De instituten ECN en Solliance hebben een nieuwe zonnecel ontwikkelt, die onder de juiste condities een record-rendement heeft van 30,2% . ECN is een belangrijk nationaal onderzoeksinstituut en Solliance is een in Eindhoven gevestigd instituut dat fundamentele kennis omzet in praktisch bruikbare dunne film – PV-panelen. Verder hebben aan het onderzoek meegedaan Choshu Industry Co., Forschungszentrum Jülich, en de TU/e.
De techniek In zonnepanelen is nog veel technische vooruitgang mogelijk (www.bjmgerard.nl/?p=4869 ). Toen er in 2014 een paar zonnepanelen op mijn dak gelegd zijn, bedroeg het rendement 16% (d.w.z., van het opvallend zonlicht werd 16% in elektrische energie omgezet). Een standaard commercieel paneel nu, op dezelfde eenzijdige siliciumbasis, haalt ergens rond de 20 a 22%.
In de nieuwe
techniek komen drie aparte ontwikkelingen bij elkaar.
De eerste is dat panelen ‘bi-facial’ geworden zijn (het licht valt aan twee kanten binnen). Die panelen bestaan al commercieel en worden bijvoorbeeld in geluidsschermen toegepast, zoals langs de A50 bij Uden (zie www.bjmgerard.nl/?p=2817 ). Als de bedoeling is dat het paneel aan de voorkant direct licht opvangt, en aan de achterkant diffuus teruggekaatst licht, telt men bij afspraak daar 20% van de voorkant voor. Een tweezijdige silicium cel komt daarmee op dit moment op ca 26% .
De tweede is dat er een nieuw mineraal, perovskiet, in zonecellen wordt toegepast. Perovskiet als gesteente heeft de basisformule CaTiO3 en is genoemd naar een Russische mineralenkenner (het gesteente is voor het eerst in de Oeral gevonden). Maar men kan allerlei varianten op de oervorm maken, zodat perovskiet nu meestal voor een familie aan mineralen staat met een verwante structuur. Hieraan is veel onderzoek gedaan. Wie zich erop uit wil leven, zie https://en.wikipedia.org/wiki/Perovskite_solar_cell . Het record voor een enkelzijdige perovskiet-cel staat op 27,3% (zegt bovenstaand Wikipedia)
De derde
ontwikkeling is dat er in één cel twee lagen materiaal gebruikt worden
(bijvoorbeeld perovskiet en silicium). Dat heet het tandem-beginsel. De
gedachte is dat elk materiaal geoptimaliseerd is voor een ander deel van het
spectrum.
In de
nieuwste cel worden alle drie de ontwikkelingen gecombineerd en dat leidt tot
genoemde 30,2%. Men hoopt dat binnen drie tot vijf jaar op te hogen naar 35%.
Mitsen en maren Een paar mitsen en maren.
Het materiaal bestaat alleen nog in het laboratorium. Er is nog geen massaproductie.
Er zit lood in, althans in het voorbeeld uit het plaatje
Er staat niet bij wat het gaat kosten.
Perovskiet was aanvankelijk een nogal fragiel materiaal. Het moet nog blijken hoe een paneel zich op de lange termijn houdt
De bifaciele meeropbrengst hangt van de omgeving af, bijvoorbeeld hoe reflecterend de ondergrond is. Niet voor niets gebruikt men graag de bifaciele techniek graag voor panelen die in water drijven. Je zou ze ook op platte daken kunnen leggen en die dan wit schilderen (is meteen een koeling).
Toepassingen De toepassing is rechtlijnig: je hebt minder oppervlak nodig voor hetzelfde vermogen. In gelijkblijvende overige omstandigheden kunnen de zonneparken kleiner worden – maar niet zoveel kleiner dat Brabant zonder kan.
Met een groep van vier mensen hebben we, ter afsluiting van onze studie Milieukunde aan de Open Universiteit, een literatuurscriptie geschreven over synthetische kerosine. Naast mijzelf waren de auteurs Barbara Herbschleb, Remco Kistemaker en Remo Snijder.
Elk van deze vier mensen heeft eerst een literatuurscriptie geschreven over een deelonderwerp. Bij mij was dat biokerosine, iemand anders deed Power to Liquid-brandstof (ook wel Electrofuels), weer iemand anders deed Gas To Liquid en Coal To Liquid, en de vierde fossiele kerosine en alle overkoepelende zaken. Daarna werden de vier deelstudies in elkaar geschoven tot een eindresultaat van de groep als geheel. In de studie wordt alle kerosine ‘synthetisch’ genoemd die niet via raffinage uit ruwe olie afkomstig is.
Opdrachtgever voor de afstudeerscriptie was het Beraad Vlieghinder Moet Minder (BVM2), in persoon van prof. Kopinga.
De studie bevestigde het vermoeden dat gangbare synthetische kerosine veel schoner verbrandt, dat biokerosine en Power To Liquid-kerosine goed voor het klimaat zijn, maar dat de synthetische kerosine nog slechts in kleine hoeveelheden aanwezig is. Synthetische kerosine is een van de onderwerpen die in het kader van de Proefcasus Eindhoven Airport aan de orde komen.
Biokerosine is een gevarieerd onderwerp. Ruwweg valt het te verdelen in biokerosine met afgewerkte oliën en vetten als grondstof, en met houtachtig materiaal als uitgangspunt (bijv. populier, wilg, miscanthus, switchgrass). Biokerosine bestaat geheel uit ‘tweede generatie’- materiaal , stoffen die niet concurreren met voedsel. Daar zit een goede controle op, o.a. via een onafhankelijk certificeringsbedrijf. In biokerosine zit dus geen palmolie. In biodiesel (nog) wel, maar dat wordt uitgefaseerd. Biodiesel en biokerosine zijn familie van elkaar, maar niet identiek.
