Milieudefensie heeft aan de juridische actie tegen ING een publiekstour gekoppeld, ING On Tour. Die trapte op 06 maart 2024 af in Tivoli Vredenburg. Met zo’n 400 mensen zat de Hertz-zaal goed vol.
Milieudefensiedirecteur Pols legde nog eens de opzet en de urgentie van de 29 bedrijven-campagne uit. Hij hekelde in politieke bewoordingen de hand ophou-campagne van sommige bedrijven bij de overheid in plaats van bij hun aandeelhouders. Het Shell-vonnis is een aardverschuiving geweest. Pols zei dat ze inmiddels 20 CEO’s op bezoek gehad hadden, die sterk wisselende uitstralingen ten toon gespreid hadden. Maar “wij kunnen niet wachten”. Zie ook https://milieudefensie.nl/actueel/ing-in-bed-met-olie-en-gasbedrijven .
vlnr presentatrice Sofie van den Enk, Follow the Money-journalist Yara van Heugten, actieleider Peer de Rijk, en Universitair docent milieuaansprakelijkheidsrecht Tim Bleeker (VU)
Daarna een dialoog tussen bovenstaande sprekers over dat rechters, behalve de rechtsstaat, ook de uitkomsten van de democratie bewaken; over greenwashen; over dat Shell zich niet aan het vonnis houdt en nog steeds nieuw gas zoekt; over dat elk bedrijf een eigenstandige verantwoordelijkheid heeft en zich niet achter anderen kan verschiolen.
Winnie Oussoren sprak een acieoproep uit en actirce Anniek Pheifer een ondersteuningsboodschap. Cabaratière Kiki Schippers (die heel goed kan zingen) en spoken word-artiest Lev Avitan zorgden voor een culturele ondersteuning.
Kiki Schippers
Anniek Pheifer
De volgende sessie van ING on Tour is op vrijdag 12 april, om 20.00 uur, in Debatpodium Arminius, Rotterdam . 12 april is de laatste zittingsdag van het hoger beroep van de Shell. De nadruk ligt dan op het Shellproces. Nadere informatie over deze sessie is te vinden op https://milieudefensie.nl/doe-mee/nazitting-shell .
Inleiding Er vinden merkwaardige ontwikkelingen plaats rond Schiphol. Zoals bekend, wil Schiphol zelf (sinds nog niet zo lang overigens) een krimp van het aantal vliegbewegingen, en de minister wil dat eigenlijk zelf ook. Maar sterke economische machten (bijvoorbeeld Air France – KLM) proberen die krimp kost wat kost tegen te houden. Schiphol heeft redenen voor zijn omzwaai. Het vliegveld overschrijdt al jaren de geluidsregels, onderhoudt zijn waterhoofd-omvang met goedkope en vuile arbeid, krijgt mede daardoor zijn operaties moeizaam rond. En er is ook nog een veiligheidsprobleem. Al die problemen hadden een eerdere ommezwaai ook al gerechtvaardigd.
Maar goed. In dit krachtenspel heeft Schiphol aan het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) opdracht gegeven in te schatten wat het CO2 – budget van de luchthaven is, uitgaande van het Klimaatakkoord van Parijs, en wat er moet gebeuren om daarbinnen te blijven. Het NLR heeft zich laten assisteren door CE Delft, eveneens een gerenommeerd instituut. Het onderzoek is openbaar en te vinden op https://www.schiphol.nl/nl/jij-en-schiphol/nieuws/versnelde-co2-reductie-nodig/ . De bottom line van het onderzoek is dat al wat er aan gangbare maatregelen bedenkbaar is, opgeteld onvoldoende is en dat er hoe dan ook een reductie van het aantal vliegbewegingen nodig is – zoals Schiphol bij andere gelegenheden al beweerd had. Op de pagina waar de downloadlink te vinden is, vat Schiphol het onderzoek maar vast handzaam samen: er is in 2030 minimaal 30% CO₂-reductie nodig is ten opzichte van 2019 en de huidige (nationale) doelstelling is -9%. Schiphol stelt een handvol politieke maatregelen voor, zoals uitbreiding van het ETS op intercontinentale vluchten, extra belasting op privé – en businessclassvluchten, en een afstandsafhankelijke vliegbelasting. Immers, 20% van de vluchten vanaf Schiphol is intercontinentaal, maar die vluchten zijn samen wel goed voor 80% van de CO2 – emissie. Op deze aanbiedingspagina neemt Schiphol de noodzaak tot minder vluchten niet expliciet over, maar dus wel impliciet.
Op dezelfde aanbiedingspagina wordt nog een tweede onderzoek aangeboden, een Maatschappelijke Kosten-Baten Analyse (MKBA) waartoe Schiphol, samen met KLM en BARIN, opdracht gegeven heeft aan CEO en (opnieuw) CE Delft. Dit onderzoek gaat vooral over de hubfunctie van Schiphol en wordt daarom in dit artikel niet besproken (omdat deze site vooral over Brabant en over Eindhoven Airport in het bijzonder gaat), maar komt alleen in deze twee alinea’s aan de orde. Ook uit dit onderzoek kwam een lange afstands-vliegtax als gunstig naar voren en werd er voor gepleit om ook overstappassagiers te laten betalen. Dat stond de KLM niet aan, waarop de KLM met een grote bek en op de persoon spelend, dreigende taal uitsloeg tegen publicatie. Die daarna eerst niet en daarna toch weer wel gepubliceerd werd, eerst via De Volkskrant en daarna via Lubach op 06 maart 2024 (op Youtube https://www.youtube.com/watch?v=Gtgb5lMjnGg ). Ook Schipholwatch besteedt aandacht aan het rapport op https://schipholwatch.nl/2024/03/05/geheim-klm-rapport-bomvol-alternatieve-feiten/ .
Bij nadere lezing van het NLR-rapport blijkt overigens die 30% reductie aan de krappe kant te zijn. Zie verderop.
De dwang der tijden heeft Schiphol ook gedwongen om geruisloos een andere stelling van vroeger te verlaten, namelijk dat Schiphol überhaupt niet over verkochte brandstof gaat. Daarvoor moest je (toen nog) bij de luchtvaartmaatschappijen zijn, want die sjacherden uiteindelijk zelf met Shell en Total. Dat valt op als je de houding van Schiphol nu tegen die van Schiphol ten tijde van de aanschrijving door Milieudefensie af zet. Zie www.bjmgerard.nl/eindhoven-airport-reageert-op-duurzaamheidsaanschrijving-milieudefensie-en-hoe-schiphol-daarin-staat/ . In het antwoord aan Milieudefensie zat Schiphol nog in zijn oude positie. Mogelijk is hier sprake van een oorzakelijk verband.
Hoe werkt de opzet van het NLR? Dat gaat in enkele stappen.
Eerstens raadpleegt men het IPCC hoeveel Gton (miljard * 1000kg) de wereld totaliter nog mag uitstoten in de periode 2020-2050 . Dat budget hangt af van welk effect men halen wil. Om de kans 50% te doen zijn dat de temperatuurstijging op aarde onder de 1.5°C blijft, mag de wereld als geheel in de periode 2020-2050 nog 500Gt CO2 uitstoten. Idem 700Gt als men de aarde met tweederde kans nog onder de 1.7°C wil houden. Zo ook de andere mogelijkheden, maar de studie focust op deze twee getallen. Overigens zegt de literatuur in de bijlagen dat deze cijfers mogelijk te optimistisch zijn (misschien eerder 400 en 500Gton). Dit zou nog grotere reducties nodig maken, maar dat is niet in de hoofdtekst verwerkt.
Ten tweede moet een deel van dit globale CO2 –budget aan de mondiale luchtvaart worden toegekend. Op dit moment is de mondiale luchtvaart goed voor 2,4% van de mondiale CO2 –emissie, maar dat zou kunnen oplopen tot 3,9% omdat de luchtvaart niet makkelijk kan vergroenen en de rest van de wereld makkelijker. De NLR-studie rekent met beide getallen.
In de derde stap wordt ingebracht welk aandeel de Nederlandse luchtvaart van de mondiale luchtvaart is. Dat is nu 1.16% maar zal waarschijnlijk terugzakken omdat de rest van de wereld verhoudingsgewijze meer gaat vliegen. Het NLR kiest voor 1,05% .
