordt. Mijn vrouw is een uitstekende planner, op papier werkt dat aan de Duitse kant van de grens, en ze bouwt een hoop overstaptijd in. Maar als dan in Aken, zonder bericht en terwijl die werkzaamheden al een hele tijd duurden, de gereserveerde trein er niet is en je met fietsen en bepakking in de vervangende bus moet, is er een klein probleem.
Zo ook als de liften in Düsseldorf veel tr krap zijn voor een fiets. Zet je de fiets vertikaal met zijn voorwiel omhoog in de lift en probeer dan ook nog de deur dicht te krijgen en de knop ingedrukt..

Zo maak je nog eens wat mee op je oude dag, maar we hebben het opgelost.
Verder was de vakantie goed, dank u.

Vleermuizen in de spouw en toch isoleren? (update dd 30 aug 2023, 02 sept 2023 en 01 mei 2024)

Dwergvleermuis

De Raad van State-uitspraken
Vleermuizen en zijn of haar verblijfplaatsen zijn wettelijk strikt beschermd op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb), welke bescherming afgeleid is van de Europese Habitatrichtlijn. Dat geldt ook als die beesten (in casu de dwergvleermuis) zich in je spouwmuur te vestigen. Voor de mens is vleermuisverblijf zeer onpraktisch, bijvoorbeeld als je die spouwmuur wilt isoleren.

Een wet is ook een wet als het even niet zo goed uitkomt.
Dat merkte het Ministerie van LNV toen de Raad van State op 21 april 2021 de Gedragsrichtlijn ‘Duurzaam renoveren tot Nul Op de Mater-woningen’ afkeurde.
En dat merkte het bedrijf IsoSun BV uit Best toen GS van de provincie Utrecht op 11 nov 2019 een dwangsom oplegde wegens het overtreden van de Wnb bij een woningisolatieproject in Rhenen. Via de Rechtbank (die GS gelijk gaf) liep dat door naar de Raad van State.
In beide gevallen was de achterliggende logica van de Raad van State dat niet met zekerheid kon worden vastgesteld dat aan de eisen van de Wnb voldaan was. Het Bestse bedrijf bijvoorbeeld keek, via een in elk geveldeel geboord klein gat, met een camera in de spouwmuur en liep met de eigenaar een rondje rond het pand. De Raad van State vond dat onvoldoende, omdat je met zo’n camera maar een stukje van de spouw kunt zien, mede omdat er vaak bouwpuin en leidingen lopen, en omdat een dwergvleermuis zo groot is als een lucifersdoosje.
Er was minstens een quick scan nodig (of er kieren en spleten zijn waardoor de beesten naar binnen kunnen) en als die er aanleiding toe gaf, een volledig ecologisch onderzoek. Sinds 2017 bestaat hiervoor een Vleermuisprotocol. Wat kan helpen is bijvoorbeeld een warmtecamera of een batrecorder. Het onderzoek kan dan leiden tot een ontheffingsverzoek bij het bevoegd gezag voor de Wnb, de provincie.

De zaak zelf lag voor de Raad van State duidelijk, GS hadden gelijk – een uitspraak met impact binnen de sector.
De (goed leesbare) uitspraak van de Raad van State is te vinden op https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@138605/202103977-1-r2/ .

Een en ander betekent, dat een huiseigenaar, woningbouwvereniging of isolatiebedrijf die met te weinig aandacht voor vleermuizen spouwmuren isoleert, strafbaar is.

Een vergelijkbare logica geldt overigens voor huismussen en gierzwaluwen, als men iets met dakpannen doet of met zonnepanelen.

Huismus

Gierzwaluw

De Amicus curiae – procedure
Nu snapt de Raad van State zeer wel tot welke praktische problemen haar uitspraak kan leiden.

Een volledig ecologisch onderzoek kan bijvoorbeeld tot twee jaar duren en de kosten kunnen oplopen tot een duizend of zes – bovenop de eigenlijke spouwmuurisolatie die minder dan de helft van dit bedrag kost.

Om een indruk te krijgen van een problematiek en de maatschappelijke gevolgen daarvan kan de Raad van State, buiten de formele processtukken om, sinds 2021  aan ‘meedenkers’ vragen een inbreng te leveren. Dit wordt genoemd de ‘Amicus curiae – procedure’.

In dit specifieke geval heeft de Raad van State acht vragen geformuleerd over onderzoeksmethodes, extra kosten en oplossingsmogelijkheden, en die voorgelegd aan elf specifieke organisaties, en later aan iedere geïnteresseerde. Hierop zijn 20 reacties binnengekomen van natuurlijke personen en 26 reacties van organisaties.
Het gaat om brancheorganisaties uit de isolatiesector, natuurorganisaties, maar bijvoorbeeld ook de Vereniging Eigen Huis, het Ministerie van LNV en de overheidskoepels IPO en VNG (provincies resp. gemeenten).
De vragen en de reacties zijn te vinden op https://www.raadvanstate.nl/contact/meedenkers-vleermuizen-in-spouw/ .

De Amicus curiae-procedure heeft in dit geval het karakter van een juridisch vrijblijvende beschouwing.
Het Raad van State-verhaal begon met een dwangsomprocedure dd 11 nov 2019, en over die concrete handeling werd het oordeel  van de Raad van State gevraagd. De Amicus curiae – procedure is van na die tijd. Daarom geeft de Raad eerst het oordeel in de zaak, en pas daarna de beschouwing.

Open stootvoeg

Het Soorten Management Plan (SMP) en het Pre-SMP
In bijna alle reacties (zegt de Raad van State) komt naar voren dat er sinds 2019 zich inzake vleermuizen en na-isolatie heel veel ontwikkelingen hebben voorgedaan. Men verwijst dan naar de systematiek van het Soorten Management Plan (SMP) en het Pre-SMP. In deze heeft het College van GS van de provincie Utrecht pionierswerk verricht.

