In het Eindhovens Dagblad van 01 sept 2023 hebben de TU/e – hoogleraren Van de Weijer en Steinbuch een onzuivere en soms demagogische redenering neergezet, uitmondend in conclusies die het goed doen bij de Automotive Campus in Helmond.
Door lithium enerzijds en olie, gas en kolen anderzijds als vergelijkbare grootheden naast elkaar te plaatsen, zijn Van de Weijer en Steinbuch onzuiver bezig. Lithium is immers een energie-opslagmiddel en olie, gas en kolen zijn een energiebron. Na enige voorbereidende bewerkingen kan een auto rijden op olie, maar er is geen enkele methode om een auto op lithium te laten rijden. Een lithiumauto rijdt op stroom (bij voorkeur groen).
Waarmee de volgende omissie aan de orde komt. Beide typen auto’s functioneren in een keten. Het niet noemen van de fossiele keten bij fossiele auto’s leidt tot een veel kleinere vertekening dan het niet noemen van de hernieuwbare energie-keten bij elektrische auto’s. Want al die groene stroom komt uiteindelijk uit windmolens en zonneparken en die vragen ook het een en ander: koper, zeldzame aarde-metalen, donorelementen in PV-panelen. En gewoon staal en aluminium, maar die moet je ook voor brandstofauto’s uit de grond halen. Je hebt niet alleen een lithiumprobleem, maar ook een neodymiumprobleem voor magneten in windmolens.
Dat de mijnbouw een ‘negatieve impact op de omgeving’ kan hebben, is een understatement van jewelste. Je kunt best wel een pekelmeer in de woestijn van zijn lithium ontdoen, maar dat proces zuipt water en als dat nou net het laatste water was, is dat niet een ‘negatieve impact’, maar direct levensbedreigend. Zo ook als de ertswinning de rivieren vergiftigt. Schrale troost voor de inheemse bevolking van Zuid-Amerika dat elders op de wereld kolenmijnen geacht worden dicht te gaan. De getalsmatige beweringen omtrent de lithiumvoorraden in het artikel worden overigens niet onderbouwd, evenmin in hoeverre die voorraden winbaar zijn (is het getal netto of bruto?)
De TU/e spreekt terecht over de noodzaak tot recycling. Het zou alleen geloofwaardiger zijn als de TU/e op dit gebied activiteiten liet zien.
Het is moeilijk om hier een kant en klare toekomstvisie geven. Dat vraagt grote denkramen. Het moet in elk geval allemaal minder en beter. Er gaat naar alle waarschijnlijkheid een toekomst van schaarste aan gaat komen, mogelijk van rantsoenering. De eerste zorg is dan dat dat rechtvaardig gebeurt (‘de krimp begint bij de kop’). Er gaan heftige verdelingsdiscussies komen en het lijkt van de zotte om nu al uit te spreken dat een onevenredig deel van de schaarste opgeofferd moet worden aan de heilige koeien in de Helmondse Automotivestal.
Een argumentatie op het niveau van de mens als ‘aangeklede jager-verzamelaar’ is een academisch betoog onwaardig. ‘De mens’ functioneert altijd in zijn context en als die context dwingend minder materiële hulpbronnen voorschrijft, zal die mens zich daarin uiteindelijk schikken. Vloekend en knarsetandend, maar als die fase voorbij is gaat die mens wat verzinnen, bijvoorbeeld of het geluk verkrijgbaar is met minder lithium. Goede politieke leiding is hier wenselijk.
En inderdaad, dan in stedelijk gebied maar minder vaak een individuele auto en vaker een collectieve of (o Helmondse horror) de fiets of een verbeterd OV. Erisman heeft gelijk. En misschien komt er per ongeluk wel wat moois uit. Smeed zwaarden tot ploegscharen en parkeerplaatsen tot park!
Leve Erisman!
Bernard Gerard
Zoutvlakte in de Atacama. Vaak wordt in dit soort zoutvlaktes en pekelmeren Lithium gewonnen.
Inleiding Zoals die dingen gaan: ik heb een hoop gratis digitale nieuwsbrieven (en een paar betaalde). Zo kom je een verhaal tegen in MIT Technology Review van 18 augustus 2023 over de start-up Heata in Groot-Britannië, die cloudservers naar woonhuizen wil decentraliseren, alwaar de restwarmte van die servers warm tapwater moet leveren aan de bewoners. Die huishoudens moeten er per jaar grofweg £250 wijzer van worden, het klimaat minstens 2,5kWh gas per dag, en gemiddeld 4,5. Het project wordt gesteund door het private bedrijf British Gas en het regeringsagentschap Innovate UK, en de BV Sustainable Ventures, en door hen, en door Heata, geframed mede als anti-armoedeproject. Zou je denken dat British Gas ook de tarieven kan verlagen, maar die overweging stond er niet bij.
Het artikel in MIT TR is te vinden op reuse waste heat from cloud computing . Kans dat het achter de betaalmuur zit, maar dat is geen ramp want het is eigenlijk niet zo’n vreselijk goed artikel. In ruim het jaar dat de start-up nu bezig is in Surrey County, heeft men tachtig huizen aangesloten met nog 30 in de pijplijn (zegt MIT TR).
(afbeelding site Heata)
Heata ( https://www.heata.co/ ) De huidige generatie servers produceert een heleboel warmte. Daarom worden ze gekoeld met lucht, vloeistof of (zoals bij Heata) met ‘heat pipes’ (een soort vloeistofkoeling in een afgesloten pijp met een warme en een koude kant). De warme kant is de printplaat van de computer, en de koude kant wordt dan in dit geval de wand van een boilervat met water. Op zich werkt dat.
Een mogelijke toekomstige generatie servers, die op fotonica gebaseerd is, vraagt waarschijnlijk minder stroom en levert dus ook minder warmte. Onduidelijk is hoe lang dat nog duurt, maar niet op korte termijn.
Een grote cloud server wordt opgesplitst in een heleboel kleine deelservers, en Heata installeert de deelserver, de koeling, de voeding van de geoogste warmte naar een vat met water, de bekabeling en wat verder nodig is. Communicatie va de hoofdserver met de deelserver gaat via of glasvezel of 4G/5G , Heata laat dat open. Heata vergoedt de stroom van de server ruimhartig, zorgt dat de juiste werklast aan de juiste deelserver wordt toegekend en doet eventueel onderhoud.
Het is een bonafide initiatief.
En toch lijkt het mij niet echt praktisch. Er zitten teveel haken en ogen aan, en dat komt vooral door de microschaal van de vestigingen. De korrelgrootte is één huishouden.
Omdat de server ook in de zomer gekoeld moet worden en dan de CV niet aanstaat, produceert de inrichting alleen warmte voor tapwater. Dat gebruik je het hele jaar. Hoe dat moet als je drie weken op vakantie gaat, staat er niet bij. Moet de server dan op standby? Gaat dat automatisch?
Het systeem werkt alleen met bepaalde boilertypen
Ter plekke van de aanhechting van de warmtepijpen wordt de isolatie van het boilervat weggehaald.
Er is ruimte nodig rond de boiler voor de extra apparatuur
Er staat niet bij of het systeem ook werkt (al dan niet na doorontwikkeling van he concept) bij een combiketel (waarbij de CV-installatie zowel verwarmings- als tapwater levert). Zoals het nu beschreven staat, is dat niet het geval.
De server gebruikt misschien jouw wifi en dat heeft privacy-aspecten
De deelserver wordt vooralsnog geplaatst voor een jaar. Is het experiment dan afgelopen, dan brengt Heata alles in de oude toestand terug (zegt Heata).
De website TomsHardware geeft een kritische bespreking van het Heata-systeem ( https://www.tomshardware.com/news/heata-server-hot-water-trial-uk ). Ik heb deze website als second opinion voor bovenstaande opmerkingen gebruikt. Een deelnemer aan het discussieforum vat het samen: “The idea is good. This particular implementation, not.”
Leafcloud is nog een kleine speler voor het lichtere serverwerk. Overigens zit Milieudefensie ook bij Leafcloud.
Belangrijkste verschil is dat Leafcloud met grotere eenheden werkt, zoals appartementen-complexen, verpleeghuizen en zwembaden. Dat geeft toegevoegde statistiek. Er is nog steeds een wisselende warmtevraag, maar dat verloopt gelijkmatiger, en dat maakt het leven een stuk simpeler. Bijvoorbeeld meer kans dat de stookruimte plaats biedt aan een groot buffervat en aan andere warmtebronnen die waarschijnlijk nodig blijven.
(afbeelding site Leafcloud)
Armoedebeleid is een politiek wenselijke bezigheid, maar leidt niet noodzakelijkerwijs tot goede technische ontwerpen. Goede technische ontwerpen, naar ingenieursmaatstaven ontworpen, kunnen wel tot financiële voordelen voor de bevolking leiden, bijvoorbeeld in de vorm van lagere stookkosten of een goedkoper zwembadkaartje. Maar, dat is niet meer één op één zichtbaar.
Ook Leafcloud benadrukt dat het heel zinvol is om over hergebruik van restwarmte van servers te praten. De onderneming geeft een staatje waarin de NS op 1.2TWh/jaar getaxeerd wordt, de stad Amsterdam op 4,5TWh/jaar, de gezamenlijke Nederlandse datacenters op 5.0TWh/jaar en (ter vergelijking) de Nederlandse windenergieproductie op 10,5TWh/jaar.
Datacenters zijn momenteel goed voor ruim 4% van het totale Nederlandse elektriciteitsverbruik, en dat percentage zal groeien tot 10% in 2030 (beweert Leafcloud)
Hieronder wat interessante Leafcloud-statistiek (de eenheid is kg CO2 per geïnstalleerde kW vermogen per jaar). De getallen komen voor rekening van Leafcloud en heb ik niet geverifieerd. Ze komen van https://www.leaf.cloud/truly-green .
Je moet het eerste plaatje lezen alsdat een standaard appartementencomplex normaliter per geïnstalleerde kW vermogen 2391kg CO2 per jaar loost, en dat daarvan na plaatsing van een Leafcloud server nog 615kg CO2 per jaar over is. Leafcloud boekt het verschil in als negatieve emissies. Het Leafcloudsysteem zet (naar eigen zeggen) 85% van de toegevoerde elektrische energie om in nuttig toegepaste warmte.
Reken op 1kg CO2 per 0,55m3 Nederlands aardgas tegen het actuele tarief. Leafcloud geeft niet aan hoe dit doorwerkt in de servicekosten van het betreffende fictieve appartementengebouw.
In het tweede plaatje wordt die negatieve emissie vergeleken met ‘positieve’ emissies van andere datacenter, waarbij de grijze kolom waarschijnlijk voor een mondiaal gemiddeld datacenter staat, en de groene kolom voor gemiddeld over de groenste datacenters (die dus zwak ‘positief’ zijn).