In de laatste stap wordt gemeld dat 96% van de in Nederland getankte vliegtuigbrandstof op Schiphol door de pomp gaat (Eindhoven Airport is goed voor 2,7% en de rest zal wel bijna allemaal naar Zestienhoven gaan). Zodoende ‘krijgt’ Schiphol 1,01% van het toekomstige mondiale emissiebudget toebedeeld. Bij kengetal 2,4% zou dat dus zijn 0.121Gton CO2 – (121Mton), opgeteld over de periode 2020- 2050 . Ter vergelijking: in 2019 loosde Schiphol 11,6Mton CO2 . Er ontstaat een klein probleem…
(0) De emissie dd 2023 van 11.5Mt gedurende 30 jaar zou 345Mt cumulatief opleveren. Dat is niet ingetekend, maar zou ongeveer de bovenrand van de afbeelding zijn. T.o.v. dit referentieniveau worden de emissiebeperkingen genomen. (1) De cumulatieve emissies 2020-2030 worden beïnvloed door vlootvernieuwing, operatoinele verbetering, bijmengen van Sustainable Aviation Fuel (SAF) en door een beter netwerk (2) De cumulatieve emissies 2031-2050 worden beïnvloed door het EU programma ReFuelEU Aviation, de jaarlijkse efficiencyverbetering van vliegtuigen en wat in 2030 bereikt is (3) Lagere emissies in 2030 leiden tot lagere cumulatieve emissies in 2050. * DLT (Duurzame Luchtvaart Tafel) is het huidige beleid * “20% Best estimate for 2030” is, simpel gezegd, de beperking die je krijgt als je zo optimistisch mogelijk met reeds afgesproken ambities omgaat. Wat dat precies inhoudt, staat in de kleine lettertjes onder de afbeelding. Met moet hierbij wel bedenken dat het meestal nog slechts over ambities op papier gaat, en op zijn gunstigst om redelijk onderbouwde extrapolaties.
Dit alles gezegd zijnde, moet men dus bovenstaand staatje als volgt lezen (laagste balk, laagste, lichtgele lijn):”Als de mondiale luchtvaart in 2050 maar 2,4% van het mondiale CO2 – budget mag hebben, en als de kans op hooguit 1,5°C minstens 50% moet zijn, dan moet de CO2 –emissie met minstens 66% beperkt worden.”. Of (oranje lijn): Als …. 3,9% van ………. met minstens 32% beperkt worden’. En als de eerder genoemde, maar niet verder uitgewerkte pech optreedt, kan die 32% ook zomaar 49% zijn.
Het NLR zegt onderbouwd wat Schiphol waarschijnlijk ook zelf al verwacht had, namelijk dat het krimpende budget slechts beperkt met gangbare middelen kan worden ondervangen. En dat er dus minder gevlogen kan worden. Van de 500.000 vliegbewegingen van 2019 (500k) moeten er een stel worden ingeleverd. Bij Schiphol bestaat hierbij keuze; men kan een verdeelsleutel kiezen tussen 80% van de vluchten binnen Europa die samen goed zijn voor 20% van de CO2 , of de 20% van de intercontinentale (ICA) vluchten die samen goed zijn voor 80% van de CO2 . Als je in het strengste scenario bij elke intercontinentale vlucht één Europese vlucht opdoekt, houdt Schiphol er in totaal 210k over. Enz.
Ik ga hierop niet diep in, omdat ik naar Eindhoven Airport wil.
Eindhoven Airport Eindhoven Airport heeft alleen maar (quasi)Europese vluchten, dus daar speelt dit verdelingsvraagstuk niet.
Omdat de CO2 – budgettoedeling op eenvoudige evenredige afdelingen gebaseerd zijn, geldt het beschreven systeem, inclusief de eruit volgende percentages, op identieke wijze. Het zijn alleen percentages over een veel kleiner budget.
Voor Eindhoven Airport zijn twee documenten essentiëel:
Het advies-Van Geel dd april 2019 (al weer vijf jaar geleden).
Het advies-Van Geel geniet brede steun in de regio. Meestal gaat het over de tong vanwege het geluid, maar er staan ook klimaataanbevelingen in. Dat was overigens de verdienste va BVM2, en ook van Van Geel zelf, want als het aan de opdrachtgevende minister gelegen had, had het klimaat er überhaupt niet ingestaan. Zie https://www.bjmgerard.nl/samenvatting-eindrapport-proefcasus-eindhoven-airport/ . In retroperspectief blijken die te hoog voor wat kon en tot nu toe kan, en te laag voor wat moet. 14 % tot 20% bijmenging in 2030 betekent met biokerosine ca 11 tot 16% % CO2 – reductie. Dat zit nog onder het alternatief ‘Best estimate for 2030)’. Een update van Ven Geel op klimaatgebied lijkt wenselijk.
Het ‘Commitment Eindhoven Airport: Versneld Verduurzamen 2030’ dd 07 nov 2023 ( https://www.eindhovenairport.nl/nl/nieuws-en-media/eindhoven-airport-versneld-verduurzamen-richting-2030 ). In dit verband moet daaruit de beoogde CO2 – reductie tot 2030 genoemd worden, zijnde 30%. Die moeten bereikt worden met de hiervoor onder (1) genoemde middelen vlootvernieuwing, operationele verbetering, bijmengen van Sustainable Aviation Fuel (SAF) . Het vliegveld heeft structureel geld uit eigen middelen voor de meerkosten van de SAF voor over, in 2024 een half miljoen. Voor een commentaar zie https://www.bjmgerard.nl/versnelde-verduurzaming-eindhoven-airport-is-een-stap-vooruit-maar-die-stap-is-niet-groot-genoeg-en-kent-veel-onzekerheden/ . Het ‘Commitment’ van Eindhoven Airport van nov2023 lijkt erg veel op dat van Schiphol dd 25 jan 2024 (ook 30%, je zou bijna denken dat het afgestemd is). Maar het NLR-onderzoek toont aan dat die 30% niet genoeg is om kans te maken op he halen van de 1,5°C -grens van Parijs, en dat aan minder vliegen op Schiphol niet te ontkomen is. Het beste immers dat met gangbare middelen van dit moment haalbaar is, is de 20% CO2 -reductie onder het hoofdje “Best estimate for 2030”. Het voornaamste voordeel van Eindhoven Airport is dat het een relatief klein vliegveld is met relatief veel geld. Het kan met eigen geld andere vliegvelden de SAF voor de neus weggraaien. Maar ook dan rijst de vraag of het huidige aantal vliegbewegingen handhaafbaar is. Het zou bespreekbaar moeten worden.
Bovenstaande grafiek is van de vervolg-pagina overgenomen. De Europese SAF-prroductie bestaat hoofdzakelijk nog uit plannen. Een lijst met dergelijke plannen komt eveneens van de vervolgpagina.
Ter intro Nature Spotlight: France is een onafhankelijke bijlage van Nature. De uitgave https://www.nature.com/articles/d41586-024-00518-6 dd 19 febr 2024 brengt de recente stand van zaken betreffende de balans tussen enerzijds een agrarische functie van een perceel en anderzijds het gelijktijdige gebruik van datzelfde perceel als zonnepark.
Er is een spanningsveld tussen beide functies. Aan de ene kant zit elk land verlegen om hernieuwbare energie. Zonneparken zorgen daarvoor. Bovendien verdient een boer meer aan zonnepark dan aan gewone oogsten (volgens Nature in Frankrijk 10 tot 100 keer zoveel). Aan de andere kant is er behoefte aan voedsel en zit ook daar een machtige lobby achter, zeker in Frankrijk. Bovendien zijn boeren bang dat als de grond schaarser wordt, de prijs van landbouwgrond stijgt.
Tomaten onder zonnepanelen in Oostenrijk
Compromis en multifunctionaliteit Een manier om met het spanningsveld om te gaan, is een compromis. Men combineert beide. Dat heet Agri(photo)voltaics (Wikipedia schrijft erover op https://en.wikipedia.org/wiki/Agrivoltaics ).
In principe kunnen sommige gewassen onder sommige omstandigheden baat hebben bij deze combinatie. Het INRAE in Montpellier doet hieraan al jaren onderzoek. De openingsfoto komt van https://www.inrae.fr/en/news/towards-photovoltaic-systems-can-reconcile-production-crops-and-electricity . Onderzoeker Dupraz legt in Nature uit zonnepanelen kunnen beschermen (bijvoorbeeld tegen de felle zon) en dat planten (bijvoorbeeld rijpend graan) niet meer zoveel licht nodig heeft. Het mobiel maken van de panelen vergroot de handelingsvrijheid om de oogst te optimaliseren.
Maar het blijft een spanningsveld. Instanties die hernieuwbare energie willen opwekken worden geschaad omdat het perceel voor veel meer geld veel minder energie oplevert dan gekund zou hebben als het optimaal voor dat doel was ingericht.
Schapen onder een zonnepark op Hawai
Het touwtrekken leidt tot wettelijke regelingen (al dan niet nog in de maak) die van land tot land verschillen. Enerzijds zijn er landen waar grote lappen grond ongeschikt zijn voor landbouw, zoals Spanje en de VS. Hier bestaat het probleem niet. In Frankrijk, waar het spanningsveld nadrukkelijk bestaat, wil de energiesector 40% van een perceel gebruiken, terwijl landbouwkundigen niet verder willen gaan dan 25%. Het resultaat is nog onduidelijk want de wet is nog in de maak. In Japan heeft de regering (al in 2013) verordonneerd dat het plaatsen van zonnepanelen op agrarisch gebied hoogstens 20% van de oogst mag kosten. Bij niet-naleving kan de PV-installatie verwijderd worden, welke dreiging de groei van zonne-energie in Japan tegenhoudt. Duitsland staat een oogstverlies van een derde toe.