Zie https://www.provincie-utrecht.nl/onderwerpen/natuur/biodiversiteit-stad-en-dorp-bisd/soortenmanagementplan-smp en www.provincie-utrecht.nl/onderwerpen/natuur/biodiversiteit-stad-en-dorp-bisd/pre-soortenmanagementplan-pre-smp .

De kern van de zaak is dat een ecologisch vleermuisonderzoek niet op individuele basis hoeft plaats te vinden, maar ook door een organisatie (bijvoorbeeld een woningbouwvereniging) voor een project, of zelfs door een College van B&W voor een hele gemeente – wat dan kan resulteren in een ontheffing zijdens de provincie voor die hele gemeente.
Voor de inwoners van die gemeente biedt dus een dergelijke aanpak grote voordelen. Het kan per huishouden duizenden euro’s onderzoekskosten schelen en zelfs strafbaarheid vermijden.
Alle reden voor inwoners om er bij de plaatselijke politiek op aan te dringen een dergelijke collectieve aanpak op te starten.

De gemeente moet dan op gebiedsniveau ecologisch onderzoek laten doen en dat moet leiden tot een Soortenmanagement Plan voor dat gebied. GS van Utrecht hebben hiertoe onder andere een Handleiding opgesteld hoe dat moet ( https://www.provincie-utrecht.nl/sites/default/files/2022-04/Handleiding%20Opstellen%20Soortenmanagementplan%20en%20Gebiedsgerichte%20ontheffingsaanvraag%2C%20april%202022.pdf ).
Op genoemde site van de provincie Utrecht staat nadere uitleg om een SMP op te stellen. En kan daar ook vragen stellen.

Het maken van een SMP kost één tot twee jaar en daarna moet het naar de provincie, die dan  voor het onderzochte gebied (dat kan de gemeente zijn) voor 10 jaar ontheffing van de Wnb kan geven.
In die één tot twee jaar kan de gemeente gebruik maken van een pre-SMP, met bijbehorende ontheffing voor twee jaar. Zie ook weer bovenstaande link.

Vleermuisonderzoekers gaan uit van het Vleermuisprotocol van het Netwerk Groene Bureau’s (samen met de Zoogdiervereniging en RVO). Dat wordt regelmatig geüpdated. De laatste versie is dd 2021 (de Raad van State noemde nog de 2017-versie). Het is een techniek die slechts door deskundigen uitgevoerd kan worden. Het protocol, met nadere toelichting, is te vinden op https://www.netwerkgroenebureaus.nl/werken-aan-kwaliteit/vleermuisprotocol .

Faunazorg is bij de provincies ondergebracht in de werkorganisatie Bij12. Die heeft voor allerlei soorten kennisdocumenten opgesteld. Die zijn te vinden op https://www.bij12.nl/onderwerpen/natuur-en-landschap/kennisdocumenten-soorten-ontheffingen-wet-natuurbescherming/ . Daar staat er ook een voor de gewone dwergvleermuis. Het blijkt best wel een interessant beestje.
Het Kennisdocument geeft een aantal  aandachtspunten, waaraan gedacht moet worden bij diverse menselijke handelingen. Onderstaand staatje is een deel uit een groter geheel, en wel het deel dat relevant is voor de isolatievraag.

En wat als er mogelijk een vleermuis in je spouw zit en je wilt isoleren?
De dwergvleermuis komt veel voor en de kans, dat er in bepaalde wijken eentje in een spouw zit, is zeker niet nul.

Je mag het beestje naar buiten werken (‘natuurvrij maken’) als aan voorwaarden voldaan is. Bovenstaand staatje geeft er al een paar: bijvoorbeeld timing en alternatieve verblijfplaatsen. Hetgeen betekent dat een isolatiebedrijf en zijn klant(en) een planning moeten maken, en dat gaat niet lukken zonder deskundige kennis (die dus in een SMP kan zitten).

Als aan de voorwaarden voldaan is, mag je de beestjes zachtjes naar buiten masseren. Ze hebben bijvoorbeeld de pest aan licht en tocht (dat kun je in de verblijfplaats organiseren), en er bestaat zoiets als een one way-katteluik voor vleermuizen. Als je denkt dat alle vleermuizen weg zijn, zet je bijvoorbeeld een lamp op de opening. Dit alles hoeft niet vreselijk traumatisch te zijn – in praktijk gebruiken dwergvleermuizen toch al verschillende verblijfplaatsen.

One way-vleermuizenluik

De provincie Utrecht geeft op https://www.provincie-utrecht.nl/onderwerpen/natuur/biodiversiteit-stad-en-dorp-bisd/natuurvriendelijk-isoleren ook ondersteuning bij voornemens om natuurvriendelijk te isoleren.

Er wordt bijvoorbeeld een publieksfolder aangeboden ( https://www.provincie-utrecht.nl/media/8998 ) die vooral wervende teksten bevat.
In die folder wordt verwezen naar een site van de branche ( https://www.natuurvriendelijkisoleren.nl/ ), waarop je kunt zien welke bedrijven al natuurvriendelijk isoleren, en welke gemeenten al een ontheffing hebben. Op 12 aug 2023 zijn dat alleen nog gemeenten in de provincie Utrecht.
Als Brabantse huiseigenaar heb je al wel de keuze uit een handvol mogelijkheden (waaronder het IsoSun van bij de Raad van State).

Een iets informatievere tekst heet ‘Methodiek natuurvriendelijk isoleren’ en is te vinden op https://www.provincie-utrecht.nl/media/7154 . Die geeft spelregels voor diverse vormen van isolatie, en voor het aanbrengen van zonnepanelen.
Er zijn compensatieverplichtingen, en het liefste ziet men die in de gevel waar de vleermuis toch al zat (grootste kans dat het goed gaat), maar dan in een klein deel waar het isoleren op gecontroleerde wijze achterwege wordt gelaten (met allerlei mitsen en maren).
Men kan een indruk krijgen van de compensatieverplichtingen in onderstaande kopie uit de tekst (let wel dat dit een deel van een groter verhaal is, lees, indien nodig, het hele verhaal)


Een verstandig compromis bij conflicterende goede bedoelingen
Goede bedoelingen op het gebied van klimaat, energie, milieu en biodiversiteit kunnen onderling conflicteren. Er bestaat geen magisch beginsel dat alle goede bedoelingen als vanzelf dezelfde kant op laat wijzen.
In dat soort situaties zijn verstandige compromissen nodig die de conflicten overstijgen.
Het vleermuis – isolatieverhaal is mijns inziens zo’n verstandig cpmpromis.

