Twee onderzoeken  tonen slechte kwaliteit oppervlaktewater aan

Vooraf
Toevallig kwamen er, onafhankelijk van elkaar, recentelijk ongeveer twee onderzoeken uit, die beide de slechte toestand van het oppervlaktewater aantonen.

De ene studie is in opdracht van Natuur en Milieu en is uitgevoerd door het Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden (CML). De  studie is te vinden op https://natuurenmilieu.nl/nieuws-artikel/onderzoek-toont-aan-nederlandse-wateren-bevatten-zeer-giftige-bestrijdingsmiddelen/ , op welke pagina ook een samenvatting staat. De studie  kwam uit 25 aug 2023.

De andere studie staat in de jaarverslagen 2022 van de drinkwaterbedrijven RIWA-Rijn en RIWA-Maas. Vanwege de Brabantse focus van deze site kijk ik nu naar RIWA-Maas. Het jaarverslag 2022 is te vinden op https://www.drinkwaterplatform.nl/maas-wordt-te-kwetsbaar-als-bron-drinkwater/ . Dit jaarverslag kwam uit op 11 sept 2023.

De twee studies zijn tot op zekere hoogte complementair.

De CML-studie
De CML-studie focust zich op bestrijdingsmiddelen in natuur- en recreatiegebieden.
CML heeft niet zelf gemeten, maar gebruikt metingen van anderen. Die worden door het CML verwerkt in de Bestrijdingsmiddelenatlas ( https://www.bestrijdingsmiddelenatlas.nl/atlas/1/1 ) en dus tevens gebruikt voor deze studie.
Specifiek wordt gekeken naar 37 bestrijdingsmiddelen, die alle op de EU-lijst Candidates for Substitution staan (CfS). CfS betekent dat de EU er van af wil, maar dat er nog geen alternatief is.
Binnen die 37 stoffen heeft het Pesticide Action Network (PAN) in 2022 een screening uitgevoerd op de allergevaarlijkste 12, de Toxic12.
Aan de 37 stoffen is ook nog glyfosaat toegevoegd (de actieve stof in RoundUp).
De zo ontstane lijst met 38 stoffen heet in de studie de Potentieel Hoger Risico-stoffen.
Hierboven is als voorbeeld het eerste stuk van de lijst van 38 stoffen afgebeeld.
Drie van de 38 stoffen zijn zo giftig, dat de toegestane concentraties onder de detectiegrens liggen. Twee van de drie staan hierboven afgebeeld met de aanduiding ‘groepsstof”. Ze heten ook wel ‘niet toetsbaar)

CML heeft een PBL-kaart met grondgebruik gecombineerd met de meetlocaties van de Atlas en komr zo tot 153 locaties, die in of vlakbij een natuur- of recreatiegebied liggen.


Dit leidt uiteindelijk tot resultaten voor de periode 2014 t/m 2021.
Deze kunnen op verschillende manieren gepresenteerd worden. Hierboven is gepresenteerd de JaarGemiddelde MilieuKwaliteitsNorm (JG-MKN). De MKN is de officiele norm vanwege de Kader Richtlijn Water, de MTR (Maximaal Toelaatbaar Risico) is daravan de voorganger. Maar omdat de overgang van de oude op de nieuwe eenheid nog niet voltooid is, worden beide eenheden genoemd.
De drie lijnen vormen het resultaat, de wazige gebieden er omheen de onzekerheid in het resultaat. Lees dit dus als (bivoorbeeld) de JG-MKN werd door de T12-stoffen in 2021 in ca 3% van de gevallen jaargemiddeld overschreden, met een spreiding daarin van zowat 0 tot 7%.

Het percentage T12-stoffen dat niet jaargemiddeld te hoog lag maar wel incidenteel, ligt veel hoger.

De geeft ook een maat, de msPAF, voor de ecologische schade aan waterorganismen. Daar hoort ook een top-10 bij en daar staat vanuit Brabant de Afgedamde Maas op de tweede plaats. Waterleidingbedrijf Dunea heeft daar in het verleden enkele malen de drinkwaterinname moeten stoppen vanwege illegale lozingen vanuit de landbouw (zie Drinkwaterinname uit Afgedamde Maas na bijna drie maand weer open 0

Natuur & Milieu concludeert dat het rijksbeleid niet goed genoeg werkt en dat de gifconcentraties te hoog blijven en niet dalen.
Natuur & Milieu pleit voor de volgende maatregelen:

  • Een toxiciteitsbelasting op de giftigste middelen (zoals in Denemarken)
  • Het uitfaseren van de T12-stoffen en glyfosaat
  • De agrarische sector steunen om milieu-impact in kaart te  brengen (met de Milieu Indicator Gewasbescherming)
  • Niet-toetsbare stoffen verbieden
  • Een verbod van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in grondwaterbeschermingsgebieden

Het jaarverslag van RIWA-Maas
De bottom line van dit complexe rapport is dat zowel kwantiteit als kwaliteit van de Maas achteruit gaan. Dat  hangt samen: het klimaat zorgt voor steeds langere droogteperiodes en de Maas is daar erg gevoelig voor. En dezelfde hoeveelheid afval in minder water leidt tot hogere concentraties.

Maasdebiet bij Venlo door de jaren heen (Deltares). Zie Kan de zomer-Maas nog genoeg drinkwater leveren? (Update dd 19 juli 2022) .

Het probleem wordt steeds acuter. Dat leidt tot nieuwe samenwerkingsverbanden, zoals de SchoneMaaswaterketen (de drinkwaterbedrijven, de waterschappen langs de Maas, Rijkswaterstaat, het Ministerie van I&Wm en RIWA-Maaas.
Het consortium is in 2022 begonnen met een nieuw meetsysteem, dat vanaf 2023 resultaten moet geven (31 meetpunten, 38 stoffen).
Dat is nodig, want een banaal probleem is dat vaak niet duidelijk is wie wat waar in de Maas of de toeleverende wateren loost. “Vergunningen zijn lang een ondergeschoven kindje geweest in Nederland” zegt een van de medewerkers aan het Jaarverslag. Ze zijn verouderd, incompleet en een totaaloverzicht ontbreekt.
Rijkswaterstaat is begonnen zijn vergunningen te actualiseren. Het is van het grootste belang, zegt RIWA-Maas, dat de waterschappen en de Omgevingsdiensten (voor lozingen via het riool) dat ook doen. Resultaat is de opbouw van een Atlas voor een Schone Maas. RIWA is er een groot voorstander van dat het bevoegde gezag afvalwaterstromen van bedrijven analyseert op schadelijke stoffen bij de verlening van vergunningen en bij het toezichthouden op de naleving hiervan. Rijkswaterstaat doet dit al op kleine schaal. Wij pleiten ervoor deze methode breder toe te passen bij de vergunningverlening en het toezicht hierop. Zo krijgen we beter grip op emissies van schadelijke stoffen.” aldus RIWA-Maas-baas Van der Ploeg in zijn inleiding. Blijkbaar is dat nog niet vanzelfsprekend.

Een bedrijf kan oprecht zich van geen kwaad bewust zijn. Een Helmonds bedrijf dat Teflonpoeder droogde was verrast dat er PFAS in zijn riolering werd aangetroffen.
Wat ook kan: “een bedrijf vraagt een vergunning aan om bijvoorbeeld koelwater te lozen, maar weet niet precies welke stoffen daarin zitten omdat de leverancier van het koelwaterbehandelingsmiddel dat niet wil zeggen omdat het bedrijfsgeheim is. Als er ook andere stoffen geloosd worden dan in de vergunning staan, komt de vergunningsverlener daar niet achter.”. Het vroeg een Raad van State-uitspraak om vast te leggen dat een vergunningsaanvrager alleen stoffen mag lozen die in de vergunningaanvraag staan.
“De expertise van drinkwaterbedrijven moet ingezet worden bij de afweging welke vergunningen wel en niet verleend mogen worden” aldus Van der Ploeg namens RIWA-Maas.

Men komt van alles tegen in het Maaswater.

Af en toe is het detectivewerk. Zo vond men half mei 2022 een onbekende stof in de Grensmaas met de formule C22H42O2 , bij welke formule 927 verschillende moleculen kunnen horen. Na veel chemisch gepuzzel en monsternemen op 21 locaties vond men de bron in Kelmis, in en zijtak van de Geul. Ondertussen lag de drinkwaterinname in Heel een tijd stil.
Zo ook een nieuwe stof die waarschijnlijk van blauwalg afkomstig was.

Een groeiend probleem betreft medicijnresten die via het riool de Maas inspoelen, en dat worden steeds meer verschillende stoffen. Waterzuiveringen kunnen die vaak nog niet helemaal weghalen (experimenten vinden plaats).

Een andere groep probleemstoffen zijn stoffen die persistent, mobiel en toxisch zijn (PMT-stoffen). Persistent betekent dat ze niet of nauwelijks afbreken, mobiel dat ze in water oplosbaar zijn. Het RIVM heeft er (sinds 01 juli 2023) een screening voor ontwikkeld en die inmiddels op zo’n 6000 stoffen losgelaten. Sinds kort zijn PMT-stoffen als gevaarscategorie opgenomen in de Europese CLP-verordening (Classification, Labeling en Packaging).
Drinkwaterbedrijven krijgen PMT-stoffen bijna niet uit het water, maar tot nu toe blijven deze stoffen in het drinkwater onder de norm.

De RIVM-screening van PMT-stoffen en daaraan verwante stoffen

Stoffen uit de PFAS-familie kunnen PM of PMT zijn, maar ook andere stoffen kunnen dat zijn. PFAS is niet het enige leed.
De gangbare maatstaf voor PFAS-stoffen in rivierwater in de EU waren de streefwaarden van het European River Memorandum (ERM). Die waarde bedraagt 100 nanogram per liter. Maar nieuwe inzichten volgen elkaar snel op en de Europese Voedselveiligheidsautoriteit (EFSA) adviseert inmiddels 4,4 nanogram/liter. Het RIVM volgt dit advies.
OP dit moment wordt die 4,4 nanogram/liter overal in de Maas overschreden.
De EPA in de VS zit inmiddels al weer een stuk scherper met zijn limiet.

Nog veel werk te doen voor een schone Maas!

Update dd 13 sept 2023

Een dag na het plaatsen van bovenstaand artikel stond er op 13 sept 2023 in de NRC een artikel “Weersextremen slecht voor rivieren”. Dat is gebaseerd op een artikel in Nature Reviews Earth&Environment.
Het NRC-artikel is te vinden op weersextremen zijn slecht voor de kwaliteit van het water in rivieren .
Het originele artikel is te vinden onder Global river water quality under climate change and hydroclimatic extremes , maar daar alleen de abstract. De rest zit achter de betaalmuur.
In het artikel worden als het ware de specifieke beweringen hierboven in een mondiale context geplaatst.

Goed bestuursakkoord in Noord-Brabant

Vooraf
Bij de Provinciale Staten-verkiezing 2023 in Noord-Brabant was de BBB met 11 zetels de grote winnaar. Die mocht dus beginnen met formeren met wat getalsmatig en politiek, mede gezien het tumultueuze verloop van de voorafgaande periode, de minst onlogische combinatie was, te weten BBB-VVD-GroenLinks-PvdA (met 11-9-5-4 samen goed voor iets meer dan de helft van de 55 zetels). Dat leek goed te gaan, er lag een onderhandelaarsakkoord, de champagne stond al koud, maar toen kwam de BBB alsnog met een stel aanvullende eisen. Dat leidde tot PLOF.

Waarop de VVD het (naar het leek, niet geheel met tegenzin) het mocht proberen met de daarop volgende minst onlogische combinatie, te weten VVD, GroenLinks, PvdA, SP, D66 en Lokaal Brabant (met 9-5-4-4-4-2 ook net een meerderheid). Dat liep goed, er zat een vakantie tussen, maar op 01 september 2023 lag er een akkoord – als laatste van de provincies.
Men kan het akkoord vinden op https://www.brabant.nl/bestuur/bestuursakkoord-2023-2027 .

Een enkele keer geef ik persoonlijk commentaar. Dat zet ik er dan bij.