Mede door de krachtige landbouwlobby zijn de mogelijkheden om zonnepark en landbouw te combineren tot vage dieptes weggezonken. Dit terwijl de absurd topzwaar geworden Nederlandse landbouw milieu en klimaat verziekt en, naar mijn mening, als sector best wel wat minder kon.
De Gedragscode Zon op Land (van de branche en de natuurorganisaties) staat maximaal 75% bedekking van de bodem met PV-panelen toe en wil dat aan een aantal, niet in een getal uit te drukken, criteria voldaan is (ecologie, landschap, beheer). Maar in de tweede Zonnebrief van Jetten worden panelen op landbouwgrond nagenoeg onmogelijk gemaakt:”* Als er een substantiële agrarische functie gekoppeld wordt aan het PV-park of * Landbouwgrond die in transitie is naar een andere bestemming en/of slecht is (en dan maximaal voor 30 jaar, opbrengst te gebruiken binnen het transitieplan). Waarna de vraag is wat ‘substantieel’ is – de volgende gang naar de rechter?
Ter intro Er zijn mensen die roepen dat ‘eerst het bedrijfsleven aanpakt moet worden’ en dan vervolgens voldaan roepen dat er dus geen windmolens of zonneparken geplaatst hoeven te worden.
Bijna alle bedrijven, geselecteerd of niet, moeten iets gaan doen. Zodoende komen die wind- en zonneparken er alsnog. Maar er zijn nog meer verduurzamingsmogelijkheden.
Het rapport is van Casper Burgering, Senior Econoom Sustainability Research.
Donkerrood betekent dat de broeikasgasemissies erg ver boven de trendliujn ligt die ze zouden moeten volgen. Daarna lichtrood, oranje, donkergroen. lichtgroen Het blauwe hokje geeft aan in welk jaar een sector op papier klimaatneutraal zou kunnen zijn. De code is niet erg duidelijk. De verzamelwoorden ‘Industrie’ en ‘transport’ tellen niet mee voor het aantal van 21, maar geven waarschijnlijk het gemiddelde van de hele bijbehorende categorie weer.
De ABN AMRO-studie ABN AMRO heeft ten behoeve van deze studie enkele keuzes op hoofdlijnen gemaakt.
Het bedrijfsleven wordt per sector behandeld.
Er worden 21 sectoren onderscheiden. Die zijn samen goed voor 75 – 80% van de Nederlandse emissies
De analyse beperkt zich tot de z.g. scope 1 – emissies. Dat zijn de emissies die de gezamenlijke ondernemingen in een sector in eigen bedrijf uitstoten. Er wordt wel erkend dat het weerwaarde zo hebben om de hele waardeketen mee te nemen, maar dat gebeurt dus in dit onderzoek niet. Omdat men hier optelt over de totaalsom van het bedrijfsleven, zitten de scope 2 -emissies er voor een heel eind impliciet in (de scope 1-.emissies van de gasturbine zijn de acope 2-emissies van de elektriciteitsverbruiker). Vandaar die 75-80%.
ABN AMRO doet niet aan volumebeleid. De omvang van een sector wordt als gegeven feit meegenomen. Bij de aanbevelingen hoort bijvoorbeeld niet dat de emissies kunnen afnemen door een krimpende landbouw of door een lager aantal geproduceerde auto’s.
Het EU-doel voor 2030 betreft 55% minder broeikasgassen in 2030 dan in 1990. Voor latere jaren liggen er verdergaande doelen, maar daarover schrijf ik hier nu niet. Het Nederlandse doel voor 2030 is 60% eraf. In de openingsafbeelding staat een tijdlijn met daarin aangegeven diverse doelen en het bijbehorende tijdpad.
Het gaat over Nederland
Er is een hoog- midden- en laag scenario (resp. ‘proactief’, ‘basis’, ‘passief’)
In deze diagrammen zijn de categorieën industrie en overige iets verder opgesplitst dan in de 21 eerder genoemde sectoren. Dit wordt verderop niet gebruikt.
De afstand tot het gewenste doel verschilt sterk van sector tot sector. In bovenstaande ‘spinnewebben’ is de gele cirkel het 45% doel (55% eraf t.o.v. 1990) in 2030 . De donkergroene punten beschrijven de situatie in 2022 t.o.v. dit doel. Elk cirkel ligt 10% verder naar buiten. De sector ‘vervoer door de lucht’ zit dus op 170% van de broeikasgasemissie van deze sector 1990. Duidelijk is dat de situatie van sector tot sector sterk verschilt.
De studie geeft een pakket decarbonisatie-technologieën, die vervolgens ingezet kan worden in elk van de 21 sectoren.
Aan elke sector wordt volgens een vast format aandacht besteed. Het is geen doen om in dit bestek alle 21 bedrijfssectoren te bespreken. Ik heb er vier geselecteerd die ik nader bespreek:
Sector 2, de voeding- en genotmiddelenindustrie. Daaronder valt bijvoorbeeld in ZO Brabant slachterij VION in Boxtel en diervoederfabriek ABZ in Eindhoven (en uiteraard zijn er meer).
Sector 10, de producenten van elektrische en elektronische apparaten (bijvoorbeeld in onze regio ASML en NXP)
Sector 12, de transportmiddelenindustrie, die alles maakt waarmee men kan rijden, vliegen en varen. In onze regio bijvoorbeeld DAF Trucks.
Sector 14, water en afval.
Sector 2, de voeding- en genotmiddelenindustrie Ik gebruik deze tevens als uitleg van hoe het systeem van de studie werkt. Deze uitleg geldt op gelijke wijze voor alle andere 21 sectoren die allemaal met dezelfde structuur in beeld gebracht worden. Je moet volgende afbeelding als volgt lezen:
In 1990 loosde de gehele Nederlandse voeding- en genotmiddelenindustrie 4663 miljoen kg CO2 -equivalenten (zijnde CO2 plus, via een omrekeningsfactor, andere broeikasgassen als methaan en lachgas). In 2022 was dat 4352 miljoen kg. 55% eraf t.o.v. 1990 betekent dat 45% over is en die 45% van 4663 is 2098 miljoen kg. De taak, die tussen 2022 en 2030 uitgevoerd moet worden, is dus 4352 – 2098 = 2182 miljoen kg, Grafisch weergegeven ziet dat er zo uit. Geel is hoe het gaat en groen is wat men in de EU onderling overeengekomen is.
Voor deze taak staan 18 technologieën ter beschikking, waarvan sommige meteen te koop zijn (TRL 9). TRL8 betekent: Product/dienst is compleet en operationeel; TRL 7 betekent: Demonstratie prototype in operationele omgeving en TRL 6 betekent Demonstratie prototype in testomgeving ( https://www.rvo.nl/onderwerpen/trl ) . De oppervlakte van een cirkel duidt veel of weinig aan, en de vertikale positie of de techniek er veel of weinig toe doet.
Sector 10, de elektrische en elektronische industrie Hiermee ben je eigenlijk snel klaar: het grootste deel van de reductie is al achter de rug en de sector zit al bijna op zijn doel voor 2030. Procentje per jaar eraf t.o.v. 1990 en de sector is voor 2030 klaar.
Sector 12, de transportmiddelenindustrie De emissies daarvan zijn tussen 1990 en 2022 toegenomen. De sector is onderverdeeld in enerzijds de auto- en aanhangwagenindustrie, en anderzijds de rest (schepen, fietsen, etc). De eerste verbruikt 60% van deze sector.
Sector 14, water en afval Dit is een zeer heterogene sector: waterwinbedrijven, rioolwaterzuiveringen en afvalbeheer. Eigenlijk raar om dat in één sector te zetten, maar het is niet anders.
Het energieverbruik van de drie deelsectoren in PJ per jaar.
Het ABN AMRO-rapport speculeert over de oorzaken van de sterke groei van de broeikasgasemissies: verouderde installaties?, veel gebruik van fossiele brandstof (dan toch vooral bij de afvalverwerking)? Extra energie die nodig is om drinkwater te zuiveren? Sterke groei van de afvalberg?. Dit rapport leent zich niet voor een goed antwoord op de waarom-vraag, maar een dergelijk antwoord zou wel wenselijk zijn. Bij elkaar is de sector goed voor ca 13PJ (om en nbij de metaalproductenindustrie en stijgend).
Een volume-argument dringt zich hier op: drastisch minder consumptie leidt tot drastisch minder afval.