Update dd 30 aug 2023

Inmiddels heeft het Eindhovense SP-gemeenteraadslid Jannie Visscher vragen gesteld aan B&W over dit onderwerp. ‘Vier keer winst’ zegt ze: de vleermuizen worden beschermd, isolatie kan doorgaan, isolatiebedrijven blijven aan het werk en woningbezitters worden niet op hoge kosten gejaagd. Kort geformuleerd wil Visscher weten of en zo ja, hoe de gemeente een (pre)SMP gaat maken.
De volledige tekst is hieronder te vinden.

Update dd 02 sept 2023

In het op vrijdag 01 sept 2023 uitgebrachte nieuwe bestuursakkoord voor de provincie Noord-Brabant staat een passage (blz 45), waarin expliciet vooruit gelopen wordt op de mogelijkheid o gemeentelijke (Pre-)SMP’s te maken.

Startnotitie Toekomstbestendig Bestuur
We stimuleren dat alle Brabantse gemeenten een gebiedsgerichte ontheffing kunnen krijgen in het kader van de Wet Natuurbescherming voor soortenbescherming (bescherming van kwetsbare planten en dieren). Voorwaarde hiervoor is dat gemeenten een effectief en juridisch houdbaar soortenmanagementplan maken en uitvoeren. We willen dit systeem eenvoudiger en effectiever maken. We bereiken daarmee dat huizen sneller gebouwd, geïsoleerd en gerenoveerd kunnen worden, en dat beschermde dieren en planten in het gebouwde gebied beschermd blijven.

Update dd 01 mei 2024

De Stichting W/E adviseurs heeft in opdracht van de NVDE en VENIN (de brancheorganisatie van Isolerend Nederland) onderzocht of er aanvullende (en liefst betere) methodes zijn om vleermuizen in spouwmuren op te sporen.
W/E Adviseurs noemen de mogelijkheid om (e)DNA te winnen uit de lucht van de spouwholte, of van de randen van de openingen waardoor de beestjes naar buiten kruipen. Ze verwachten daar wel wat van, maar dd deze tekst is de methode nog niet gevalideerd door de provincies, en dus nog niet toegestaan.
Zie https://www.nvde.nl/wp-content/uploads/2024/04/Rapport-32465-Methoden-voor-natuurvriendelijk-isoleren-17-04-2024.pdf .

TenneT wil uitgebreid systeem van batterij-opslag

Opslag van elektrische energie bij de windturbines van Greenchoice aan het Hartelkanaal

Het was een klein berichtje in de NRC van 22 juni 2023, dat TenneT tot 2030  9GW aan nieuwe batterijen nodig heeft om het elektriciteitsnet te beheren. De pieken en dalen van de windmolens en de zonneparken moeten geëgaliseerd worden, en de frequentie van 50,0Hz precies bewaakt.
Daar gaat een onlangs verschenen position paper over, dat te vinden is op https://www.tennet.eu/battery-energy-storage-systems-bess (BESS betekent Battery Energy Storage Systems).
TenneT is de beheerder van het Nederlandse hoogspanningsnet (en nog even van een deel van het Duitse).

Een klein beetje over accu’s
Daarover zijn inmiddels boekenkasten volgeschreven, maar nu alleen maar twee dingen die hier nodig zijn. De belangrijkste praktische kengetallen van een accu zijn hoeveel energie erin kan (meestal in kWh of MWh), en hoe snel die energie er in en eruit kan (in kW of eventueel MW). Als je dat per kg accu doet, heet het de energie- resp. vermogensdichtheid.
Het  hoogspanningsnetwerk kent een relatief snelle en wisselende dynamiek (uren of minder). Langdurig veel opslaan omwille van het opslaan zelf doet TenneT niet. Daarom is TenneT vooral geïnteresseerd in het vermogen, en daarom zijn de eisen in GW (zijnde een miljard Watt).

LOLE betekent Loss Of Load Expectation: dat Tennet windmolens en zonneparken moet uitzetten omdat anders het net wordt opgeblazen.


Wat er in dat position paper staat
Er staat nog wel iets meer in dat rapport als alleen die 9GW.

Om de toekomst in te schatten heeft TenneT drie scenario’s gebruikt:

  • KA (KlimaatAmbitie) is ongeveer het Europese Fit for 55 -programma met het daarop gebaseerde beleid van de Nederlandse regering (aannemende dat dat uitgevoerd wordt). De sturing is nationaal en regionaal (RES-sen)
  • ND (Nationale drijfveren) omvat KA, maar voegt daar sterke zelfvoorzienendheidambities aan toe. Er is krachtige nationale sturing
  • IA (Internationale Ambitie) gaat uit van internationale samenwerking en vrije handel, dus im- en export van energie. Dat gaat beter in de vorm van materie (biomassa, gas) dan in de vorm van stroom

Het verhaal van de scenario’s is in eigen recht heel interessant, maar wordt hier niet verder behandeld dan nodig is om bovenstaande figuur te snappen. Wie het lezen wil, kan het vinden op https://www.netbeheernederland.nl/_upload/RadFiles/New/Documents/Netbeheer_NL_Scenarios_IP2024_v1.01_final%20(1).pdf .

In elk van de drie scenario’s wordt de vraag naar en de productie van diverse energiesoorten voor diverse doelbestemmingen geanalyseerd met inherente onzekerheden, en uit  het verschil volgt wat TenneT meent nodig te hebben aan flexibel (vrij inzetbaar) vermogen.