Het bereikte compromis binnen dit bonte gezelschap pakt naar mijn mening wonderlijk goed uit. Ik zal het bespreken voor zover het op mijn terrein ligt: klimaat, energie, milieu, landbouw en natuur. Dat is niet bedoeld als diskwalificatie van de andere onderwerpen, maar mijn mening daarover heeft geen speciale meerwaarde.
Ik moet zo hier en daar selecteren wat ik wel en niet meeneem. Hier en daar blijven onderwerpen op ‘mijn’ gebied onbesproken.

Brede welvaart
Het brede welvaart-thema wordt geopend met de passage “We zien dat grote maatschappelijke vraagstukken, zoals bijvoorbeeld de krapte op de woningmarkt en de klimaat- en energietransitie, steeds meer de directe leefomgeving en de bestaanszekerheid van de Brabander raken. We lopen tegen de grenzen aan van zowel onze economie als onze omgeving: er is schaarste. Daarmee dringt ook steeds meer en steeds breder het besef door dat we niet kunnen doorgaan op de ingeslagen weg. We moeten nieuwe wegen inslaan voor een gezonde en welvarende toekomst voor Brabant. Het oude vertrouwde verdwijnt en er komt een periode van onzekerheid voor in de plaats.” (blz9)

Waarna volgt was, naar mijn mening, het meest revolutionaire zinnetje, verstopt in een riedel over economie en innovatie, namelijk “Economische groei is geen doel op zich(blz11).

Economisch krijgt dat bijvoorbeeld vorm in een selectiever beleid t.a.v. distributiedozen (blz19) , een selectievere acquisitie van nieuwe bedrijven (blz13), en uitbreiding van het programma Grote Oogst, de provinciale bijdrage aan de verduurzaming en de opschoning van de Brabantse bedrijventerreinen (blz19). Zie voor dat laatste ook https://www.bjmgerard.nl/het-schone-lucht-akkoord-in-brabant/ .

Gezondheid
Het akkoord signaleert een aantal gezondheidsbedreigende trends, zoals hittestress in steden, slechte luchtkwaliteit, en een hoger risico op zoönosen (ziektes die van dier op mens overspringen, zoals de Q-koorts en mogelijk in de toekomst de vogelgriep). Het akkoord spreekt de ambitie uit (blz 14) dat iedere Brabander in 2030 mag genieten van drie extra gezonde levensjaren.

Daarvoor moet het Schone Lucht Akkoord met het Rijk verder in Brabant worden uitgerold (blz39) (zie ook https://www.bjmgerard.nl/schone-lucht-akkoord-een-halfvol-glas/  en eerder genoemde link), wordt onderzoek gedaan naar het terugdringen van ultrafijn stof, en moet er een expertisecentrum komen voor long Covid en long Q-koorts (blz14).

Eindhoven Airport vanaf de Spottershill

De vliegvelden en de internationale treinen
Brabant heeft vier militaire vliegvelden, één groot civiel vliegveld, en twee General Aviation-vliegvelden (Seppe en Budel). Het Akkoord spreekt over economische voordelen en diverse emissies als nadelen. Voor laatstgenoemde twee geldt het Beleidskader Milieu, met Defensie is een voortdurende dialoog gaande, en het Advies-Van Geel voor Eindhoven Airport moet volledig worden uitgevoerd (blz22).
De provincie blijft voortdurend bij Rijk, NS en Prorail aandringen op betere internationale vliegverbindingen, mede als goed alternatief voor het vliegverkeer (blz 23).

Klimaat en energie
We willen in 2030 55% minder CO2-uitstoot in Brabant realiseren ten opzichte van 1990. We streven ernaar om in 2050 klimaatneutraal te zijn (blz28).

Eerste afspraak is dat de vier Regionale Energie Akkoorden (RES) worden uitgevoerd (blz29).

Extra windenergie boven op de RES kan alleen bij lokaal eigendom en voldoende draagvlak in de omgeving (blz29).

Voor zonneparken geldt de zonneladder. Zon op land wordt alleen toegestaan als dat nodig blijkt om de energiedoelstellingen te halen (wat mijns inziens altijd zal blijken). (blz29).

Het Akkoord noemt aardwarmte en bodemenergie als mogelijk, na uitvoerige afweging van de risico’s. De provincie wil risicodragend investeren in de ondersteuning van de warmtetransitie, conform de Wet collectieve warmtevoorziening (die er nog  niet is, bg) (blz29).

Dat laatste is overigens ook een lichtelijk revolutionaire bepaling, waarmee de provincie misschien nog het dichtst in de buurt  komt van een eigen energiebedrijf.
Het Akkoord benoemt de oprichting van ‘Energie Brabant’. “‘Energie Brabant!’ is gericht op zowel het ontwikkelen, stimuleren en bundelen van nieuwe duurzame energievormen als op de huidige provinciale activiteiten. Hiermee stimuleren wij Brabanders om mee te doen waar dat nog niet voldoende gebeurt. Wij scheppen randvoorwaarden om dit mogelijk maken.” (blz28).
Energie Brabant is door dit alles geen eigen energiebedrijf (zoals bijv. de SP wil bg). Er zit geen productiecapaciteit en de instelling gaat niet functioneren als energieleverancier.

(Overigens bestaat er in Midden-Brabant al wel een publieke onderneming met eigen productiecapaciteit, zie Publiek ontwikkelbedrijf REKS  . Dat is een BV waarvan de gemeenten in de RES-regio Midden-Brabant, m.u.v. Waalwijk, aandeelhouder zijn bg).

We verkennen via de Essentgelden en Energie Brabant!  hoe wij als provincie – in aanvulling op rijksregelingen en projecten van gemeenten – kunnen bijdragen aan bijvoorbeeld grootschalige isolatie van woningen, de warmtetransitie en zonnepanelen. Daarmee kunnen wij energiearmoede tegengaan (blz30).
Om bij het isoleren verlost te zijn van het vleermuis-in-de-spouwmuurprobleem gaat de provincie bij alle gemeenten stimuleren dat er een Soorten Management Plan komt, op basis waarvan verantwoord ontheffing gegeven kan worden van de Wet natuurbeheer (blz 45)

Het Akkoord wil grootschalige opslag van energie en warmte ondersteunen, na inventarisatie van de risico’s. (blz30)

Tenslotte wordt steun aan de energiecoöperaties beloofd (blz30).

MSR
Het akkoord wil de mogelijkheden van gesmolten zout-kernreactoren (MSR) onderzoeken. In deze periode gaat dat nog niet tot besluiten leiden, eventueel wel tot voorbereidingen.
(commentaar bg: men zegt dat als zo’n MSR op thorium draait, hij weinig of geen langlevend afval heeft, en dat het systeem inherent veilig is. Ik sluit niet uit dat beide beweringen waar zijn.
Maar er bestaat nog geen werkend commercieel model en dat kan nog wel 20 jaar duren. Meestal komt de MSR-wens van partijen ter rechterzijde die geen zonneparken en windmolens willen, en zich op een fata morgana richten. Zoals bekend, bestaan fata morgana-oases werkeljk, maar liggen ze zeer veel verder weg dan het lijkt. De verzekering dat er deze periode in Brabant geen besluiten genomen kunnen worden kan dan ook makkelijk worden afgegeven.
Ik vind overigens dat een systeem, dat mogelijk over 20 jaar goed werkt, alleszins de moeite waard om na te streven. Alle klimaatprognoses lopen minstens tot 2050 en vaak tot 2100.  Ik ben dan ook vóór een dergeljk onderzoek. Het ‘komt te laat-argument’ is een drogreden zolang dat onderzoek naast en niet in plaats van hernieuwbare energie plaatsvindt.)


Landbouw, milieu en natuur
De algemene trend in het Akkoord is dat landbouwbedrijven beter moeten worden of moeten stoppen. De transitie zal ingrijpend zijn.
Stoppen moet beter georganiseerd worden en er moet meer geld bij.
Doorgaan betekent innoveren, minder bestrijdingsmiddelen, makkelijker een inkomen verdienen met een combinatie van landbouw, voedselproductie, recreatie, energietransitie, waterberging, het produceren van natuurlijke bouwmaterialen, landschapsbeheer en/of zorg. Onder andere wordt de grondpolitiek ingezet als  middel, en worden de Essentgelden ingezet voor de strategische grondbank. (blz30-31-32).
Verder kunnen vergunningen worden ingetrokken of tijdelijk stopgezet of verleend.(blz46)

Mestbewerking vindt plaats op het eigen erf of op categorie 4 en 5-bedrijventerreinen. Groen gas produceren met monovergisters mag, zolang het niet stinkt, de omgeving niet protesteert en de vergisters zichzelf niet onmisbaar maken.(blz32)

Mestvergister De Princepeel in St Odiliapeel

Stallen die ouder zijn dan 15 of 20 jaar moeten voor de z.g. ‘stallendeadline’ veel minder stikstof gaan uitstoten door of minder dieren, of een natuurinclusieve bedrijfsvoering, of emissiereducerende technieken. Die technieken doen echter vaak niet wat ze beloven en halen het niet bij de rechter. Daardoor zit heel Brabant vast (varkens verhinderen de vooruitgang bg).
Het Akkoord stelt de stallendeadline voor melkvee uit tot 01 jan 2026, en houdt hem voor ander vee op 01 juli 2024. Men wil zo snel mogelijk meetsystemen op bedrijfsniveau. (blz42)

Het Akkoord wil de Kader Richtlijn Water in 2027 gehaald hebben, mits het Rijk bijlapt. (blz37)
Het infiltreren van regenwater in de grond wordt bevorderd, het onttrekken wordt afgeremd met een hogere grondwaterheffing (blz37), en minder grondwaterverbruik wordt nagestreefd met nieuwe technieken (blz38).

Per Natura2000-gebied wordt er een juridisch houdbaar plan tot herstel opgesteld, waardoor vergunningverlening ex de Wet natuurbeheer makkelijker wordt.(blz41)
Het Natuur Netwerk Brabant wordt conform afspraken uitgevoerd, eerstens rond Natura2000-gebieden en in overgangszones (blz35).

Het loont om dit Bestuursakkoord te bestuderen!

De knuppel in het heilige koeienhok!

Ik heb onderstaande gastopinie aangeboden aan het Eindhovens Dagblad. Dit in reactie op een zwak artikel van twee hoogleraren met banden met de regionale Automotive Campus in Helmond. Ik vond het artikel iets teveel His Masters Voice.
Zien of en hoe het geplaatst wordt.
De twee bij elkaar horende artikelen zijn te vinden op  https://www.ed.nl/eindhoven/eindhovense-auto-wetenschappers-er-zijn-genoeg-grondstoffen-voor-50-jaar-elektrische-auto-s~ac1024fd/ en https://www.ed.nl/opinie/eindhovense-deskundigen-tegen-plannen-voor-afscheid-van-eigen-auto-onzinnig-en-onnodig~a3088ce6/   .


De knuppel in het heilige koeienhok!

In het Eindhovens Dagblad van 01 sept 2023 hebben de TU/e – hoogleraren Van de Weijer en Steinbuch een onzuivere en soms demagogische redenering neergezet, uitmondend in conclusies die het goed doen bij de Automotive Campus in Helmond.

Door lithium enerzijds en olie, gas en kolen anderzijds als vergelijkbare grootheden naast elkaar te plaatsen, zijn Van de Weijer en Steinbuch onzuiver bezig.
Lithium is immers een energie-opslagmiddel en olie, gas en kolen zijn een energiebron. Na enige voorbereidende bewerkingen kan een auto rijden op olie, maar er is geen enkele methode om een auto op lithium te laten rijden.
Een lithiumauto rijdt op stroom (bij voorkeur groen).

Waarmee de volgende omissie aan de orde komt. Beide typen auto’s functioneren in een keten. Het niet noemen van de fossiele keten bij fossiele auto’s leidt tot een veel kleinere vertekening dan het niet noemen van de hernieuwbare energie-keten bij elektrische auto’s.
Want al die groene stroom komt uiteindelijk uit windmolens en zonneparken en die vragen ook het een en ander: koper, zeldzame aarde-metalen, donorelementen in PV-panelen. En gewoon staal en aluminium, maar die moet je ook voor brandstofauto’s uit de grond halen. Je hebt niet alleen een lithiumprobleem, maar ook een neodymiumprobleem voor magneten in windmolens.