De beschikbare koolstofarme technologieën voor water-afval
Appendices met literatuur De twee appendices bij het rapport bevatten veel nuttige literatuur.
De Klimaathelpdesk Er is een op een geïnteresseerd publiek gerichte denktank, de Klimaathelpdesk, waar je een vraag kunt deponeren over een energie- en/of klimaatgerelateerd onderwerp. Een keur aan Nederlandse geleerden werkt aan dit initiatief mee. Zie https://www.klimaathelpdesk.org/ . Onder aan de homepage kun je aanklikken wie dat zijn.
Mijn vraag en het antwoord erop De reden waarom ik de vraag gesteld had, was dat kort tevoren er veel te doen was over de wens van Tata Steel Nederland (TSN), de FNV en milieuorganisaties dat Tata Steel moest vergroenen. Dat heeft een milieu-aspect (toxische emissies) en een klimaataspect (CO2 ).
Maar die waterstof moet groen tot stand komen (via de electrolyse van water) en de daarvoor nodige stroom moet dus groen zijn. Bij een aan zee gelegen complex denkt men dan al gauw aan wind op zee.
Ik weet te weinig van Tata Steel (een zeer ingewikkeld dossier) om hier een breed verhaal neer te zetten. Het is een belangrijk onderwerp en ik volg de literatuur aandachtig, maar ik heb geen praktijk en ik woon er ver van af. Ik heb in dit verhaal interesse in één deelaspect, namelijk of de Noordzeewind genoeg waterstof kan leveren.
Want voor die waterstof is een heleboel windstroom nodig. Daarom had ik aan de klimaathelpdesk de vraag gesteld “ Is Tata Steel’s overstap naar waterstof haalbaar door de benodigde duurzame energie op te wekken in de Noordzee? “. Het aanklikken van deze tekst brengt je bij het antwoord. Dat is geformuleerd door Lennart van der Burg van TNO. Als je Lennart aanklikt, krijg je alle vragen en antwoorden die hij behandeld heeft. Dat antwoord heeft overigens wel even geduurd. Ik heb de vraag ingediend toen ik 74 was (valt in de beantwoording te lezen) en nu ben ik 76 half. Maar goed, kniesoor die daar op let. Bij het antwoord is een korte literatuurlijst meegeleverd die ook aanklikbaar is.
Foto fa Van Oord
Het antwoord verloopt in essentie in drie stappen: je moet weten hoeveel waterstof Tata Steel nodig heeft; gegeven die hoeveelheid moet je weten hoeveel windvermogen nodig is; en vervolgens moet je weten of dat vermogen er is of komt.
Voor de eerste twee stappen leunt de beantwoording op een studie van het bekende internationale consultancybureau Roland Berger. Tata Steel en de FNV waren gezamenlijk opdrachtgever. De studie staat in de literatuurlijst. Berger beweert (blz 15) dat voor de 7,2 miljoen ton vloeibaar staal die Tata Steel jaarlijks maakt, jaarlijks 380.000 ton waterstof nodig is. Dit getal kan ik niet controleren en ik neem aan dat het klopt. Vervolgens kun je met middelbare school-scheikunde uitrekenen hoeveel energie er vrijkomt als je 380.000 ton waterstof laat reageren met zuurstof tot water: 15,1TWh. Berger neemt nu aan (klein foutje) dat die 15,1TWh ook geldt als je het verhaal andersom vertelt, dus van water terug naar waterstof . Gekoppeld aan 4000 vollasturen wind op de Noordzee kom je dan op een nodig vermogen van 3,8GW (Berger zegt ongeveer 4GW). Maar het rendement van de electrolysers is ca 70% en zo her en der valt nog wel wat energie uit als warmte. Men kan die 3,8GW windvermogen dus het beste zien als netto, terwijl er bruto ongeveer anderhalf keer aan turbines moet staan. Je hebt dus zowat 6GW windvermogen nodig. Lennart heeft dit foutje kritiekloos overgenomen.
Verschijnt het regeringsbeleid ten tonele, in de vorm van twee Kamerbrieven van minister Jetten. Daarin wordt de Nederlandse wind op zee – ambitie in 2030 opgehoogd tot 21GW (die grotendeels nog niet gerealiseerd is). Op de langere termijn is meer mogelijk.
Dus, zegt de Klimaathelpdesk, het antwoord op de vraag is ‘ja’ want 4GW is kleiner dan 21GW (en de correcte bijna 6GW ook). Ik ben zo vrij om daar ‘in principe’ aan toe te voegen. Want (en dat zegt ook de Klimaathelpdesk in een beperkend zinnetje), er zijn een heleboel industrieën die smachten naar groene waterstof en je hebt ook zoiets als opslagcapaciteit nodig (die ook weer voor verlies zorgt).
Of de Noordzee groot genoeg is voor alle waterstofhunkeringen, valt te bezien. Een studie van Taminiau en Van der Zwaan voor het jaar 2050 (die ook op de literatuurlijst van het antwoord van de Klimaathelpdesk staat ( https://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=4109358) spreekt over 59GW in de makkelijk toegankelijke delen van de Nederlandse Exclusieve Economische Zone. Als men de turbines ook neerzet in gebieden waar nu naar olie en gas geboord wordt, in natuurgebieden en in militaire oefenterreinen (nogal wat als als als), zou men tot 99GW moeten kunnen komen. Zowel de vraag naar als het aanbod van wind op zee in 2050 zijn te speculatief om hier verder op in te gaan.
Het feest gaat niet door Uiteindelijk werd in 2023 bekend dat de hoogste Tata-directie de transitie (nu?) niet in bovengeschetste ideaalvorm wil uitvoeren. Dat is teleurstellend. Maar vroeg of laat zal een CO2-vrije staalproductie er moeten komen. Staal blijft nodig.
Op 23 januari 2024 heeft Milieudefensie Eindhoven een brief aan DAF Trucks gestuurd met het verzoek aan deze onderneming om een klimaatplan te maken, waarin het geheel aan scope 1-, scope 2- en scope 3-broeikasgasemissies in 2030 45% minder zal zijn dan in 2019. Zie www.bjmgerard.nl/milieudefensie-eindhoven-verzoekt-daf-trucks-om-klimaatplan/ De website van DAF Trucks maakte op dat moment nauwelijks sprake van dergelijke intenties.
De brief van Milieudefensie Eindhoven is geïnspireerd op de aanschrijving door Milieudefensie landelijk van 29 bedrijven, en op het onderliggende Shellvonnis, maar maakt geen deel uit van deze landelijke campagne.
Inmiddels heeft DAF Trucks dd 05 feb 2024 via Corporate Communications gereageerd op de Milieudefensie-brief. Hieronder het antwoord:
Uw brief van 23 januari jongstleden hebben wij in goede orde ontvangen en wij kunnen ons helemaal vinden in uw opmerking dat onze website zich op het vlak van duurzaamheid voornamelijk richt op de vrachtwagens die wij produceren. DAF onderschrijft de noodzaak van verduurzaming en heeft de afgelopen jaren vele stappen gezet in haar processen en bedrijfsvoering, om zo haar bijdrage te leveren aan een duurzame leefomgeving. Deze zijn echter niet als zodanig op onze website gepubliceerd.
Zoals u weet, moeten wij vanaf 2026 een uitgebreide ESG-rapportage opleveren, die de ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid in de volle breedte zal belichten, inclusief de scope 1, 2 en 3 emissies.
Op weg naar deze ESG-rapportage zullen we dit voorjaar (doelstelling is april) een eerste DAF Duurzaamheidsverslag uitbrengen, als opvolger van ons gebruikelijke milieujaarverslag. Het DAF Duurzaamheidsverslag zal vervolgens ook op onze website gepubliceerd worden. Of we er daarmee zijn? Zeker niet – we zien het als een eerste stap op weg naar de ESG-rapportage.
We zullen u het 2023 DAF Duurzaamheidsverslag doen toekomen, zodra dat beschikbaar is en nodigen u daarna graag uit voor een bezoek aan DAF, zodat we u kunnen toelichten wat wij allemaal doen op het gebied van aandacht voor onze leefomgeving. We horen dan ook graag uw terugkoppeling op ons verslag.
Milieudefensie Eindhoven is DAF Trucks erkentelijk voor het snelle en constructieve antwoord en dat in een retourmail laten weten. De organisatie gaat graag in op de uitnodiging het ESG-verslag te bestuderen en erop te reageren, en op de gespreksuitnodiging.
Het antwoord van DAF Trucks is bij Milieudefensie landelijk ter kennis gebracht. Mogelijk vloeit hieruit ook een reactie voort.