De meest gezaghebbende studie komt erop uit dat het Europese aanbod in 2030 6 tot 9% van de Europese vraag kan leveren bij ongehinderd groei. Daar valt wel wat op af te dingen, maar vast staat dat er te weinig biokerosine gemaakt kan worden om de bestaande vraag te bedienen, laat staan de groei. Biokerosine kan een goed begin zijn om de bestaande vraag schoner en met minder klimaateffecten te bedienen, maar je haalt het er niet mee. De (nu nog in ontwikkeling zijnde) Power To Liquid-techniek (die geliëerd is aan de waterstofeconomie) kan een aanvulling worden, maar dat vreet stroom en de vraag is, hoe dat ingepast moet worden. Daar valt nu nog niet veel over te zeggen.
In de scriptie wordt uitgelegd waarom gangbare synthetische kerosine schoner verbrandt. Omdat de synthetische kerosine in het productieproces zwavelvrij gemaakt is, vormt de motor geen UltraFijn Stof (UFS) meer, voor zover dat op zwavel gebaseerd is.
Als de brandstof geen benzeenringen bevat, kunnen die ook niet als groeikern dienen voor steeds grotere moleculen die later roet worden. De motor loost dus veel minder roet. En dat roet dient hoog in de lucht als kristallisatiekern voor ijs, dus bij synthetische brandstof ontstaan er minder strepen en minder cirrusbewolking in de lucht – die zelf ook weer een klimaatbedreiging zijn.
Synthetische kerosine mag momenteel tot 30% of 50% worden bijgemengd.
Het deelonderzoek over biokerosine kan hier worden gevonden. Het deelonderzoek over conventionele kerosine kan hier worden gevonden. Het deelonderzoek over GTL- en CTL-kerosine kan hier worden gevonden. Het deelonderzoek over Power To Liquid-kerosine kan hier worden gevonden. De uiteindelijke scriptie kan hier worden gevonden. Bij de scriptie hoort een Excel-bijlage met een samenvatting van de gelezen literatuur, geordend op de vooraf gestelde deelvragen. Deze is hier te vinden.
Baudet Het begon met een fact check in de NRC (14 febr 2019) op de bewering van Baudet in de Tweede Kamer dat het “klimaatneutraal maken ruimschoots 1000 miljard Euro kostte”. Baudet gebruikte de studie “Klimaatbeleid en de gebouwde omgeving” (mei 2018) van het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) (waaraan kort erna nog een aanvullende studie toegevoegd is) om zijn bewering te staven. Het verduurzamen van de bestaande woningvoorraad zou €235 miljard kosten. Vervolgens liet Baudet de baten weg en flanste hij er nog een stel andere kosten achteraan die ik hier niet noem, omdat het me om de woningvoorraad gaat. Het PBL is wat serieuzer en komt all-in, inclusief de baten, op €300 miljard cumulatief tot 2050. Nog steeds een hoop geld, maar een stuk minder dan wat Baudet zei. Het eindresultaat is dat de NRC-checker Baudet niet geloofde. Die 300 miljard is opgeteld over 30 jaar. Per jaar is het bedrag niet onaanzienlijk, maar ook niet onoverkomelijk. De Nederlandse staatsbegroting is over 2019 ca 300 miljard en 10 miljard is het huidige overschot. Voor paniek lijkt niet meteen reden.
Eerst even wat definities. Elke woning heeft een energielabel, startend vanaf het slechtste label G tot het goede label A. De labeltoekenning is niet erg precies en kan de werkelijke situatie onderschatten. Een woning waarvan weinig bekend is, wordt automatisch ingeschaald als G, maar kan in praktijk beter zijn. Bovenop label A kan de woning “BENG” zijn: Bijna Energie Neutraal Gebouwd. Dit is een kwalificatie van alleen de woning. Je telt dan de TV en de computer en de stofzuiger en de koelkast niet mee. Bovenop BENG komt “Nul Op de Meter”. Dan tel je dit soort apparaten wel mee. De woning is dan energieneutraal inclusief de apparaten. De EIB-studie beperkt zich tot BENG en laat Nul Op de Meter buiten beschouwing.
Nederland
heeft 7,58 miljoen woningen, naar label en eigendomsvorm gerangschikt als in
fig.1 .
De laatste twee schema’s moeten als volgt gelezen worden: De onderste horizontale streep stelt label G voor, de een na onderste horizontale streep label F, enz. De labelletters horen dus bij de streep waar ze onder staan (de letter G is niet ingevuld). De afstand tussen twee strepen is wat het kost om de woning van het onderste op het bovenste van beide labels te krijgen (middelste figuur), resp. wat door die stap per jaar bespaard wordt. Een sociale huurwoning van G op E brengen kost ca €5000 aan investeringen en levert een energiebesparing van ca €450 per jaar op. Bedenk dat het hier om gemiddeldes gaat met een ruime spreiding en op basis van vele aannames.
Het schema
toont een treffende illustratie van de wet van de afnemende meeropbrengst. De
laatste verbeteringsstappen kosten onevenredig meer, en leveren onevenredig
minder op.