Hyperscales willen voor 100% op duurzame elektriciteit draaien (en ze komen een heel eind). Dat betekent wind- en zonneparken en dat betekent veel en liefst niet te dure grond, ook voor de eigen gebouwen, en een elektriciteitsnet waar nog ruimte is. Dus bouwden Microsoft en Google in de Kop van Noord-Holland en heeft Google een groot datacentrum bij de Eemshaven. De restwarmte van dit soort centra wordt nu gewoon gedumpt in de atmosfeer of het oppervlaktewater (de hoeveelheid koelwater is ook een probleem). Belangrijke redenen zijn dat warmte niet zinvol over grote afstanden te vervoeren is en slechts gedistribueerd kan worden met een stadsverwarming. Die stadsverwarmingen liggen in stedelijk gebied en de meeste hyperscales liggen ver van de stad.
Het ligt voor de hand om datacenters te verplichten zich in de nabijheid van een stadsverwarming te vestigen (dat is het advies van o.a. TKI Urban Energy), maar die regie heeft de Nederlandse regering nog niet gepakt. Het is vooral vrijheid, blijheid in de ruimtelijke ordening.
Het nieuwste nieuws (17 maart 2022) is dat Microsoft op deze basis een datacenter wil gaan bouwen in Zuid-Finland, waarvan de restwarmte geheel wordt toevertrouwd aan de stadsverwarming van de 250.000 gebruikers in de steden Espoo en Kauniainen, en de gemeente Kirkkonummi (afbeelding hierboven een artist impression). Dit in samenwerking met de Scandinavische energiemaatschappij Fortum. Zie https://www.fortum.com/data-centres-helsinki-region of https://www.reuters.com/business/sustainable-business/microsoft-data-centres-heat-finnish-homes-cutting-emissions-2022-03-17/ . Het nieuwe datacenter gaat geheel op hernieuwbare energie draaien en levert al zijn restwarmte aan aan de stadsverwarming, waarvan dit bedrag 40% van het energiebudget uitmaakt. Nog eens 20% komt uit de lokale rioolwaterzuiveringsinstallatie. De aanpak moet 0,4Mton CO2 per jaar besparen en Fortum steenkoolvrij maken in Finland.
De stroomlevering aan Microsoft gaat via een (of meer) Power Purchasing Agreement (rechtstreeks zakendoen van producent naar klant, buiten de energiemarkt om). Reuter beweert dat het datacenter, althans in den beginne, 400 tot 500 GWh per jaar stroom aangeleverd krijgt, wat neerkomt op ca 50MW vermogen.
Het Beraad Vlieghinder Moet Minder (BVM2) is een Beraad dat onderschreven wordt door (momenteel) 30 organisaties en een kleine 2000 individuele ondersteuners. Ik ben er secretaris van.
Concreet onderschrijven die organisaties en personen een Manifest met een inleiding en 12 eisen. Verdere eisen zijn er niet, behalve dan dat BVM2 van de ondersteunende organisaties graag contactgegevens heeft.
Men is het er in de regio breed over eens dat het advies-Van Geel over het civiele vliegen moet worden uitgevoerd. Het meest in het oog springende onderdeel van dat advies is dat de oppervlakte binnen de 35Ke-geluidscontour met 30% moet afnemen. Verder zijn er adviezen op het gebied van luchtvervuiling, klimaat en bestuur. Zie https://bvm2.nl/samenvatting-eindrapport-proefcasus-eindhoven-airport/ .
Het is echter geen vanzelfsprekende zaak dat het advies-Van Geel volledig uitgevoerd wordt, zoals het er ligt. De regering heeft het nooit zonder voorbehoud omarmd. Veeleer doet de regering aan ‘cherry-picking’: men neemt over wat uitkomt en probeert de rest te verzwakken. Bij de geluidszone bijvoorbeeld proberen de regering en de luchtvaartsector een overschrijding van de geluidscontour te legaliseren en daar zo weinig mogelijk af te doen.
Dit leidt tot voortdurend touwtrekken binnen het Luchthaven Eindhoven Overleg (LEO), een organisatieonderdeel van het Van Geel-advies dat de regering wel overgenomen heeft. Het is een taaie strijd die nog steeds doorgaat en die van de kant van BVM2 met grote inzet gevoerd wordt.
Behalve over geluid, zijn er binnen LEO werkgroepen op o.a. gezondheid (wat te maken heeft met luchtvervuiling en ook weer geluid) en klimaat (er zou volgens de Luchtvaartnota 2020-2050 een CO2 – plafond per regionale luchthaven komen, maar die nota is nog niet in de Tweede Kamer besproken). Ook deze onderwerpen zouden wel eens beperkend kunnen werken op het aantal en de kenmerken van de vliegbewegingen. Ook hier heeft BVM2 een grote invloed.
De strijd voor een betere toekomst van de omgeving van het vliegveld is dus bepaald nog geen gelopen race! Word dus ondersteuner!
Het Manifest waarmee BVM2 startte als opvolger van De 10 Geboden voor Eindhoven Airport (en waar de huidige ondersteunende mensen en organisaties zich achter geschaard hebben) dateert alweer van 2017. Sindsdien is er nogal wat gebeurd, met uiteraard als belangrijkste gebeurtenis het verschijnen van het Van Geel-advies in 2019. Maar ook op andere terreinen, zoals op klimaatgebied, is er veel gebeurd.
Zoveel, dat er een bijgewerkt Manifest nodig was. Het Manifest van 2023 ademt dezelfde geest als dat van 2017, maar is aangepast aan de huidige stand van zaken. Dit nieuwe Manifest is te vinden op https://bvm2.nl/wat-willen-we/ .
Zoals gezegd, de strijd is niet voorbij. We willen als BVM2 graag zo sterk mogelijk staan en roepen iedereen op dit nieuwe manifest te ondersteunen. Individuele personen kunnen ondersteuner worden door wat contactgegevens in te vullen op https://bvm2.nl/supporter/ . Organisaties kunnen ondersteuner worden met een mail aan bestuur@bvm2.nl of beraadvlieghindermoetminder@gmail.com .
Ondersteuner worden is gratis. Maar een vrijwillige financiele ondersteuning mag wel, en dan op NL18 INGB 0003 6190 57 ten name van Dhr BJM Gerard
Het Recycling Magazine Benelux meldde op 23 aug 2023 dat er een procedé ontwikkeld is dat alle soorten asbest volledig zou kunnen afbreken met aanvaardbare bouwmaterialen als eindproduct. Zie nederlandse-innovatie-lost-asbest-op . Als dat waar is (en daar ziet het naar uit) is dat een goede zaak.
Wat is asbest? Mineralen als olivijn en pyroxeen zijn gesteenten die bij de druk en temperatuur diep in de aardkorst in evenwicht zijn met hun omgeving. Als ze door vulkanen uitgebraakt worden in een omgeving waar druk en temperatuur veel lager zijn, en waar water of CO2 aanwezig zijn, gaan ze eroderen – als je maar lang genoeg wacht, tot zand en klei. Asbest is het resultaat van verwering door water en zit ergens halverwege in het erosietraject. Het is een lid van een familie van stoffen waarvan sommige een naald- tot vezelvormige kristalstructuur hebben. Niet alle: talkpoeder, dat chemisch erg lijkt op chrysotiel (witte asbest), hoort ook bij die familie en heeft geen naaldvormige kristallen, tenzij verontreinigd met witte asbest. Talkpoeder wordt daarom pas na zuivering gebruikt. De vezelstructuur bepaalt zowel het nut als het gevaar van asbest. Asbest is onder normale omstandigheden sterk, hittebestendig en bestand tegen chemicaliën. Chrysotiel bijvoorbeeld (de veruit meest toegepaste vorm van asbest) vormt lange vezels die verwerkt kunnen worden in textiel en deze daardoor brandwerend maken (brandweerpakken!). De meeste asbest wordt gemengd tot asbestcement of tot leidingisolatie. Door deze ontegenzeglijk nuttige kenmerken is asbest in enorme hoeveelheden gebruikt. Tegelijk maakt de naaldvormige kristalstructuur de stof sterk kankerverwekkend. De stof is al geruime tijd verboden. Asbestkanker heeft tot drama’s geleid onder werknemers die ermee moeten werken. De hele omgeving van het Twentse Goor, waar de Eternitfabriek stond, moest ontsmet worden omdat asbestafval in de wegverharding verwerkt was.
Chrysotiel (bovenste helft object)
Wat te doen met terugkerend asbest? Tot een zeker volume mag asbest in de milieustraat aangeleverd worden, mits aan strenge protocollen voldaan is, bijvoorbeeld vooraanmelding en dubbel verpakken ( https://www.cure-afvalbeheer.nl/alles-over-afval/asbest/ ). Boven die hoeveelheid moet een gecertificeerd bedrijf worden ingeschakeld.
En dan?
Op zich staat niet ter discussie dat asbest onschadelijk gemaakt kan worden. Maar juist vanwege de specifieke eigenschappen van het materiaal is dat niet eenvoudig, want vuurvastheid en chemische resistentie was nou net het nut. Men kan het langdurig verhitten tot 600°C en aldus het water er als het ware uitbakken dat er bij de verwering ingekomen is. Krijg je het olivijn terug. De verwerking gaat als het ware terug in de tijd. Wie het na wil lezen, zie bijvoorbeeld Thermal decomposition of different types of asbestos , uit welke publicatie voorgaand blokschema afkomstig is. Het kan nog lomper door het bij 2000°C te verglazen. Beide procedé’s zijn op grote schaal niet praktisch en vreten energie en worden daarom niet gebruikt.
De zoektocht ging voort, maar de Steen der Wijzen werd lang niet gevonden. Er lag een bijvoorbeeld een Europese patentaanvraag ( https://patents.google.com/patent/EP1671682A1/en ) uit 2004 dat de afbraak van asbest fors versnelde met een toegevoegd mengsel van gesmolten kaliloog en natronloog (natronloog als korrels kennen wij als gootsteenontstopper), en dan verhitten tot bijvoorbeeld 400°C gedurende orde van grootte van een uur. Uiteindelijk is deze aanvraag teruggetrokken, reden staat er niet bij. Mogelijk was er wezenloos veel loog voor nodig (bijvoorbeeld vier maal zoveel loog als asbestafval, al kwam een flink deel van dat loog ook weer terug). Maar de ter ondersteuning aangeboden kleinschalige proeven werkten wel: onderstaande microfoto’s zijn uit deze studie afkomstig.
Ergo wordt terugkerend asbest tot nu toe op grote schaal onder de grond gestopt. Eigenlijk is dat in strijd met de Europese regelgeving, die de stort van dit soort zorgwekkende stoffen verbiedt. Maar tot nu toe bestaat deze bepaling slechts op papier, want bij gebrek aan een alternatief is deze regel nog niet van kracht geworden.
Asbeter B.V. Het nieuws van Recycling Magazine Benelux in de intro van dit artikel komt er op neer dat de firma Asbeter B.V. uit Spijkenisse ( https://www.asbeter.com/ ) een uitvoerbaar procedé zou hebben om asbestvezels geheel te vernietigen. Het procedé heet AC Minerals (Active Circular). Het proces werkt op alle soorten asbest, voor zover dat gemengd is met calcium bevattend materiaal (zoals asbestcement of leidingisolatie). Dat is het overgrote deel. Het proces werkt ook op betonafval waar geen asbest in zit, en ook op minerale wol (glaswol en steenwol), waarnaar vanwege de gezondheidseffecten kritisch gekeken wordt ( https://nl.wikipedia.org/wiki/Minerale_wol ).