Op mijn bureau liggen drie Brabantse energieverhalen. Die gaan alle drie over hoe het in de praktijk loopt. De theatervoorstelling ‘Het appartementencomplex’ gaat over vier huizen die van het gas af moeten. Dat is onderdeel van het grotere geheel van de Regionale Energie Strategie (RES) – er zijn in Brabant vier RES-gebieden. En de Brabantse RES-sen zijn op hun beurt onderdeel van de provinciedoelen in 2030 en 2050. Een verzamelverhaal dus van de kleine naar de grote schaal.
In gesprek met het publiek
Het appartementencomplex Het onderzoekteam Live Journalism van de Amsterdamse Balie ( https://debalie.nl/live-journalism/ ) en het Eindhovense onderzoekscollectief Spot on Stories ( https://www.spotonstories.nl/ ) hebben samen onderzoek gedaan naar de energietransitie in Amsterdam en Brabant. Een uitgebreid onderzoeksverslag verscheen in het Eindhovens Dagblad van 13 jan 2024. Het onderzoek werd op vrijdag 19 januari 2024 afgesloten met een theatervoorstelling ‘Het Appartementencomplex’ in de geheel gevulde podiumzaal van het Eindhovense NatLab. Na afloop sprak Mattijs Smit van Spot on Stories met gedeputeerde Jos van der Horst (SP), die in de provincie het energiebeleid onder zijn hoede heeft. Het verhaal is op de website van Spot on Stories te zien op journalistiek-theater-brengt-inwoners-en-overheid-dichter-bij-elkaar/ .
Een fictief Eindhovens appartementencomplex moet van het gas af en wel via de stadsverwarming – een actueel thema in Eindhoven. De houdingen van de vier fictieve bewoners lopen sterk uiteen. De gekozen flatvertegenwoordiger is aanvankelijk vóór, maar door de onduidelijke communicatie draait het plan in de soep. Immers, 70% moet vóór zijn en dat halen ze uiteindelijk niet. Met een cursus ‘Inductiekoken voor beginners’, met bijbehorende gratis pannenset, krijg je geen stadsverwarming verkocht als niet eens duidelijk is of je er meer of minder geld aan kwijt bent dan vroeger.
Scène uit de voorstelling
Van der Horst en Smit in gesprek
Gedeputeerde Van der Horst maakt deel uit van middenbestuur – de gemeenten zijn verantwoordelijk in situaties als de nagespeelde. Maar er is inderdaad een groot verschil tussen de leefwereld en de systeemwereld. Maar ondertussen moeten er (van de RES) in 2030 wel 1,5 miljoen woningen van het gas af zijn (grofweg 20% van de woningvoorraad). De provincie kan wel wat helpen met kennis en geld, en kijkt naar de oprichting van een publiek warmtebedrijf (een algemeen publiek energiebedrijf, met een veel ruimere taakopvatting, is niet mogelijk).
Wat ik er zelf van vind? De kracht van de voorstelling is dat op goede wijze een reële situatie wordt nagespeeld. De zwakte is dat een secundair probleem (de slechte communicatie) voorrang krijgt op het primaire probleem, namelijk dat wat gecommuniceerd moet worden. Het onderliggende beleid m.b.t. stadsverwarmingen deugt niet en dan kun je communiceren tot je een ons weegt.
Mijns inziens zijn stadsverwarmingen in bepaalde omstandigheden, zoals grote en dichtbebouwde wijken met kleine kavels en veel hoogbouw, de aangewezen oplossing. Het alternatief all electric is daar niet op grote schaal te realiseren en met hybride warmtepompen als alternatief verbruik je wel minder, maar niet helemaal geen gas meer, en je krijgt een grote extra elektriciteitsvraag. Nog sterker, veel flatcomplexen hebben al blokverwarming en dat is familie van de stadsverwarming. Verder is het onmogelijk om, per definitie grootschalige, geothermie, aquathermie en restwarmte (bijvoorbeeld van bijvoorbeeld rioolzuiveringsinstallaties en datacenters) te distribueren zonder een stadsverwarmingssysteem.
Omdat stadsverwarmingen nodig zijn, moet er deugdelijk beleid opgezet worden. In mijn ongeduld heb ik vanuit de zaal gesteld dat het Rijk gewoon de warmtetransitie bij wet verplicht moet stellen, er een systematische campagne van moet maken, er een smak subsidie tegen aan moet gooien en ter dekking een vermogensbelasting moet invoeren. De gedeputeerde keek verlangend en zuchtte. Ik realiseer mij dat dit kort door de bocht is, maar niet eens zo heel erg kort. Als je met subsidie de onrendabele top in de investering afdekt, is er minder vastrecht nodig.
Het warmtenet van de Amercentrale
De voortgang van de Brabantse RES-sen De Regionale Energie Strategie RES) is een van de uitvoeringsprogramma’s van het Klimaatakkoord (daarnaast is er ook een programma voor wind op zee en wordt kleinschalige zon gemonitord). De RES heeft twee hoofddoelen: bewerken dat in 2030 ca 1,5 miljoen woningen van het gas af zijn (grofweg 20% van de woningvoorraad), en bewerken dat in 2030 er landsbreed 35TWh opgewekt wordt met wind op land en grootschalige zon. De bedoeling is dat deze inspanning regionaal en lokaal wordt ingevuld. Daartoe is Nederland verdeeld in 30 RES-gebieden, waarvan in Brabant vier: West; midden (Hart van Brabant); Noordoost; Zuidoost (MRE-gebied). Gedeputeerde Van der Horst zit in de provinciale Stuurgroep RES.
De regio’s moesten een bod uitbrengen wat men aan duurzame stroom dacht te realiseren. Samen kwamen de 30 regio’s op ca 55TWh uit, dus op papier meer dan nodig was – ten dele ook in de verwachting dat niet alles wat gepland was, door zou gaan.
Om enig gevoel te geven voor verhoudingen: 35TWh = 126PJ is iets meer dan 30% van het totale Nederlandse elektriciteitsverbruik in 2022, elektriciteit was in 2022 goed voor 18% van alle netto energie in Nederland en huishoudens zijn goed voor ongeveer 1/7de deel van het Nederlandse energieverbruik. Reken er voor de toekomst op dat het stroomverbruik enkele malen over de kop gaat bij een energieverbruik dat wat gaat zakken. Een populaire misvatting is dat het energieprobleem opgelost is als het elektriciteitsprobleem opgelost is. Dat is dus allesbehalve zo. Een ander misverstand (dat je wel eens bij bijvoorbeeld de SP ziet) is dat het energieprobleem opgelost is als dat van de huishoudens opgelost is. Dus evenmin zo.
Over warmte zegt het PBL samenvattend “De wettelijke en financiële kaders voor de warmtetransitie zijn nog grotendeels in ontwikkeling. Dit gebrek aan duidelijkheid kan het maken van concrete plannen vertragen, stellen de regio’s. Ook het conflict tussen de twee warmtesystemen, het collectieve en het individuele, kan de warmtetransitie vertragen: het nationaal beleid wil sterk inzetten op collectieve warmtevoorzieningen, zoals warmtenetten. Het maken van gemeentelijke plannen voor warmtenetten verloopt echter nog niet voorspoedig. In de tussentijd neemt het aantal individuele warmte-voorzieningen (elektrische en hybride warmtepompen) snel toe en worden nieuwe investeringen in warmtenetten hierdoor moeilijker omdat veel huizen al hun eigen warmtevoorziening hebben en geen aansluiting meer nodig hebben op zo’n warmtenet. Om de warmtetransitie op gang te houden en te versnellen, is het nodig de gebiedsge-richte aanpak van regio’s en gemeenten sneller in praktijk te brengen. ‘
Hiermee zegt het PBL eigenlijk hetzelfde als wat de theatervoorstelling impliciet zegt: duidelijke communicatie is niet mogelijk omdat er nog geen duidelijke werkelijkheid ligt. De nieuwe warmtewet zou die moeten geven en die zou in 2025 van kracht worden, maar dat staat op losse schroeven na de val van het kabinet.
Het PBL geeft geen kwantitatieve informatie over warmte in Brabant. Dat doet het PBL wel over de verwachte realisatie van duurzame stroom uit wind en grootschalige zon in Nederland als geheel en in Brabant.
Het PBL komt landsbreed uit op 34 tot 44TWh uit wind en grootschalige zon en concludeert logischerwijze dat de oorspronkelijke RES-doelstelling in het Klimaatakkoord van 35TWh waarschijnlijk wel zal worden gehaald, maar dat de zelfopgelegde 55TWh teveel gevraagd is. In bovenstaande tabel maken de vier biedingen (samen 6,6TWh = 24PJ) deel uit van de landelijke 55TWh. Van die 55TWh is 34TWh 62% en 44TWh 80%. De tabel vermeldt per Brabants RES-gebied welk deel van het bod van dat RES-gebied waarschijnlijk in 2030 gehaald wordt. Dus in Zuidoost Brabant (het MRE-gebied rond Eindhoven-Helmond) gaat in 2030 waarschijnlijk 1,26TWh gerealiseerd zijn (0,56TWh staat er in 2023 al, 0,32TWh zit in de pijplijn (daarvoor is al SDE-subsidie toegekend) en 0,38TWh is als plan in de regio aanwezig. Eigenlijk heel matig.