TenneT gaat nu uit van het ND-scenario in 2030 en genoemde 9GW valt terug te vinden in de categorie ‘Batteries (large scale)’ van die kolom. Het doel van het position paper, waarmee dit verhaal begint, is om marktpartijen informatie te geven en warm te maken om op die 9GW in te schrijven. Het verdienmodel is in beginsel simpel: stop elektrische energie in je accu als de stroom goedkoop is, en verkoop hem als de stroom duur is. Dit wel met zo hier en daar wat voorwaarden, want bijvoorbeeld de netcongestie moet erdoor verbeteren en niet verslechteren; men moet snel kunnen handelen; en de accu moet nabij grote producenten of afnemers staan.

Brabant wordt ingeschat op 0,2 tot 1GW grote accu’s.

De andere posten in de kolom zijn overigens ook interessant.

  • Electricity exchange is de uitwisseling van stroom tussen aan elkaar gekoppelde landen
  • DSR (Demand Side Response) betekent vraagverschuiving. Je zet de wasmachine aan als de zon schijnt, en zo ook de diepvries van je koelhuis (een goed koelhuis kan best een tijd zonder stroom)
  • Accu’s zijn er in de smaken EV (Electric Vehicle), huishoudens, genoemde grote accu’s en accu’s bij zonnevelden.
  • Power to Heat slaat op elektrisch geproduceerde warmte voor de industrie of voor de stadsverwarming (warmte- en stroomnetten kunnen worden gekoppeld)
  • Power to Gas slaat op de productie van waterstof of methaan

Accu bij stadion ADO Den Haag

Publiek of privaat?
TenneT spreekt prima de taal van de markt, maar is zelf toch echt een 100% overheid-NV. Dit evenals ondernemingen als Enexis (en andere) die het midden- en laagspanningsnet exploiteren.

De SP heeft voorgesteld ( https://www.bjmgerard.nl/sp-demonstreert-voor-nationalisatie-van-de-energievoorziening/ ) om de energievoorziening weer in publieke handen te nemen. Ik vind de eis te simplistisch geformuleerd en de argumentatie te eenzijdig financieel, maar op hoofdlijnen ben ik het met het standpunt eens. Ik vind dat essentiële publieke functies in publieke handen horen.
Ook bij andere partijen begint het besef door te dringen dat men indertijd met (bijna) zijn allen te enthousiast de energieproductie heeft uitverkocht.

Daarbij heeft de politiek het leidingennetwerk van stroom en gas (en spoorrails) wèl in publieke handen gehouden. Dat was een verstandige second best-keuze.

Niets let de politiek om de opslag-infrastructuur, die zich vanaf binnenkort massaal zal gaan ontplooien, van meet af aan in publieke handen te houden. Waarom moet de staatsonderneming TenneT de markt opzoeken om een voor de staat onmisbare functie aan de particuliere man (of vrouw) te brengen?
Kan de staat altijd nog besluiten of ze de exploitatie in eigen handen wil nemen, of dat ze die wil verpachten.

Milieudefensie Eindhoven heeft zoiets voor de Brainportregio voorgesteld ( https://www.bjmgerard.nl/voorstel-tot-campagne-energieopslag-in-mre-gebied/ ). Het trok in de regio de aandacht en er vinden gesprekken plaats tussen Brainportmensen en Milieudefensie.
Zie ook https://www.bjmgerard.nl/batterijopslag-ja-de-maatschappij-alleen-als-flappentap-nee/ .

–     –    –    –

Het grijze blok is de behuizing van de voormaalige wijkaccu De Keen in Etten-Leus
Zie https://www.bjmgerard.nl/stroomopslagexperimenten-enexis-worden-uitgebreid/ en voor het eindverslag van dit project https://projecten.topsectorenergie.nl/storage/app/uploads/public/5c5/abc/900/5c5abc90006ea711264881.pdf ).
De Elektriciteitswet stond Enexis slechts toe op experimentele basis dit project te runnen. Is een soort marktfundamentalisme.

Hoe publiek moet de stadswarmte zijn?

De voorstellen van minister Jetten en enkele reacties erop
Minister Jetten heeft op 21 okt 2022 een kamerbrief doen uitgaan, waarin de nieuwe Wet collectieve warmtevoorziening (Wcw) in de grondverf wordt gezet. Er horen zes bijlagen bij en het geheel is te vinden op https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2022/10/21/wet-collectieve-warmtevoorziening-besluit-infrastructuur-in-publieke-handen .
Vooralsnog betreft het niet meer dan voorgenomen beleid. De Tweede Kamer zou er na het zomerreces 2023 over moeten praten en de Wcw zou per 01 juli 2024 in moeten gaan (als het aan Jetten ligt).

Warmtenetten zullen voor bepaalde situaties een onmisbaar onderdeel  gaan vormen van de warmtetransitie. Zonder warmtenet geen geothermie, Thermische Energie uit Oppervlaktewater, restwarmtebenutting of grootschalige opslag.
Het kabinet wil het aantal op de stadsverwarming aangesloten huishoudens, in 2023 door TNO en CBS geschat op een kleine 500.000, grofweg in 2030 verdubbeld hebben.

Thermochemische opslag van warmte (TNO), gebaseerd op CaCl2 .

Jetten redeneert dat draagvlak en vertrouwen in de warmtetransitie van groot belang zijn, en dat daartoe publieke regie noodzakelijk is. Hij hanteert daartoe een strakke definitie van ‘publieke handen’: publiek = overheid (provincie of gemeente of vergelijkbaar). Hij volgt hiermee de gemeenten en de provincies.
Een pensioenfonds of een coöperatie is bij hem dus een privaat bedrijf als alle andere.

Zijn eerste eis is dat de infrastructuur voor minstens 50% in handen van de overheid moet zijn. Dat past in de Nederlandse traditie, want het geldt ook voor gas, stroom, water en spoor. Ik deel deze politieke wens.