Dat de mijnbouw een ‘negatieve impact op de omgeving’ kan hebben, is een understatement van jewelste. Je kunt best wel een pekelmeer in de woestijn van zijn lithium ontdoen, maar dat proces zuipt water en als dat nou net het laatste water was, is dat niet een ‘negatieve impact’, maar direct levensbedreigend. Zo ook als de ertswinning de rivieren vergiftigt.
Schrale  troost voor de inheemse bevolking van Zuid-Amerika dat elders op de wereld kolenmijnen geacht worden dicht te gaan.
De getalsmatige beweringen omtrent de lithiumvoorraden in het artikel worden overigens niet onderbouwd, evenmin in hoeverre die voorraden winbaar zijn (is het getal netto of bruto?)

De TU/e spreekt terecht over de noodzaak tot recycling. Het zou alleen geloofwaardiger zijn als de TU/e op dit gebied activiteiten liet zien.

Het is moeilijk om hier een kant en klare toekomstvisie geven. Dat vraagt grote denkramen. Het moet in elk geval allemaal  minder en beter.
Er gaat naar alle waarschijnlijkheid een toekomst van schaarste aan gaat komen, mogelijk van rantsoenering. De eerste zorg is dan dat dat rechtvaardig gebeurt (‘de krimp begint bij de kop’). Er gaan heftige verdelingsdiscussies komen en het lijkt van de zotte om nu al uit te spreken dat een onevenredig deel van de schaarste opgeofferd moet worden aan de heilige koeien in de Helmondse Automotivestal.

Een argumentatie op het niveau van de mens als ‘aangeklede jager-verzamelaar’ is een academisch betoog onwaardig.
‘De mens’ functioneert altijd in zijn context en als die context dwingend minder materiële hulpbronnen voorschrijft, zal die mens zich daarin uiteindelijk schikken. Vloekend en knarsetandend, maar als die fase voorbij is gaat die mens wat verzinnen, bijvoorbeeld of het geluk verkrijgbaar is met minder lithium. Goede politieke leiding is hier wenselijk.

En inderdaad, dan in stedelijk gebied maar minder vaak een individuele auto en vaker een collectieve of (o Helmondse horror) de fiets of een verbeterd OV. Erisman heeft gelijk.
En misschien komt er per ongeluk wel wat moois uit. Smeed zwaarden tot ploegscharen en parkeerplaatsen tot park!

Leve Erisman!

Bernard Gerard


Zoutvlakte in de Atacama. Vaak wordt in dit soort zoutvlaktes en pekelmeren Lithium gewonnen.

Je huis verwarmen met een server?

Inleiding
Zoals die dingen gaan: ik heb een hoop gratis digitale nieuwsbrieven (en een paar betaalde). Zo kom je een verhaal tegen in MIT Technology Review van 18 augustus 2023 over de start-up Heata in Groot-Britannië, die cloudservers naar woonhuizen wil decentraliseren, alwaar de restwarmte van die servers warm tapwater moet leveren aan de bewoners. Die huishoudens moeten er per jaar grofweg £250 wijzer van worden, het klimaat minstens 2,5kWh gas per dag, en gemiddeld 4,5.
Het project wordt gesteund door het private bedrijf British Gas en het regeringsagentschap Innovate UK, en de BV Sustainable Ventures, en door hen, en door Heata, geframed mede als anti-armoedeproject. Zou je denken dat British Gas ook de tarieven kan verlagen, maar die overweging stond er niet bij.

Het artikel in MIT TR is te vinden op reuse waste heat from cloud computing . Kans dat het achter de betaalmuur zit, maar dat is geen ramp want het is eigenlijk niet zo’n vreselijk goed artikel. In ruim het jaar dat de start-up nu bezig is in Surrey County, heeft men tachtig huizen aangesloten met nog 30 in de pijplijn (zegt MIT TR).

(afbeelding site Heata)

Heata ( https://www.heata.co/ )
De huidige generatie servers produceert een heleboel warmte. Daarom worden ze gekoeld met lucht, vloeistof of (zoals bij Heata) met ‘heat pipes’ (een soort vloeistofkoeling in een afgesloten pijp met een warme en een koude kant). De warme kant is de printplaat van de computer, en de koude kant wordt dan in dit geval de wand van een boilervat met water.  Op zich werkt dat.

Een mogelijke toekomstige generatie servers, die op fotonica gebaseerd is, vraagt waarschijnlijk minder stroom en levert dus ook minder warmte. Onduidelijk is hoe lang dat nog duurt, maar niet op korte termijn.

Een grote cloud server wordt opgesplitst in een heleboel kleine deelservers, en Heata installeert de deelserver, de koeling, de voeding van de geoogste warmte naar een vat met water, de bekabeling en wat verder nodig is. Communicatie va de hoofdserver met de deelserver gaat via of glasvezel of 4G/5G , Heata laat dat open.
Heata vergoedt de stroom van de server ruimhartig, zorgt dat de juiste werklast aan de juiste deelserver wordt toegekend en doet eventueel onderhoud.

Het is een bonafide initiatief.

En toch lijkt het mij niet echt praktisch. Er zitten teveel haken en ogen aan, en dat komt vooral door de microschaal van de vestigingen. De korrelgrootte is één huishouden.

  • Omdat de server ook in de zomer gekoeld moet worden en dan de CV niet aanstaat, produceert de inrichting alleen warmte voor tapwater. Dat gebruik je het hele jaar. Hoe dat moet als je drie weken op vakantie gaat, staat er niet bij. Moet de server dan op standby? Gaat dat automatisch?
  • Het systeem werkt alleen met bepaalde boilertypen
  • Ter plekke van de aanhechting van de warmtepijpen wordt de isolatie van het boilervat weggehaald.
  • Er is ruimte nodig rond de boiler voor de extra apparatuur
  • Er staat niet bij of het systeem ook werkt (al dan niet na doorontwikkeling van he concept) bij een combiketel (waarbij de CV-installatie zowel verwarmings- als tapwater levert). Zoals het nu beschreven staat, is dat niet het geval.
  • De server gebruikt misschien jouw wifi en dat heeft privacy-aspecten
  • De deelserver wordt vooralsnog geplaatst voor een jaar. Is het experiment dan afgelopen, dan brengt Heata alles in de oude toestand terug (zegt Heata).

De website TomsHardware geeft een kritische bespreking van het Heata-systeem ( https://www.tomshardware.com/news/heata-server-hot-water-trial-uk ). Ik  heb deze website als second opinion voor bovenstaande opmerkingen gebruikt.
Een deelnemer aan het discussieforum vat het samen: “The idea is good. This particular implementation, not.

(afbeelding site Heata)

Leafcloud
Het merkwaardige is dat een dergelijk decentraal serversysteem in Nederland al jaren bestaat, nl bij Leafcloud. Ik heb er zelfs in 2020 al over geschreven (toen Leafcloud nog een start-up was, zie https://www.bjmgerard.nl/eteck-verwarmt-woningen-duurzaam-met-servers-van-leafcloud/ .

Leafcloud is nog een kleine speler voor het lichtere serverwerk.
Overigens zit Milieudefensie ook bij Leafcloud.

Belangrijkste verschil is dat Leafcloud met grotere eenheden werkt, zoals appartementen-complexen, verpleeghuizen en zwembaden. Dat geeft toegevoegde statistiek. Er is nog steeds een wisselende warmtevraag, maar dat verloopt gelijkmatiger, en dat maakt het leven een stuk simpeler. Bijvoorbeeld meer kans dat de stookruimte plaats biedt aan een groot buffervat en aan andere warmtebronnen die waarschijnlijk nodig blijven.

(afbeelding site Leafcloud)

Armoedebeleid is een politiek wenselijke bezigheid, maar leidt niet noodzakelijkerwijs tot goede technische ontwerpen. Goede technische ontwerpen, naar ingenieursmaatstaven ontworpen, kunnen wel tot financiële voordelen voor de bevolking leiden, bijvoorbeeld in de vorm van lagere stookkosten of een goedkoper zwembadkaartje. Maar, dat is niet meer één op één zichtbaar.

Ook Leafcloud benadrukt dat het heel zinvol is om over hergebruik van restwarmte van servers te praten. De onderneming geeft een staatje waarin de NS op 1.2TWh/jaar getaxeerd wordt, de stad Amsterdam op 4,5TWh/jaar, de gezamenlijke Nederlandse datacenters op 5.0TWh/jaar en (ter vergelijking) de Nederlandse windenergieproductie op 10,5TWh/jaar.

Datacenters zijn momenteel goed voor ruim 4% van het totale Nederlandse elektriciteitsverbruik, en dat percentage zal groeien tot 10% in 2030 (beweert Leafcloud)

Hieronder wat interessante Leafcloud-statistiek (de eenheid is kg CO2 per geïnstalleerde kW vermogen per jaar). De getallen komen voor rekening van Leafcloud en heb ik niet geverifieerd. Ze komen van https://www.leaf.cloud/truly-green .


Je moet het eerste plaatje lezen alsdat een standaard appartementencomplex normaliter per geïnstalleerde kW vermogen 2391kg CO2 per jaar loost, en dat daarvan na plaatsing van een Leafcloud server nog 615kg CO2 per jaar over is. Leafcloud boekt het verschil in als negatieve emissies.
Het Leafcloudsysteem zet (naar eigen zeggen) 85% van de toegevoerde elektrische energie om in nuttig toegepaste warmte.

Reken op 1kg CO2 per 0,55m3 Nederlands aardgas tegen  het actuele tarief. Leafcloud geeft niet aan hoe dit doorwerkt in de servicekosten van het betreffende fictieve appartementengebouw.

In het tweede plaatje wordt die negatieve emissie vergeleken met ‘positieve’ emissies van andere datacenter, waarbij de grijze kolom waarschijnlijk voor een mondiaal gemiddeld datacenter staat, en de groene kolom voor gemiddeld over de groenste datacenters (die dus zwak ‘positief’ zijn).

Maar waarom überhaupt rekenkracht decentraliseren?
In principe kan de oogst, waarna hergebruik, van restwarmte uit hyperscale servers ook centraal plaatsvinden. In praktijk gebeurt dat zelden. Leafcloud stelt (https://www.leaf.cloud/truly-green ) dat er een paar voorbeelden van hergebruik zijn, zonder in detail te treden.
Enig zoekwerk. De NRC noemde bijvoorbeeld op 24 juni 2022 5000 huizen in Groningen en er is een klein project in Aalsmeer ( https://energielinq.nl/warmtenetten/energy-hub-aalsmeer-slimme-uitwisseling-van-warmte-en-koude/ ) en in Groningen ( https://www.dutchdatacenters.nl/nieuws/qts-groningen-restwarmte/ ), maar het blijft inderdaad micro.

Hyperscales willen voor 100% op duurzame elektriciteit draaien (en ze komen een heel eind). Dat betekent wind- en zonneparken en dat betekent veel en liefst niet te dure grond, ook voor de eigen gebouwen, en een elektriciteitsnet waar nog ruimte is. Dus bouwden Microsoft en Google in de Kop van Noord-Holland en heeft Google een groot datacentrum bij de Eemshaven. De restwarmte van dit soort centra wordt nu gewoon gedumpt in de atmosfeer of het oppervlaktewater (de hoeveelheid koelwater is ook een probleem).
Belangrijke redenen zijn dat warmte niet zinvol over grote afstanden te vervoeren is en slechts gedistribueerd kan worden met een stadsverwarming. Die stadsverwarmingen liggen in stedelijk gebied en de meeste hyperscales liggen ver van de stad.

Het ligt voor de hand om datacenters te verplichten zich in de nabijheid van een stadsverwarming te vestigen (dat is het advies van o.a. TKI Urban Energy), maar die regie heeft de Nederlandse regering nog niet gepakt. Het is vooral vrijheid, blijheid in de ruimtelijke ordening.

Dat moet anders.