Dit weerspiegelt zich in bovenstaande ‘winstgevendheid-grafiek’. In het gekozen rekenvoorbeeld zijn investeringen in woningen op papier rendabel t/m label B, en je legt er niet heel veel op toe tot label A. De praktijk, waarschuwt het EIB, is weerbarstiger.
Eigenlijk is
de hoofdboodschap van het EIB dat het misschien verstandiger is om niet het
onderste uit de kan te willen. Het EIB analyseert ook tussenscenario’s die veel minder kosten en maar weinig minder
opbrengen.
Het grote
financiële gat zit tussen label B en BENG. Als men bovenstaand microplaatje
macro maakt, kost het ca €50 miljard om de totale Nederlandse woningvoorraad op
B te brengen (dus ongeveer kostendekkend), en kost het ruim €190 miljard om
diezelfde voorraad in zijn geheel van B op BENG te brengen (wat jaarlijks
ongeveer €50 miljard aan besparingen retourneert).
(Baudet zit hier dus selectief te winkelen: het ergste worst case-kostenscenario bij een inkomstenscenario = 0. Als hij al een eenvoudig getal had willen noemen, had hij €140 miljard moeten zeggen (190 miljard B –> BENG – €50 miljard bijbehorende extra revenuen). Misschien moet de Uil van Minerva hem eens leren rekenen…. )
Investeringen,
zegt het EIB, zijn over het algemeen ‘stapelbaar’. Als het van F naar B voor
een sociale huurwoning €10.000 kost en van B naar BENG €23.000 , kost in één keer van F naar BENG €33.000 .
Andersom uitgedrukt zijn investeringen dus faseerbaar: het eindresultaat kan
desgewenst in etappes bereikt worden.
Bovenstaand
individueel voorbeeld kan veralgemeniseerd worden naar alle labels.
Lees dit als: het verduurzamen van de gehele Nederlandse woningvoorraad tot BENG kost €240 miljard, maar het verduurzamen tot label A kost maar €80 miljard. Enz. BENG bespaart over heel Nederland 260 PJ (ca 8% van het gehele bruto Nederlandse energieverbruik), alles A maken bespaart ongeveer 170PJ.
Sloop en vervangende nieuwbouw De economische insteek maakt dat het EIB zakelijk met de vraag “sloop of renovatie?” omgaat. In een trendmatig scenario gaan er 16.000 huurwoningen per jaar plat en 6000 koopwoningen. Van 2020 tot 2050 dus opgeteld zo’n 500.000 huurwoningen en 180.000 koopwoningen – met vervangende nieuwbouw. Die, als het goed is, zo betaalbaar is dat de weggesloopte bewoners hun nieuwe onderkomen kunnen betalen.
De zwakke plek Ik ben vertrouwd met fysische modellen (bijv. geluidsberekeningen). Anders dan veel mensen denken, zijn die modellen als regel goed. Als er iets fout gaat, zit dat meestal niet in het model zelf, maar in de input van het model. Garbage in, garbage out. Ik ben niet vertrouwd met bouw-economische modellen, maar naar analogie ga ik er van uit dat het model goed is. Blijft de vraag over of de input goed is.
Het hoofdprobleem is dat de systeemgrens strak om de woning en zijn bewoners en eigenaar (indien huur) getrokken is. Er wordt geen geld ingeboekt van buiten het systeem (bijv. subsidie), en ook geen voordelen buiten het systeem (bijvoorbeeld energieonafhankelijkheid, werkgelegenheid, belastingopbrengst, etc). Men kan dit het EIB in alle redelijkheid moeilijk kwalijk nemen. Maar ondertussen zit een belangrijk deel van de kosten en de baten buiten de systeemgrens.
Ik heb voor de SP-fractie in Provinciale Staten van Noord-Brabant vragen opgesteld naar aanleiding van de Zembla-uitzending over de blootstelling van omwonenden van bollenvelden door het spuiten van vergif. Bloembollen zijn het gewas met veruit het hoogste bestrijdingsmiddelengebruik per jaar per hactere.
Inmiddels zijn de vragen onbevredigend beantwoord. OP 02 april liet het College van GS weten, dat
Hoewel Zembla er al een uitzending over gemaakt had, het rapport nog niet openbaar was.
De commentaren van de Wetenschappelijke Adviesgroep en de Maatschappelijke Klankbordgroep zijn nog niet verwerkt.
Het is niet zorgvuldig om nu al op het rapport in te gaan
Daarom doen GS nu niets en de dingen die gedaan hadden kunnen worden (zie onder) zijn ook niet gedaan.
Ondanks de groei van het areaal gaat het nog steeds maar om 0,009% van het landbouwareaal. Dit cijfer klopt overigens niet. Ze kunnen niet rekenen. 1120ha bollen op 235000 ha cultuurgrond in Brabant leidt tot 0,5% (zie http://edepot.wur.nl/5912 en https://brabant.databank.nl/kiosken/ en op deze provinciale pagina dan landbouw.
Naar
aanleiding van een advies van de Gezondheidsraad uit 2014 is het RIVM in 2015
het onderzoek begonnen “Blootstelling aan Bestrijdingsmiddelen van Omwonenden”,
afgekort OBO.
De onrust van omwonenden richtte zich tegen gifgebruik in de hele landbouwsector
en helderheid daarover is nog steeds het uiteindelijke doel.
In het voorstel voor een onderzoeksopzet dd 01 december 2015 ( www.bestrijdingsmiddelen-omwonenden.nl/nederlandse-samenvatting-onderzoeksvoorstel-blootstellingsonderzoek ) wordt gekozen voor een aanpak in
tranches. De eerste tranche betreft de teelt met veruit het hoogste gebruik van
bestrijdingsmiddelen per hectare, de bollenteelt, de tweede betreft de
fruitboomgaarden.