De eerder genoemde RES is hier op zijn beurt weer deel van een groter geheel. Veel groter zelfs.
De provincie Brabant heeft zichzelf twee energetische doelen gesteld:
In 2030 is ten minste sprake van 50% duurzame energie.
In 2050 is Noord-Brabant energieneutraal: ‘100% duurzame energie, grotendeels afkomstig uit Noord-Brabant’.
Er staat niet duidelijk of die 50% ook grotendeels uit Noord-Brabant afkomstig moet zijn, maar dat ligt voor de hand. Ik beperk me nu tot 2030.
Het Rekenkamerrapport geeft politieke en bestuurlijke aanbevelingen die belangrijk zijn, maar die ik hier vanwege de ruimte niet bespreek. Ik licht er de gewenste en de gerealiseerde cijfers uit.
Waar praten we over?
Het totale Brabantse energieverbruik in 2021 (meest recente volledige gegevens) bedroeg volgens de Klimaatmonitor (dd 26 jan 2024) 261PJ. Daar zit een daling door Corona in. Zou die daling doorzetten, dan zit je rond de 2030 ergens rond de 255PJ. Laat je Corona weg, dan daalt het verbruik niet en zat de laatste pre-Coronajaren op 280PJ. De helft hiervan zou, volgens de provinciale doelen, hernieuwbaar moeten zijn. Je kunt discussiëren de helft van wat precies, maar het Rekenkamerrapport werkt met 268PJ (dd een eerdere datum) en daarvan de helft, 134PJ. Andere aannames leiden niet tot wezenlijk andere resultaten. Het Brabantse duurzame energiedoel in 2030 is dus 134PJ.
Van die 268PJ zou volgens de Rekenkamer in 2021 voor 29,7PJ uit duurzame energie bestaan en dat zou 11,1% van het Brabantse verbruik zijn. Dat is iets onder het Nederlands gemiddelde van 11,9%. De Brabantse voorhoedepositie bestaat meer als intentie dan als realisatie. De nieuwste nationale doelstelling voor 2030 voor hernieuwbare energie bedraagt overigens 27% . Voor Brabant zou dat 72PJ zijn. De ‘oude” doelstelling uit het Energieakkkoord 2013 was 16% hernieuwbare energie eind 2023. Voor Brabant zou dat ca 43PJ zijn.
Er zit echter een fout in de berekening van de Rekenkamer. Die is namelijk de Amercentrale geheel vergeten. Die fout wordt in de Klimaatmonitor zelf al gemaakt en de Rekenkamer borduurt daarop voort. In de toelichting bij de Klimaatmonitor blijkt dat de CBS-categorie ‘Bij- en meestoken biomassa in centrales’ niet meegeteld is. Dat is een aparte CBS-categorie. De toelichting op de Klimaatmonitor noemt slechts de decentrale categorie “Totaal biomassaketels bedrijven”. Het weglaten van de Amercentrale is verhoudingsgewijze geen kattenpis. Deze 600MW-centrale zal binnenkort geheel op biomassa draaien, en blijft dus bestaan. De inrichting is goed voor ca 18PJ stroom en (in 2030) ca 3PJ warmte. Met andere woorden: de Amer9 produceert op zijn eentje om en nabij evenveel hernieuwbare stroom en warmte als de gezamenlijke Brabantse RES-sen. Het bijstoken cq het alleen nog maar stoken van biomassa in centrales is omstreden. In het geval van de Amer9 verdedig ik de bijstook, mits met een goede rookgasreiniging en met gegarandeerde duurzame herkomst van de pellets. Zie https://www.bjmgerard.nl/rwe-stopt-warmtelevering-aan-amer-warmtenet-wat-nu/ en van daar af verder terug.
De gezamenlijke RES-regio’s dragen voor een nog onbekend deel van 6,6TWh (= 24PJ) aan het Brabantse doel bij, wat dus duidelijk slechts een klein deel van het grotere verhaal is. De provincie denkt zelf dat dat onbekende deel 5TWh is (18PJ).
Als ik het zelf optel, kom ik dus uit op de ca 17 PJ biogas en biobrandstoffen uit bovenstaande tabel die de Rekenkamer noemt op gezag van de Klimaatmonitor (dat is 2021, zal in 2030 wel wat meer zijn), op de ca 18PJ (of iets meer) hernieuwbare stroom uit de RES in 2030, plus op ca 21 PJ stroom en warmte van de Amercentrale (ook 2030). Volgens mij haalt NBrabant in 2030 ca 55 a 60PJ hernieuwbare energie op eigen grondgebied en haalde NBrabant in 2022 ongeveer 50PJ. Dus dd 2023 ongeveer de ‘oude’ Nederlandse norm uit het Energieakkoord 2013, minder dan de nieuwste Nederlandse norm en nog minder in vergelijking met de eigen Brabantse norm.
(De tabel gaat over NBrabant. Zon groot telt mee voor de RES, de energie is die volgt uit een vermogen van 3286MW bij 900 vollasturen ).
(Deze tabel gaat over NBrabant. Wind telt mee voor de RES. De windopbrengst over 2022 volgt uit een vermogen van 346MW bij ca 1800 vollasturen. Voor het elektriciteitsnet is de verhouding wind : zon = ongeveer 4:1 het gunstigst. De Brabantse verhouding ligt op ongeveer 1:5. Hierdoor is extra veel opslag en een extra verzwaard elektriciteitsnet nodig. De scheve verhouding komt onder meer vanwege de vijf militaire vliegvelden in NBrabant en de bijbehorende beperkingen).
Nu zit er een systeemfout in het fundament van de berekeningen van gemeenten en provincies die energieneutraal willen zijn. Nederland als geheel vertrouwt sterk op wind op zee ter afdekking van de energiebehoefte. In het Klimaatakkoord werd aan wind op de Noordzee 49TWH (=176PJ) toevertrouwd. Nadien is deze ambitie bijna verdubbeld. In de nieuwe ambitie is de Noordzee in 2030 goed voor 86TWh (=310PJ). Zie https://windopzee.nl/onderwerpen/wind-zee/wanneer-hoeveel/wind-zee-rond-2030/ . Deze opbrengst wordt op dit moment niet over de provincies (en daarna de gemeenten) verdeeld. Dat is een politiek verhaal. De regering kan ook zeggen dat een deel van deze opbrengst al op zee verbruikt wordt (bijvoorbeeld om waterstof te maken), of dat de stroom en de waterstof aan bepaalde specifieke industrieën wordt toebedeeld. In het theoretische geval dat de 86TWh wind op zee in 2030 gehaald wordt, en dat NBrabant daarvan 1/7de deel toegewezen zou krijgen (om en nabij evenredig aan wat NBrabant binnen Nederland voorstelt), zou dat voor NBrabant 1/7de *310 = circa 45PJ betekenen. In dat geval zou aan de 55 a 60PJ toegevoegd worden 45PJ wind op zee. . Alleen is dat dan niet meer ‘op eigen Brabants grondgebied’. Met een evenredig deel van wind op zee meegeteld zou NBrabant in 2030 op ongeveer 105 a 110PJ komen. Het NBrabantse doel van 134PK is dan nog niet gehaald, het nieuwe Nederlandse doel van 72PJ wel.
Een paar moralen ter afsluiting.
Je ziet in Brabant nog veel te weinig energiebesparing
Zelfs als er wel een substantiële besparing zou zijn, zou je nog alle denkbare energiesoorten nodig hebben om je doel te bereiken (dus bijvoorbeeld niet alleen maar zon op dak en wind op zee). Het is èn èn, niet òf òf. Elke deskundige zal dit beamen.
De RES-sen moeten worden afgemaakt, maar dat is niet voldoende
De Amer9-centrale moet in de verduurzamingstaak meetellen
Grotendeels op eigen grondgebied energetisch zelfvoorzienend zijn is in NBrabant niet mogelijk
Überhaupt is het importeren van energie geen schande (doet Nederland nu ook). De vraag is echter of er in 2030 in het buitenland al voldoende aanbod van duurzame energie is (terwijl de toeleverende landen hun eigen duurzame doelen behalen).
Als je de site van DAF Trucks en DAF Nederland bestudeert op milieu- en klimaatinformatie, zie je alleen maar mooie blinkende vrachtauto’s en dat is het dan.