Finland
Men pakt dit anders aan in Finland.
Uit een studie van Berenschot, waarover ik eerder geschreven heb ( https://www.bjmgerard.nl/opnieuw-restwarmte-van-datacenters/ ) blijkt dat de Finse overheid de aanlevering van restwarmte  door datacenters simpelweg verplicht stelt. Voor een eerdere sfeertekening zie bijvoorbeeld https://finland.fi/business-innovation/search-engine-giants-find-innovative-energy-for-data-centres-in-finland/ .

Het nieuwste nieuws (17 maart 2022) is dat Microsoft op deze basis een datacenter wil gaan bouwen in Zuid-Finland, waarvan de restwarmte geheel wordt toevertrouwd aan de stadsverwarming van de 250.000 gebruikers in de steden Espoo en Kauniainen, en de gemeente Kirkkonummi (afbeelding hierboven een artist impression). Dit in samenwerking met de Scandinavische energiemaatschappij Fortum. Zie https://www.fortum.com/data-centres-helsinki-region of https://www.reuters.com/business/sustainable-business/microsoft-data-centres-heat-finnish-homes-cutting-emissions-2022-03-17/ . Het nieuwe datacenter gaat geheel op hernieuwbare energie draaien en levert al zijn restwarmte aan aan de stadsverwarming, waarvan dit bedrag 40% van het energiebudget uitmaakt. Nog eens 20% komt uit de lokale rioolwaterzuiveringsinstallatie.
De aanpak moet 0,4Mton CO2 per jaar besparen en Fortum steenkoolvrij maken in Finland.

De stroomlevering aan Microsoft gaat via een (of meer) Power Purchasing Agreement (rechtstreeks zakendoen van producent naar klant, buiten de energiemarkt om).
Reuter beweert dat het datacenter, althans in den beginne, 400 tot 500 GWh per jaar stroom aangeleverd krijgt, wat neerkomt op ca 50MW vermogen.

BVM2 moderniseert Manifest

Hal van Eindhoven Airport

Het Beraad Vlieghinder Moet  Minder (BVM2) is een Beraad dat onderschreven wordt door (momenteel) 30 organisaties en een kleine 2000 individuele ondersteuners. Ik ben er secretaris van.

Concreet onderschrijven die organisaties en personen een Manifest met een inleiding en 12 eisen. Verdere eisen zijn er niet, behalve dan dat BVM2 van de ondersteunende organisaties graag contactgegevens heeft.

Men is het er in de regio breed over eens dat het advies-Van Geel over het civiele vliegen moet worden uitgevoerd.
Het meest in het oog springende onderdeel van dat advies is dat de oppervlakte binnen de 35Ke-geluidscontour met 30% moet afnemen. Verder zijn er adviezen op het gebied van luchtvervuiling, klimaat en bestuur. Zie https://bvm2.nl/samenvatting-eindrapport-proefcasus-eindhoven-airport/ .

Het is echter geen vanzelfsprekende zaak dat het advies-Van Geel volledig uitgevoerd wordt, zoals het er ligt. De regering heeft het nooit zonder voorbehoud omarmd. Veeleer doet de regering aan ‘cherry-picking’: men neemt over wat uitkomt en probeert de rest te verzwakken. Bij de geluidszone bijvoorbeeld proberen de regering en de luchtvaartsector een overschrijding van de geluidscontour te legaliseren en daar zo weinig mogelijk af te doen.

Dit leidt tot voortdurend touwtrekken binnen het Luchthaven Eindhoven Overleg (LEO), een organisatieonderdeel  van het Van Geel-advies dat de regering wel overgenomen heeft. Het is een taaie strijd die nog steeds doorgaat en die van de kant van BVM2 met grote inzet gevoerd wordt.

Behalve over geluid, zijn er binnen LEO werkgroepen op o.a. gezondheid (wat te maken heeft met luchtvervuiling en ook weer geluid) en klimaat (er zou volgens de Luchtvaartnota 2020-2050 een CO2 – plafond per regionale luchthaven komen, maar die nota is nog niet in de Tweede Kamer besproken). Ook deze onderwerpen zouden wel eens beperkend kunnen werken op het aantal en de kenmerken van de vliegbewegingen.
Ook hier heeft BVM2 een grote invloed.

De strijd voor een betere toekomst van de omgeving van het vliegveld is dus bepaald nog geen gelopen race! Word dus ondersteuner!

Het Manifest waarmee BVM2 startte als opvolger van De 10 Geboden voor Eindhoven Airport (en waar de huidige ondersteunende mensen en organisaties zich achter geschaard hebben) dateert alweer van 2017. Sindsdien is er nogal wat gebeurd, met uiteraard als belangrijkste gebeurtenis het verschijnen van het Van Geel-advies in 2019. Maar ook op andere terreinen, zoals op klimaatgebied, is er veel gebeurd.

Zoveel, dat er een bijgewerkt Manifest nodig was. Het Manifest van 2023 ademt dezelfde geest als dat van 2017, maar is aangepast aan de huidige stand van zaken.
Dit nieuwe Manifest is te vinden op https://bvm2.nl/wat-willen-we/ .

Zoals gezegd, de strijd is niet voorbij. We willen als BVM2 graag zo sterk mogelijk staan en roepen iedereen op dit nieuwe manifest te ondersteunen.
Individuele personen kunnen ondersteuner worden door wat contactgegevens in te vullen op https://bvm2.nl/supporter/ .
Organisaties kunnen ondersteuner worden met een mail aan bestuur@bvm2.nl of beraadvlieghindermoetminder@gmail.com .

Ondersteuner worden is gratis. Maar een vrijwillige financiele ondersteuning mag wel, en dan op NL18 INGB 0003 6190 57 ten name van Dhr BJM Gerard

Waarschijnlijk bruikbaar afbraakprocedé voor asbest ontwikkeld

Het Recycling Magazine Benelux meldde op 23 aug 2023 dat er een procedé ontwikkeld is dat alle soorten asbest volledig zou kunnen afbreken met aanvaardbare bouwmaterialen als eindproduct. Zie nederlandse-innovatie-lost-asbest-op  . Als dat waar is (en daar ziet het naar uit) is dat een goede zaak.

Wat is asbest?
Mineralen als olivijn en pyroxeen  zijn gesteenten die bij de druk en temperatuur diep in de aardkorst in evenwicht zijn met hun omgeving. Als ze door vulkanen uitgebraakt worden in een omgeving waar druk en temperatuur veel lager zijn, en waar water of CO2 aanwezig zijn, gaan ze eroderen – als je maar lang genoeg wacht, tot zand en klei.
Asbest is het resultaat van verwering door water en zit ergens halverwege in het erosietraject. Het is een lid van een familie van stoffen waarvan sommige een naald- tot vezelvormige kristalstructuur hebben. Niet alle: talkpoeder, dat chemisch erg lijkt op chrysotiel (witte asbest), hoort ook bij die familie en heeft geen naaldvormige kristallen, tenzij verontreinigd met witte asbest. Talkpoeder wordt daarom pas na zuivering gebruikt.
De vezelstructuur bepaalt zowel het nut als het gevaar van asbest.
Asbest is onder normale omstandigheden sterk, hittebestendig en bestand tegen chemicaliën. Chrysotiel bijvoorbeeld (de veruit meest toegepaste vorm van asbest) vormt lange vezels die verwerkt kunnen worden in textiel en deze daardoor brandwerend maken (brandweerpakken!). De meeste asbest wordt gemengd tot asbestcement of tot leidingisolatie. Door deze ontegenzeglijk nuttige kenmerken is asbest in enorme hoeveelheden gebruikt.
Tegelijk maakt de naaldvormige kristalstructuur de stof sterk kankerverwekkend. De stof is al geruime tijd verboden. Asbestkanker heeft tot drama’s geleid onder werknemers die ermee moeten werken. De hele omgeving van het Twentse Goor, waar de Eternitfabriek stond, moest ontsmet worden omdat asbestafval in de wegverharding verwerkt was.

Chrysotiel (bovenste helft object)

Wat te doen met terugkerend asbest?
Tot een zeker volume mag asbest in de milieustraat aangeleverd worden, mits aan strenge protocollen voldaan is, bijvoorbeeld vooraanmelding en dubbel verpakken ( https://www.cure-afvalbeheer.nl/alles-over-afval/asbest/ ). Boven die hoeveelheid moet een gecertificeerd bedrijf worden ingeschakeld.

En dan?

Op zich staat niet ter discussie dat asbest onschadelijk gemaakt kan worden. Maar juist vanwege de specifieke eigenschappen van het materiaal is dat niet eenvoudig, want vuurvastheid en chemische resistentie was nou net het nut.
Men kan het langdurig verhitten tot 600°C en aldus het water er als het ware uitbakken dat er bij de verwering ingekomen is. Krijg je het olivijn terug. De verwerking gaat als het ware terug in de tijd. Wie het na wil lezen, zie bijvoorbeeld Thermal decomposition of different types of asbestos , uit welke publicatie voorgaand blokschema afkomstig is.
Het kan nog lomper door het bij 2000°C te verglazen.
Beide procedé’s zijn op grote schaal niet praktisch en vreten energie en worden daarom niet gebruikt.

De zoektocht ging voort, maar de Steen der Wijzen werd lang niet gevonden. Er lag een bijvoorbeeld een Europese patentaanvraag ( https://patents.google.com/patent/EP1671682A1/en ) uit 2004 dat de afbraak van asbest fors versnelde met een toegevoegd mengsel  van gesmolten kaliloog en natronloog (natronloog als korrels kennen wij als gootsteenontstopper), en dan verhitten tot bijvoorbeeld 400°C gedurende orde van grootte van een uur. Uiteindelijk is deze aanvraag teruggetrokken, reden staat er niet bij. Mogelijk was er wezenloos veel loog voor nodig (bijvoorbeeld vier maal zoveel loog als asbestafval, al kwam een flink deel van dat loog ook weer terug). Maar de ter ondersteuning aangeboden kleinschalige proeven werkten wel: onderstaande microfoto’s zijn uit deze studie afkomstig.

Ergo wordt terugkerend asbest tot  nu toe op grote schaal onder de grond gestopt.
Eigenlijk is dat in strijd met de Europese regelgeving, die de stort van dit soort zorgwekkende stoffen verbiedt. Maar tot nu toe bestaat deze bepaling slechts op papier, want bij  gebrek aan een alternatief is deze regel nog niet van kracht geworden.

Asbeter B.V.
Het nieuws van Recycling Magazine Benelux in de intro van dit artikel komt er op neer dat de firma Asbeter B.V. uit Spijkenisse ( https://www.asbeter.com/ ) een uitvoerbaar procedé zou hebben om asbestvezels geheel te vernietigen. Het procedé heet AC Minerals (Active Circular).
Het proces werkt op alle soorten asbest, voor zover dat gemengd is met calcium bevattend  materiaal (zoals asbestcement of leidingisolatie). Dat is het overgrote deel.
Het proces werkt ook op betonafval waar geen asbest in zit, en ook op minerale wol (glaswol en steenwol), waarnaar vanwege de gezondheidseffecten kritisch gekeken wordt ( https://nl.wikipedia.org/wiki/Minerale_wol ).

Wat in elk geval vaststaat is dat er sinds december 2022 een patent is ( PCT/EP2022/060577 ).
Vast staat ook dat DNV (het bekende bureau Det Norske Veritas) volgens het vaste protocol in het residue geen asbestvezels meer heeft aangetroffen.
Vast staat ook dat de DCMR (de Milieudienst Rijnmond) uitgesproken heeft dat de bewerking van Asbeter resulteert in materialen die formeel geen afval meer zijn en als grondstof voor bouwmaterialen anageleverd kunnen worden.