Zijn tweede eis is dat een warmtebedrijf integraal verantwoordelijk is voor zowel aanleg en beheer van de infrastructuur als voor warmtelevering en productie en levering van warmte. Jetten wil geen ‘gesplitst model’ waarin de levering en productie van warmte bij het ene bedrijf zit en de infrastructuur bij een ander bedrijf. Dat is typisch, want bij stroom, gas en spoor gebeurt dat wel – wat men daar ook van moge vinden.
Private partijen kunnen wel als warmteleverancier een joint venture afsluiten met, of minderheidsaandeelhouder worden van,  een publiek warmtenetbedrijf. Jetten denkt dat het zo georganiseerd kan worden dat bestaande financiële belangen in 20 a 30 jaar terugverdiend kunnen worden (warmtenetten hebben een heel traag verdienmodel – als ze überhaupt al rendabel zijn).

Kleine warmtenetten met minder dan 1500 aansluitingen hoeven niet publiek te zijn.

Er komt een ‘ingroeiperiode’ van zeven jaar, gedurende welke een overgangsrecht geldt.

Het verhaal gaat miljarden kosten.
Het in deze deskundige bureau Greenvis stelt dat voor 500.000 nieuwe aansluitingen in 2030 minstens €5,6 miljard nodig is.
In het scenario van volledige overheidszeggenschap, komt daarvan minstens 30% voor rekening van de overheid zelf  (beweert PriceWaterhouseCooper, PwC, in een vervolgrapport). Provincies en gemeenten kunnen dit soort bedragen in genen dele betalen, dus zal het Rijk ervoor opdraaien. Jetten heeft al een subsidieregeling aangekondigd.
(Het komt me ongeloofwaardig voor dat externe financiers 70% bijlappen als bij voorbaat duidelijk is dat ze daar geen eigendom voor terugkrijgen in een bedrijfstak die niet eens enorme winstmarges heeft – bgerard).

Daarnaast zijn er nog de enorme investeringen die gemeenten in hun apparaat moeten doen. Velen vragen zich af of de gemeenten dat allemaal voor elkaar krijgen en zo ja, wanneer. De gemeente Eindhoven bijvoorbeeld heeft geen ervaring met het zelf exploiteren van een warmtenet.  

De bestaande warmtebedrijven zijn heel boos. Ze worden geconfronteerd met fundamentele onzekerheden. Of de wet aangenomen wordt, zo ja hoe bij aangenomen wordt, of deze regering hem uitgevoerd krijgt, of er compensaties komen en zo ja, welke, of er een bedrijfsmodel annex tarieven komt waarin de investeringen terugverdiend kunnen worden, hoe de risico’s verdeeld worden, etc . Dit des te meer omdat de financiële uitwerking pas in of na 2025 duidelijk gaat worden.
Het is dus op dit moment uiterst onzeker of de bestaande warmtebedrijven die 70% vreemd vermogen willen afdekken, als ze niet de bijbehorende zeggenschap krijgen.

Nog sterker: op dit moment is ruim de helft van de lopende stadsverwarmingsplannen in den lande on hold gezet. De warmtetransitie lijdt eronder (Financieel Dagblad 19 febr 2023).
In Eindhoven bijvoorbeeld staat de nieuwe pijpleiding naar TAG-verbrander Jansen Recycling op Ekkersrijt op pauze, en, mede daarom, de ontwikkeling van stadsverwarming in Woensel en KnoopXL bij het station (Eindhovens Dagblad 21 feb 2023).

TAG-verwerkingsinstallatie van Jansen Recycling op Ekkersrijt

Het energie in publieke handen-standpunt van de SP
DeSP voert al een tijd actie ‘Nationaliseer onze energie!”, waarbij de voornaamste argumentatie die gegeven wordt een financiële is: hou de winsten binnenlands en druk de energierekening.

Ik  heb hierover eerder geschreven dat ik de actie steun, hoewel ik het geen ideale actie vind. Zie https://www.bjmgerard.nl/sp-demonstreert-voor-nationalisatie-van-de-energievoorziening/ . Daar staat het uitgebreider, maar in het kort: de SP grijpt terug op een wereld die er niet meer is. Lang geleden was een bedrijf of publiek (zoals Essent) of commerciëel, en de energieproductie was een publieke Nutsfunctie met als vorm een overheidsNV. Draai die tijd terug, en je draait ook de bijbehorende werkelijkheid terug.

Wat Jetten met de Wcw wil, gaat feitelijk richting een beperkte nationalisatie die, zonder afdoende compensatie, kan gaan lijken op onteigening. Het woord valt in de beleidsbrief aan de Tweede Kamer.
Jetten komt dan in de buurt van het ouderwetse SP-standpunt.

Maar zo simpel ligt het niet meer. De zwart-wit tegenstelling is inmiddels een continuum geworden met grijstinten.
De techniek, die de SP voor ogen staat, is gebaseerd op de aankoop van verhandelbare aandelen (voorbeelden ABN/AMRO en Fortis) via het Staatsdeelnemingenbeleid. Maar in het grijze continuüm zijn bijna alle rechtsvormen coöperatief of BV of (indirect) al overheid, dus niet verhandelbaar.

Behalve de vraag of het grijze gebied in technische zin ‘nationaliseerbaar’ is, is er ook de politieke vraag in hoeverre je dat moet willen. De SP verwisselt hier doel en middel. Het socialistische doel is dat de Nederlandse bevolking de zeggenschap heeft over zijn basisbehoeften, en één van de middelen kan zijn staatseigendom van verhandelbare NV-aandelen. Maar vaak  kan het doel ook beter en met beperktere middelen bereikt worden.

Inmiddels begint dit ook bij de SP door te dringen. Er is bijvoorbeeld interesse ontstaan in de coöperatieve energieopwekking (waarbij teksten op deze site als inspiratie gediend hebben voor twee artikelen in het partijblad De Tribune), maar dat is nog niet genoeg. De coöperatieve sector vertegenwoordigt interessante politieke stellingnames, maar is nog klein.

De coöperatieve sector heeft ook interesse in de warmtelevering. Zie https://www.bjmgerard.nl/energiecooperaties-willen-rol-bij-warmtenetten/ .
Als Jetten zijn zin krijgt, kunnen warmtenetten tot 1500 aansluitingen coöperatief georganiseerd worden.