Een consortium voert het onderzoek uit, met het RIVM als opdrachtgever.
Voor de
eerste tranche was vier jaar uitgetrokken. Het OBO-onderzoek naar de omgeving
van bollenvelden is in concept klaar, maar nog niet gepubliceerd. Maar het is
bij Zembla terecht gekomen en Zembla heeft er op 06 maart een uitzending aan
gewijd. Deze vragen zijn gebaseerd op deze uitzending en op voorbereidende
documenten t.b.v. dit onderzoek, die al wel gepubliceerd zijn (zoals de
genoemde onderzoeksopzet).
De SP heeft eerder vragen gesteld over dit onderwerp, en wel op 06 sept 2017. Deze waren gebaseerd op een onderzoek, dat gepubliceerd is in Nature Communications van 29 augustus 2017. In een zeer grote studie in San Joaquin Valley in Californie werd een statistisch significant verband vastgesteld tussen de totaal toegepaste hoeveelheid bestrijdingsmiddelen per hectare enerzijds en het aantal aangeboren afwijkingen bij baby’s anderzijds. Vanaf 15kg/hectare neemt de kans op een aangeboren afwijking met 9% of meer toe.
Verder ziet de San Joaquin-studie een afstandseffect in die zin dat minder dan 200m van een bron afwonen soms een significant effect heeft. Uw College heeft de vragen beantwoord op 25 september 2017. Uw antwoord eindigde met een verwijzing naar het OBO-onderzoek – dat dus nu in ongeauthoriseerde vorm naar buiten is gekomen. De SP beschouwt deze vragen, en uw antwoorden daarop, als achtergrondkennis bij de hier gestelde vragen.
De
Gezondheidsraad spreekt in bijlage G van zijn advies over een inzet aan
bestrijdingsmiddelen in de Nederlandse bollenteelt van 73,4kg/ha*y, in de
fruitteelt van 40,1 kg/ha*y, in de boomteelt van 17,0 idem en in de algemene
akkerbouw van 9,7 idem. De voor OBO gekozen opsplitsing in tranches is dan ook
alleszins te begrijpen.
De
bollenteelt groeit in Noord-Brabant veel sneller dan het landelijk gemiddelde.
Waar het landelijk areaal tussen 2000 en 2017 steeg van 22512 naar 26676 hectare, steeg dat in Brabant in
dezelfde tijd van 605 naar 1120 ha ( https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/80780ned/table?dl=8BA2 ).
Zoals uw College ook al aangaf, gebeurt dat vaak op basis van kortdurende pacht.
Daardoor is de bollenteelt soms buiten beeld bij langlopende provinciale
initiatieven als bijvoorbeeld ‘Schoon water’. Bovendien is dit initiatief gericht op de bescherming
van grond- en oppervlaktewater, en niet gericht op atmosferische emissies en de
gevolgen daarvan voor omwonenden.
Uit het
‘gelekte’ RIVM-rapport komt een verband naar voren tussen de atmosferische
concentraties en het gehalte aan bestrijdingsmiddelen in de urine van
volwassenen en in de luiers van baby’s. Binnen 250m van een bron is het verband
statistisch significant. De afstand waarop en de blootstellingsduur blijken
groter dan gedacht.
Het RIVM-rapport heeft wel de blootstelling in kaart gebracht, maar niet de
gevolgen van de blootstelling voor de gezondheid. Dat zou om aanvullende studie
vragen (in de geest van het San Joaquin-onderzoek).
Hierover liet Zembla de bekende toxicoloog Prof. Martin van den Berg aan het woord. Hij heeft de resultaten van Zembla mogen inzien en vindt hier het voorzorgsbeginsel op zijn plaats. Zijn advies: “Niet spuiten tot op enkele honderden meters afstand van woonkernen waar ook gezinnen met kinderen wonen”. Want die zijn extra gevoelig. Een advies met ingrijpende ruimtelijke gevolgen
Zembla
bracht in dezelfde periode een bericht over bezorgde inwoners van de Drentse
gemeente Westerveld, die op eigen kosten 13 bodem- en watermonsters lieten
onderzoeken van nabij lelievelden ( https://zembla.bnnvara.nl/nieuws/drentse-bewoners-onderzoeken-landbouwgif-in-bodem-en-water-en-vinden-57-middelen ). In alle tien de, ten tijde van de
uitzending geanalyseerde, monsters zat verontreiniging met, opgeteld over alle
monsters, 57 verschillende stoffen. Elk afzonderlijk onder de EU-norm, maar
voor de opgetelde hoeveelheden bestaat geen norm. (De San Joaquin-studie
gebruikte opgetelde hoeveelheden).
De lelieteelt in Drente is explosief gegroeid tot ruim 700 hectare (in Brabant
besloeg de lelieteelt in 2017 674 hectare).
Kinderarts en hoogleraar P.Sauer vindt dat de bollelteelt minstens een
kilometer van menselijke bewoning weg moet blijven.
De Drentse bewoners eisen van hun gemeente:
een wettelijk spuitvrije zone van 100m, gemeten vanaf de erfgrens van woningen, scholen, campings, biobedrijven en drink- en grondwaterbeschermingsgebieden
jaarlijkse metingen naar bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktewater, moestuinen en natuurgebieden die grenzen aan percelen met bollen-, pioenrozen en lelieteelt, waarna de uitkomsten voorgelegd worden aan onafhankelijke deskundigen .