Milieudefensie Eindhoven neemt aan dat DAF Trucks goede trucks bouwt die in relatieve zin goed voor het klimaat zijn, maar een goed klimaatbeleid vraagt dat je ook naar de broeikasgasemissie van het productieproces kijkt (Scope 1); naar de broeikasgasemissie van de geïmporteerde stroom (scope 2); naar de emissies, niet zijnde stroom, die horen bij bijvoorbeeld aangekochte grondstoffen (scope 3 upstream) en naar de gezamenlijke emissies t/m de sloopfase (scope 3 downstream). Alleen dit laatste onderdeel vult DAF Trucks met zijn beleid gedeeltelijk in – tenminste, als de eigen site representatief is voor het doen en laten van DAF Trucks.
De actie is geïnspireerd op de aanschrijving door Milieudefensie landelijk van 29 bedrijven in Nederland. Daaronder ING, waartegen Milieudefensie een proces wil gaan starten.
Milieudefensie Eindhoven heeft DAF Trucks verzocht om een klimaatplan te maken waarin in 2030 45% minder broeikasgas wordt uitgestoten dan in 2019, en om daar bekendheid aan te geven.
Ik heb dit artikel in eerste instantie geschreven voor de BVM2-site https://bvm2.nl
SAF tanken (foto Sky NRG)
Een CO2-plafond op alle luchthavens: hoe staat het er voor?
In het Ontwerp-Akkoord Duurzame Luchtvaart dd 21 feb 2019 zijn nationale CO2-doelen voorgesteld (zie https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31936-585.html ). Kort door de bocht: de emissies zijn in 2030 teruggebracht tot die in 2005, in 2050 tot de helft daarvan, en in 2070 is nul emissie een stip op de horizon waarvan de haalbaarheid onderzocht wordt. Men kan met reden vinden dat de luchtvaart er wel erg gunstig af komt en aan de Duurzame Luchtvaart Tafel zaten dan ook vooral de luchtvaartwereld en de aanhangende commerciële en kennisinstellingen. Dit vastgesteld zijnde, blijft dit verder in dit artikel onbesproken.
Op 17 maart 2023 stelde de regering de volgende randvoorwaarden aan een te ontwikkelen plafond vast:
Bovengenoemde CO2-doelstellingen moeten gehaald worden. Het wordt een wettelijke norm.
CO2-vermindering gebeurt binnen de sector zelf, dus zonder compensatie elders
Het plafond moet duidelijk handhaafbaar zijn, maar gaat pas opspelen als de doelen niet gehaald worden. Het is een stok achter de deur.
Het moet passen binnen de bestaande ICAO-, EU en nationale doelstellingen
Als de norm niet gehaald wordt, wordt er minder vaak of minder ver gevlogen, worden efficiëntere vliegtuigen ingezet of meer duurzame brandstof bijgemengd – aldus de regering.
Uiteindelijk heeft de regering ervoor gekozen om een plafond per afzonderlijke luchthaven te gaan vaststellen, en niet voor een variant waarin gewoon naar de nationaal getankte brandstof gekeken werd, en niet voor de variant dat er een nationaal Nederlands ETS zou worden opgetuigd. Dat de geraadpleegde juristen een apart Nederlands ETS afgeschoten hebben, valt te volgen. Dat ze een nationaal brandstofcriterium afgeschoten hebben vanwege de EU, terwijl een decentrale aanpak, opgeteld, ook tot een brandstofcriterium kan leiden wat dan niet met de EU strijdig zou zijn, valt iets minder goed te volgen.
De opdeling per luchthaven is het makkelijkste (zegt de minister in navolging van de juristen), geeft het minste last op internationaal gedoe en het best handhaafbaar. Daarvoor heeft de minister gekozen, al dan niet terecht.
Deze keuze heeft echter twee zwaktes: de luchthavens en de slotcoördinator (die de tijdsloten voor een start of landing vrijgeeft) hebben geen directe zeggenschap over zaken als de bestemming of het type vliegtuig, en de CO2 -productie gebeurt collectief, terwijl dat collectief niet als collectief aan te pakken is (overigens is ook de geluidsproblematiek collectief, dus nieuw is dat probleem niet). Men zou kunnen denken dat de minister risico’s naar omlaag in de keten schuift, terwijl ze hoog in de keten beter af te handelen zijn. BVM2 spreekt hier nog even geen eindoordeel uit.
Ongeacht hoe men de keuze van de minister waardeert, het lijkt dus vooralsnog een gelopen race dat Eindhoven Airport dus eigen CO2 – plafond krijgt. Tenzij een eventuele nieuwe, rechtse regering alsnog alle afspraken overhoop gooit. In principe kan een CO2 – plafond een goede zaak zijn, maar het hangt er van af hoe hoog dat plafond is en hoe het wordt ingericht.
Omdat er haken en ogen zitten aan een dergelijk lokaal CO2 – plafond, heeft de minister vervolgens het luchtvaartbureau to70 opgedragen uit te zoeken wat er de beste inrichting van is. In zijn brief dd 12 december 2023 presenteerde de minister het To70-verhaal, en zijn reactie erop (de minster volgt To70).
Er bestaan collectieve maatregelen, waarmee het vliegveld het geheel aan vliegbewegingen kan sturen, en individuele maatregelen waarmee afzonderlijke luchtvaartmaatschappijen beïnvloed kunnen worden.
To70 noemt de collectieve maatregelen ‘control mechanismes’ en de minister noemt die ‘sturingsmogelijkheden’. Daar is er in praktijk maar één van omdat een vliegveld geacht wordt zich niet met kenmerken van een vlucht te bemoeien. Het vliegveld dient slechts om de vliegtuigen op verantwoorde wijze binnen hun tijdslot in of uit de lucht te krijgen. Of dat vliegtuig daarna naar Londen vliegt of naar New York, is niet het pakkie an van het vliegveld. Er wordt met tijdslots gewerkt op Schiphol, Eindhoven en Rotterdam. De baas van de tijdslots is de slotcoördinator. Het is in beginsel denkbaar dat de collectieve CO2-productie als een ‘environmental constraint’ een rol mag spelen bij het toekennen van het maximum aantal slots (de capaciteit). De slotcoördinator moet dan voor de omgang daarmee kunnen uitrekenen hoeveel CO2 bij een vertrekkende vlucht hoort. Daarvoor is een softwaremodel nodig (dat nog niet bestaat), en moet de wet worden aangepast. In bovenstaande plaatje is dit de kolom ‘slot allocation process’. BVM2 vindt dit een serieus te overwegen gedachte. Als daarvoor een wets- en IT-wijziging voor nodig is, moet dat gewoon gebeuren, ook al hebben de luchtvaartmaatschappijen er geen zin in. De tweede kolom (‘movement allocation process’) geldt voor Maastricht en Eelde en is dus voor Eindhoven niet relevant.
Daarnaast bestaan er financiële maatregelen die zich richten op individuele maatschappijen. To70 noemt die in bovenstaande tavel ‘Use of incentives’ en de minister noemt dat ‘individuele prikkels’ of ook ‘incentives’. Die kunnen een ‘wortel’ of ‘stok’ karakter hebben of beide, in welk geval men de wortel-plus en de stok-min op samen nul kan laten uitkomen (dan wordt het een bonus-malus regeling). Wortels kunnen verstrekt worden, en met stokken kan geslagen worden, door de regering, het vliegveld en de slotcoördinator. Verondersteld wordt dat luchtvaartmaatschappijen in staat zijn feitelijk de aan de incemtive verbonden voorwaarde uit te voeren. De derde kolom gaat over het geheel aan incentives.
In bijlage A van To70 staan tien mogelijke beïnvloedingsdoelen (‘targeted factors’), maar die zijn niet allemaal even praktisch. To70 heeft er vier in de studie meegenomen: het vliegtuigtype, het motortype, de vliegafstand (lange afstandsvluchten zuipen onevenredig veel kerosine) en het aandeel SAF (Sustainable Aviation Fuel). Dit lijkt een redelijke keuze. In bijlage B staan nog veel meer denkbare incentives, waaruit er ook maar weer een drietal wordt gekozen:
Zuinige vliegtuigen aanmoedigen met wortel en stok via de luchthavengelden
Onzuinige of anderszins vervuilende vliegtuigen verbieden (To70 stelt dat een verbod beter werkt dan een subsidie en verwijst daarvoor naar het voorbeeld van de auto-industrie)
To70 wil niet aan het apart ontmoedigen van lange-afstandsvluchten omdat dat teveel economische nadelen zou geven. Men kan daar anders over denken maar voor Eindhoven Airport is het niet relevant, omdat vanaf Eindhoven geen civiele lange afstandsvluchten vertrekken.
De minister heeft op 12 december 2023 gereageerd op de inbreng van To70 en van anderen. Puntsgewijze.
Het gaat om de hele vluchtduur van vertrekkende internationale vluchten
Overheidsvluchten en humanitaire vluchten tellen niet mee
Alleen vliegtuigen onder de 5700kg tellen niet mee (die drempel geldt ook bij de ICAO en het ETS). Lichte vliegtuigen stoten tamelijk weinig CO2 uit
Vliegvelden als Budel en Seppe tellen niet mee
Fossiele kerosine levert 3,16kg CO2 per kg kerosine, SAF wordt op 0 vastgeprikt (wat te gunstig is als het biokerosine is). Dat past bij de EU RED III.