Asbeter BV wil niet al zijn bedrijfsgeheimen kwijt op zijn site. Maar uit de beoordeling door de DCMR en uit een artikel in het chemisch vakblad C2W van 30 nov 2022 ( https://www.sciencelink.net/features/solution-for-asbestos-at-hand/20930.article ) blijkt dat het om een meertrapsproces gaat: eerst wordt het afval gemalen tot een poeder. Daaraan wordt water toegevoegd zodat een slurry ontstaat. Die wordt verwarmd (er staat niet bij tot welke temperatuur en hoe lang) waardoor eerst de calcium uit de cement gaat en in water het sterk alkalische calciumhydroxide vormt, waardoor vervolgens de asbestvezels worden afgebroken. Anders dan in het hiervoor beschreven model, is het dus voor een alkalisch karakter niet nodig vreemde stoffen toe te voegen. Tenslotte wordt het resultaat, voor de zekerheid, nog een keer gemalen.

Om asbesthoudend afval te malen, mag de overheid wel zeer goede milieu- en ARBO-eisen stellen.

De eindproducten zijn calciumcarbonaat (kalksteen in poedervorm) en calciumsilicaat of calciumsilicaat hydraat (de website is hier niet helemaal precies). Volgens de website is de eerste stof koolstofnegatief, en de tweede koolstofneutraal. In beide gevallen staat er niet bij hoe dit precies bedoeld wordt.
Beide kunnen als bouwmateriaal ingezet worden (bijvoorbeeld om cement te vervangen, waarvan de productie heel veel CO2 vrijmaakt. Calciumsilicaat hydraat heeft voor sommige toepassingen veel weg van Portland cement ( https://gccassociation.org/cement-and-concrete-innovation/alternative-binders/pre-hydrated-calcium-silicates/ ).

De opschaling van de productie moet eind 2025 klaar staan op industrieterrein Moerdijk. Asbeter BV hoopt daar 75000 ton asbestafval per jaar te verwerken.
Het is uiteraard nog even afwachten hoe die opschaling uitpakt.

Asbeter BV denkt asbestafval te kunnen innemen voor €251 per ton (er zijn verschillende landen in Europa waar die kosten al boven de €300 per ton liggen). Zie https://www.asbeter.com/nl/beleid .

Het stortverbod en de inzamelstructuur
Het Ministerie van I&W heeft aan Asbeter BV per mail laten weten (05 sept 2022) dat het de ontwikkelingen geïnteresseerd volgt, en dat het de aanvraag van Asbeter BV om het stortverbod te activeren zal steunen als Asbeter BV aan de voorwaarden voldoet: het hebben van een procesverificatie (is de uitspraak van DNV), een capaciteit van 75% van het marktvolume ten tijde van de aanvraag, uit te bouwen naar 100% twee jaar later.
Ook de EU heeft interesse.

In het eerder genoemde artikel in C2W meldt Angelo de Jong, hoofd R&D, dat het bedrijf ook kijkt naar de logistiek van de inzameling.

Zonneparken en ecologie – van beweringen naar wetenschap


Vooraf
Zelfs als er fors op energie in al zijn vormen bespaard gaat worden, zal er nog zeer veel meer energie dan nu in de vorm van elektriciteit nodig zijn – mogelijk een veelvoud. Onder andere vanwege elektrische auto’s en warmtepompen, maar ook omdat vroeg of laat de verduurzaming van de industrie tot zeer veel meer elektrificatie leidt.

Tot 2030 wordt daarin voorzien met de Regionale Energie Strategieën (RES) op het land, en een forse uitbreiding van wind op zee. Dat zijn programma’s die horen bij het Klimaatakkoord. Ik verdedig het uitvoeren van deze programma’s. Zie bijvoorbeeld https://www.bjmgerard.nl/handreiking-res-2-0/ en bijvoorbeeld https://www.bjmgerard.nl/de-regionale-energiestrategie-zuidoost-brabant-mre/ voor  het deel van de wereld waar ik woon.
Het bijbehorende gemeentelijke papierwerk moet in 2025 rond zijn.

Naast de eisen van de RES hebben alle gemeenten zelf vastgestelde ambities die veel verder gaan, bijvoorbeeld om in 2035 of 2040 geheel energieneutraal te zijn. Eindhoven en Helmond zelfs in 2030 ( https://www.bjmgerard.nl/eindhovens-helmonds-climate-neutral-smart-city-project-blijft-om-de-hete-brij-heendraaien/ ).

Over de strategie na 2030 wordt nu gedacht in scenario’s (zie vier scenarios voor het energiesysteem van de toekomst ).

De RES-sen moeten samen in Nederland 35 TWh hernieuwbare elektriciteit opleveren uit wind op land en grootschalige zon op land (dat betekent >15kWpiek ) .  Daarnaast moet ca 20% van de huizen van het gas af zijn, maar daarover gaat dit verhaal nu niet.
Daarnaast wordt kleinschalige PV-projecten ( <15kWpiek ) in het Klimaatakkoord ingeschat op samen 7TWh in 2030. Dat loopt beter dan gedacht.

De land-opgave van de nationale RES is niet uit te voeren zonder zonneparken (zie waarom je met alleen zonnepanelen op het dak niet genoeg kunt en waarom je ook wind- en zonneparken nodig hebt ). De geboden 2TWh in mijn MRE-gebied moet zelfs bijna geheel uit zonne-energie komen omdat de radar van de vele militaire vliegvelden in Brabant een groot deel van de provincie voor windenergie blokkeert.

Die zonneparken kunnen op grote daken liggen, of op de grond – als ze maar >15kWpiek zijn). Men haalt de doelen van de RES (2025 het papierwerk af!) niet met alleen maar zon op grote daken.
Het nationale beleid is dan ook wel terughoudend, maar niet strikt afwijzend tegenover zonneparken. Er worden wel eisen gesteld, zoals een argumentatie waarom een park en niet op het dak, en zoals multifunctioneel gebruik van de ruimte en aandacht voor ecologie bij zonneparken op de grond.

Het aantal zonneparken groeit, zie Zonneparken in Nederland dd 25 feb 2021.

Dit artikel gaat hierna over dat laatste.

Zonneparken zijn vaak omstreden
Grond kan bijvoorbeeld zijn oude vuilstorten, spoorbermen of geluidswallen. Grond kan niet zijn Natura2000-gebied of Nationale Parken (is in Nederland afgesproken). Grond kan wel zijn in  het Nationaal Natuur Netwerk, in beschermde landschappen en in beschermde en door de overheid aangewezen weidevogelkerngebieden, mits het zonnepark aantoonbaar ecologische meerwaarde heeft. Grond kan ook zijn landbouwgrond.

Het voornemen om een zonnepark aan te leggen kan tot heftige emoties in de omgeving leiden. Die kunnen berusten op subjectieve of objectieve gronden.
Subjectief is dat men het uitzicht niet mooi vindt. Daartegen valt niet te argumenteren. Het ontwerp kan zo mooi mogelijk gemaakt worden en kan met een bossingel worden afgeschermd, maar het blijft subjectief.
Objectief kan een zonnepark invloed hebben op ecologie en biodiversiteit. Hierover gaat het volgende verhaal.


De Gedragscode Zon op Land
In december 2018 werd de Ontwerptekst voor het Klimaatakkoord aan de regering aangeboden, en op 13 november 2019 kwamen de branche-organisatie Holland Solar, EnergieSamen namens de energiecoöperaties, alle grote natuurorganisaties  en bijvoorbeeld ook Greenpeace en Milieudefensie tot de Gedragscode Zon op Land.
De code is te vinden op https://hollandsolar.nl/standpunten/zon-op-land-en-water/gedragscode.html . Zie ook https://www.natuurenmilieufederaties.nl/nieuws/gedragscode-zon-op-land-krijgt-brede-steun/ .

In de code, voor zover het ecologie betreft, de hierboven genoemde bepalingen in welke gebieden geen resp. onder voorwaarden zonneparken mogen komen. Daarnaast een zorgvuldige locatiekeuze, het raadplegen van de constructieve zonneladder van de Natuur- en Milieu Federaties, een aanleg- en beheerplan met o.a. inpassing van bestaande natuurelementen en maaibeheer, werken aan een integrale landschapsopgave, minstens 25% onbedekt oppervlak, voorkoming van verdroging en geen gebruik van bestrijdingsmiddelen, compensatie indien nodig.

Ecologie en biodiversiteit bij zonneparken
Er wordt nog maar zeer kort onderzoek gedaan naar hoe het werkelijk zit met ecologische effecten van zonneparken. Ten tijde van de Gedragscode was dat er eigenlijk nog niet – de Code is min of meer op het gevoel geschreven. Wie dus bij voorbaat de vreselijkste problemen ziet bij zonneparken, baseert zich op losse gronden. 

Wageningen is in 2019 met het Solar Research Programma begonnen, dat inmiddels zo’n 40 researchers aan het werk zet. Het is verdeeld in deelprojecten, waarvan SolarEcoPlus er één is. Over SolarEcoPlus is op deze site al eerder geschreven, zie https://www.bjmgerard.nl/solarecoplus/ .

De research leidde tot een eerste wetenschappelijke publicatie “Verkenning van de bodem en de vegetatie in 25 zonneparken in Nederland” dd februari 2021 ( https://research.wur.nl/en/publications/verkenning-van-bodem-en-vegetatie-in-25-zonneparken-in-nederland-  en dan download pdf. Op dezelfde pagina staan andere relevante publicaties). De publicatie gaat alleen over planten – aangenomen wordt dat de biodiversiteit als geheel de planten volgt. Hierna over deze publicatie.

De studie verwacht dat er tot 2050 in Nederland 30.000 hectare zonnepark op het land nodig zal zijn. Dit lijkt me een wat al te hoge aanname, mogelijk bestaan er tegen die tijd internationale oplossingen.

De 25 onderzochte parken zijn een steekproef uit de 229 zonneparken die Nederland op 22 sept 2020 telde. Gestreefd is naar een goede afspiegeling van de diverse variabelen.

Voor 2018 zijn er weinig parken onderzocht omdat er nog maar weinig parken waren.
Na 2018 zijn er weinig parken onderzocht, omdat men die eerst een jaar de tijd wilde geven om de vegetatie door het eerste pioniersstadium heen te laten groeien.

Links hoeveel parken een bepaalde rijafstand hebben (dus 5 met een rijafstand van 200-249cm) en rechts de spleetbreedte in de panelen (van belang voor de bewatering van de ondergrond).

Wie geen tijd heeft voor het dikke pak papier, kan zich beperken tot de samenvatting, de inleiding en een hoofdstuk 7 ‘Richtlijnen voor ontwerp en beheer’. Weliswaar vinden de auteurs dat er eigenlijk meer onderzoek nodig is, maar er worden zoveel parken aangelegd dat men nu toch een richtlijn wil brengen.

De verkenning hanteert twee vergelijkingen.

In de eerste vergelijking worden ecologie en biodiversiteit van het park vergeleken met die van de grond, voorafgaand aan het park. Meestal was dat landbouwgrond en meestal is die zwaar bemest. Ten opzichte van deze uitgangspositie is ecologische winst mogelijk, mits een aantal voorwaarden waarvan de belangrijkste is dat de vaak voorkomende overvoerdheid van de grond verschraald moet worden. Dat kan door de toplaag af te graven of door hem uit te hongeren door actief maaibeheer, waarna het maaisel afgevoerd wordt (in den beginne 2* per jaar op zandgrond, minstens  vijf jaar lang).
Aan deze voorwaarde werd slechts bij drie van de onderzochte parken voldaan. Hier is ruimte voor winst en dat zou bijvoorbeeld afgedekt kunnen worden in de vergunning.

Ter vergelijking wordt hier het effect op een lichtmeter gemeten recht onder het paneel bij twee van de vijf mogelijke opstellingen die onderzocht zijn. Vertikaal staat het % licht op de meter t.o.v. wat de meter zou ontvangen als er geen paneel zou zijn. Horizontaal staat de tijd in uren, startend op het moment dat de lichtmeter voor het eerst iets van het paneel merkt.