Adviezen met ingrijpende ruimtelijke gevolgen.
Voor de
vraagstelling wil de SP verder gaan waar de beantwoording van uw College in
september 2017 ophield.
Bent u bekend met de publicatie van
Zembla en de commentaren erop?
U
zei in 2017 dat er “voor de bloembollenteelt in enkele gemeenten
in het Oosten van het land convenanten zijn afgesloten. Daarin zijn
afspraken gemaakt over de wijze waarop telers omgaan met
gewasbeschermingsmiddelen in relatie tot omwonenden.”
Heeft uw College sinds september 2017
bevorderd dat er ook in Brabant dergelijke
convenanten opgesteld zijn?
Zo
nee, bent u hier alsnog toe bereid?
Zijn
er Brabantse gemeenten waar, al dan niet door toedoen van uw College,
dergelijke convenanten bestaan?
U
zei in 2017 dat “gemeenten een afstandsmaat kunnen opnemen tussen bebouwing en
percelen waar gewasbeschermingsmiddelen worden ingezet. Daarbij wordt momenteel
gewerkt met een minimale afstandsmaat van 50m. Via de Verordening Ruimte kan de
provincie afstandsmaten of andere maatregelen opleggen voor bestemmingsplannen
of omgevingsvergunningen. Op dit moment maakt onze provincie daar nog geen
gebruik van.”
Bevat de Verordening Ruimte op dit
moment opgelegde afstandsmaten rond percelen waar bloembollen geteeld worden of
gaan worden en zo ja, welke is deze afstand?
Zo
nee, is uw College bereid om alsnog een afstandsmaat tot gifpercelen, minstens
tot bloembollenpercelen, op te nemen in de Verordening Ruimte? Kunt u het
antwoord motiveren?
Zo
ja, bent u bereid om die afstand vast te stellen op meer dan 50m, bijvoorbeeld
100 of 250m?
Zijn
er Brabantse gemeenten waar, al dan niet door toedoen van uw College,
dergelijke afstandsmaten toegepast worden?
Bent
u bereid om mee te werken aan metingen van vergif in het grond- en
oppervlaktewater op de wijze zoals geformuleerd in de gemeente Westerveld?
Bent u bereid om op relevante plaatsen atmosferische gifconcentraties te meten?
Het ware beter als er überhaupt veel
minder gespoten zou worden in de bloembollenbranche.
Het is de SP bekend dat de provincie geen bevoegdheden heeft inzake het
toelaten van bestrijdingsmiddelen, en evenmin zeggenschap heeft over het
schoner en duurzamer maken van de bloembollenbranche.
Maar provincies hebben soms wel invloed, bijvoorbeeld in IPO-verband of in
overleg met de VNG of de Rijksoverheid.
Is uw College bereid om in dergelijke zin invloed uit te oefenen waar dat
mogelijk is?
Anne Knol, die bij Milieudefensie landelijk verantwoordelijk is voor het onderwerp luchtkwaliteit en verkeer, heeft aan de Eindhovense gemeenteraad onderstaande brief gestuurd. De Eindhovense Raad bespreekt het opheffen van de eerder afgesproken knip in de Eindhovense Vestdijk, de locatie in Eindhoven met de grootste overschrijding van de jaargemiddelde NO2 – concentratie.
Geachte raadsleden,
Vanavond bespreekt u het schrappen
van de knip op de Vestdijk in uw meningsvormende vergadering.
Milieudefensie vindt het schrappen van de knip op de Vestdijk een slecht
besluit:
In Nederland sterven jaarlijks 20.000
mensen aan de gevolgen van luchtvervuiling. Ademen in Eindhoven brengt
de gezondheid van uw inwoners evenveel schade toe als het meeroken van 6,3 sigaretten per dag.
De knip is een zeer effectieve maatregel tegen luchtvervuiling
De knip zorgt voor een afname van
luchtvervuiling en daarmee voorkomt het ziekte en sterfte bij uw
inwoners. Het is een zeer effectieve maatregel gebleken uit de doorrekening van TNO
bij de aanpassing van het Nationaal Samenwerkingsprogramma
Luchtkwaliteit (NSL) in 2018. Volgens de TNO berekening zou de knip en
daarbij behorende aanvullende maatregelen een verkeersreductie van
ongeveer 45% laten zien. Dat is meer dan de 20% reductie zonder knip.
Volgens ditzelfde TNO is het verschil met of zonder knip in 2020 2,8
microgram/m3 NO2. Er zijn weinig lokale maatregelen die zo effectief
zijn. Daarom is het onbegrijpelijk dat uw college deze maatregel voor
gezonde lucht niet neemt. Mochten zich luchtkwaliteitsproblemen voordoen
in omliggende wijken, is de enige juiste oplossing om de problemen
aldaar óók aan te pakken, en niet om het oude probleem – de zeer slechte
luchtkwaliteit op de Vestdijk- weer in volle glorie te herstellen.
De uitvoer van de knip valt onder een wettelijke verplichting
Het schrappen van de knip is niet in
overeenstemming met juridische verplichtingen. De aanpassing van het NSL
was het gevolg van het door Milieudefensie gewonnen kort geding voor
gezonde lucht tegen de Staat. Hieruit blijkt dat uw college zich op glad
ijs begeeft. Op maatregelen in het NSL berust immers een uitvoeringsplicht.