Wat in elk geval vaststaat is dat er sinds december 2022 een patent is ( PCT/EP2022/060577 ). Vast staat ook dat DNV (het bekende bureau Det Norske Veritas) volgens het vaste protocol in het residue geen asbestvezels meer heeft aangetroffen. Vast staat ook dat de DCMR (de Milieudienst Rijnmond) uitgesproken heeft dat de bewerking van Asbeter resulteert in materialen die formeel geen afval meer zijn en als grondstof voor bouwmaterialen anageleverd kunnen worden.
Asbeter BV wil niet al zijn bedrijfsgeheimen kwijt op zijn site. Maar uit de beoordeling door de DCMR en uit een artikel in het chemisch vakblad C2W van 30 nov 2022 ( https://www.sciencelink.net/features/solution-for-asbestos-at-hand/20930.article ) blijkt dat het om een meertrapsproces gaat: eerst wordt het afval gemalen tot een poeder. Daaraan wordt water toegevoegd zodat een slurry ontstaat. Die wordt verwarmd (er staat niet bij tot welke temperatuur en hoe lang) waardoor eerst de calcium uit de cement gaat en in water het sterk alkalische calciumhydroxide vormt, waardoor vervolgens de asbestvezels worden afgebroken. Anders dan in het hiervoor beschreven model, is het dus voor een alkalisch karakter niet nodig vreemde stoffen toe te voegen. Tenslotte wordt het resultaat, voor de zekerheid, nog een keer gemalen.
Om asbesthoudend afval te malen, mag de overheid wel zeer goede milieu- en ARBO-eisen stellen.
De eindproducten zijn calciumcarbonaat (kalksteen in poedervorm) en calciumsilicaat of calciumsilicaat hydraat (de website is hier niet helemaal precies). Volgens de website is de eerste stof koolstofnegatief, en de tweede koolstofneutraal. In beide gevallen staat er niet bij hoe dit precies bedoeld wordt. Beide kunnen als bouwmateriaal ingezet worden (bijvoorbeeld om cement te vervangen, waarvan de productie heel veel CO2 vrijmaakt. Calciumsilicaat hydraat heeft voor sommige toepassingen veel weg van Portland cement ( https://gccassociation.org/cement-and-concrete-innovation/alternative-binders/pre-hydrated-calcium-silicates/ ).
De opschaling van de productie moet eind 2025 klaar staan op industrieterrein Moerdijk. Asbeter BV hoopt daar 75000 ton asbestafval per jaar te verwerken. Het is uiteraard nog even afwachten hoe die opschaling uitpakt.
Asbeter BV denkt asbestafval te kunnen innemen voor €251 per ton (er zijn verschillende landen in Europa waar die kosten al boven de €300 per ton liggen). Zie https://www.asbeter.com/nl/beleid .
Het stortverbod en de inzamelstructuur Het Ministerie van I&W heeft aan Asbeter BV per mail laten weten (05 sept 2022) dat het de ontwikkelingen geïnteresseerd volgt, en dat het de aanvraag van Asbeter BV om het stortverbod te activeren zal steunen als Asbeter BV aan de voorwaarden voldoet: het hebben van een procesverificatie (is de uitspraak van DNV), een capaciteit van 75% van het marktvolume ten tijde van de aanvraag, uit te bouwen naar 100% twee jaar later. Ook de EU heeft interesse.
In het eerder genoemde artikel in C2W meldt Angelo de Jong, hoofd R&D, dat het bedrijf ook kijkt naar de logistiek van de inzameling.
Vooraf Zelfs als er fors op energie in al zijn vormen bespaard gaat worden, zal er nog zeer veel meer energie dan nu in de vorm van elektriciteit nodig zijn – mogelijk een veelvoud. Onder andere vanwege elektrische auto’s en warmtepompen, maar ook omdat vroeg of laat de verduurzaming van de industrie tot zeer veel meer elektrificatie leidt.
Tot 2030 wordt daarin voorzien met de Regionale Energie Strategieën (RES) op het land, en een forse uitbreiding van wind op zee. Dat zijn programma’s die horen bij het Klimaatakkoord. Ik verdedig het uitvoeren van deze programma’s. Zie bijvoorbeeld https://www.bjmgerard.nl/handreiking-res-2-0/ en bijvoorbeeld https://www.bjmgerard.nl/de-regionale-energiestrategie-zuidoost-brabant-mre/ voor het deel van de wereld waar ik woon. Het bijbehorende gemeentelijke papierwerk moet in 2025 rond zijn.
De RES-sen moeten samen in Nederland 35 TWh hernieuwbare elektriciteit opleveren uit wind op land en grootschalige zon op land (dat betekent >15kWpiek ) . Daarnaast moet ca 20% van de huizen van het gas af zijn, maar daarover gaat dit verhaal nu niet. Daarnaast wordt kleinschalige PV-projecten ( <15kWpiek ) in het Klimaatakkoord ingeschat op samen 7TWh in 2030. Dat loopt beter dan gedacht.
Die zonneparken kunnen op grote daken liggen, of op de grond – als ze maar >15kWpiek zijn). Men haalt de doelen van de RES (2025 het papierwerk af!) niet met alleen maar zon op grote daken. Het nationale beleid is dan ook wel terughoudend, maar niet strikt afwijzend tegenover zonneparken. Er worden wel eisen gesteld, zoals een argumentatie waarom een park en niet op het dak, en zoals multifunctioneel gebruik van de ruimte en aandacht voor ecologie bij zonneparken op de grond.
Zonneparken zijn vaak omstreden Grond kan bijvoorbeeld zijn oude vuilstorten, spoorbermen of geluidswallen. Grond kan niet zijn Natura2000-gebied of Nationale Parken (is in Nederland afgesproken). Grond kan wel zijn in het Nationaal Natuur Netwerk, in beschermde landschappen en in beschermde en door de overheid aangewezen weidevogelkerngebieden, mits het zonnepark aantoonbaar ecologische meerwaarde heeft. Grond kan ook zijn landbouwgrond.
Het voornemen om een zonnepark aan te leggen kan tot heftige emoties in de omgeving leiden. Die kunnen berusten op subjectieve of objectieve gronden. Subjectief is dat men het uitzicht niet mooi vindt. Daartegen valt niet te argumenteren. Het ontwerp kan zo mooi mogelijk gemaakt worden en kan met een bossingel worden afgeschermd, maar het blijft subjectief. Objectief kan een zonnepark invloed hebben op ecologie en biodiversiteit. Hierover gaat het volgende verhaal.
In de code, voor zover het ecologie betreft, de hierboven genoemde bepalingen in welke gebieden geen resp. onder voorwaarden zonneparken mogen komen. Daarnaast een zorgvuldige locatiekeuze, het raadplegen van de constructieve zonneladder van de Natuur- en Milieu Federaties, een aanleg- en beheerplan met o.a. inpassing van bestaande natuurelementen en maaibeheer, werken aan een integrale landschapsopgave, minstens 25% onbedekt oppervlak, voorkoming van verdroging en geen gebruik van bestrijdingsmiddelen, compensatie indien nodig.
Ecologie en biodiversiteit bij zonneparken Er wordt nog maar zeer kort onderzoek gedaan naar hoe het werkelijk zit met ecologische effecten van zonneparken. Ten tijde van de Gedragscode was dat er eigenlijk nog niet – de Code is min of meer op het gevoel geschreven. Wie dus bij voorbaat de vreselijkste problemen ziet bij zonneparken, baseert zich op losse gronden.
Wageningen is in 2019 met het Solar Research Programma begonnen, dat inmiddels zo’n 40 researchers aan het werk zet. Het is verdeeld in deelprojecten, waarvan SolarEcoPlus er één is. Over SolarEcoPlus is op deze site al eerder geschreven, zie https://www.bjmgerard.nl/solarecoplus/ .
De research leidde tot een eerste wetenschappelijke publicatie “Verkenning van de bodem en de vegetatie in 25 zonneparken in Nederland” dd februari 2021 ( https://research.wur.nl/en/publications/verkenning-van-bodem-en-vegetatie-in-25-zonneparken-in-nederland- en dan download pdf. Op dezelfde pagina staan andere relevante publicaties). De publicatie gaat alleen over planten – aangenomen wordt dat de biodiversiteit als geheel de planten volgt. Hierna over deze publicatie.
De studie verwacht dat er tot 2050 in Nederland 30.000 hectare zonnepark op het land nodig zal zijn. Dit lijkt me een wat al te hoge aanname, mogelijk bestaan er tegen die tijd internationale oplossingen.
De 25 onderzochte parken zijn een steekproef uit de 229 zonneparken die Nederland op 22 sept 2020 telde. Gestreefd is naar een goede afspiegeling van de diverse variabelen.
Voor 2018 zijn er weinig parken onderzocht omdat er nog maar weinig parken waren. Na 2018 zijn er weinig parken onderzocht, omdat men die eerst een jaar de tijd wilde geven om de vegetatie door het eerste pioniersstadium heen te laten groeien.
Links hoeveel parken een bepaalde rijafstand hebben (dus 5 met een rijafstand van 200-249cm) en rechts de spleetbreedte in de panelen (van belang voor de bewatering van de ondergrond).
Wie geen tijd heeft voor het dikke pak papier, kan zich beperken tot de samenvatting, de inleiding en een hoofdstuk 7 ‘Richtlijnen voor ontwerp en beheer’. Weliswaar vinden de auteurs dat er eigenlijk meer onderzoek nodig is, maar er worden zoveel parken aangelegd dat men nu toch een richtlijn wil brengen.
De verkenning hanteert twee vergelijkingen.
In de eerste vergelijking worden ecologie en biodiversiteit van het park vergeleken met die van de grond, voorafgaand aan het park. Meestal was dat landbouwgrond en meestal is die zwaar bemest. Ten opzichte van deze uitgangspositie is ecologische winst mogelijk, mits een aantal voorwaarden waarvan de belangrijkste is dat de vaak voorkomende overvoerdheid van de grond verschraald moet worden. Dat kan door de toplaag af te graven of door hem uit te hongeren door actief maaibeheer, waarna het maaisel afgevoerd wordt (in den beginne 2* per jaar op zandgrond, minstens vijf jaar lang). Aan deze voorwaarde werd slechts bij drie van de onderzochte parken voldaan. Hier is ruimte voor winst en dat zou bijvoorbeeld afgedekt kunnen worden in de vergunning.
Ter vergelijking wordt hier het effect op een lichtmeter gemeten recht onder het paneel bij twee van de vijf mogelijke opstellingen die onderzocht zijn. Vertikaal staat het % licht op de meter t.o.v. wat de meter zou ontvangen als er geen paneel zou zijn. Horizontaal staat de tijd in uren, startend op het moment dat de lichtmeter voor het eerst iets van het paneel merkt.