Aanleg van het coöperatieve warmtenet in Terheijden (bij Breda)


Kun je Ennatuurlijk en de PGGM als publiek zien?
Men kan verschillende betekenissen hechten aan het begrip ‘publiek’.

Mijn persoonlijke definitie is: “vooralsnog (gegeven de stand van zaken rond Europa) zijn die publieke handen gekoppeld aan een natie-staat, in casu Nederland; het hoofdbestuur van de activiteit is gevestigd in Nederland en is dus onderworpen aan Nederlands recht; het hoofdbestuur heeft een georganiseerde band met de bevolking anders dan alleen commercieel; de activiteit dient een openbaar belang; eventuele winsten (afhankelijk van hoe men die definieert) blijven grotendeels in Nederland; en het Nederlandse democratische proces kan voldoende invloed uitoefenen.“

Mijns inziens vallen Eneco, Vattenfall en dergelijke daar niet onder; energiecoöperaties wel; en over Ennatuurlijk kun je discussiëren.

Ennatuurlijk is een BV die de stadsverwarming van o.a. Eindhoven en Helmond en Tilburg/Breda exploiteert. Dat doet Ennatuurlijk overigens, in mijn ogen, op capabele wijze. Zie o.a. https://www.bjmgerard.nl/sp-discussieert-met-ennatuurlijk-over-publiek-privaat-en-warmte/.

Zie ook https://nl.wikipedia.org/wiki/Warmtedistributie .

Ennatuurlijk is voor 20% van Veolia en voor 80% van de pensioenbeheerder PGGM. Ennatuurlijk is daarmee een speciaal geval.

Veolia is een in Parijs gevestigde multinational die diensten levert op het gebied van energie, afval en water. Ik zie op basis van mijn definitie Veolia als een commercieel bedrijf.


De PGGM is een ander verhaal.

Vroeger had je het pensioenfonds PGGM (Pensioenfonds voor Gezondheidszorg, Geestelijke en Maatschappelijke belangen). Op een gegeven moment heeft dat pensioenfonds het uitvoerend werk afgesplitst naar een aparte uitvoeringsorganisatie, die de naam PGGM overgenomen heeft, waarna het pensioenfonds zelf verder ging onder de naam Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW).

Het PFZW is een stichting, die bestuurd wordt, kort geformuleerd, vakbonden en werkgevers (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Pensioenfonds_Zorg_en_Welzijn ). In november 2020 had het PFZW een beheerd vermogen van 250 miljard euro, qua omvang het tweede van Nederland en daarmee ook wereldwijd een van de grootste pensioenbeleggers.
Aangesloten zijn ruim 24.700 aangesloten werkgevers (dit zijn de organisaties waarvan de werknemers automatisch deelnemer worden), circa 1,2 miljoen premiebetalende deelnemers, 1,1 miljoen gewezen deelnemers en 463.000 gepensioneerden.
Dit PFZW kreeg overigens in het laatste actieblad van Milieudefensie, in het kader van de 29 aangeschreven bedrijven, een goede vermelding ‘verrassend goed klimaatplan waarbij ze versneld willen verduurzamen‘.

De (zelfstandige)  pensioenbeheerder PGGM beheert dit kapitaal (premies, uitbetalingen, administratie) en doet het vermogensbeheer dat nodig is om de pensioenen op peil te houden. De PFZW is veruit de grootste klant, maar ook enkele kleine andere pensioenfondsen zijn klant.
Zie https://www.pggm.nl/ .

Bovenaan de juridische structuur van de PGGM staat de Coöperatie PGGM zonder winstoogmerk. De coöperatie heeft ruim 765.000 leden (natuurlijke en rechtspersonen) die een achtergrond moeten hebben in de sector Zorg en Welzijn (werknemers, werkgevers, zelfstandigen, en uiteraard de PFZW zelf).
Onder de coöperatie hangt de PGGM N.V., waarvan alle aandelen in handen zijn van de coöperatie. In de NV vindt het feitelijke werk plaats. De NV is niet aan de beurs genoteerd en de aandelen zijn dus niet vrij verhandelbaar.
Het vermogensbeheer is ondergebracht in een aparte BV, waarvan alle aandelen bij de NV zitten.

De PGGM streeft naar Verantwoord Beleggen en heeft zijn Overtuigingen en Uitgangspunten daartoe vastgelegd in een document https://www.pggm.nl/media/hvadlr3i/pggpggm-overtuigingen-en-uitgangspunten-ten-aanzien-van-verantwoord-beleggen_mei-2014.pdf  .
Daar staan onder andere als ambitie “een houdbaar en veerkrachtig ecologisch systeem, waarbij wordt ingezet op het behoud van het natuurlijk kapitaal; een maatschappij waarin economische ontwikkeling niet ten koste gaat van kwetsbare groepen of toekomstige generaties; en goed bestuur en goed functionerende (financiële) markten”.
In het document achter genoemde link wordt dit nader uitgewerkt.
Het voert te ver om dit beleggingsbeleid hier te bespreken, maar op de benchmarks voor duurzaam investeren doet de PGGM het goed. Enerzijds door bijv. fossiele bedrijven gefaseerd af te stoten (ze steunen de moties van Follow This), anderzijds door in duurzame bedrijven te investeren.

Zodoende heeft PGGM in 2014 het warmtebedrijf van Essent overgenomen en dat omgevormd tot stadsverwarmingsexploitant Ennatuurlijk – in een tijd dat de politiek massaal vond dat de energiebedrijven geprivatiseerd moesten worden (ik niet en de SP in die tijd ook niet). Dit sentiment is overigens door de energiecrisis radicaal omgeslagen.
Vervolgens heeft Ennatuurlijk een goed plan opgesteld om het fossiele deel van de warmtelevering te verduurzamen en om in 2040 energieneutraal te zijn. Zie https://www.bjmgerard.nl/ennatuurlijk-zoekt-alternatieve-warmtebronnen/ .