De luchthaven wordt probleemeigenaar van de handhaving
De ILT gaat handhaven, behalve op Eindhoven waar nog niet duidelijkis of de ILT dat gaat doen of de militaire MLA. Hierover komt later uitsluitsel.
Het handhaafjaar loopt van 01 nov t/m 31 oktober
Er wordt gehandhaafd op een voortschrijdende gemiddeld van drie jaar. Dat geeft enige bescherming tegen toevalseffecten
Ook aan de jaren tussen de doeljaren 2030, 2050 en 2070 wordt een plafond toegekend
Het idee van To70 om de capaciteit (en daarmee het aantal slots) collectief te laten beperken “zou een effectieve manier kunnen zijn” om de CO2 -grip te versterken op luchthavens met een slotsysteem. Er staat niet met zoveel woorden expliciet dat de minister dit idee uit gaat voeren. Voorwaarde is dat de slotcoördinator zijn kg CO2 per slot moet kunnen uitrekenen (bij To70 de IT-eis)
De minister kan zich vinden in de differentiatie van havengelden, zodat naast geluid ook energieefficiency een rol gaat spelen. De minister kan zich vinden in een SAF-fonds, al zou dat misschien als staatssteunkunnen worden uitgelegd (eindhoven Airport is, direct of via Schiphol, een overheidsonderneming). De minister beweert dat To70 geen verbod op inefficiënte vliegtuigtypes aanraadt. Hier jokt de minister, want Ro70 vindt een verbod juist erg efficiënt werken. Er zijn inderdaad haken en ogen, maar nergens zegt To70 dat die een verbod onmogelijk maken. To&0 maakt de vergelijking met de autoindustrie. Daar kreunt en steunt en lobbiet de industrie tegen dwingende Europese voorschriften, maar uiteindelijk worden die (eventueel in afgezwakte vorm) wel dwingend opgelegd. Hier doet de minister aan subtiele manipulatie.
Vijf jaar na invoering van het nieuwe systeem volgt een evaluatie
Rest nog het vraagstuk van hoe je de monitoring van de CO2 uitvoert. Daarover gaat een bijlage bij de Kamerbrief van 12 december 2023. Die monitoring zou plaats kunnen vinden door simpelweg naar de brandstofcijfers van de luchthaven te kijken. Dat heeft als nadeel dat vliegtuigen kerosine kopen waar die het goedkoopst is en dan meer meesjouwen dan nodig (zoiets als benzine kopen in België). Dat heet tankering. Op Schiphol wordt een paar % meer verkocht dan er wordt verbrand. Vraag is of dat zo erg is. Het is in elk geval simpel. Idem door de toekomstige ReFuelEU – verkoopcijfers per luchthaven te bekijken, maar die database bestaat nog niet en lijdt ook aan het tankering-euvel. Blijft over een model bouwen. Daar zouden minstens data als het aantal vluchten, bestemmingen, SAF-gebruik en het type vliegtuigen in moeten. Dat zou accurater zijn (maar ook minder transparant) als kilo’s kerosine tellen. Bovendien moet er toch een soort model komen, zodat men in januari enig gevoeld heeft wat men mag verkopen om in december nog genoeg over te houden. Bovendien moet geluid ook gemodelleerd worden en wellicht kan dat samengaan. Hoopt men. Bij BVM2 bestaat enige scepsis rond overheid en computers.
De minister wil zijn keuzes in een vrandering van de Wet luchtvaart gieten. Het streven is om die in de eerste helft van 2024 in de Internetconsultatie te gooien. De minister wil in het voorjaar van 2024 een nieuwe Kamerbrief schrijven.
Bij de gekozen energielabelconstructie heeft INNAX Dakenstroom BV een maas in de wet gebruikt. Niemand had van tevoren bedacht dat als je 3% van de stroomopbrengst doorsluisde naar de huurder onder het dak voor compensatie van extra meterkosten, dat je dan net mocht doen of de huurder 100% kreeg bij de vaststelling van het energielabel. Een dergelijke onduidelijke interpretatie had voorgelegd moeten worden aan de ministeriële Technische Commissie TC9500 . Dit is niet gebeurd. Inmiddels zou de maas gedicht worden of zijn. Onduidelijk is nog wat de nieuwe inhoud is en of er terugwerkende kracht is. Normaliter gaat een woninglabel tien jaar mee.
Er loopt een onderzoek van het ministerie van BZK/RVO in hoeverre in het geval van Dakenstroom de verlaging van de verhuurdersheffing rechtmatig is, met name in hoeverre deze constructie mee mag tellen in het energielabel. En eventueel, wat daar de gevolgen van zijn. De Autoriteity woningcorporaties heeft dit gemeld in een brief dd 22 jan 2024 aan Casade. De autoriteit wenst op de hoogte gesteld te worden van de uitkomst van dit onderzoek.
Hoofdartikel dd 10 jan 2024
Woningbouwcorporaties mogen niet zelf een energiecoöperatie runnen. Om bij het leggen van zonnepanelen op daken van hun huurders toch voordeel te hebben van de (voormalige) postcoderoosregeling en de nieuwe SCE (Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking, https://www.rvo.nl/subsidies-financiering/sce ), moet er een constructie bedacht worden.
De Waalwijkse woningbouwcorporatie Casade (met woningen in en rond Waalwijk) is daartoe in zee gegaan met de INNAX Group BV ( https://www.innax.nl/ ). INNAX richtte hiertoe voor deze specifieke situatie een dochteronderneming op, INNAX Dakenstroom BV. INNAX Dakenstroom BV richtte top down de Zonnecoöperatie Dakenstroom op ( https://onzedakenstroom.nl/ ). Huurders kunnen daar bijna gratis lid van worden en genieten uit drie panelen jaarlijks vanuit de oude Postcoderoosregeling een uitbetaling van een paar tientjes, maximaal €70 (afhankelijk van de energiebelasting), en vanuit de nieuwe SCE op dit moment €84.
De zeggenschapsverhoudingen rond de coöperatie zijn merkwaardig.
Citaat uit een ledenovereenkomst
INNAX Dakenstroom BV heeft de statuten zo opgesteld, dat de BV als superbestuurder onevenredig veel te zeggen heeft binnen de coöperatie. In diezelfde statuten heeft INNAX Dakenstroom BV zichzelf tot beheerder uitgeroepen. In die hoedanigheid kan INNAX Dakenstroom BV nagenoeg het hele exploitatieoverschot van de coöperatie als beheerskosten naar zich toe harken (In 2022 was dat exploitatieoverschot ruim 3,2 ton). Dit bedrag zou voor een niet gespecificeerd deel naar niet-gespecificeerde nieuwe verduurzamingsinitiatieven op basis van een niet-openbare afspraak met Casade. Casade houdt de volledige zeggenschap over investeringsbeslissingen. De Coöperatieve vereniging is dus uitgekleed tot op de minimaal noodzakelijke functies uitbetalen, administratie en communicatie.
Tegelijk heeft INNAX voor die woningen, waarop de feitelijke zonnepanelen liggen, voor Casade nieuwe energielabels vastgesteld die drie niveau’s hoger liggen dan eerst. Dat leverde Casade enige duizenden Euro’s per woning subsidie op, en daardoor kan Casade aan nieuwe huurders extra huurverhoging vragen. De manier waarop die nieuwe labels vastgesteld zijn, is begin december 2023 afgekeurd door RVO, KIWA en ISSO . Zie www.bd.nl/loon-op-zand/innovatief-maar-niet-de-bedoeling-ministerie-zet-streep-door-werkwijze-casade-met-zonnepanelen
SP-woordvoerder in Provinciale Staten Irma Koopman vond de troebele bestuurlijke verhoudingen rond Dakenstroom maar niets en heeft er vragen over aan Gedeputeerde Staten over gesteld. Deze vragen zijn te vinden hieronder:
In die vragen heeft ze ook meegenomen dat de panelen in Waalwijk hutje-mutje tegen elkaar gelegd zijn. Daardoor is een eventuele brand bijna niet te blussen. Dat bleek in Arnhem, waar acht woningen met dergelijke paneelbedekking afgebrand zijn nadat in één woning brand was ontstaan. Koopman wil weten in hoeverre dit probleem bij de Veiligheidsregio’s in beeld is.
Reden te meer voor deze vragen is dat er meer woningbouwcorporaties op zoek zijn naar subsidiemogelijkheden voor het leggen van panelen op hun daken. In elk geval zijn ook in Oosterhout de corporaties Woonkwartier en Thuisvester met INNAX in zee gegaan (daar heet het Uitonsdak ( https://uitonsdak.nl/ ).