In de tweede vergelijking wordt, gegeven dat er een park komt, gekeken wat de effecte zijn van de ontwerp-knoppen waaraan je kunt draaien. Onder een laagbijdegrondse Oost-Westopstelling (die lijkt een beetje op de schildpadopstelling van de Romeinen bij Asterix en Obelix) is het donker en groeit bijna niets. Bij op het zuiden gerichte panelen hangt het er vanaf hoe breed ze zijn (smallere panelen leiden, bij overigens gelijke omstandigheden, tot meer licht onder de panelen), hoe hoog ze zijn en hoever ze uit elkaar staan. Bij goed beheer zijn vanaf twee meter afstand hoge soortenaantallen mogelijk. Natuurlijke elementen en bijbehorende natuurlijke overgangen (bijvoorbeeld poeltjes en waterlopen) bevorderen de biodiversiteit. Een bossingel rond het terrein met inheemse bomen en struiken kan ook ecologisch nut hebben. Dit alles moet in een situatiegebonden ontwerp- en beheerplan.
Een derde vergelijking wordt ten onrechte niet gemaakt, namelijk wat er met de grond zou gebeuren als je de klimaatcrisis zijn gang laat gaan. Immers, de energietransitie is voorwaarde voor aanpak van de opwarming van de aarde. Wat zou de ecologische waarde van de grond zijn na drie weken hittegolf naast een uitgedroogde beekbedding?
Naast EcoSolarPlus loopt er ook een andere langetermijnstudie, het EcoCertified-project, gericht op een wetenschappelijk onderbouwde eco-certificering.
Het Plan-Rovers langs de Kleine Dommel tussen Eindhoven en Nuenen Een tijd geleden hebben grondeigenaar Rovers en Vattenfall een plan ingediend om op landbouwgrond in Eindhoven en Nuenen 18 hectare nieuwe natuur te ontwikkelen en 18 hectare zonnepark te realiseren. Zie https://www.bjmgerard.nl/combiplan-nieuwe-natuur-en-zonneveld-in-eindhoven-en-nuenen/ . Ik vond en vind dat een goed plan dat past bij de bovengenoemde ontwikkelingen. Helaas ligt het door een blokkade van de gemeente Nuenen stil.
Multifunctioneel In een dichtbevolkt land als Nederland blijft het woekeren met de grond, waarvan teveel bij de landbouw zit. Dat men in Den Haag (coalitieakkoord Rutte-IV) graag meervoudig grondgebruik wil, valt te begrijpen. Klein probleem is dat het begrip ‘multifunctioneel’ niet omschreven is.
Ik vind een goede menging van zonnepark met natuur ‘multifunctioneel’.
Maar er zijn meer invulmogelijkheden. De branche (Alliantie Zon) heeft een brochure uitgebracht ‘Multifunctioneel ruimtegebruik’ waarin diverse combinaties langsgelopen worden. Zie https://alliantiezon.nl/ .
Naast zonnepark Hoogveld-Zuid in Uden (met de foto waarvan dit artikel opent) wordt bijvoorbeeld de combinatie agri-PV genoemd. Semi-transparante panelen geven sommige planten wat gewenste schaduw en bescherming tegen extreme omstandigheden. Frambozen en rode bessen bijvoorbeeld, maar sla schijnt het ook goed te doen ( https://noord-brabant.sp.nl/nieuws/2023/08/energie-sociale-impact-en-gedrevenheid )
Je kunt er kleinvee laten grazen. Hoewel, de doorwrochte bodem-en-vegetatie-verkenning zegt dat men pas moet laten begrazen als de bodem voldoende verschraald is, want begrazen zelf draagt niet bij aan de verschraling. En dan liever met koeien want die vreten alles op de grond, terwijl schapen selectief eten wat lekker is – moet je ze eerst dwingen om een deel van het terrein eerst kaal te knagen. Geen geiten, want die gaan op de kabels kauwen.
Een oude vuilstort is een geliefde combinatiemogeljkheid, bijvoorbeeld bij Nyrstar.
Verder kan gecombineerd worden met carports, batterijopslag, waterberging of op een vliegveld. De lijst is niet uitputtend.
Hieronder ter afsluiting het zonnepark op vliegbasis Welschap, het enige zonnepark(je) in Eindhoven, 2,45 hectare. Het is in zoverre atypisch dat het gras door jarenlang maaibeheer al verschraald is (vliegvelden hebben een hekel aan vogels), waardoor de bestaande ecologische waarde hoger is dan op zwaar bemest grasland. Van de weeromstuit is het voordeel kleiner. Het kon nog beter (zegt de Verkenning) als bij het maaien het gras afgevoerd werd.
Het aardoppervlak en de atmosfeer begrijpen Wie de wereld wil veranderen, moet hem begrijpen. Grondige kennis van het verloop en de stand van zaken van natuurlijke en door de mens veroorzaakte processen op aarde is onmisbaar. Met Marx kan men vinden dat het niet de taak van de filosofie is om de werkelijkheid te kennen, maar om die te veranderen. Men moet niet alleen maar weten welk afval in welke rivier zit, het moet stoppen met het er te zitten. Wie, aldus redenerend, vindt dat dat er meer nodig is dan alleen maar kennis, heeft een punt. Maar men kan niet elk punt tegelijk maken.
Vandaar een artikel over de Duitse Environmental Mapping and Analysis Program-satelliet (EnMAP), die op 01 april 2022 op een raket van Elon Musk de ruimte inging, en daar sindsdien succesvol plaatjes schiet.
De satelliet De satelliet vliegt op 650km hoogte in een zonsynchrone baan. Daardoor passeert de satelliet de evenaar steeds rond 11 uur lokale tijd. De baan voert net niet over beide polen, maar omdat de camera’s zowel recht naar beneden kunnen kijken, als onder een hoek van 30° met de vertikaal aan weerszijden, kunnen ook de poolgebieden in beeld gebracht worden. Die aarde draait onder de satellietbaan door. Zodoende kan de hele aarde meegenomen worden in 27 dagen (als de satelliet alleen maar recht naar beneden kijkt) of 4 dagen (als hij onder 30° kijkt).
Het kleinste detail dat aan de oppervlakte kan worden waargenomen is 30 bij 30 m.
De satelliet is ‘hyperspectraal’. Enige uitleg voor leken om dat te snappen. Het oog van een (niet-kleurenblinde) mens ziet de wereld overdag met drie pigmenten (vandaar drie primaire kleuren). Toen onze soort nog in de bomen leefde, heeft dat systeem zich ontwikkeld o.a. omdat het geschikt was om de rijpheid van eetbaar fruit te onderzoeken. De meeste dieren hebben minder pigmenten. Bij de mens zijn de gevoeligheidskrommes breed. Als een kleur het netvlies treft, activeert hij de drie pigmenten in wisselende mate en onze hersens rekenen dat om naar een kleur.
Zou je een dergelijk schema maken van de EnMAP, dan krijg je ook van dat soort curves, maar er zijn grote verschillen. Het eerste is dat de EnMAP twee systemen heeft: VNIR, (Visual Near InfraRed) dat het gebied afdekt van 420nm tot 1000nm (van links tot iets rechts van wat boven afgebeeld is, en SWIR (ShortWave InfraRed), dat van 900 tot 2450nm loopt (en dus geheel rechts van bovenstaand schema ligt). De EnMAP heeft als het ware twee verschillende ogen. Je zou ook, zoals boven, gevoeligheidscurves kunnen tekenen, maar die zien er dan heel anders uit. In het VNIR-gebied zou je 95 curves zien van elk 6,5nm breed, die elkaar nauwelijks overlappen, en in het SWIR gebied idem 135 curves, elk 10nm breed. Eén curve heet in de techniek een kanaal. Zoals het menselijk netvlies een waargenomen tint ombouwt tot drie getallen, bouwt de VNIR-camera diezelfde tint om tot 95 getallen. Zo ook, onafhankelijk, de SWIR . Op die getallenstroom kun je met algorithmes gewichtsfactoren zetten. Je kunt bijvoorbeeld zeggen: geef mij de Noordzee alleen in de kleuren van chlorofyll (de groene kleurstof van algen en planten), of je kunt zeggen: geef mij de Hispar Gletscher in Pakistan zoals een mens die van boven zou zien (True Color). En omdat de satelliet elke vier dagen een beeld kan maken, jaren lang, steeds op hetzelfde moment van de dag, kan de ijsbedekking van die gletscher nauwkeurig gevolgd worden.
Het is een geheel publiek programma, en in beginsel vrij en Open Source.
Hispar Gletscher in Pakistan_28juni2022, EnMAP-foto, True color
Het wetenschappelijk programma. Zoals altijd, staat de wetenschap op de schouders van zijn voorgangers. Tot de EnMAP bestonden er satellietsystemen (bijvoorbeeld het PRISMA-systeem) met veel minder kanalen, of systemen met evenveel kanalen, maar dan in een vliegtuig. Met de oude satellieten kon je bijvoorbeeld zien dat er ergens een algenbloei was, en met de EnMAP kun je straks zien om welk soort alg het gaat.
Het projectportaal is te vinden op https://www.enmap.org/ , een uitermate interessante site. Omdat de EnMAP nog maar een dik jaar werkt, zijn er nog geen wetenschappelijke publicaties verschenen. Die kosten meestal meer tijd. Er zijn al wel mooie losse afbeeldingen gepubliceerd in de Image Gallery op deze pagina (het plaatje van de Hispar gletscher is er daar één van).
Ook op het projectportaal een brochure over het project, die op uitermate interessante wijze de verschillende mogelijkheden beschrijft. Beeldmateriaal in die brochure is dus of op oudere satellieten, of op simulaties gebaseerd. Drie voorbeelden.
Bovenstaande foto is van de Waddenzee bij het eiland Sylt (links), via een dam verbonden met het Sleeswijk-Holstein ter hoogte van de Deense grens (rechts). Het grootste deel van de afbeelding is een beeld van de oude Landsat. Het bochtige lint dat daarover heen gelegd is geeft aan wat een modern hyperspectraal beeld met dat gebied kan. Deze informatie komt van een systeem aan boord van een vliegtuig, maar de EnMAP zou dit ook kunnen.
De afbeelding hieronder betreft een opname van overbegrazing in Namibië, links met beelden van oudere satellieten en rechts een foto op de grond.
De mogelijkheden van de EnMAP kunnen bijvoorbeeld ook van pas komen in stedelijke planning. Stedelijk gebied kan preciezer geïnterpreteerd worden. In onderstaande afbeelding de reflectiecurven van verschillende stedelijke materialen, en een voorbeeld in de praktijk (dit berust op oudere satellieten en simulatie). Op deze wijze kan eenvoudig in kaart gebracht worden welk percentage van de stad uit asfalt bestaat, welk percentage uit dakpan – zelfs op een schaal kleiner dan een pixel. Met de bestaande handmatige kartering is dat niet te doen. Een en ander is erg fijne informatie om het Heat Island-effect van steden aan te kunnen pakken. Wat ook aangenaam is, is dat de satelliet het gedrag van water kan analyseren.