In de tweede vergelijking wordt, gegeven dat er een park komt, gekeken wat de effecte zijn van de ontwerp-knoppen waaraan je kunt draaien.
Onder een laagbijdegrondse Oost-Westopstelling (die lijkt een beetje op de schildpadopstelling van de Romeinen bij Asterix en Obelix) is het donker en groeit bijna  niets.
Bij op het zuiden gerichte panelen hangt het er vanaf hoe breed ze zijn (smallere panelen leiden, bij overigens gelijke omstandigheden, tot  meer licht onder de panelen), hoe hoog ze zijn en hoever ze uit elkaar staan. Bij goed beheer zijn vanaf twee meter afstand hoge soortenaantallen mogelijk.
Natuurlijke elementen en bijbehorende natuurlijke overgangen (bijvoorbeeld poeltjes en waterlopen) bevorderen de biodiversiteit.
Een bossingel rond het terrein met inheemse bomen en struiken kan ook ecologisch nut hebben.
Dit alles moet in een situatiegebonden ontwerp- en beheerplan.

Een derde vergelijking wordt ten onrechte niet gemaakt, namelijk wat er met de grond zou gebeuren als je de klimaatcrisis zijn gang laat gaan. Immers, de energietransitie is voorwaarde voor aanpak van de opwarming van de aarde. Wat zou de ecologische waarde van de grond zijn na drie weken hittegolf naast een uitgedroogde beekbedding?

Naast EcoSolarPlus loopt er ook een andere langetermijnstudie, het EcoCertified-project, gericht op een wetenschappelijk onderbouwde eco-certificering.

De Universiteit van Groningen doet vergelijkbaar langdurig onderzoek, maar neemt daarin vogels mee ( https://www.rug.nl/research/gelifes/_news/2022/20221208-zonneparken en https://zoninlandschap.nl/nieuws/i225/rug-provincie-groningen-en-solarfields-starten-vijfjarig-onderzoek-naar-biodiversiteit ). Er zijn nog geen publicaties.

Update dd 02 april 2024: Inmiddels is er een tussenresultaat gepubliceerd van dit Groningse onderzoek. Het is te vinden op https://www.novar.nl/nieuws/ecologische-inrichting-van-zonneparken-helpt-natuur-niet-alle-soorten-profiteren/ . De conclusies gaan dezelfde kant op.

Het Plan-Rovers langs de Kleine Dommel tussen Eindhoven en Nuenen
Een tijd geleden hebben grondeigenaar Rovers en Vattenfall een plan ingediend om op landbouwgrond  in Eindhoven en Nuenen 18 hectare nieuwe natuur te ontwikkelen en 18 hectare zonnepark te realiseren. Zie https://www.bjmgerard.nl/combiplan-nieuwe-natuur-en-zonneveld-in-eindhoven-en-nuenen/ .
Ik  vond en vind dat een goed plan dat past bij de bovengenoemde ontwikkelingen. Helaas ligt het door een blokkade van de gemeente Nuenen stil.

Multifunctioneel
In een dichtbevolkt land als Nederland blijft het woekeren met de grond, waarvan teveel bij de landbouw zit. Dat men in Den Haag (coalitieakkoord Rutte-IV) graag meervoudig grondgebruik wil, valt te begrijpen. Klein probleem is dat het begrip ‘multifunctioneel’ niet omschreven is.

Ik vind een goede menging van zonnepark met natuur ‘multifunctioneel’.

Maar er zijn meer invulmogelijkheden. De branche (Alliantie Zon) heeft een brochure uitgebracht ‘Multifunctioneel ruimtegebruik’ waarin diverse combinaties langsgelopen worden. Zie https://alliantiezon.nl/ .

Naast zonnepark Hoogveld-Zuid in Uden (met de foto waarvan dit artikel opent) wordt bijvoorbeeld de combinatie agri-PV genoemd. Semi-transparante panelen geven sommige planten wat gewenste schaduw en bescherming tegen extreme omstandigheden. Frambozen en rode bessen bijvoorbeeld, maar sla schijnt het ook goed te doen ( https://noord-brabant.sp.nl/nieuws/2023/08/energie-sociale-impact-en-gedrevenheid )

Je kunt er kleinvee laten grazen. Hoewel, de doorwrochte bodem-en-vegetatie-verkenning zegt dat men pas moet laten begrazen als de bodem voldoende verschraald is, want begrazen zelf draagt niet bij aan de verschraling. En dan liever met koeien want die vreten alles op de grond, terwijl schapen selectief eten wat lekker is – moet je ze eerst dwingen om een deel van het terrein eerst kaal te knagen.
Geen geiten, want die gaan op de kabels kauwen.

Een oude vuilstort is een geliefde combinatiemogeljkheid, bijvoorbeeld bij Nyrstar.

Verder kan gecombineerd worden met carports, batterijopslag, waterberging of op een vliegveld. De lijst is niet uitputtend.

Hieronder ter afsluiting het zonnepark op vliegbasis Welschap, het enige zonnepark(je) in Eindhoven, 2,45 hectare. Het is in zoverre atypisch dat het gras door jarenlang maaibeheer al verschraald is (vliegvelden hebben een hekel aan vogels), waardoor de bestaande ecologische waarde hoger is dan op zwaar bemest grasland. Van de weeromstuit is het voordeel kleiner. Het kon nog beter (zegt de Verkenning) als bij het maaien het gras afgevoerd werd.

De EnMAP-satelliet voor aardwetenschappen


Het aardoppervlak en de atmosfeer begrijpen
Wie de wereld wil veranderen, moet hem begrijpen. Grondige kennis van het  verloop en de stand van zaken van natuurlijke en door de mens veroorzaakte processen op aarde is onmisbaar.
Met Marx kan men vinden dat het niet de taak van de filosofie is om de werkelijkheid te kennen, maar om die te veranderen. Men moet niet alleen maar weten welk afval in welke rivier zit, het moet stoppen met het er te zitten. Wie, aldus redenerend, vindt dat dat er meer nodig is dan alleen maar kennis, heeft een punt. Maar men kan niet elk punt tegelijk maken.

Vandaar een artikel over de Duitse Environmental Mapping and Analysis Program-satelliet (EnMAP), die op 01 april 2022 op een raket van Elon Musk de ruimte inging, en daar sindsdien succesvol plaatjes schiet.


Voor het persbericht zie https://www.bmwk.de/Redaktion/EN/Pressemitteilungen/2022/04/20220402-german-environmental-satellite-launched-into-space.html of https://www.dlr.de/de/forschung-und-transfer/projekte-und-missionen/enmap/der-erste-deutsche-hyperspektralsensor-im-all .

De satelliet
De satelliet vliegt op 650km hoogte in een zonsynchrone baan. Daardoor passeert de satelliet de evenaar steeds rond 11 uur lokale tijd. De baan voert net niet over beide polen, maar omdat de camera’s zowel recht naar beneden kunnen kijken, als onder een hoek van 30° met de vertikaal aan weerszijden, kunnen ook de poolgebieden in beeld gebracht worden.
Die aarde draait onder de satellietbaan door. Zodoende kan de hele aarde meegenomen worden in 27 dagen (als de satelliet alleen maar recht naar beneden kijkt) of 4 dagen (als hij onder 30° kijkt).

Het kleinste detail dat aan de oppervlakte kan worden waargenomen is 30 bij 30 m.


De satelliet is ‘hyperspectraal’. Enige uitleg voor leken om dat te snappen.
Het oog van een (niet-kleurenblinde) mens ziet de wereld overdag met drie pigmenten (vandaar drie primaire kleuren). Toen onze soort nog in de bomen leefde, heeft dat systeem zich ontwikkeld o.a. omdat het geschikt was om de rijpheid van eetbaar fruit te onderzoeken. De meeste dieren hebben minder pigmenten.
Bij de mens zijn de gevoeligheidskrommes breed. Als een kleur het netvlies treft, activeert hij de drie pigmenten in wisselende mate en onze hersens rekenen dat om naar een kleur.


Zou je een dergelijk schema maken van de EnMAP, dan krijg je ook van dat soort curves, maar er zijn grote verschillen.
Het eerste is dat de EnMAP twee systemen heeft: VNIR,  (Visual Near InfraRed) dat het gebied afdekt van 420nm tot 1000nm (van links tot iets rechts van wat boven afgebeeld is, en SWIR (ShortWave InfraRed), dat van 900 tot 2450nm loopt (en dus geheel rechts van bovenstaand schema ligt). De EnMAP heeft als het ware twee verschillende ogen.
Je zou ook, zoals boven, gevoeligheidscurves kunnen tekenen, maar die zien er dan heel anders uit.
In het VNIR-gebied zou je 95 curves zien van elk 6,5nm breed, die elkaar nauwelijks overlappen, en in het SWIR gebied idem 135 curves, elk 10nm breed. Eén curve heet in de techniek een kanaal.
Zoals het menselijk netvlies een waargenomen tint ombouwt tot drie getallen, bouwt de VNIR-camera diezelfde tint om tot 95 getallen. Zo ook, onafhankelijk, de SWIR .
Op die getallenstroom kun je met algorithmes gewichtsfactoren zetten. Je kunt bijvoorbeeld zeggen: geef mij de Noordzee alleen  in de kleuren van chlorofyll (de groene kleurstof van algen en planten), of je kunt zeggen: geef mij de Hispar Gletscher in Pakistan zoals een mens die van boven zou zien (True Color). En omdat de satelliet elke vier dagen een beeld kan maken, jaren lang, steeds op hetzelfde moment van de dag, kan de ijsbedekking van die gletscher nauwkeurig gevolgd worden.

Het ruimtevaartdeel  van het project zit bij het Deutsches Zentrum für Luft- und Raumfahrt (DLR, https://www.dlr.de/de ).
De bouw van de satelliet en het spectraalinstrument zat bij OHB-System AG .
De wetenschappelijke leiding zit bij het GeoForschungszentrum Potsdam (GFZ) ( https://www.gfz-potsdam.de/sektion/fernerkundung-und-geoinformatik/projekte/enmap en  https://www.enmap.org/ )

Het is een geheel publiek programma, en in beginsel vrij en Open Source.

Hispar Gletscher in Pakistan_28juni2022, EnMAP-foto, True color

Het wetenschappelijk programma.
Zoals altijd, staat de wetenschap op de schouders van zijn voorgangers.
Tot de EnMAP bestonden er satellietsystemen (bijvoorbeeld het PRISMA-systeem) met veel minder kanalen, of systemen met evenveel kanalen, maar dan in een vliegtuig.
Met de oude satellieten kon je bijvoorbeeld zien dat er ergens een algenbloei was, en met de EnMAP kun je straks zien om welk soort alg het gaat.

Het projectportaal is te vinden op https://www.enmap.org/ , een uitermate interessante site.
Omdat de EnMAP nog maar een dik jaar werkt, zijn er nog geen wetenschappelijke publicaties verschenen. Die kosten meestal meer tijd.
Er zijn al wel mooie losse afbeeldingen gepubliceerd in de Image Gallery op deze pagina (het plaatje van de Hispar gletscher is er daar één van).

Ook op het projectportaal een brochure over het project, die op uitermate interessante wijze de verschillende mogelijkheden beschrijft. Beeldmateriaal in die brochure is dus of op oudere satellieten, of op simulaties gebaseerd. Drie voorbeelden.


Bovenstaande foto is van de Waddenzee bij het eiland Sylt (links), via een dam verbonden met het Sleeswijk-Holstein ter hoogte van de Deense grens (rechts).
Het grootste deel van de afbeelding is een beeld van de oude Landsat. Het bochtige lint dat daarover heen gelegd is geeft aan wat een modern hyperspectraal beeld met dat gebied kan. Deze informatie komt van een systeem aan boord van een vliegtuig, maar de EnMAP zou dit ook kunnen.

De afbeelding hieronder betreft een opname van overbegrazing in Namibië, links met beelden van oudere satellieten en rechts een foto op de grond.


De mogelijkheden van de EnMAP kunnen bijvoorbeeld ook van pas komen in stedelijke planning. Stedelijk gebied kan preciezer geïnterpreteerd worden.
In onderstaande afbeelding  de reflectiecurven van verschillende stedelijke materialen, en een voorbeeld in de praktijk (dit berust op oudere satellieten en simulatie).
Op deze wijze kan eenvoudig in kaart gebracht worden welk percentage van de stad uit asfalt bestaat, welk percentage uit dakpan – zelfs op een schaal kleiner dan een pixel. Met de bestaande handmatige kartering is dat niet te doen.
Een en ander is erg fijne informatie om het Heat Island-effect van steden aan te kunnen pakken.
Wat ook aangenaam is, is dat de satelliet het gedrag van water kan analyseren.