Bovendien zou volgens het college de norm op zijn vroegst pas in 2020
worden gehaald. Dat is een jaar later dan met de knip, terwijl de norm
in 2015 al gehaald moest zijn. Sindsdien moet Nederland op zo kort mogelijk termijn aan de normen voldoen. Door deze maatregel te schrappen negeert uw college deze juridische plicht.
Milieudefensie vraagt u, als hoogste orgaan van uw gemeente, de knip alsnog te doen realiseren.
De regering is doende met het proces om tot de Luchtvaartnota
2020 – 2050 te komen. Dat is een nota die de hoofdlijnen van de
Nederlandse luchtvaart voor de komende decennia neerzet. Het militaire
vliegverkeer op Vliegbasis Eindhoven en de civiele luchtvaart op
Eindhoven Airport zijn deel van dit grotere geheel.
De realisatie van een dergelijk groot plan verloopt in stappen. Er hebben al consultaties plaats gevonden (waarover u elders op deze site kunt lezen). De eerste formele stap is de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD). Dit is een richtinggevend document. Op basis van de NRD en de reacties daarop krijgt het verdere proces vorm (o.a. een PlanMER).
Op de NRD kunnen zienswijzen worden ingediend. Onze landelijke koepel, met Landelijk Burger Beraad Luchtvaart (LBBL) heeft een raam-opzet gemaakt, op basis waarvan BVM2 een zienswijze geschreven heeft die specifiek toegesneden is op de omstandigheden rond Vliegbasis Eindhoven/Eindhoven Airport. Deze BVM2 – zienswijze treft u hier aan –> zienswijze NRD Luchtvaartnota 2020-2050 . Om het u gemakkelijk te maken, is de NRD zelf ook toegevoegd. Die treft u hier aan –> NRD planMER Luchtvaartnota .
De BVM2 – zienswijze is inmiddels ingediend.
Het is van groot belang dat zoveel
mogelijk personen en organisaties uit onze regio een zienswijze indienen
met dezelfde of een vergelijkbare inhoud als die van BVM2. Dat geeft
extra gewicht aan de standpunten. Voor de Haagse politiek is dit een
belangrijk gegeven.
BVM2 wil dan ook iedereen oproepen om (namens u zelf of namens een organisatie) ook een zienswijze in te dienen. Men kan de zienswijze van BVM2 overnemen als de kop en de aanhef-alinea aanpast worden aan de gegevens van de eigen persoon of organisatie. Uiteraard kan men ook een eigen zienswijze schrijven.
De zienswijze kan digitaal worden ingediend op https://www.platformparticipatie.nl/projectenlijst/luchtvaartnota/ . Daar staat de tab “FASE 1 zienswijze indienen op de notitie reikwijdte en detailniveau”. Als u die aantikt, komt u op een tweede pagina met informatie. Op die tweede pagina staat weer een Tab “Dien uw zienswijze digitaal in”. (Het kan ook anders, maar dit is het eenvoudigst). U krijgt dan het begin van een invulpagina. Die kunt u of als persoon of als organisatie invullen. De mogelijkheid wordt geboden om namens iemand anders in te dienen (bijv. u namens het bestuur), maar dan wordt het ingewikkeld want dan moet er een officiele machtiging komen. Het beste is om of als persoon of als organisatie in te vullen, of als beide, maar dan niet tegelijk (met “namens”). De zienswijze kan eenvoudig binnen de invulpagina worden geuploaded.
De jonkies van onze Milieudefensie-afdeling hadden een pubquiz opgezet over duurzaamheid. De strijd vond plaats op 27 maart 2019, in de belangeloos beschikbaar gestelde Zwarte Doos van de TU/e, tussen vijf teams, met Kahoot als scherprechter.
De strijd vond plaats over drie ronden. De eerste ronde ging vooral over kleding en mode en die verloor mijn team kansloos, de tweede ronde ging het meer over gewone natuurkunde en scheikunde en eindigde mijn groep bovenaan, en de derde ronde ging meer over biodiversiteit en dat ging weer niet best. Weet u of de grootste populatie op aarde springstaartjes zijn en niet mieren? Ik niet. En ik had ook nog nooit van een tijgerworm gehoord. Ik heb nog nooit zo’n beest horen brullen.
En dat een beruchte stroper in de VS, die honderden herten vermoord had alleen maar om de kop er af te snijden, ruim een jaar in zijn cel elke maand naar Bambi moest kijken (de mama van Bambi wordt door een jager om zeep gebracht) wist ik wel. Daar kijk je niet langs in de krant. Criminologen twisten over de vraag of de maatregel helpt of juist niet. Maar de jachtvergunning is afgepakt, dat scheelt wel.
Dat er in een A320 26000 liter kerosine ging wist ik wel, want die vraag had ik zelf ingeleverd. Enkele vragen kwamen uit deze weblog, maar aangezien ik die niet uit mijn hoofd ken, zat ik er toch wel eens naast. ‘t Is wa.
Het is eigenlijk best een leuke pubquiz. Hij verdient het om vaker gebruikt te worden. De makers zouden na deze eerste praktijktest nog eens kritisch door hun Kahoot-verzameling moeten lopen. Af en toe ontbreekt het woordje “per”. Je kunt alleen maar zeggen of steenkool of bruinkool dodelijker is als het per eenheid van iets gerekend wordt. Maar de quiz heeft alles in zich om een ideëel exportproduct te worden. Wie interesse heeft, moet maar een mail sturen naar mijn adres bjmgerard@gmailcom . Ik zorg dan wel dat het goed terecht komt.