De gaten in de curves in het infrarood ontstaan omdat de atmosfeer voor deze golflengtes geheel ondoorzichtig is. Een alien met ogen die werken rond de 1400nm zou de aarde zwart zien.
Tenslotte nog wat plaatjes voor de mooiigheid (uit de Image galerie). Ik heb een voorliefde voor mooie plaatjes.
Narsarsuaq, Groenland_22 juni 2022_True color
Scott Reef, West-Australië, 27juli2022_True color
Kunstmatige Palmeilanden, Verenigde Arabische Emiraten, 12juni 2022 Links True color, rechts False color
EPA versterkt kankervermoeden rond formaldehyde en wordt voor de rechter gesleept De Environment Protection Agency (EPA) in de VS is te vergelijken met het RIVM bij ons.
De EPA heeft als een van zijn taken om de veiligheid van chemische stoffen te beoordelen (wat in Europa op het niveau van de EU gebeurt).
In 1991 kreeg formaldehyde van de EPA de aanduiding B1 (Probable human carcinogen – based on limited evidence of carcinogenicity in humans). Een tijd is de EPA aan een nieuwe beoordeling van formaldehyde begonnen. Dat werd een slepend proces, mede vanwege de Trump-jaren (Trump moest niets van de EPA hebben). Zo’n beoordeling is een meertrapsproces, waarin de EPA in 2022 met een ontwerp kwam voor een nieuwe beoordeling. De ‘limited evidence’ is een stuk minder ‘limited’ geworden, maar het ontwerp noemt nog geen nieuwe formele aanduiding. Het ontwerp noemt verschillende kankersoorten, waaronder myeloide leukemie en kanker van de neus, mondholte, keel en long
De National Academies in de VS kregen als taak om de werkwijze van de EPA te beoordelen. Die evaluatie kwam in 2023 uit en gaf de EPA inhoudelijk gelijk (en mopperde over de manier waarop het opgeschreven was).
Dit alles was in het geheel niet naar de zin van de American Chemistry Council (ACC, de brancheorganisatie van de grote chemische bedrijven), die gelobbied had tegen de studie en die, toen de studie toch met meer bewijskracht de kankerverwekkendheid vaststelde, meteen maar de EPA en de National Academies luid briesend voor de rechter sleepte. Wat daar uitkomt, moet nog blijken.
De relevantie voor de luchtvaart Formaldehyde is de meest voorkomende ZZS-stof in uitlaatgassen van vliegtuigen. In bovenstaand schema de top-10 van de emissies, voorzover deze herleid kunnen worden op afzonderlijke bedrijven. Schiphol is het grootste bedrijf met een pre-Corona jaar’productie’ van rond de 40.000 kg. Vliegveld Eindhoven staat (2019, pre-Corona) op ca 1130kg en staat op deze lijst (in 2019) 13de .
Veruit de grootste bron van formaldehyde is overigens het wegverkeer (in 2019 1,2 miljoen kg). Maar dat is een diffuse bron en over heel Nederland opgeteld. Een vliegveld is een puntbron met een lokale werking. De luchtvaart als geheel was in 2019 goed voor ca 49000 kg (waarvan het grootste deel dus voor rekening van Schiphol).
Tot geluk van de woonomgeving verwaait het gasvormige formaldehyde en is de blootstelling vooral relevant voor wie langdurig (bijvoorbeeld voor zijn werk) nabij het vliegveld blootgesteld wordt. Aan de andere kant komt er ook een heleboel formaldehyde af van het systeem A2/N2 . Het zou goed zijn om voor gebieden als Wintelre, Meerhoven en Noord-Veldhoven een berekening te maken met een verspreidingsmodel, en om formaldehyde in het regionale luchtmeetnet op te nemen.
En het zou goed zijn om zo snel mogelijk te stoppen met het verbranden van fossiele brandstoffen, niet alleen vanwege het klimaat, maar ook vanwege de luchtkwaliteit.
Vooraf De toeristische sector in ruime zin is een belangrijke veroorzaker van klimaatschade, maar zal er ook een belangrijk slachtoffer van worden.
Om een indruk te krijgen van de orde van grootte van de broeikasgasemissies hieronder een studie van Scott (2008) en Lenzen (2018).
Scott becijferde dat in 2005 het totaal aan toeristische activiteiten in de wereld zorgde voor 5% van de mondiale CO2 – emissies, zijnde in dat jaar 30Gton. In technische termen uitgedrukt waren de toeristische scope 1- en scope 2-emissies goed voor ca 1,5Gton CO2 . Van die 1,5Gton kwam 40% van vliegreizen, 32% van het autoverkeer, 3% van ander verkeer, 21% van de accommodaties en 4% uit andere bron.
Lenzen voegde hieraan toe dat als je ook eten, drinken, retail shopping, wasserijen en dergelijke meetelde (in techische termen zoiets als scope 3-emissies), daaraan nog eens 3% van de mondiale CO2 – emissies aan toegevoegd werd (grofweg 1Gton CO2 ).
Aan de andere kant zijn of worden sommige toeristische hot spots, zoals kleine eilandstaten als de Malediven, in hun voortbestaan bedreigd. Als de zeespiegel 1m stijgt, loopt 29% van de toeristische infrastructuur in het Caribisch gebied onder water. Het toerisme draagt actief bij aan zijn eigen ondergang.
Vanuit een mengsel aan motieven is de mondiaal opererende The Travel Foundation (een stichting) opgericht. Zie https://www.thetravelfoundation.org.uk/ . De home page opent met “Tourism must decarbonise and adapt” en roept op om de “Glasgow Declaration Climate Action in Tourism” te tekenen ( https://www.oneplanetnetwork.org/programmes/sustainable-tourism/glasgow-declaration ). Er is een financieel overzicht en een lijst van partners op http://www.thetravelfoundation.org.uk/tf-partners/ . Dat is een bont gezelschap van publieke en particuliere organisaties. Men treft touroperators aan, nationale en lokale toeristische bureau’s (uit Nederland bijvoorbeeld het Nederlands Bureau voor Toerisme & Congressen (NBTC), universiteiten maar bijvoorbeeld ook Easyjet. Ook bij vertegenwoordigers van het grootkapitaal zit verstand: Iberostar Hotels en Resorts bijvoorbeeld heeft het merendeel van zijn resorts aan Caribische en Mediterrane stranden die afkalven, door orkanen geteisterd worden en waar de ecosystemen naar de knoppen gaan. Iberostar heeft inmiddels een zeer ambitieus anti-broeikasgasbeleid.
Er is behoefte aan een omvattend mondiaal plan. The Travel Foundation heeft het opstellen daarvan neergelegd bij de hoofdauteurs Paul Peeters en Bernadett Papp. Het product heet “Envisioning Tourism in 2030 and Beyond”. In de voorgaande tekst is deze studie al gebruikt. Peeters is verbonden aan de Breda University of Applied Sciences (wat vroeger de NHTV heette), en de erkende deskundige in Nederland op het gebied van duurzaam toerisme. (Er staat een lang interview met Peeters in de NRC van 12 aug 2023 door Wouter van Noort met als kop dat “de toerist nieuwe paden moet verkennen”). Papp is verbonden aan het European Tourism Futures Institute en aan de Universiteit van Glasgow (afgestudeerd bij Peeters). Daarnaast zijn er ook bijdrage van anderen. Envisioning Tourism in 2030 and Beyond is te downloaden op de site van The Travel Foundation via de zoekterm Envisioning . Er is ook een summary.
Het GTTMdyn model Peeters en Papp hebben zoiets als een Grand Design gemaakt voor de mondiale toekomst van het toerisme.
Centraal staat het door Peeters in 2013 geconstrueerde model GTTMdyn (Global Tourism and Transport Model dynamisch). Het is een groot model met interne en externe variabelen met ruim bereik: niet alleen technisch en financieel, maar ook bijv. gedragswetenschappelijk, sociaal-economisch en demografisch, en het bevat gekwantificeerde rechtvaardigheid (bijvoorbeeld de Gini-coëfficiënt zit erin, een maatstaf voor de inkomens- of vermogenongelijkheid in een land). Het model rekent tot het jaar 2100 en gebruikt 2019 als referentiejaar om in lijn te blijven met de Glasgow Declaration. De reëel bestaande trends en de beleidswijzigingen, waartoe feitelijk besloten is, leiden tot een scenario dat in alle volgende overzichten wordt aangeduid als Business As Usual (BAU). Dat ziet er uit als hieronder. De rode lijn is wat het moet worden.
(1Mton = 1 miljard kg)
Het model is bedoeld voor het toerisme en het ermee verbonden transportsysteem. Het verwerkt alle passagiersvluchten, accommodaties, autoritten of ‘andere’ ritten in de vorm van trein, veerboot of bus, welke verplaatsingen leiden tot minstens één overnachting, met als doel vakantie, ontspanning, zaken en het bezoeken van vrienden en bekenden. Een ruime definitie…. Kantoren van reisbureau’s en dergelijke worden niet meegenomen, want die emissies stellen op het geheel niets voor. Voedsel op de plaats van bestemming telt niet mee, want je zou thuis ook eten, museumbezoek en excursies op locatie tellen niet mee, elektriciteit (wasgoed!), brandstof en logistiek op locatie tellen wel mee (in het vakjargon scope3 – emissies).
De klassieke scenario’s als input Eerst wordt het model gevoed met de vier klassieke oplossingsscenario’s waar de luchtvaartsector zelf steeds mee schermt:
offsetting (dat betekent CO2 elders op de wereld compenseren). Dat stelt zo weinig voor en is zo onbetrouwbaar, dat Peeters en Papp het niet in het model meenemen (ook het CORSIA-systeem van de ICAO niet)
technologie: alle elektriciteit is in 2050 hernieuwbaar en het hele toeristische systeem is dan elektrisch, behalve de luchtvaart. Op de lange duur (na 2050) gaat wellicht ook de luchtvaart met de combinatie waterstof, brandstofcel, propellers richting weinig emissie. Techniek op zich gaat te langzaam.
hernieuwbare brandstof (SAF, Sustainable Aviation Fuel). De auteurs verwachten erg weinig van biobrandstof (uitfaseren voor 2035) en zien wel een rol voor elektrofuels, Maar die vreten stroom en concurreren met andere bestemmingen die ook stroom vreten. Daar maakt de input in het model verdelingsafspraken over. SAF levert niet genoeg en SAF is veel duurder.
belastingen en subsidies: de veel duurdere SAF maakt dat extra belasting er niet veel meer toe doet. Het model neemt geen belastingen mee. Wel subsidies, maar dan buiten de luchtvaart (bijvoorbeeld in OV).
Wat blijkt is dat de vier ‘klassieke’ oplossingsrichtingen wel helpen, maar niet genoeg. Het model komt tot het volgende verloop (merk op dat de horizontale as ingekort is tot 2070):
Het TDS-scenario Peeters en Papp gaan ervan uit dat de eerder genoemde ‘klassieke’ scenario’s uitgevoerd worden. Zij veronderstellen daarbij verplichtende maatregelen van overheidswege, zoals een wereldwijd oplopend bijmengpercentage SAF tot 100% in 2050.