De gaten in de curves in het infrarood ontstaan omdat de atmosfeer voor deze golflengtes geheel ondoorzichtig is. Een alien met ogen die werken rond de 1400nm zou de aarde zwart zien.


Tenslotte nog wat plaatjes voor de mooiigheid (uit de Image galerie).
Ik heb een voorliefde voor mooie plaatjes.

Narsarsuaq, Groenland_22 juni 2022_True color

Scott Reef, West-Australië, 27juli2022_True color

Kunstmatige Palmeilanden, Verenigde Arabische Emiraten, 12juni 2022
Links True color, rechts False color

Kankerkans door formaldehyde nog hoger ingeschat

EPA versterkt kankervermoeden rond formaldehyde en wordt voor de rechter gesleept
De Environment Protection Agency (EPA) in de VS is te vergelijken met het RIVM bij ons.

De EPA heeft als een van zijn taken om de veiligheid van chemische stoffen te beoordelen (wat in Europa op het niveau van de EU gebeurt).

In 1991 kreeg formaldehyde van de EPA de aanduiding B1 (Probable human carcinogen – based on limited evidence of carcinogenicity in humans).
Een tijd is de EPA aan een nieuwe beoordeling van formaldehyde begonnen. Dat werd een slepend proces, mede vanwege de Trump-jaren (Trump moest niets van de EPA hebben). Zo’n beoordeling is een meertrapsproces, waarin de EPA in 2022 met een ontwerp kwam voor een nieuwe beoordeling. De ‘limited evidence’ is een stuk minder ‘limited’ geworden, maar het ontwerp noemt nog geen nieuwe formele aanduiding.
Het ontwerp noemt verschillende kankersoorten, waaronder myeloide leukemie en kanker van de neus, mondholte, keel en long

De National Academies in de VS kregen als taak om de werkwijze van de EPA te beoordelen. Die evaluatie kwam in 2023 uit en gaf de EPA inhoudelijk gelijk (en mopperde over de manier waarop het opgeschreven was).

Dit alles was in het geheel  niet naar de zin van de American Chemistry Council (ACC, de brancheorganisatie van de grote chemische bedrijven), die gelobbied had tegen de studie en die, toen de studie toch met meer bewijskracht de kankerverwekkendheid vaststelde, meteen maar de EPA en de National Academies luid briesend voor de rechter sleepte. Wat daar uitkomt, moet nog blijken.

Wie wil, kan het nalezen (en toegang tot de documenten vinden) op https://www.chemistryworld.com/news/dispute-over-formaldehyde-toxicity-assessment-escalates/4017887.article .
De regels voor formaldehyde in de EU zijn te vinden op https://rvszoeksysteem.rivm.nl/stof/detail/756 . De stof valt onder de Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) en het lijstje met voorschriften is lang.

De  relevantie voor de luchtvaart
Formaldehyde is de meest voorkomende ZZS-stof in uitlaatgassen van vliegtuigen.
In bovenstaand schema de top-10 van de emissies, voorzover deze herleid kunnen worden op afzonderlijke bedrijven.
Schiphol is het grootste bedrijf met een pre-Corona jaar’productie’ van rond de 40.000 kg. Vliegveld Eindhoven staat (2019, pre-Corona) op ca 1130kg en staat op deze lijst (in 2019) 13de .

Veruit de grootste bron van formaldehyde is overigens het wegverkeer (in 2019 1,2 miljoen kg). Maar dat is een diffuse bron en over heel Nederland opgeteld. Een vliegveld is een puntbron met een lokale werking.
De luchtvaart als geheel was in 2019 goed voor ca 49000 kg (waarvan het grootste deel dus voor rekening van Schiphol).

Tot geluk  van de woonomgeving verwaait het gasvormige formaldehyde en is de blootstelling vooral relevant voor wie langdurig (bijvoorbeeld voor zijn werk) nabij het vliegveld blootgesteld wordt. Aan de andere kant komt er ook een heleboel formaldehyde af van het systeem A2/N2 .
Het zou goed zijn om voor  gebieden als Wintelre, Meerhoven en Noord-Veldhoven een berekening te maken met een verspreidingsmodel, en om formaldehyde in het regionale luchtmeetnet op te nemen.

En het zou goed zijn om zo snel mogelijk te stoppen  met het verbranden van fossiele brandstoffen, niet alleen vanwege het klimaat, maar ook vanwege de luchtkwaliteit.

Stel je je het toerisme in 2030 en 2050 eens voor?

Vooraf
De toeristische sector in ruime zin is een belangrijke veroorzaker van klimaatschade, maar zal er ook een belangrijk slachtoffer van worden.

Om een indruk te krijgen van de orde van grootte van de broeikasgasemissies hieronder een studie van Scott (2008) en Lenzen (2018).

Scott becijferde dat in 2005 het totaal aan toeristische activiteiten in de wereld zorgde voor 5% van de mondiale CO2 – emissies, zijnde in dat jaar 30Gton. In technische termen uitgedrukt waren de toeristische scope 1- en scope 2-emissies goed voor ca 1,5Gton CO2 .
Van die 1,5Gton kwam 40% van vliegreizen, 32% van het autoverkeer, 3% van ander verkeer, 21% van de accommodaties en 4% uit andere bron.

Lenzen voegde hieraan toe dat als je ook eten, drinken, retail shopping, wasserijen en dergelijke meetelde (in techische termen zoiets als scope 3-emissies), daaraan nog eens 3% van de mondiale CO2 – emissies aan toegevoegd werd (grofweg 1Gton CO2 ).

Aan de andere kant zijn of worden sommige toeristische hot spots, zoals kleine eilandstaten als de Malediven, in hun voortbestaan bedreigd. Als de zeespiegel 1m stijgt, loopt 29% van de toeristische infrastructuur in het Caribisch gebied onder water.
Het toerisme draagt actief  bij aan zijn eigen ondergang.

Vanuit een mengsel aan motieven is de mondiaal opererende The Travel Foundation (een stichting) opgericht. Zie https://www.thetravelfoundation.org.uk/ .
De home page opent met “Tourism must decarbonise and adapt” en roept op om de “Glasgow Declaration Climate Action in Tourism” te tekenen ( https://www.oneplanetnetwork.org/programmes/sustainable-tourism/glasgow-declaration ).
Er is een financieel overzicht en een lijst van partners op http://www.thetravelfoundation.org.uk/tf-partners/ . Dat is een bont gezelschap van publieke en particuliere organisaties. Men treft touroperators aan, nationale en lokale toeristische bureau’s (uit Nederland bijvoorbeeld het Nederlands Bureau voor Toerisme & Congressen (NBTC), universiteiten maar bijvoorbeeld ook Easyjet.
Ook bij vertegenwoordigers van het grootkapitaal zit verstand: Iberostar Hotels en Resorts bijvoorbeeld heeft het merendeel van zijn resorts aan Caribische en Mediterrane stranden die afkalven, door orkanen geteisterd worden en waar de ecosystemen naar de knoppen gaan. Iberostar heeft inmiddels een zeer ambitieus anti-broeikasgasbeleid.

Er is behoefte aan een omvattend mondiaal plan.
The Travel Foundation heeft het opstellen daarvan neergelegd bij de hoofdauteurs Paul Peeters en Bernadett Papp. Het product heet “Envisioning Tourism in 2030 and Beyond”. In de voorgaande tekst is deze studie al gebruikt.
Peeters is verbonden aan de Breda University of Applied Sciences (wat vroeger de NHTV heette), en de erkende deskundige in Nederland op het gebied van duurzaam toerisme. (Er staat een lang interview met Peeters in de NRC van 12 aug 2023 door Wouter van Noort met als kop dat “de toerist nieuwe paden moet verkennen”).
Papp is verbonden aan het European Tourism Futures Institute en aan de Universiteit van Glasgow (afgestudeerd bij Peeters).
Daarnaast zijn er ook bijdrage van anderen.
Envisioning Tourism in 2030 and Beyond is te downloaden op de site van The Travel Foundation via de zoekterm Envisioning . Er is ook een summary.

Het GTTMdyn model
Peeters en Papp hebben zoiets als een Grand Design gemaakt voor de mondiale toekomst van het toerisme.

Centraal staat het door Peeters in 2013 geconstrueerde model GTTMdyn (Global Tourism and Transport Model dynamisch). Het is een groot model met interne en externe variabelen met ruim bereik: niet alleen technisch en financieel, maar ook bijv. gedragswetenschappelijk, sociaal-economisch en demografisch, en het bevat gekwantificeerde rechtvaardigheid (bijvoorbeeld de Gini-coëfficiënt zit erin, een maatstaf voor de inkomens- of vermogenongelijkheid in een land).
Het model rekent tot het jaar 2100 en gebruikt 2019 als referentiejaar om in lijn te blijven met de Glasgow Declaration.
De reëel bestaande trends en de beleidswijzigingen, waartoe feitelijk besloten is, leiden tot een scenario dat in alle volgende overzichten wordt aangeduid als Business As Usual (BAU). Dat ziet er uit als  hieronder. De rode lijn is wat het moet worden.

(1Mton = 1 miljard kg)

Het model is bedoeld voor het toerisme en het ermee verbonden transportsysteem. Het verwerkt alle passagiersvluchten, accommodaties, autoritten of ‘andere’ ritten in de vorm van trein, veerboot of bus, welke verplaatsingen leiden tot minstens één overnachting, met als doel vakantie, ontspanning, zaken en het bezoeken van vrienden en bekenden.
Een ruime definitie….
Kantoren van reisbureau’s en dergelijke worden niet meegenomen, want die emissies stellen op het geheel niets voor. Voedsel op de plaats van bestemming telt niet mee, want je zou thuis ook eten, museumbezoek en excursies op locatie tellen niet mee, elektriciteit (wasgoed!), brandstof  en logistiek op locatie tellen wel mee (in het vakjargon scope3 – emissies).

De klassieke scenario’s als input
Eerst wordt het model gevoed met de vier klassieke oplossingsscenario’s waar de luchtvaartsector zelf steeds mee schermt:

  • offsetting (dat betekent CO2 elders op de wereld compenseren). Dat stelt zo weinig voor en is zo onbetrouwbaar, dat Peeters en Papp het niet in het model meenemen (ook het CORSIA-systeem van de ICAO niet)
  • technologie: alle elektriciteit is in 2050 hernieuwbaar en het hele toeristische systeem is dan elektrisch, behalve de luchtvaart. Op de lange duur (na 2050) gaat wellicht ook de luchtvaart met de combinatie waterstof, brandstofcel, propellers richting weinig emissie. Techniek op zich gaat te langzaam.
  • hernieuwbare brandstof (SAF, Sustainable Aviation Fuel). De auteurs verwachten erg weinig van biobrandstof (uitfaseren voor 2035) en zien wel een rol voor elektrofuels, Maar die vreten stroom en concurreren met andere bestemmingen die ook stroom vreten. Daar maakt de input in het model verdelingsafspraken over. SAF levert niet genoeg en SAF  is veel duurder.
  • belastingen en subsidies: de veel duurdere SAF maakt dat extra belasting er niet veel meer toe doet. Het model neemt geen belastingen mee.
    Wel subsidies, maar dan buiten de luchtvaart (bijvoorbeeld in OV).

Wat blijkt is dat de vier ‘klassieke’ oplossingsrichtingen wel helpen, maar niet genoeg. Het model komt tot het volgende verloop (merk op dat de horizontale as ingekort is tot 2070):

Het TDS-scenario
Peeters en Papp gaan ervan uit dat de eerder genoemde ‘klassieke’ scenario’s uitgevoerd worden. Zij veronderstellen daarbij verplichtende maatregelen  van overheidswege, zoals een wereldwijd oplopend bijmengpercentage SAF tot 100% in 2050.