Schema van de Ennatuurlijkambitie om in 2040 energieneutraal te zijn

In mijn optiek kun je Ennatuurlijk zien als overwegend publiek. De gemeentelijke regie zou dan gewaarborgd kunnen worden met een reeks bestuursovereenkomsten.
Maar dit is een discussie die politiek gevoerd moet worden.

Liever geen warmteoorlog in Eindhoven
In mijn woonplaats Eindhoven is Ennatuurlijk een belangrijke speler in  de warmtelevering, en wil de gemeente dat worden. Mogelijk is dat in andere Brabantse steden ook zo, maar ik heb daar te weinig zicht op.
Als men puur bedrijfsmatige criteria aanlegt, is Ennatuurlijk veruit de sterkste partij. Budgetten van pensioenfondsen zijn ordes van grootte omvangrijker dan van gemeenten, Ennatuurlijk heeft het leidingennetwerk of het merendeel daarvan, Ennatuurlijk heeft de momenteel aangesloten bronnen en de ervaring en het personeel (en dat is niet gebonden aan de ambtenaren-CAO).
Bij een vrij gevecht maakt de gemeente geen kans. Alleen met wettelijke geboden en verboden kan de gemeente zich een positie verwerven. Het is afwachten wat daar uit komt.

Het zou mij een lief ding waard zijn, als de Eindhovense warmtevoorziening tot stand kwam op basis van samenwerking en niet op basis van concurrentie. Waarschijnlijk zijn de partijen en de bevolking daarmee het beste af.

Omdat de wet nog niet is ingediend en het in genen dele duidelijk is of, en zo ja hoe en wanneer, die vervolgens door het parlementaire systeem heen komt, is alles wat men daarover op dit moment wil zeggen, speculatief. Ik kan er hooguit wat statements over opschrijven – voor wat die nu waard zijn.
Die statements zijn specifiek voor de casus-Ennatuurlijk vanwege het pensioenfondskarakter. Ze zijn niet bedoeld voor andere bedrijven.

  • PGGM werkt via Ennatuurlijk met pensioengeld. Elke vorm van toe-eigening van pensioengeld is onaanvaardbaar. Elke handeling moet op financieel eerlijke basis
  • Hetgeen een redelijk rendement t.b.v. de pensioenkas veronderstelt
  • Het duurzaam investeren door pensioenfondsen in Nederland moet positief gewaardeerd worden
  • Net als bij gas, stroom, water en spoor hoort de infrastructuur in handen van de overheid. De infrastructuur wordt gescheiden van het gebruik ervan
  • Wat logischerwijs betekent dat alle uitbreidingen van de infrastructuur voor rekening van de overheid komen (dus ook bijvoorbeeld de warmtepijp naar Jansen Recycling)
  • Ennatuurlijk kan gewoon een zelfstandige onderneming blijven die zich bezig houdt met de productie, opslag en distributie van warmte en met alle exploitatie- en beheeractiviteiten
  • Er is niet perse een aparte gemeentelijke onderneming nodig, anders dan voor het leidingbeheer
  • Bezit en gebruik van de infrastructuur kunnen dus van elkaar worden gescheiden (vergelijk Prorail en de NS). Dat lijkt me handiger dan Ennatuurlijk een minderheidspositie binnen het leidingbedrijf aanbieden.
  • De regiefunctie van de gemeente wordt gewaarborgd door een bestuursovereenkomst
  • De bestuursovereenkomst kan herzien of beëindigd worden als de bezitsverhoudingen binnen Ennatuurlijk wijzigen

De coöperatieve productie en levering van warmte is momenteel  niet actueel voor Eindhoven. Als statement slechts dat hier welwillend naar gekeken moet worden, als zich een initiatief aandient.

Klimaat, energie en milieu helaas geen kerntaken voor SP

Beginselprogramma
Apeldoorn was op 03 juni 2023 even de politieke hoofdstad van Nederland. De VVD en de ChristenUnie congresseerden er en dat haalde de krant, maar ook de SP congresseerde er en dat haalde de krant nauwelijks.

Bij de SP ging het over de afronding van de discussie over het nieuwe beginselprogramma Heel de Mens. Het oude programma dateerde van december 1999 en men vond algemeen dat het aan modernisering toe was (klimaat, digitalisering, Europa).

Een beginselprogramma is per definitie voor de langere termijn, en dus noodzakelijkerwijs op een wat hoger abstractieniveau geschreven. Het is geen verkiezingsprogramma voor de korte termijn.

Het proces startte in juni-juli 2021 met een enquête onder alle leden. Via een opbrengstanalyse van die enquête, een eerste en een tweede concept, beide met reactiemogelijkheid, liep dat door tot genoemd congres op 03 juni waarop de uiteindelijke tekst formeel werd vastgesteld.
SP-congressen als deze hebben een strakke opzet, met één spreker per afdeling,  een zeer beperkte spreektijd en één afdelings-afgevaardigde per 50 leden.

De Eindhovense delegatie

En dat terwijl er ca 200 wijzigingsvoorstellen lagen en er ook nog wat wervende presentaties tussendoor waren. In praktijk volgde het congres de laatste reacties van de programmacommissie.
Ik ben tevreden met de organisatorische aanpak en heb ingestemd met het nieuwe beginselprogramma als geheel.

Klimaat, energie en milieu en de kerntaken
Ik heb mij in mijn inbreng beperkt tot de onderwerpen klimaat, energie en milieu. Niet omdat ik andere onderwerpen niet belangrijk vind, maar ik weet er te weinig van om aan mijn mening veel meerwaarde toe te kennen.

Het beginselprogramma van de SP kent een lopende tekst en toetspunten: drie kernwaarden (menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit) en drie hoofdtaken (fundamentele kapitalismekritiek, strijd en samenwerking).

In het voortraject kwamen klimaat, energie en milieu goed genoeg in de lopende tekst terecht. Hiervoor bestond veel steun.
De resterende vraag was of deze onderwerpen ook als toetspunt moesten worden opgenomen (dus in praktijk als vierde kernwaarde resp. hoofdtaak). Ik had daarvoor een amendement geschreven (zie hieronder, nadien om technische redenen uitgesplitst in twee aparte amendementen voor elk van de twee dictum-uitspraken). Het amendement is ingediend namens de afdeling Eindhoven. De spreker namens mijn afdeling Eindhoven (voorzitter Anneke Smit) heeft dat zo goed mogelijk verdedigd.