Ze voegen er primair de eis aan toe dat er een cap komt, op het niveau van 2019, op de totale hoeveelheid vliegtuigbrandstof. Die eis gaat dus als input in het model. Doelwit zijn daarbij vooral trips over de langste afstand (waarmee bedoeld wordt meer dan 8000km heen en 8000km terug). Voorbeeld: Shanghai – Sydney is hemelsbreed 7883km, Schiphol-Sri Lanka 8368km, Schiphol-Bali12125km, en Shanghai-Giethoorn 10.799km. In praktijk is het meer, want er wordt niet langs de kortste route gevlogen. Bij die langste afstanden betreft het maar een kleine 6% van alle vluchten, maar die zorgen voor onevenredig veel broeikasgasemissies.
Om de primaire eisen te ondersteunen, definiëren Peeters en Papp enkele secundaire eisen, ook als modelinput. Er moet massief geïnvesteerd worden in vervangende vervoersmodi, zoals het openbaar vervoer (HSL-lijnen). Peeters en Pap denken aan wereldwijd $200 miljard per jaar. Dit soort kosten moet mede afgedekt worden door 40% van de kosten te subsidiëren (er staat niet bij of het dan om aanleg of om exploitatie gaat). Als er toch belasting geheven wordt (bijvoorbeeld omdat er nog geen SAF is), moet die aan de luchtvaart ten goede komen. De psychologie van de reiziger moet veranderen, in de richting van minder waarde hechten aan ver weg en meer waarde hechten aan langer verblijf (liever een maal twee weken naar Kreta dan twee maal één week Bali).
De combinatie van dit alles heeft het Tourism Decarbonisation Scenario (TDS) en dat leidt tot onderstaand emissieverloop. De emissieloosheid in 2050 haal je ermee, de halvering in 2030 net niet.
Gevolgen, anders dan de CO2 – emissies Uiteraard heeft een dergelijk drastisch pakket van aannames gevolgen ook voor andere zaken dan de beoogde reductie van de CO2 – emissies. De studie pelt die per belanghebbende bedrijfstak of instantie af. Ik noem er een paar, maar het aantal actiepunten in de afsluitende ‘Conclusies en aanbevelingen’ bedraagt 35.
Er komt een extra claim op hernieuwbare energie, naast die uit andere sectoren. Er moeten toewijzingsafspraken gemaakt worden om de (vooralsnog) schaarste te verdelen.
Vliegen wordt duurder, vooral vanwege de duurdere SAF. Het model voorspelt dat deprijs van 0,06$ per passagierkilometer in 2019 omhoog gaat naar 0,10 in 2030 en naar 0,18$/pkm in 2050.
Het aantal trips kan licht blijven groeien, maar over kortere afstanden waardoor de totaal afgelegde afstand ongeveer gelijk blijft. De luchtvaartsector kan blijven verdienen, maar minder dan in BAU het geval geweest zou zijn.
Er wordt nogal wat verwacht van de accommodatie-sector, die geacht wordt in 2025 geheel emissievrij te zijn. Er kan het een en ander op dit gebied. Er bestaat bijvoorbeeld nu al een Net Zero Methodology for Hotels (Greenview, 2021) en er is al eens vastgesteld dat de in 2017 bestaande techniek goed genoeg is om in principe alle hotels koolstofvrij te maken.
Touroperators en nationale toeristenbureaus moeten hun strategie aanpassen.
Er ontstaan op mondiale schaal sociale rechtvaardigheids-issues. Kleine eilandstaten die ver weg liggen en sociaal-economisch relatief sterk afhankelijk zijn van het toerisme moeten niet de dupe worden. Er moet onderhandeld worden over een herverdeling van slots en daarvoor is nodig, dat daarop van overheidswege grip is (bijvoorbeeld de het VN-orgaan ICAO). Er staan bijvoorbeeld interessante ondersteunende verklaringen in de studie van de nationale toeristische bureaus’s van de Caribische natie Barbados en de stad Vancouver, maar bijvoorbeeld ook van het Nederlandse NBTC (Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen).
(Let wel dat 1 billion in het Engels 1 miljard is in het Nederlands)
Geen reden voor paniek En uiteindelijk, als de eerste paniek gezakt is, vallen de consequenties voor het toerisme als geheel erg mee. Door de oogharen bekeken, gaat het uiteindelijk vooral om een herverdeling binnen de sector. De blauwe lijn is weer BAU. Het enige dat significant minder wordt is de gereisde afstand. Andere kengetallen blijven t.o.v. BAU ongeveer gelijk of worden zelfs gunstiger.
Het treinticketverhaal van Greenpeace Greenpeace heeft recentelijk een rapport uitgebracht (juli 2023) met de boodschap dat vliegen in Europa meestal goedkoper is dan de trein op hetzelfde traject. Dat verhaal past naadloos in de analyse van Peeters en Papp.
Eindhoven Airport Ik zit in het bestuur van het Beraad Vlieghinder Moet Minder (BVM2), en heb zitten nadenken in hoeverre de consequenties van “Envisioning Tourism in 2030 and Beyond” voor Eindhoven Airport relevant zijn. Een snelle eerste indruk.
Het belangrijkste nieuwe element in Envisioning etc is het pleidooi om lange vluchten tegen te gaan (>8000km enkele reis). Die zijn er op Eindhoven Airport niet – reden om dat zo te houden. Eindhoven-Antalya is hemelsbreed bijvoorbeeld 2600km, en is daarmee mogelijk de langste. Weinig omvliegen, want alles is point to point.
Of er gevolgen zijn van een mondiale cap op de luchthavencapaciteit (moet Eindhoven slots inleveren voor De Malediven?), of een cap op de mondiale hoeveelheid vliegtuigbrandstof, valt niet goed te overzien, omdat dat in de studie niet precies omschreven is. De voorgestelde cap op de CO2-emissies van regionale luchthavens, zoals voorgesteld in de Luchtvaartnota 2020-2050, kan dezelfde richting opwerken als een cap op vliegtuigbrandstof, maar ook daar valt op dit moment, bij gebrek aan concreetheid, weinig over te zeggen. Het lijkt in elk geval verstandig om überhaupt een maximum aantal vliegbewegingen in het komende Luchthavenbesluit te blijven opnemen (en niet alleen maar een geluidsgrens die op zichzelf niets over het klimaat zegt en over mondiaal slotbeheer).
Meer relevant voor Eindhoven Airport zijn de ‘klassieke oplossingsrichtingen’.
Peeters en Papp zien zó weinig in offsetting van CO2 (compensatieprojecten) dat ze die niet meegenomen hebben in het model. Ik zit er iets minder strak in (zou offsetting in de herontwikkeling van de Peel noodzakelijkerwijs slecht zijn?) en het vliegveld doet wat met Airport Carbon Accreditation, van welke compensatie-organisatie zelf geen schandaalverhalen in omloop zijn. Maar ACA rust op verificatieorganisaties die wel ter discussie staan.
Eindhoven Airport heeft weinig greep op de technische ontwikkeling. Men is er vriendelijk t.o.v. experimenten, maar ook daar is nog veel onduidelijk. In elk geval past het in de geest van deze oplossingsrichting om elektrisch vliegen te zien als vervanging van, en niet als aanvulling op, fossiel vliegen. Dus geen nieuw luchttaxisysteem als de lijnvluchten gewoon fossiel blijven doorvliegen en als je je ook met de trein op de gewenste bestemming kunt komen. Een vraag is (ook weer zonder direct antwoord) in hoeverre men de volledige elektrificatie van bijna alles als een Brainportdoel ziet (en dus als een zaak van regionale industriepolitiek).
Eindhoven Airport heeft een plan ingediend bij Milieudefensie in de regio om in 2030 45% minder CO2 uit te stoten dan in 2019 (de Shell-eis van Milieudefensie). Op zich is het een goede zaak dat het vliegveld deze scope3-emissies als haar verantwoordelijkheid ziet, en ook dat het uitgaat van generatie 2-biobrandstof. Maar Eindhoven Airport denkt op dit moment vooral aan biokerosine. Theoretisch zou dat kunnen als een klein vliegveld als Eindhoven Airport onevenredig veel van de beschikbare voorraad naar zich toeharkt, praktisch ben ik niet afwijzend – mits generatie 2-brandstof – maar wel sceptisch, en is Envisioning etc nog sceptischer. Envisioning etc sluit biokerosine niet geheel uit als materiaal om mee te starten, maar wil er uiterlijk in 2035 van af ten gunste van elektrofuels. De tijd moet leren wat hier wijsheid is. Opnieuw de vraag hoe die elektrofuels in Brainport passen.
Als er voldoende SAF zou zijn, aldus Peeters en Papp, hoefde je geen taks te heffen want het vliegen zou dan vanzelf al veel duurder zijn. Maar er is nog praktisch geen SAF en er is wel een (nationale) taks. In dat geval moet de taks aan de ontwikkeling van zinvolle trends in de luchtvaart besteed worden, en niet in de grote regeringspot gaan – aldus Envisioning etc. Daarover zijn we het in elk geval eens.
En wat doe je zelf op vakantie? Mijn motto: verbeter het milieu, begin bij het systeem, en eindig bij jezelf. Klimaat en milieu worden gered door systeemingrepen en niet doordat iedereen voor zich op zeer bescheiden wijze doet wat men denkt dat goed is. En als dat massaal georganiseerd wordt, kan het trouwens nog helpen ook. En ik ga niet op elke gedrags-slak zout leggen, ook niet als een klimaatactivist een keer met het vliegtuig op vakantie gaat. Het leven blijft behelpen.
Maar men mag mij best uitdagen met ‘Practice what you preach’.
De Donauradweg
Mijn vrouw en ik hebben dus onze elektrische fietsen meegenomen op de trein naar Ulm, zijn de Donau omhoog gefietst tot wat men toeristisch de bron noemt, over de waterscheiding en daarna de Neckar af tot Heidelberg, en vandaar met de trein terug. Daarmee hebben we milieu en klimaat niet veel meer belast dan wanneer we thuisgebleven waren. Wat meer ijsjes, wat meer wasgoed, wat extra stroom, en wat meer gehijg omdat die dorpen langs de Donau allemaal op een rotbult liggen (wat logisch is, want de Donau is een extreme regenrivier, berucht om zijn lage en hoge water). De Neckar trouwens ook en de Rijn ook steeds meer.
Greenpeace heeft het over de prijs van de treintickets. Dat kan me persoonlijk in vakantietijd eigenlijk niet zo veel schelen. Wat me meer interesseert is dat de kwaliteit van het transport (met fiets) steeds slechter wordt. Mijn vrouw is een uitstekende planner, op papier werkt dat aan de Duitse kant van de grens, en ze bouwt een hoop overstaptijd in. Maar als dan in Aken, zonder bericht en terwijl die werkzaamheden al een hele tijd duurden, de gereserveerde trein er niet is en je met fietsen en bepakking in de vervangende bus moet, is er een klein probleem. Zo ook als de liften in Düsseldorf veel tr krap zijn voor een fiets. Zet je de fiets vertikaal met zijn voorwiel omhoog in de lift en probeer dan ook nog de deur dicht te krijgen en de knop ingedrukt..