Ze voegen er primair de eis aan toe dat er een cap komt, op het niveau van 2019, op de totale hoeveelheid vliegtuigbrandstof. Die eis gaat dus als input in het model.
Doelwit zijn daarbij vooral trips over de langste afstand (waarmee bedoeld wordt meer dan 8000km heen en 8000km terug). Voorbeeld: Shanghai – Sydney is hemelsbreed 7883km, Schiphol-Sri Lanka 8368km, Schiphol-Bali12125km, en Shanghai-Giethoorn 10.799km. In praktijk is het meer, want er wordt niet langs de kortste route gevlogen.
Bij die langste afstanden betreft het maar een kleine 6% van alle vluchten, maar die zorgen voor onevenredig veel broeikasgasemissies.

Om de primaire eisen te ondersteunen, definiëren Peeters en Papp enkele secundaire eisen, ook als modelinput.
Er moet massief geïnvesteerd worden in vervangende vervoersmodi, zoals het openbaar vervoer (HSL-lijnen). Peeters en Pap denken aan wereldwijd $200 miljard per jaar. Dit soort kosten moet mede afgedekt worden door 40% van de kosten te subsidiëren (er staat niet bij of het dan om aanleg of om exploitatie gaat).
Als er toch belasting geheven wordt (bijvoorbeeld omdat er nog geen SAF is), moet die aan de luchtvaart ten goede komen.
De psychologie van de reiziger moet veranderen, in de richting van minder waarde hechten aan ver weg en meer waarde hechten aan langer verblijf (liever een maal twee weken naar Kreta dan twee maal één week Bali).

De combinatie van dit alles heeft het Tourism Decarbonisation Scenario (TDS) en dat leidt tot onderstaand emissieverloop. De emissieloosheid in 2050 haal je ermee, de halvering in 2030 net niet.

 

Gevolgen, anders dan de CO2 – emissies
Uiteraard heeft een dergelijk drastisch pakket van aannames gevolgen ook voor andere zaken dan de beoogde reductie van de CO2 – emissies. De studie pelt die per belanghebbende bedrijfstak of instantie af. Ik noem er een paar, maar het aantal actiepunten in de afsluitende ‘Conclusies en aanbevelingen’ bedraagt 35.

Er komt een extra claim op hernieuwbare energie, naast die uit andere sectoren. Er moeten toewijzingsafspraken gemaakt worden om de (vooralsnog) schaarste te verdelen.

Vliegen wordt duurder, vooral vanwege de duurdere SAF. Het model voorspelt dat deprijs van 0,06$ per passagierkilometer in 2019 omhoog gaat naar 0,10 in 2030 en naar 0,18$/pkm in 2050.

Het aantal trips kan licht blijven groeien, maar over kortere afstanden waardoor de totaal afgelegde afstand ongeveer gelijk blijft. De luchtvaartsector kan blijven verdienen, maar minder dan in BAU het geval geweest zou zijn.

Er wordt nogal wat verwacht van de accommodatie-sector, die geacht wordt in 2025 geheel  emissievrij te zijn. Er kan het een en ander op dit gebied. Er bestaat bijvoorbeeld nu al een Net Zero Methodology for Hotels (Greenview, 2021) en er is al eens vastgesteld dat de in 2017 bestaande techniek goed genoeg is om in principe alle hotels koolstofvrij te maken.

Touroperators en nationale toeristenbureaus moeten hun strategie aanpassen.

Er ontstaan op mondiale schaal sociale rechtvaardigheids-issues. Kleine eilandstaten die ver weg liggen en sociaal-economisch relatief sterk afhankelijk zijn van het toerisme moeten niet de dupe worden. Er moet onderhandeld worden over een herverdeling van slots en daarvoor is nodig, dat daarop van overheidswege grip is (bijvoorbeeld de het VN-orgaan ICAO).
Er staan bijvoorbeeld interessante ondersteunende verklaringen in de studie van de nationale toeristische bureaus’s van de Caribische natie Barbados en de stad Vancouver, maar bijvoorbeeld ook van het Nederlandse NBTC (Nederlands Bureau  voor Toerisme en Congressen).

(Let wel dat 1 billion in het Engels 1 miljard is in het Nederlands)

Geen reden voor paniek
En uiteindelijk, als de eerste paniek gezakt is, vallen de consequenties voor het toerisme als geheel erg mee. Door de oogharen bekeken, gaat het uiteindelijk vooral om een herverdeling binnen de sector.
De blauwe lijn is weer BAU.
Het enige dat significant minder wordt is de gereisde afstand. Andere kengetallen blijven t.o.v. BAU ongeveer gelijk of worden zelfs gunstiger.

Het treinticketverhaal van Greenpeace
Greenpeace heeft recentelijk een rapport uitgebracht (juli 2023) met de boodschap dat vliegen in Europa meestal goedkoper is dan de trein op hetzelfde traject. Dat verhaal past naadloos in de analyse van Peeters en Papp.

Op 112 routes was het vliegtuig in 79 gevallen altijd goedkoper, was de trein in 23 gevallen goedkoper en in 10 gevallen hing het van het boekingstijdstip af.
Het rapport is te vinden op https://www.greenpeace.org/eu-unit/issues/climate-energy/46764/the-shocking-extent-people-are-encouraged-to-fly-in-europe/ . Daar staat tevens een goede samenvatting, dus ik ga daar in deze kolommen nu geen extra aandacht aan besteden.

Overigens kwam de Consumentenbond, op basis van een veel beperktere steekproef, in 2019 tot de slotsom dat treinreizen vaak niet duurder waren. Zie https://www.bjmgerard.nl/de-trein-is-allang-niet-meer-altijd-veel-duurder-dan-het-vliegtuig/ . Ik kan het verschil nu niet verklaren. Misschien dat Greenpeace en de Consumentenbond eens moeten gaan praten.

Eindhoven Airport vanaf de Spottershill

Eindhoven Airport
Ik zit in het bestuur van het Beraad Vlieghinder Moet Minder (BVM2), en heb zitten nadenken in hoeverre de consequenties van “Envisioning Tourism in 2030 and Beyond” voor Eindhoven Airport relevant zijn.
Een snelle eerste indruk.

Het belangrijkste nieuwe element in Envisioning etc is het pleidooi om lange vluchten tegen te gaan (>8000km enkele reis). Die zijn er op Eindhoven Airport niet – reden om dat zo te houden. Eindhoven-Antalya is hemelsbreed bijvoorbeeld 2600km, en is daarmee mogelijk de langste. Weinig omvliegen, want alles is point to point.

Of er gevolgen zijn van een mondiale cap op de luchthavencapaciteit (moet Eindhoven slots inleveren voor De Malediven?), of een cap op de mondiale hoeveelheid vliegtuigbrandstof, valt niet goed te overzien, omdat dat in de studie niet precies omschreven is.
De voorgestelde cap op de CO2-emissies van regionale luchthavens, zoals voorgesteld in de Luchtvaartnota 2020-2050, kan dezelfde richting opwerken als een cap op vliegtuigbrandstof, maar ook daar valt op dit moment, bij gebrek aan concreetheid, weinig over te zeggen.
Het lijkt in elk geval verstandig om überhaupt een maximum aantal vliegbewegingen in het komende Luchthavenbesluit te blijven opnemen (en niet alleen maar een geluidsgrens die op zichzelf niets over het klimaat zegt en over mondiaal slotbeheer).

Meer relevant voor Eindhoven Airport zijn de ‘klassieke oplossingsrichtingen’.

  • Peeters en Papp zien zó weinig in offsetting van CO2 (compensatieprojecten) dat ze die niet meegenomen hebben in het model. Ik zit er iets minder strak in (zou offsetting in de herontwikkeling van de Peel noodzakelijkerwijs slecht zijn?) en het vliegveld doet wat met Airport Carbon Accreditation, van welke compensatie-organisatie zelf geen schandaalverhalen in  omloop zijn. Maar ACA rust op verificatieorganisaties die wel ter discussie staan.
  • Eindhoven Airport heeft weinig greep op de technische ontwikkeling.
    Men  is er vriendelijk t.o.v. experimenten, maar ook daar is nog veel onduidelijk. In elk geval past het in de geest van deze oplossingsrichting om elektrisch vliegen te zien als vervanging van, en niet als aanvulling op, fossiel vliegen. Dus geen nieuw luchttaxisysteem als de lijnvluchten gewoon fossiel blijven doorvliegen en als je je ook met de trein op de gewenste bestemming kunt komen.
    Een vraag is (ook weer zonder direct antwoord) in hoeverre men de volledige elektrificatie van bijna alles als een Brainportdoel ziet (en dus als een zaak van regionale industriepolitiek).
  • Eindhoven Airport heeft een plan ingediend bij Milieudefensie in de regio om in 2030 45% minder CO2 uit te stoten dan in 2019 (de Shell-eis van Milieudefensie). Op zich is het een goede zaak dat het vliegveld deze scope3-emissies als haar verantwoordelijkheid ziet, en ook dat het uitgaat van generatie 2-biobrandstof.
    Maar Eindhoven Airport denkt op dit moment vooral aan biokerosine. Theoretisch zou dat kunnen als een klein vliegveld als Eindhoven Airport onevenredig veel van de beschikbare voorraad naar zich toeharkt,  praktisch ben ik niet afwijzend – mits generatie 2-brandstof – maar wel sceptisch, en is Envisioning etc nog sceptischer. Envisioning etc sluit biokerosine niet geheel uit als materiaal om mee te starten, maar wil er uiterlijk in 2035 van af ten gunste van elektrofuels. De tijd moet leren wat hier wijsheid is. Opnieuw de vraag hoe die elektrofuels in Brainport passen.
  • Als er voldoende SAF zou zijn, aldus Peeters en Papp, hoefde je geen taks te heffen want het vliegen zou dan vanzelf al veel duurder zijn. Maar er is nog praktisch geen  SAF en er is wel een (nationale) taks. In dat geval moet de taks aan de ontwikkeling van zinvolle trends in de luchtvaart besteed worden, en niet in de grote regeringspot gaan – aldus Envisioning etc.
    Daarover zijn we het in elk geval eens.

En wat doe je zelf op vakantie?
Mijn motto: verbeter het milieu, begin bij het systeem, en eindig bij jezelf. Klimaat en milieu worden gered door systeemingrepen en niet doordat iedereen voor zich op zeer bescheiden wijze doet wat men denkt dat goed is. En als dat massaal georganiseerd wordt, kan het trouwens nog helpen ook.
En ik ga niet op elke gedrags-slak zout leggen, ook niet als een klimaatactivist een keer met het vliegtuig op vakantie gaat. Het leven blijft behelpen.

Maar men mag mij best uitdagen met ‘Practice what you preach’.

De Donauradweg

Mijn vrouw en ik hebben dus onze elektrische fietsen meegenomen op de trein naar Ulm, zijn de Donau omhoog gefietst tot wat men toeristisch de bron noemt, over de waterscheiding en daarna de Neckar af tot Heidelberg, en vandaar met de trein terug. Daarmee hebben we milieu en klimaat niet veel meer belast dan wanneer we thuisgebleven waren. Wat meer ijsjes, wat meer wasgoed, wat extra stroom, en wat meer gehijg omdat die dorpen langs de Donau allemaal op een rotbult liggen (wat logisch is, want de Donau is een extreme regenrivier, berucht om zijn lage en hoge water). De Neckar trouwens ook en de Rijn ook steeds meer.

Greenpeace heeft het over de prijs  van de treintickets. Dat kan me persoonlijk in vakantietijd eigenlijk niet zo veel schelen. Wat me meer interesseert is dat de kwaliteit van het transport (met fiets) steeds slechter wordt. Mijn vrouw is een uitstekende planner, op papier werkt dat aan de Duitse kant van de grens, en ze bouwt een hoop overstaptijd in. Maar als dan in Aken, zonder bericht en terwijl die werkzaamheden al een hele tijd duurden, de gereserveerde trein er niet is en je met fietsen en bepakking in de vervangende bus moet, is er een klein probleem.
Zo ook als de liften in Düsseldorf veel tr krap zijn voor een fiets. Zet je de fiets vertikaal met zijn voorwiel omhoog in de lift en probeer dan ook nog de deur dicht te krijgen en de knop ingedrukt..

Zo maak je nog eens wat mee op je oude dag, maar we hebben het opgelost.
Verder was de vakantie goed, dank u.