In het Tijdschrift Milieu van februari 2019 staat een
interview met Leon Adegeest, de man die de eerste MER van Lelystad in de
vuilnisbak hielp. Daarna kwam er overigens een tweede MER die de eerste
repareerde. De kritiek van Leon Adegeest was juist en heeft veel goed
gedaan, maar is op zichzelf alleen niet voldoende.
Het artikel heeft betrekking op Schiphol en Lelystad, en niet op
Eindhoven. De eenvoudige reden is dat de MER, horend bij het
Luchthavenbesluit, al in 2012 is opgeleverd. Er hoeft in Eindhoven pas
opnieuw een MER te komen als het Luchthavenbesluit veranderd zou worden.
Tot nu toe is niet duidelijk of dat moet.
Desalniettemin, zo verwacht BVM2, zijn er binnen de BVM2-achterban
mensen die interesse hebben om het artikel te lezen. Daarom hieronder de
intro van het artikel en ene link een het artikel als citaat.
Het Tijdschrift Milieu is van de VVM, de Vereniging Van Miieuprofessionals .
Geluidhinder luchthavens met m.e.r. ernstig onderschat
In m.e.r.-onderzoek naar de geluidhinder van luchthavens wordt geen rekening gehouden met meetgegevens en hinderbeleving. Een gemis met flinke gevolgen. De hinderoverlast en slaapverstoring blijken namelijk flink groter op ruime afstand van start- en landingsbanen, ook buiten de wettelijke geluidbelasting – contouren. Bovendien wordt geluidshinder door meer factoren veroorzaakt, zoals piekgeluid en het aantal vliegtuigen.
Hel en verdoemenis binnen de bubbel Veel natuur- en milieumensen leven in een soort linkse bubbel als het om de inzet van biomassa voor energiedoelen gaat. In eigen kring herhalen ze steeds elkaars redenen en drogredenen, die uitmonden in het oordeel dat elke vorm van houtstook van de duivel is. Ook professoren als Katan gaan daarin mee. En omdat men houtstook en biomassa ten onrechte als synoniem ziet, wordt de verdoemenis in één adem verruimd tot het grotere begrip biomassa.
Wat cijfers van het CBS In 2017 bestond in Nederland 61% van wat officieel ‘duurzame energie’ heet uit biomassa. Men moet dus sowieso al van goeden huize komen om te kunnen beargumenteren dat de grootste duurzame energiebron met enkele pennenstreken moet worden afgeschreven.
Verder blijkt uit de CBS-cijfers dat biomassa een gevarieerde categorie is. De meeste energie uit biomassa komt niet uit hout – de meest omstreden post. Alleen in de twee kleinste deelcategorieën en bij de huishoudens wordt hout verbrand. Zie www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2018/22/aandeel-hernieuwbare-energie-naar-6-6-procent .
Vooraf in de grond getimmerde piketpaaltjes
Er bestaat geen ideale vorm van duurzame energie. Alle vormen hebben voor- en nadelen. Een bepaalde zakelijkheid in de argumentatie is daarom op zijn plaats. Men vergelijkt geen zwart met wit, maar grijs met grijzer.
Om het eindresultaat (een duurzaam energiepakket in Nederland) te bereiken moet geen enkele energievorm bij voorbaat worden uitgesloten. De taak is zo groot dat het èn èn èn is en niet òf òf òf.
Kleinschalige houtstook door particulieren in stedelijk gebied moet om milieuhygienische redenen worden verboden
Professionele houtstook t.b.v. elektriciteit en/of warmte op basis van een goede vergunning, met adequate rookgasreiniging, bijvoorbeeld voor een stadsverwarming, is binnen nader te bepalen volumegrenzen een aanvaardbare optie.
Vanwege de verknoping met allerlei andere zaken is er een top down-aansturing nodig, een soort structuurvisie biomassa.
Dit alles
gezegd zijnde, wil ik een presentatie van Gert-Jan Nabuurs bespreken, gegeven
op 19 februari 2018 tijdens een bijeenkomst van de Koninklijke Nederlandse Akademie
van Wetenschappen (KNAW). Nabuurs is hoogleraar in de Europese bosbouw.
Nabuurs over de hoeveelheid bos in Europa en de koolstofopname Het bosareaal in Europa groeit al decennia, omdat er meer hout bij komt dan er geoogst wordt. In 2010 (de grijze pijl) kwam er 280 miljoen m3 meer hout bij dan er geoogst werd.
Een groeiend bos legt koolstof vast. Maar dat vlakt steeds verder af (de lichtblauwe stippellijn). Het bos gaat richting ‘saturation’ (zoals in het growth and harvest-plaatje). Het bos wordt simpelweg steeds ouder en groeit steeds langzamer. Door de kap wordt er ineens een voorraad koolstof aan het bos onttrokken. In deze afbeelding wordt het hout verbrand, waardoor de koolstof in de lucht komt. Anders had je, om dezelfde energetische opbrengst te krijgen, bijvoorbeeld steenkool moeten verbranden. Hout verbrandt minder efficient dan steenkool, dus op korte termijn is het effect per GigaJoule (GJ) nadelig – een gegeven dat tegenstanders van houtstook graag vermelden. Maar het nieuw aangeplante bos groeit en legt de koolstof vast tot op het niveau dat bestond ten tijde van de kap, en daarna tot het niveau dat het bos bereikt zou hebben als het niet gekapt was, en daarna eventueel nog verder.