Zo maak je nog eens wat mee op je oude dag, maar we hebben het opgelost. Verder was de vakantie goed, dank u.
De Raad van State-uitspraken Vleermuizen en zijn of haar verblijfplaatsen zijn wettelijk strikt beschermd op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb), welke bescherming afgeleid is van de Europese Habitatrichtlijn. Dat geldt ook als die beesten (in casu de dwergvleermuis) zich in je spouwmuur te vestigen. Voor de mens is vleermuisverblijf zeer onpraktisch, bijvoorbeeld als je die spouwmuur wilt isoleren.
Een wet is ook een wet als het even niet zo goed uitkomt. Dat merkte het Ministerie van LNV toen de Raad van State op 21 april 2021 de Gedragsrichtlijn ‘Duurzaam renoveren tot Nul Op de Mater-woningen’ afkeurde. En dat merkte het bedrijf IsoSun BV uit Best toen GS van de provincie Utrecht op 11 nov 2019 een dwangsom oplegde wegens het overtreden van de Wnb bij een woningisolatieproject in Rhenen. Via de Rechtbank (die GS gelijk gaf) liep dat door naar de Raad van State. In beide gevallen was de achterliggende logica van de Raad van State dat niet met zekerheid kon worden vastgesteld dat aan de eisen van de Wnb voldaan was. Het Bestse bedrijf bijvoorbeeld keek, via een in elk geveldeel geboord klein gat, met een camera in de spouwmuur en liep met de eigenaar een rondje rond het pand. De Raad van State vond dat onvoldoende, omdat je met zo’n camera maar een stukje van de spouw kunt zien, mede omdat er vaak bouwpuin en leidingen lopen, en omdat een dwergvleermuis zo groot is als een lucifersdoosje. Er was minstens een quick scan nodig (of er kieren en spleten zijn waardoor de beesten naar binnen kunnen) en als die er aanleiding toe gaf, een volledig ecologisch onderzoek. Sinds 2017 bestaat hiervoor een Vleermuisprotocol. Wat kan helpen is bijvoorbeeld een warmtecamera of een batrecorder. Het onderzoek kan dan leiden tot een ontheffingsverzoek bij het bevoegd gezag voor de Wnb, de provincie.
Een en ander betekent, dat een huiseigenaar, woningbouwvereniging of isolatiebedrijf die met te weinig aandacht voor vleermuizen spouwmuren isoleert, strafbaar is.
Een vergelijkbare logica geldt overigens voor huismussen en gierzwaluwen, als men iets met dakpannen doet of met zonnepanelen.
Huismus
Gierzwaluw
De Amicus curiae – procedure Nu snapt de Raad van State zeer wel tot welke praktische problemen haar uitspraak kan leiden.
Een volledig ecologisch onderzoek kan bijvoorbeeld tot twee jaar duren en de kosten kunnen oplopen tot een duizend of zes – bovenop de eigenlijke spouwmuurisolatie die minder dan de helft van dit bedrag kost.
Om een indruk te krijgen van een problematiek en de maatschappelijke gevolgen daarvan kan de Raad van State, buiten de formele processtukken om, sinds 2021 aan ‘meedenkers’ vragen een inbreng te leveren. Dit wordt genoemd de ‘Amicus curiae – procedure’.
In dit specifieke geval heeft de Raad van State acht vragen geformuleerd over onderzoeksmethodes, extra kosten en oplossingsmogelijkheden, en die voorgelegd aan elf specifieke organisaties, en later aan iedere geïnteresseerde. Hierop zijn 20 reacties binnengekomen van natuurlijke personen en 26 reacties van organisaties. Het gaat om brancheorganisaties uit de isolatiesector, natuurorganisaties, maar bijvoorbeeld ook de Vereniging Eigen Huis, het Ministerie van LNV en de overheidskoepels IPO en VNG (provincies resp. gemeenten). De vragen en de reacties zijn te vinden op https://www.raadvanstate.nl/contact/meedenkers-vleermuizen-in-spouw/ .
De Amicus curiae-procedure heeft in dit geval het karakter van een juridisch vrijblijvende beschouwing. Het Raad van State-verhaal begon met een dwangsomprocedure dd 11 nov 2019, en over die concrete handeling werd het oordeel van de Raad van State gevraagd. De Amicus curiae – procedure is van na die tijd. Daarom geeft de Raad eerst het oordeel in de zaak, en pas daarna de beschouwing.
Open stootvoeg
Het Soorten Management Plan (SMP) en het Pre-SMP In bijna alle reacties (zegt de Raad van State) komt naar voren dat er sinds 2019 zich inzake vleermuizen en na-isolatie heel veel ontwikkelingen hebben voorgedaan. Men verwijst dan naar de systematiek van het Soorten Management Plan (SMP) en het Pre-SMP. In deze heeft het College van GS van de provincie Utrecht pionierswerk verricht.
De kern van de zaak is dat een ecologisch vleermuisonderzoek niet op individuele basis hoeft plaats te vinden, maar ook door een organisatie (bijvoorbeeld een woningbouwvereniging) voor een project, of zelfs door een College van B&W voor een hele gemeente – wat dan kan resulteren in een ontheffing zijdens de provincie voor die hele gemeente. Voor de inwoners van die gemeente biedt dus een dergelijke aanpak grote voordelen. Het kan per huishouden duizenden euro’s onderzoekskosten schelen en zelfs strafbaarheid vermijden. Alle reden voor inwoners om er bij de plaatselijke politiek op aan te dringen een dergelijke collectieve aanpak op te starten.
Het maken van een SMP kost één tot twee jaar en daarna moet het naar de provincie, die dan voor het onderzochte gebied (dat kan de gemeente zijn) voor 10 jaar ontheffing van de Wnb kan geven. In die één tot twee jaar kan de gemeente gebruik maken van een pre-SMP, met bijbehorende ontheffing voor twee jaar. Zie ook weer bovenstaande link.
Vleermuisonderzoekers gaan uit van het Vleermuisprotocol van het Netwerk Groene Bureau’s (samen met de Zoogdiervereniging en RVO). Dat wordt regelmatig geüpdated. De laatste versie is dd 2021 (de Raad van State noemde nog de 2017-versie). Het is een techniek die slechts door deskundigen uitgevoerd kan worden. Het protocol, met nadere toelichting, is te vinden op https://www.netwerkgroenebureaus.nl/werken-aan-kwaliteit/vleermuisprotocol .
Faunazorg is bij de provincies ondergebracht in de werkorganisatie Bij12. Die heeft voor allerlei soorten kennisdocumenten opgesteld. Die zijn te vinden op https://www.bij12.nl/onderwerpen/natuur-en-landschap/kennisdocumenten-soorten-ontheffingen-wet-natuurbescherming/ . Daar staat er ook een voor de gewone dwergvleermuis. Het blijkt best wel een interessant beestje. Het Kennisdocument geeft een aantal aandachtspunten, waaraan gedacht moet worden bij diverse menselijke handelingen. Onderstaand staatje is een deel uit een groter geheel, en wel het deel dat relevant is voor de isolatievraag.
En wat als er mogelijk een vleermuis in je spouw zit en je wilt isoleren? De dwergvleermuis komt veel voor en de kans, dat er in bepaalde wijken eentje in een spouw zit, is zeker niet nul.
Je mag het beestje naar buiten werken (‘natuurvrij maken’) als aan voorwaarden voldaan is. Bovenstaand staatje geeft er al een paar: bijvoorbeeld timing en alternatieve verblijfplaatsen. Hetgeen betekent dat een isolatiebedrijf en zijn klant(en) een planning moeten maken, en dat gaat niet lukken zonder deskundige kennis (die dus in een SMP kan zitten).
Als aan de voorwaarden voldaan is, mag je de beestjes zachtjes naar buiten masseren. Ze hebben bijvoorbeeld de pest aan licht en tocht (dat kun je in de verblijfplaats organiseren), en er bestaat zoiets als een one way-katteluik voor vleermuizen. Als je denkt dat alle vleermuizen weg zijn, zet je bijvoorbeeld een lamp op de opening. Dit alles hoeft niet vreselijk traumatisch te zijn – in praktijk gebruiken dwergvleermuizen toch al verschillende verblijfplaatsen.
Er wordt bijvoorbeeld een publieksfolder aangeboden ( https://www.provincie-utrecht.nl/media/8998 ) die vooral wervende teksten bevat. In die folder wordt verwezen naar een site van de branche ( https://www.natuurvriendelijkisoleren.nl/ ), waarop je kunt zien welke bedrijven al natuurvriendelijk isoleren, en welke gemeenten al een ontheffing hebben. Op 12 aug 2023 zijn dat alleen nog gemeenten in de provincie Utrecht. Als Brabantse huiseigenaar heb je al wel de keuze uit een handvol mogelijkheden (waaronder het IsoSun van bij de Raad van State).
Een iets informatievere tekst heet ‘Methodiek natuurvriendelijk isoleren’ en is te vinden op https://www.provincie-utrecht.nl/media/7154 . Die geeft spelregels voor diverse vormen van isolatie, en voor het aanbrengen van zonnepanelen. Er zijn compensatieverplichtingen, en het liefste ziet men die in de gevel waar de vleermuis toch al zat (grootste kans dat het goed gaat), maar dan in een klein deel waar het isoleren op gecontroleerde wijze achterwege wordt gelaten (met allerlei mitsen en maren). Men kan een indruk krijgen van de compensatieverplichtingen in onderstaande kopie uit de tekst (let wel dat dit een deel van een groter verhaal is, lees, indien nodig, het hele verhaal)
Een verstandig compromis bij conflicterende goede bedoelingen Goede bedoelingen op het gebied van klimaat, energie, milieu en biodiversiteit kunnen onderling conflicteren. Er bestaat geen magisch beginsel dat alle goede bedoelingen als vanzelf dezelfde kant op laat wijzen. In dat soort situaties zijn verstandige compromissen nodig die de conflicten overstijgen. Het vleermuis – isolatieverhaal is mijns inziens zo’n verstandig cpmpromis.
Update dd 30 aug 2023
Inmiddels heeft het Eindhovense SP-gemeenteraadslid Jannie Visscher vragen gesteld aan B&W over dit onderwerp. ‘Vier keer winst’ zegt ze: de vleermuizen worden beschermd, isolatie kan doorgaan, isolatiebedrijven blijven aan het werk en woningbezitters worden niet op hoge kosten gejaagd. Kort geformuleerd wil Visscher weten of en zo ja, hoe de gemeente een (pre)SMP gaat maken. De volledige tekst is hieronder te vinden.
In het op vrijdag 01 sept 2023 uitgebrachte nieuwe bestuursakkoord voor de provincie Noord-Brabant staat een passage (blz 45), waarin expliciet vooruit gelopen wordt op de mogelijkheid o gemeentelijke (Pre-)SMP’s te maken.