Desalniettemin kreeg  het weinig steun.
Hoofdoorzaak is dat de bestaande kernwaarden (waar overigens niets mis mee is) een bijna mythische status hebben verworven binnen de SP. Een vierde kernwaarde raakt aan sentimenten. Ik vind dat zelf onvoldoende reden (ik heb niet zoveel met mythen), maar het gros van de andere aanwezigen denkt daar anders over. Het zij zo.

De praktijk
Op zich weerhoudt niets de SP om te handelen alsof ‘Zorg voor de planeet – het geheel aam menselijke activiteiten moet binnen de grenzen blijven die ze aan onze aarde opleggen. Waar nodig wordt de schade gerepareerd waar deze grenzen al overschreden zijn’ – wel als vierde kernwaarde in het beginselprogramma staat. De passages in de lopende tekst bieden daartoe voldoende aanknopingspunten.

Het gebeurt echter in praktijk veel te weinig.
De SP is in de afgelopen enkele decennia steeds meer teruggevallen op een beperkte set opvattingen en bijbehorende handelingen met vooral een sociaal-economisch karakter. Klimaat, energie en milieu zijn te veel verwaarloosd. Voorzover er wel aan gewerkt wordt, probeert de SP de nieuwe klimaatbehoeften krampachtig binnen de bestaande sociaal-economische denkframes te proppen (alleen maatregelen die in directe zin huishoudens ten goede komen).
Op milieugebied is de goede praktijk, die er enkele decennia geleden was, grotendeels weggezakt (alle nu genoemde voorbeelden dateren van vele jaren geleden).
Op energiegebied heeft de SP (sinds Paulus Jansen weg is als Tweede Kamerlid) eigenlijk nooit veel gedachten gehad. Resultaat is dat de SP in hernieuwbare energie-zaken op dit moment vooral afremmend werkt zolang het niet om huishoudens gaat.

Er is een inhaalprogramma nodig, ook voor de kennis. Anders bijvoorbeeld dan de programmacommissie beweert (in antwoord op een amendement van een andere afdeling) zijn milieuproblemen wel degelijk iets anders dan klimaatproblemen. CO2 is in normale concentraties niet giftig en PFAS warmt de aarde niet op.

Met recente Tribune-artikelen over de coöperatieve beweging heeft dat hopelijk zijn eerste vorm vorm gekregen.

Kapitalismekritiek
In dit soort discussies klinkt vaak het argument dat klimaatstrijd verbonden is met sociaal-economische strijd. Kapitalismekritiek is nodig.

Op zich is dat waar. Het kapitalisme, met zijn onlosmakelijke drive richting groei en consumptievergroting en daarmee roofbouw op de aarde, is een sterke drijvende kracht achter de klimaatproblematiek en de steeds verder groeiende milieuvervuiling en schaarste. Een alternatief voor het kapitalisme is een noodzakelijke voorwaarde.

En toch rammelt er van alles. Het kapitalisme-argument werkt in praktijk als een soort stoplap. Je haalt het van stal en vervolgens hoef je niks meer te doen. De mooie woorden van het eigen gelijk zijn op gedragen toon uitgesproken en dat is het dan. We hoeven alleen maar even het kapitalisme af te schaffen.
De SP doet niet aan een ‘blauwdruk’ en in praktijk leidt dat te vaak tot intellectuele gemakzucht.

Op de eerste plaats is dat afschaffen nog niet zomaar gebeurd op een tijdschaal die bij de acuutheid van het probleem past,
Op de tweede plaats is de stelling niet zomaar omkeerbaar. Het alternatief voor het kapitalisme moet, behalve een noodzakelijke, ook een voldoende voorwaarde zijn. Oftewel, verzin eens een goed verhaal hoe je in  socialistische verhoudingen met economische groei, consumptie, schaarste, ruimtegebruik en stroomvreters als Netflix omgaat. Ik ben benieuwd.

Ecosocialisme
De SP is stom dat ze dat niet probeert. Het op aannemelijke wijze samenvoegen van sociaal-economische overwegingen met duurzaamheidsoverwegingen in één overstijgend verhaal zou grote politieke kansen bieden.
De toenemende schaarsteproblematiek maakt een radicale herverdeling van macht en inkomens extra urgent. Het is niet aannemelijk dat de in materie uitgedrukte welvaart in Nederland kan blijven groeien (en waarschijnlijk gaat die gemiddeld krimpen). Dan maar een ‘krimp die begint bij de kop’.
Omgekeerd kan een goede sociaal-economische problematiek het draagvlak voor de duurzaamheidsombouw vergroten, en maakt een socialistische planmatigheid de omgang met het schaarsteprobleem behapbaarder.

En dat lukt in praktijk alleen op Europese schaal.

De SP zou er ook als partij baat bij hebben.
Nu gaat iedereen, voor wie klimaat en energie en milieu hoofdzaak zijn, bij voorbaat niet naar de SP want voor de SP zijn die geen hoofdzaak (noch op papier noch in de praktijk). Ze gaan naar niet-socialistische partijen als de Partij voor de Dieren en Groen Links (die groeien, waar de SP krimpt) en naar Milieudefensie en XR.
En dat gaat om erg veel mensen. De Correspondent van 01 juni 2023 ( wie-had-dat-gedacht-nederland-wordt-steeds-progressiever ) heeft met data van World Value Survey laten zien dat de grote massa van de Nederlandse bevolking, alle luidruchtige geschreeuw van kleine groepen daargelaten, op verschillende thema’s steeds progressiever geworden is, o.a. als het om milieu versus economische groei en werkgelegenheid gaat.
Mogelijk heeft de SP hier iets gemist?

Hoog tijd dat de SP een deugdelijk ecosocialisme ontwikkelt.