De vaststelling dat een GJ uit hout meer CO2 in de lucht brengt dan een GJ uit steenkool is een momentane vaststelling en daarmee niet erg relevant. Het is van belang om over de Life Cycle te kijken (die pakweg 40 a 50 jaar duurt bij een productiebos), en dan is houtstook in zijn klimaateffect superieur aan kolen. Zeker als het gekapte hout een bestemming krijgt waarin het niet vergaat. Nabuurs pleit van ook voor houtbouw. Zie Nogmaals over wolkenkrabbers van hout – update .
Het is een veelgemaakte denkfout: kap een boom en het duurt 50 jaar voor die teruggegroeid is. Dus van de duivel. De juiste logica is dat je een boom uit een statistisch geheel kapt, genaamd bos. Als je je in gedachten voorstelt dat de eerste boom 1 jaar oud is, de tweede 2 jaar, en zo door naar 100, zie je eenvoudig dat je elk jaar de honderdste boom kunt kappen. En het is verstandig om dat te doen, want goed kans dat die boom vanzelf dood gaat en dan gaat de CO2 alsnog de lucht in. Beter om er dan planken van te maken, dan duurt de vergankelijkheid veel langer. Er bestaat houtbouw van 1000 jaar oud.
Eén kapvlakte ziet er dramatisch uit op een foto, maar in de statistiek (die hier dus onmisbaar is) is het slechts een momentopname. De houtoogst in de EU schommelt al sinds 2001 rond de 400 a 450 miljoen m3. Daarvan is 129 miljoen m3 niet commercieel als timmerhout bruikbaar. Nabuurs stelt dat de Europese bossen momenteel voor ca 7% in de primaire energiebehoefte van de EU kunnen voorzien, waarvan een groot deel uit een afvalproduct van de papierindustrie komt. Met het SIMWOOD-programma (http://simwood.efi.int/ ) moet dat kunnen oplopen tot ca 10 a 11%.
De Europese
bossen leggen jaarlijks grofweg 450Mton vast, waarvan zo’n 50Mton in geoogst hout
terecht komt.
Als grootste probleem ziet Nabuurs een mogelijke afweging met de biodiversiteit van de bossen. Maar ik zei al: je hebt ook een biodiversiteitsafweging bij zonneparken en windturbines
Nabuurs en de pellets uit de VS Zembla had een dramatisch verhaal over de import van houtsnippers (pellets) uit de VS. De schijn werd gewekt alsof hele bossen gekapt werden, puur om Europa gesubsidieerd van pellets te voorzien. Het is waar dat de Europese vraag naar pellets sterk groeit (van ca 8 miljoen ton in 2012 naar ca 14 in 2016) – waarvan bijna de helft uit de EU zelf komt en grofweg een derde uit de VS. Zonder Zembla expliciet te noemen, haalde Nabuurs het verhaal onderuit. Hierboven het gebied in kwestie. Het gaat om plantages (dus productiebos) uit de jaren ’40, dus nu een kleine 80 jaar oud – anderhalf tot 2 kapcycli. De Amerikaanse bosbouwers gebruiken hun bomen voor allerlei doelen, waarvoor men hout gangbaar bestemt. Ook zou een gekapt bos gewoon zomaar woonwijk of industrieterrein kunnen worden. Zie ook Houtpellets en bosbeheer in de VS .
Nabuurs
bracht het in perspectief. In de totale houtproductie van het Zuidoosten van de
VS zijn de pellets slechts een minuscuul onderdeel, het een na hoogste hokje op
de stapel. Het hoogste hokje zijn snippers die vergist of vergast worden of
iets in die geest.
Conclusies
Ik geef hier kortheidshalve de sheets van Nabuurs ter afsluiting. (Daarin is ‘Coppice’ hakhout).
Eindhoven Airport loosde door nalatigheid in de vorstperiode in maart 2018 de-icingvloeistoffen op de Ekkersrijt. Die bestaan uit een oplossing van glycol, soms met additieven, in water. Ethyleenglycol is giftig, wel bioafbreekbaar, maar zuigt daarbij alle zuurstof uit het water waardoor alle levende wezens in het water doodgaan. Waarna het water, inmiddels in de vijver in de Achtse Barrier in Eindhoven aangekomen, vreselijk stinkt. Er is in deze kolommen al vaker aandacht aan deze kwestie besteed en er zijn raadsvragen gesteld, zie www.bjmgerard.nl/?p=7821 . We komen daar niet weer op terug. Alle informatie is achter de link te vinden.
Op 12 februari stond in het Eindhovens Dagblad dat het OM het
strafrechterlijk onderzoek door de marechaussee stopt. Eindhoven Airport
heeft inmiddels voldoende maatregelen genomen om herhaling te
voorkomen, luidde de motivering in de krant.
Namens de getroffen Achtse Barrier stelde Ben Koenen voor om (op
kosten van het vliegveld) een fontein in de vijver te plaatsen. Dat was
voor het vliegveld niet onbespreekbaar, maar men wilde eerst de uitkomst
van het strafrechterlijk onderzoek afwachten. Dat dus inmiddels gestopt
is.
Er waren buurtbewoners bang dat de fontein teveel herrie zou maken.
Dat is onzin, want het ding zou een heel eind van de huizen afliggen.
De fontein zou een niet-dramatisch gebaar zijn om een een niet-dramatisch, maar wel vervelend, incident mee af te sluiten.
Maar er is nog steeds niet bekend hoe de nieuwe milievergunning er uit gaat zien, en bijvoorbeeld wat er met mogelijke additieven in de geheime de-icing formules gebeurt.