Startnotitie Toekomstbestendig Bestuur We stimuleren dat alle Brabantse gemeenten een gebiedsgerichte ontheffing kunnen krijgen in het kader van de Wet Natuurbescherming voor soortenbescherming (bescherming van kwetsbare planten en dieren). Voorwaarde hiervoor is dat gemeenten een effectief en juridisch houdbaar soortenmanagementplan maken en uitvoeren. We willen dit systeem eenvoudiger en effectiever maken. We bereiken daarmee dat huizen sneller gebouwd, geïsoleerd en gerenoveerd kunnen worden, en dat beschermde dieren en planten in het gebouwde gebied beschermd blijven.
Update dd 01 mei 2024
De Stichting W/E adviseurs heeft in opdracht van de NVDE en VENIN (de brancheorganisatie van Isolerend Nederland) onderzocht of er aanvullende (en liefst betere) methodes zijn om vleermuizen in spouwmuren op te sporen. W/E Adviseurs noemen de mogelijkheid om (e)DNA te winnen uit de lucht van de spouwholte, of van de randen van de openingen waardoor de beestjes naar buiten kruipen. Ze verwachten daar wel wat van, maar dd deze tekst is de methode nog niet gevalideerd door de provincies, en dus nog niet toegestaan. Zie https://www.nvde.nl/wp-content/uploads/2024/04/Rapport-32465-Methoden-voor-natuurvriendelijk-isoleren-17-04-2024.pdf .
Vooraf Na elke nieuwe 1000ste bezoeker aan mijn weblog schrijf ik een artikel dat buiten het normale karakter van deze site valt – die vooral over energie- klimaat en milieu gaat binnen een politieke context. Na de 35000ste bezoeker iets over een hobby, de ruimtevaart. Overigens is ruimtevaart (een heel ruim begrip) om meerdere redenen ook erg politiek. Het is altijd gekoppeld geweest (en nog) aan het militair-industriële complex, aam budgetten maar ook aan grote praktische voordelen, en nu nog meer nu de exploratie van de ruimte steeds verder geprivatiseerd begin te raken.
Vandaag een onschuldig element, de expedities van de (onderlinge identieke) Voyager 1 en 2. Die zijn in 1977 gelanceerd, nr 1 op 05 september en nummer 2 op 20 augustus. Het 45-jarig jubileum werd herdacht met een groot artikel in de Scientific American (SciAm) van juli 2022 – het blad dat ik, zij het met enige achterstand, gebruik voor mijn algemene wetenschappelijke ontwikkeling. Ergens op fietsvakantie langs Donau en Neckar bracht ik de leesachterstand terug tot een jaar en vandaar een artikel over het 45-jarig jubileum na 46 jaar.
De Voyager
De machines De grap is dat de twee machines officieel helemaal niet ontworpen zijn om zo lang mee te gaan.
Budgetoverwegingen zijn altijd de belangrijkste stoor-factor geweest in het Voyagerprogramma. Het Congres van de VS gaf geld voor een programma van vier jaar, bedoeld om de planeten Jupiter en Saturnus en hun manen te “doen”. De onderzoekers hadden op meer gehoopt, mede omdat de planeten toevallig gunstig stonden voor een ‘Grand Tour’ die minstens ook langs Uranus en Neptunus zou voeren. Zo te zien met smaak vertellen oudgedienden van het programma bij het Jet Propulsion Laboratory (JPL, bouwer van de machines) in genoemde SciAm hoe ze de bouw lichtelijk en inofficieel in positieve zin gesaboteerd hadden door onderdelen in te bouwen die beter (en duurder) waren dan voor vier jaar strikt nodig was.
In zekere zin zijn de machines tijdcapsules die de techniek van 50 jaar geleden bewaren.
Een van de drie RTG-units aan boord van de Voyager
Het heeft geen zin om ruimtevaartuigen zo ver weg van zonnepanelen te voorzien. In plaats daarvan halen de Voyagers hun energie uit de warmteontwikkeling van het radioactief verval van Plutonium-238 (een niet-splijtbare vorm van plutonium). De plutoniumbolletjes worden roodgloeiend. De isotoop heeft een halfwaardetijd van 87,7 jaar. Zie https://rps.nasa.gov/news/48/proud-past-strong-future-rps-at-60/ . De Voyagers hebben drie zg Radioisotope Thermal Generator (RTG) aan boord, die samen, met behulp van thermokoppels, bij het vertrek 470W aan elektrisch vermogen ontwikkelden, en negen zg Radioisotope Heater Units (RHU) die samen 9W warmtevermogen produceren op plekken waar dat nodig is. Gaande de reis wordt die productie dus steeds lager. Daarom worden er steeds meer instrumenten uitgezet of wordt hun verwarming uitgezet (waarna sommige instrumenten, merkwaardig genoeg, gewoon bleven werken).
De Grand Tour en de resultaten Het zonnestelsel is min of meer een platte schijf waarin de planeten hun baantjes draaien. De Voyager1 heeft de Grand Tour afgemaakt t/m Saturnus en is toen schuin ‘omhoog’ uit de platte schijf gestuurd. De Voyager2 heeft de Grand Tour afgemaakt t/m Neptunus en is toen schuin ‘omlaag’ uit de platte schijf gestuurd. De passages hebben duizenden foto’s opgeleverd, waarvan enkele iconisch geworden zijn, en een schat aan niet-visuele informatie. Als entree bij dit artikel een close-up van het ringsysteem van Saturnus, en hieronder een opname van de planeet Jupiter en zijn maan Io, met een onverwacht kleurrijk oppervlak en (sensatie) actief vulkanisme. OP de NASA-JPL-sites staan nog meer foto’s.
Van mei 1972 t/m de passage van Neptunus in augustus 1989 heeft de missie $865 miljoen gekost.
Detailopname van de planeet Jupiter
De maan Io vanJupiter en een vulkaanuitbarsting
De ‘Pale blue dot’ Om energie te besparen, en omdat er na Neptunus binnen de levensduur toch niets meer te fotograferen viel, wilde NASA/JPL de camera’s uitzetten. Dat is uiteindelijk ook gebeurd, maar niet dan nadat de Voyager1 achterstevoren een groepsfoto van het zonnestelsel gemaakt heeft. Dit na een pleidooi van de bekende astronoom Carl Sagan.
Dat werd een mozaiekfoto, waarvan de deel-opname van de aarde, na de nodige beeldbewerking, de iconische ‘Pale blue dot’- foto werd: de aarde vanaf 6,1 miljard kilometer. Zo ver, dat de stip slechts 1/8ste van een beeldpixel was. Verwacht dus geen details, maar de boodschap is dat de aarde heel klein en heel eenzaam is en heel blauw. De foto toont geen planeet B.
Groepsportret van het zonnestelsel
De Pale blue dot
Zonnestelsel t/m de Kuiper-belt
Waar nog nooit een meetinstrument geweest is Op een gegeven moment houdt de invloed van de zon op. Maar het vraagt nadere uitleg wat je precies met ‘invloed’ bedoelt.
De invloed via de zwaartekracht houdt in principe nooit op, maar verliest het ergens halverwege de volgende ster (Proxima Centauri) van andere zwaartekrachten. Die zwaartekracht houdt hemellichamen in de Kuiper Belt en de Oort Cloud in, nog steeds, een baan om de zon. Deze invloed wordt hier niet bedoeld.
Wat wel bedoeld wordt is de afgrenzing van het domein van de zonnewind en de bijbehorende magneetvelden enerzijds en de interstellaire ruimte anderzijds. Dat verhaal zit ongeveer als volgt in elkaar, zie volgend plaatje.
18 dec 2018
Als de zon er niet zou zijn, was het hele plaatje interstellaire ruimte (in tekening roodachtig). Daar bestaat een ijl gas en daarin bestaat dus een geluidssnelheid, zijnde ongeveer 100km/s . Maar de zon is er wel en zendt een zonnewind uit, met aanhangende magneetvelden, die een snelheid heeft van ongeveer 400km/s. De zonnewind beweegt dus supersonisch door het interstellaire ijle gas. Zonder externe aandrijving kan dat niet zo blijven. De druk van de zonnewind neemt af met de afstand tot de zon en er komt een moment, dat de zonnewind van super- op subsoon overgaat. In de tekening is dat de termination shock. De zonnewind beweegt daarna nog verder door (de heliosheath) tot de zonnewind in evenwicht komt met de interstellaire ruimte (de heliopause). Het hele gebied binnen de heliopause heet de heliosfeer. Als de zon stil zou staan t.o.v. de omgeving, zouden die gebieden allemaal bolvormig zijn. Maar zon en ruimte hebben een onderlinge snelheid. Het denkt het eenvoudigst als je de zon in dit plaatje van links naar rechts laat gaan (maar het interstellaire medium andersom maakt niet uit). De heliosfeer wordt daardoor langgerekt. Hoever de heliopause van de zon af ligt, was tot voor kort meer gok dan wetenschap.
Wat dus gebeurd is, is dat de Voyagers door de heliopause gevlogen zijn (Voyager1 in 2012 en Voyager2 in 2018) en dus, per definitie, nu in het interstellaire medium verblijven. Tenminste, volgens de meeste wetenschappers want er is wat discussie over. Er gebeurde niet precies wat de wankele theorie voorspelde, maar er gebeurde wel duidelijk iets. Volgens de Voyagers ligt de heliopause op 120 * de afstand aarde-zon (dat heet 1 astronomische Eenheid, AE, 150 miljoen km). Ter vergelijking: de baan van de buitenste grote planeet Neptunus is 30AE. De afstand tot de dichtstbijzijnde ster is ongeveer 270.000AE.
De Voyagers zijn dus de eerste ruimtevaartuigen, die in functionerende toestand de interstellaire ruimte binnengegaan zijn. De Pioneer 10 en -11 betraden dat gebied ook, maar maar werkten niet meer. De New Horizons (gelanceerd in 2006) heeft inmiddels foto’s gemaakt van Pluto en zijn maan Charon, en van het object Arrokoth in de Kuiper Belt (bijgenaamd Ultima Thule), en zal vroeg of laat de heliopause ook passeren. Zie ook https://www.bjmgerard.nl/ultima-thule/ en http://pluto.jhuapl.edu/ en https://www.nasa.gov/mission_pages/newhorizons/main/index.html .
De ‘Golden Record’ Na 16700 jaar zal de Voyager1 de dichtstbijzijnde ster Proxima Centauri passeren (nummer 2 3600 jaar later). Tegen die tijd zijn de plutoniumgeneratoren, en daarmee de ruimtevaartuigen, morsdood. Toch spreken de vaartuigen dan nog, mochten ze een onvermoede alien tegenkomen die slim genoeg is om de bedoeling te snappen. Er is een verguld koperen plaat aan boord zijn (boven rechts), ingepakt in een aluminium beschermhoes (boven links), die codes bevat met kenmerken van het leven op aarde.
Op de cover staat iets wat bedoeld is als gebruiksaanwijzing voor de alien, op de record zelf staan afbeeldingen, stukjes taal van het oude Akkadisch tot het moderne Wu-dialect van het Chinees, en muziek van Bach tot Berry. Elk wat wils. Wie het precies wil nazoeken, zie https://voyager.jpl.nasa.gov/golden-record/whats-on-the-record/